Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2015, 2596 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2015, 2596 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 116, 120, zesde lid, 123, eerste en vierde lid, 124, eerste en tweede lid, 125, eerste lid, 129, eerste lid, 132, derde en vierde lid, 137, vijfde lid, en 180a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 113, 117, derde, vijfde en achtste lid, 120, 124, eerste lid, 131, vierde lid, en 166a, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 85b, tweede lid, en 89, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel IX van de Wet van 16 juli 2005 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs (Stb. 2005, 423), artikel XXIII, derde en vierde lid, van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), artikel II, derde lid, van de Wet van 19 april 2012 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met de wettelijke verankering van afdelingen voor internationaal georiënteerd basisonderwijs (Stb. 2012, 216), de artikelen 11a, tweede lid, 17, derde lid, 19, eerste lid, 22, 26 en 28a, tweede lid, 31, 33a, 35 en 35a, van het Besluit bekostiging WPO, de artikelen 3a, 10b, tweede lid, 30, eerste lid, 31, 35, 58 en 58a, van het Besluit bekostiging WEC, de artikelen B 16b, B 16g, B 16l, B 21, C 11, eerste en tweede lid, en C 16.1 van het Besluit trekkende bevolking WPO en de artikelen 8a, tweede lid, 27 en 27a, van het Bekostigingsbesluit WVO;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
Wet op het primair onderwijs;
Wet op de expertisecentra;
Wet op het voortgezet onderwijs;
basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO;
speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO;
school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WEC, niet zijnde een instelling;
schoolgewicht, bedoeld in artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO;
leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO en artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC;
instelling als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede volzin, van de WEC;
instelling als bedoeld in artikel 8, eerste lid, derde volzin, van de WEC;
formatiebasisbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WPO en artikel 31, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WEC;
formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel b, van het Besluit Bekostiging WPO en artikel 31, onderdeel b, van het Besluit bekostiging WEC;
per 1 augustus gerealiseerde samenvoeging van twee of meer gelijksoortige scholen als bedoeld in artikel 1 van de WPO en artikel 1 van de WEC;
hoofd- of nevenvestiging van een basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO;
een leerling als bedoeld in artikel 8a, derde lid, onder b, van de WEC, zoals die bepaling luidde op de dag direct voorafgaand aan de dag waarop genoemd artikel is vervallen, dan wel een leerling als bedoeld in artikel 70a van de WPO, zoals die bepaling luidde op de dag direct voorafgaand aan de dag waarop genoemd artikel is vervallen, dan wel een leerling als bedoeld in artikel 77a van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die bepaling luidde op de dag direct voorafgaand aan de dag waarop genoemd artikel is vervallen, dan wel een leerling, die een opleiding volgt als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder a en b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en voor wie op basis van artikel 28c van de WEC een leerlinggebonden budget beschikbaar is, zoals die bepaling luidde op de dag direct voorafgaand aan de dag waarop genoemd artikel is vervallen;
een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, tweede lid, van de WPO of een landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, vijftiende lid, van de WPO tenzij het tegendeel blijkt;
een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a, tweede lid, van de WVO of een landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a, zestiende lid, van de WVO tenzij het tegendeel blijkt.
1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2013 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren respectievelijk van de schoolleiding van basisscholen, bedoeld in artikel 120, zesde lid, van de WPO, bedragen:
a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 40,63 jaar;
b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 58.458,08;
c. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 75.052,67.
2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is voor basisscholen:
a. formatiebasisbedrag: € 27.885,02;
b. formatieleeftijdsbedrag: € 752,48.
3. Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de WPO bedraagt voor:
Bedrag per leerling |
Verhogingsbedrag |
|
---|---|---|
a. leerlingen van 4 t/m 7 jaar |
€ 1.659,16 |
€ 44,77 |
b. leerlingen vanaf 8 jaar |
€ 1.154,44 |
€ 31,15 |
4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van basisscholen ten opzichte van het schooljaar 2013–2014 bedraagt 1,034%. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van basisscholen ten opzichte van het schooljaar 2013–2014 bedraagt 0,073%.
5. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten in het basisonderwijs, bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Regeling loonkostensubsidie ondersteunend personeel basisscholen bedraagt per 1 augustus 2014 0,0%.
6. In de genormeerde gemiddelde personeelslasten bedoeld in het eerste lid is een verlaging van 0,724% verwerkt op basis van de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegd gezagsorganen, bedoeld in de WPO gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen als bedoeld in artikel 137, vijfde lid, van de WPO.
Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom bij het desbetreffende artikel:
Artikel |
Basisbedrag |
Leeftijdsbedrag |
---|---|---|
23, eerste lid, (zeer kleine scholen) |
€ 94.248,58 |
€ 2.026,20 |
24, tweede lid, onderdeel a, (kleine scholen voet) |
€ 59.975,10 |
€ 1.618,43 |
24, tweede lid, onderdeel b,(kleine scholen verminderingsbedrag) |
€ 415,49 |
€ 11,21 |
28, eerste lid, (schoolgewicht boa) |
€ 1.402,62 |
€ 37,85 |
28a, tweede lid, (gewichtleerlingen in impulsgebied) |
€ 1.707,00 |
Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede kolom bij het desbetreffende artikel:
Artikel |
Bedrag |
---|---|
3a, vierde lid, (aanvang bekostiging) |
€ 12.508,78 |
29, vierde lid, (groei) |
€ 2.846,92 |
Het bedrag, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO, is voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum niet hoger is dan 97 leerlingen € 19.162,59 en voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum hoger is dan 97 leerlingen € 35.757,18.
