De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 116, 120, vijfde lid, 123, eerste en vierde lid, 124, eerste
en tweede lid, 125, eerste lid, 129, eerste lid, 132, 137, vijfde lid, en 180a, tweede
lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 113, 117, vierde en tiende
lid, 120, 124, eerste lid, 131, vierde lid, en 166a, tweede lid, van de Wet op de
expertisecentra, de artikelen 85b, tweede lid, en 89, eerste lid, van de Wet op het
voortgezet onderwijs, artikel IX van de Wet van 16 juli 2005 tot wijziging van onder
meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap
onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs
(Stb. 2005, 423), artikel XXIII, derde en vierde lid, van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging
van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering
van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet
speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), artikel II, derde lid, van de Wet van 19 april 2012 tot wijziging van de Wet op
het primair onderwijs in verband met de wettelijke verankering van afdelingen voor
internationaal georiënteerd basisonderwijs (Stb. 2012, 216), de artikelen 3a, 11a, tweede lid, 19, eerste lid, 22, 26 en 28a, tweede lid, 35
en 35a, van het Besluit bekostiging WPO, de artikelen 3a, 10b, tweede lid, 30, eerste
lid, 31, 33a, 35, 58, van het Besluit bekostiging WEC, de artikelen B 16b, B 16g,
B 16l, B 18, B 21, C 11, eerste en tweede lid, en C 16.1 van het Besluit trekkende
bevolking WPO en de artikelen 27 en 27a, van het Bekostigingsbesluit WVO;
Besluit:
TOELICHTING
I. Algemeen
De personele bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per schooljaar
toegekend. In deze regeling worden de daarvoor noodzakelijke prijzen en bedragen vastgesteld.
Daarbij zijn ook de prijzen en bedragen ten behoeve van de overgangsbekostiging in
het kader van ‘passend onderwijs’ vastgesteld, zowel personeel als materieel. Wel
betreft de vaststelling van de materiële component slechts de periode 1 augustus 2014
tot en met 31 december 2014; met ingang van het kalenderjaar 2015 worden deze prijzen
en bedragen namelijk vastgesteld als onderdeel van de Regeling vaststelling bedragen
programma’s van eisen po en (v)so en bekostiging materiële instandhouding samenwerkingsverband.
Om de herkenbaarheid van deze materiële component te vergroten is in de desbetreffende
artikelen wel een jaarbedrag opgenomen; van dat jaarbedrag zal op grond van deze regeling
5/12-deel als bekostiging voor de laatste vijf maanden van het kalenderjaar 2014 worden
uitbetaald.
1.1 Wijzigingen ten opzichte van de regeling van 25 januari 2015
De enige wijziging in deze regeling voor schooljaar 2014–2015 ten opzichte van de
Regeling van 25 januari 2015, nr. PO/F&V/706497 (Regeling bekostiging personeel PO
2014–2015 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en
VO 2014–2015), betreft de aanpassing van de prijzen vanwege de toegekende kabinetsbijdrage
in verband met de ontwikkeling van de werkgeverslasten in de markt van 0,44% op jaarbasis
voor 2015.
2. Procedure vaststellen en wijzigen bedragen
2.1 Beperking van wijzigingen
De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk
te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel
beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Met de PO-Raad is inmiddels
een sectorakkoord gesloten, aansluitend bij de investeringsafspraken uit Regeerakkoord,
NOA en begrotingsafspraken 2014. De daaruit voortvloeiende financiële effecten zijn
van dien aard, dat een tussentijdse aanpassing van de bedragen voor het schooljaar
2014–2015 wenselijk was. Eventuele wijzigingen die in het nog resterende schooljaar
hun beslag zullen vinden, worden ‘opgespaard’ tot een definitieve vaststelling tegen
het einde van het schooljaar.
2.2 Clustering van regelingen
Om het aantal regelingen beperkt te houden, is besloten om tot een clustering van
alle bekostigingsregelingen over te gaan. In de onderhavige regeling worden naast
de lumpsumbedragen daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid
vastgesteld. Ook de bekostigingsbedragen die in het kader van de overgangssystematiek
‘passend onderwijs’ een rol spelen, worden in deze regeling vastgesteld.
Op grond van de wet kan de minister bijzondere bekostiging personeelskosten toekennen
aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. In deze regeling zijn
de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan de bijzondere bekostiging
kan worden aangevraagd.
3. Bijzondere omstandigheden
3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen kan op grond
van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC een
verzoek indienen voor bijzondere bekostiging. Bijzondere omstandigheden kunnen zich
voordoen aan scholen die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere situaties
die niet zijn geregeld in hoofdstuk 2 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen
dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar
niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als
klemmend zullen worden aangemerkt en derhalve niet voor bijzondere bekostiging in
aanmerking gebracht zullen worden.
Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO
of artikel 120, tweede lid, van de WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:
-
• Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens
het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het Besluit bekostiging WEC een op hun
situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend, en dat slechts in uitzonderlijke situaties
bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële
instandhouding wordt toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen
op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt
voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en
of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.
-
• Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar
dan er voor het voorgaande schooljaar aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl
de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere afgewezen.
-
• Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag
bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag
is ontvangen.
-
• Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten
worden ontleend voor het schooljaar 2014–2015.
-
• Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld,
worden buiten behandeling gelaten.
-
• Uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag ontvangt de aanvrager een
beschikking.
-
• Aanvragen ontvangen na 1 juli 2015 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op
de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het schooljaar waarop
de regeling van toepassing is.
Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten
worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden
aangemerkt.
3.2 Basisscholen
Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met:
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen omdat deze al worden bekostigd op grond van de
WPO;
-
• Bijzondere geaardheid van leerlingen: de bekostiging voor lichte en zware ondersteuning
die de samenwerkingsverbanden ontvangen, wordt geacht daarin te voorzien. Wellicht
ten overvloede wijs ik er op dat dit ook geldt voor leerlingen met autisme.
3.3 Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs
Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van (v)so scholen in verband met:
-
• Groei van het aantal leerlingen; wellicht ten overvloede wijs ik u er op dat in het
schooljaar 2014–2015 de groeitelling op grond van artikel 37 van het Besluit bekostiging
WEC (teldatum 16 januari 2014) voor het laatst wordt toegepast. De groeitelling op
grond van artikel 38 van het Besluit bekostiging WEC (teldatum 1 oktober 2014) is
met ingang van dat schooljaar vervallen.
-
• Bijzondere geaardheid van leerlingen: de geaardheid van de leerlingen is er op zichzelf
juist de oorzaak van dat zij tot een (v)so-onderwijssoort zijn toegelaten. Ook het
feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een zodanig verzwarende
factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 120,
tweede lid, van de WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen
uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort geldt.
De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om
leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid
te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.
3.4 Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding
Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO voor de periode
van 1 augustus 2014 tot 1 augustus 2015 bijzondere bekostiging wordt toegewezen in
verband met personeelskosten van extra leraren, komen met inachtneming van artikel
116, tweede lid, van de WPO tevens in aanmerking voor een aanvulling op de vergoeding
materiële instandhouding. Voor zover deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling,
wordt bij de toekenning uitgegaan van € 1.993,92 per fte op jaarbasis. Het aantal
fte’s wordt berekend door de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde
gemiddelde personeelslasten van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel
b, van deze regeling en de uitkomst, na deling door de factor 1,0811, af te ronden
op 4 decimalen. Deze aanvullende bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid
van de periode waarover de bijzondere bekostiging wordt toegekend en naar rato van
de berekende fte’s.
3.5 Procedure
Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet,
kan een gemotiveerd verzoek indienen bij DUO/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging
in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag moet in ieder geval worden
vermeld:
-
• het brinnummer van de school;
-
• waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het
lumpsumbudget ontoereikend is;
-
• voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;
-
• bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum
en kenmerk van die beschikking;
-
• bij gegevens over individuele leerlingen desgewenst brin- en leerlingnummer in verband
met de privacygevoeligheid.
Deze aanvraag kan ook worden ingediend door middel van een volledig ingevuld en door
het bevoegd gezag ondertekend formulier met nummer DUO 60102. Dit formulier is te
downloaden via www.duo.nl. De aanvraag kan ook elektronisch worden ingediend.
4. Opbouw en werking van de regeling
Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort zowel de
lumpsumbedragen vastgesteld, als de bedragen voor personeels- en arbeidsmarktbeleid.
Voor de (v)so-scholen cluster 3 en 4 is in dit hoofdstuk ook de overgangsbekostiging
personeel voor ondersteuning opgenomen. Hoofdstuk 3 bevat de aan de samenwerkingsverbanden
te verstrekken lumpsumbedragen voor lichte ondersteuning (alleen voor samenwerkingsverbanden
primair onderwijs, want de bekostiging voor lichte ondersteuning voor de samenwerkingsverbanden
voortgezet onderwijs wordt vastgesteld in de Regeling vaststelling bedrag per leerling
regionaal zorgbudget 2014; alleen personeel, want de materiële bekostiging voor de
samenwerkingsverbanden primair onderwijs voor 2014 is vastgesteld in de Regeling vaststelling
bedragen programma's van eisen basisonderwijs, (v)so en bekostiging materiële instandhouding
samenwerkingsverband voor het jaar 2014) en zware ondersteuning (voor samenwerkingsverbanden
primair onderwijs én samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs; personeel én materieel).