1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van de WPO, bestaat voor basisscholen, waaronder begrepen de school voor varende kinderen, uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘basisbedrag + A + B’, waarin:
basisbedrag = |
€ 10.781,87 |
A = het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met |
€ 396,81 |
B = het schoolgewicht, vermenigvuldigd met |
€ 266,60 |
2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, voor basisscholen met minder dan 145 leerlingen wordt verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de uitkomst van de berekening: € 11.334,97 minus (het aantal leerlingen vermenigvuldigd met € 78,18).
3. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt voor basisscholen met minder dan 195 leerlingen verhoogd met € 5.022.
4. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 180a van de WPO, bedraagt € 50,14 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder A.
5. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen vastgesteld overeenkomstig artikel 121 van de WPO.
1. Het bedrag per formatieplaats, bedoeld in artikel B 16b, en artikel C 11, eerste en tweede lid, van het Besluit trekkende bevolking WPO is € 58.458,08.
2. De aanvullende bekostiging voor schoolleiding, bedoeld in artikel B 16g van het Besluit trekkende bevolking bedraagt € 19.162,59 per school.
3. Het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel B 16l van het Besluit trekkende bevolking bedraagt € 28.432,53 per school.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool waaraan een afdeling internationaal georiënteerd basisonderwijs is verbonden, ontvangt op aanvraag bekostiging voor personeel en voor materiële instandhouding.
2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt vanaf 11 ingeschreven leerlingen op de afdeling bedoeld in het eerste lid de in de onderstaande tabel opgenomen bedragen.
aantal leerlingen |
Bedrag personeel |
Bedrag materiële instandhouding |
---|---|---|
11 t/m 20 |
€ 12.638,83 |
€ 431,09 |
21 t/m 30 |
€ 18.958,05 |
€ 646,63 |
31 t/m 40 |
€ 25.277,26 |
€ 862,17 |
41 t/m 50 |
€ 31.602,52 |
€ 1.077,91 |
51 t/m 60 |
€ 37.921,73 |
€ 1.293,46 |
61 t/m 70 |
€ 44.241,35 |
€ 1.509,00 |
71 t/m 80 |
€ 50.560,57 |
€ 1.724,54 |
81 t/m 90 |
€ 56.879,78 |
€ 1.940,08 |
91 t/m 100 |
€ 63.199,41 |
€ 2.155,63 |
101 t/m 110 |
€ 69.518,63 |
€ 2.371,17 |
111 t/m 120 |
€ 75.837,84 |
€ 2.586,71 |
121 t/m 130 |
€ 82.157,46 |
€ 2.802,26 |
131 t/m 140 |
€ 88.476,67 |
€ 3.017,80 |
141 t/m 150 |
€ 94.801,93 |
€ 3.233,54 |
151 t/m 165 |
€ 101.121,14 |
€ 3.449,08 |
166 t/m 180 |
€ 107.440,36 |
€ 3.664,63 |
181 t/m 195 |
€ 113.759,98 |
€ 3.880,17 |
196 t/m 210 |
€ 120.079,19 |
€ 4.095,71 |
vervolgens per 15 leerlingen verhogen met |
€ 6.319,21 |
€ 215,54 |
3. De aanvraag als bedoeld in het eerste lid moet bij DUO zijn ontvangen voor 1 juli 2014. Aanvragen die na 1 juli 2014 bij DUO worden ontvangen worden in ieder geval afgewezen.
4. Voor de aanvraag bedoeld in het eerste lid, dient gebruik gemaakt te worden van het formulier 69099, dit formulier is te downloaden via www.duo.nl of van het elektronisch formulier dat beschikbaar is na inloggen op het zakelijk portaal, onder instellingsinformatie.
5. De aanvraag is tevens de verklaring van de aanvrager dat in de administratie een door de accountant gewaarmerkt document is opgenomen waaruit blijkt dat het in de aanvraag genoemde aantal leerlingen overeenkomt met het aantal leerlingen dat op 1 oktober 2013 is ingeschreven als leerlingen van de afdeling Internationaal georiënteerd basisonderwijs van de school.
1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2013 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren respectievelijk van de schoolleiding van speciale scholen voor basisonderwijs, bedoeld in artikel 120, zesde lid, van de WPO, bedragen:
a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 41,69 jaar;
b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 63.556,34;
c. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 80.920,39.
2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is voor speciale scholen voor basisonderwijs:
a. formatiebasisbedrag: € 27.046,36;
b. formatieleeftijdsbedrag: € 875,75.
3. Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de WPO is:
a. bedrag per leerling: € 1.222,50;
b. verhogingsbedrag: € 39,58.
4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van speciale scholen voor basisonderwijs ten opzichte van het schooljaar 2013–2014 bedraagt 1,034%. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van speciale scholen voor basisonderwijs ten opzichte van het schooljaar 2013–2014 bedraagt 0,073%.
5. In de genormeerde gemiddelde personeelslasten bedoeld in het eerste lid is een verlaging van 0,724% verwerkt op basis van de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegd gezagsorganen, bedoeld in de WPO gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen als bedoeld in artikel 137, vijfde lid, van de WPO.
Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag dat wordt