Daarnaast is de overgangsbekostiging voor de samenwerkingsverbanden primair onderwijs
(personeel én materieel) en de samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs (alleen
personeel) opgenomen. In hoofdstuk 4 staan de bedragen voor de instellingen cluster
1, de scholen cluster 2 en de instellingen in oprichting cluster 2. Hoofdstuk 5 bevat
de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging en in hoofdstuk 6 wordt het
betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 7 bevat de slotbepalingen. Met de WPO, de WEC,
het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, de bedragen en de landelijk
gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling, het aantal leerlingen
op de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd van de school, kan per school het
lumpsumbudget worden berekend.
5. Administratieve lasten
De wijzigingen in deze regeling leiden niet tot wijziging van administratieve lasten
in vergelijking met de Regeling van 25 januari 2015, nr. PO/FenV/706497 (Regeling
bekostiging personeel PO 2014/2015 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van
leerlingen in het PO en VO 2014–2015).
6. Prijsaanpassingen
Zoals hierboven aangegeven, betreft de opgenomen prijsaanpassing de verwerking de
kabinetsbijdrage voor 2015. De definitief vastgestelde bedragen voor het schooljaar
2013/2014 zijn als grondslag voor de procentuele aanpassingen gebruikt.
II. Artikelsgewijs
Artikel 2
De genormeerde gemiddelde personeelslasten (GPL) leraar worden voor het schooljaar
2014/2015 vastgesteld op € 58.624,72. Dat is een verhoging van 1,322% ten opzichte
van de definitieve GPL leraar voor het schooljaar 2013/2014. Voor een belangrijk deel
vloeit deze verhoging voort uit de afspraken over professionalisering. Daarnaast gaat
het om een verhoging in het kader van het actieplan LeerKracht en om de loonbijstelling
2014 en 7/12 van de loonbijstelling 2015. De genormeerde GPL schoolleiding worden
voor het schooljaar 2014/2015 vastgesteld op € 75.268,66. Dat is een verhoging van
0,361% ten opzichte van de definitieve GPL schoolleiding voor het schooljaar 2013/2014.
Deze aanpassing betreft de loonbijstelling voor de laatste 5 maanden van 2014 en de
eerste 7 maanden van 2015. De van deze personeelslasten afhankelijke bedragen in deze
regeling zijn navenant aangepast.
Artikel 5
Opgeteld bij de GPL leraar vormen de hier opgenomen toeslagbedragen de GPL directie.
Omdat de GPL directie in euro’s minder zijn gestegen dan de GPL leraar, zijn de toeslagbedragen
lager geworden. De toeslag ten behoeve van de maandelijkse toelage voor de directeur
is verwerkt in de bedragen en behoeft vanwege een wijziging van het Besluit bekostiging
WPO niet meer apart genoemd te worden.
Artikel 6
Ten opzichte van de definitieve bedragen voor het schooljaar 2013/2014 zijn alle P&A-bedragen
verhoogd met 2,603% in verband met de doorwerking van de GPL-ontwikkeling én het terugdraaien
van de korting op het P&A-budget die per 1 augustus 2013 heeft plaatsgevonden.
Daarnaast is het basisbedrag met € 2.583,09 en het bedrag per leerling met € 49,27
verhoogd in verband met de verwerking van de afspraken over begeleiding van startende
leraren, werkdrukvermindering door conciërges en klassenassistenten en verminderen
van het zittenblijven. In laatstgenoemde verhoging zit ook het bedrag waarmee de eind
2013 toegekende middelen voor het in 2014 behouden van jonge leerkrachten een structureel
karakter krijgen.
Artikel 9
De GPL leraar worden voor het schooljaar 2014/2015 vastgesteld op € 63.737,51. Dat
is een verhoging van 1,322% ten opzichte van de definitieve GPL leraar voor het schooljaar
2013/2014. Voor een belangrijk deel vloeit deze verhoging voort uit de afspraken over
professionalisering. Daarnaast gaat het om een verhoging in het kader van het actieplan
LeerKracht en om de loonbijstelling 2014 en 7/12 van de loonbijstelling 2015. De genormeerde
GPL schoolleiding worden voor het schooljaar 2014/2015 vastgesteld op € 81.153,27.
Dat is een verhoging van 0,361% ten opzichte van de definitieve GPL schoolleiding
voor het schooljaar 2013/2014. Deze aanpassing betreft de loonbijstelling voor de
laatste 5 maanden van 2014 en de eerste 7 maanden van 2015. De van deze personeelslasten
afhankelijke bedragen in deze regeling zijn navenant aangepast.
Artikel 12
Opgeteld bij de GPL leraar vormen de hier opgenomen toeslagbedragen de GPL directie.
Omdat de GPL directie minder zijn gestegen dan de GPL leraar, zijn de toeslagbedragen
lager geworden. De toeslag ten behoeve van de maandelijkse toelage voor de directeur
is verwerkt in de bedragen en behoeft vanwege een wijziging van het Besluit bekostiging
WPO niet meer apart genoemd te worden.
Artikel 13
Ten opzichte van de definitieve bedragen voor het schooljaar 2013/2014 zijn alle P&A-bedragen
verhoogd met 2,603% in verband met de doorwerking van de GPL-ontwikkeling én het terugdraaien
van de korting op het P&A-budget die per 1 augustus 2013 heeft plaatsgevonden.
Daarnaast is het bedrag per leerling met € 49,27 verhoogd in verband met de verwerking
van de afspraken over begeleiding van startende leraren en verminderen van het zittenblijven;
in deze verhoging zit ook het bedrag waarmee de eind 2013 toegekende middelen voor
het in 2014 behouden van jonge leerkrachten een structureel karakter krijgen.
Artikel 14
De GPL leraar worden voor het schooljaar 2014/2015 vastgesteld op € 61.673,47. Dat
is een verhoging van 1,322% ten opzichte van de definitieve gemiddelde personeelslasten
leraar voor het schooljaar 2013/2014. Voor een belangrijk deel vloeit deze verhoging
voort uit de afspraken over professionalisering. Daarnaast gaat het om een verhoging
in het kader van het actieplan LeerKracht en om de loonbijstelling voor de laatste
5 maanden van 2014 en de eerste 7 maanden van 2015. De genormeerde GPL voor het onderwijsondersteunende
personeel (oop) worden voor het schooljaar 2014/2015 vastgesteld op € 36.874,15. Dat
is een verhoging van 1,050% ten opzichte van de definitieve GPL oop voor het schooljaar
2013/2014. Het overgrote deel vloeit voort uit de afspraken over professionalisering;
daarnaast gaat het om de loonbijstelling 2014 en 7/12 van de loonbijstelling 2015.
De genormeerde GPL schoolleiding worden voor het schooljaar 2014/2015 vastgesteld
op € 81.141,97. Dat is een verhoging van 0,361% ten opzichte van de definitieve GPL
schoolleiding voor het schooljaar 2013/2014. Dit betreft de loonbijstelling voor de
laatste 5 maanden van 2014 en de eerste 7 maanden van 2015. De van deze personeelslasten
afhankelijke bedragen in deze regeling zijn navenant aangepast.
Artikel 16
Opgeteld bij de GPL leraar, vormen de hier opgenomen toeslagbedragen de GPL directie.
Omdat de GPL directie minder zijn gestegen dan de GPL leraar, zijn de toeslagbedragen
lager geworden. De toeslag ten behoeve van de maandelijkse toelage voor de directeur
is verwerkt in de bedragen en behoeft vanwege een wijziging van het Besluit bekostiging
WPO niet meer apart genoemd te worden.
Artikel 19
Ten opzichte van de definitieve bedragen voor het schooljaar 2013/2014 zijn alle P&A-bedragen
verhoogd met 2,603% in verband met de doorwerking van de GPL-ontwikkeling én het terugdraaien
van de korting op het P&A-budget die per 1 augustus 2013 heeft plaatsgevonden.
Daarnaast is het bedrag per leerling met € 49,27 verhoogd in verband met de verwerking
van de afspraken over begeleiding van startende leraren en verminderen van het zittenblijven;
in deze verhoging zit ook het bedrag waarmee de eind 2013 toegekende middelen voor
het in 2014 behouden van jonge leerkrachten een structureel karakter krijgen.
Artikel 45
Door de toevoeging van lid zeven tot en met twaalf, is de bijzondere bekostiging voor
opvang asielzoekerskinderen in procesopvanglocaties en gezinslocaties aangevuld met
een regeling voor tussentijdse groei. Deze is qua uitwerking vergelijkbaar met de
in artikel 43 opgenomen regeling voor toename aantal asielzoekerskinderen met dien
verstande dat de aanvraag niet via het gebruikelijke formulier kan worden ingediend,
maar door middel van een brief.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker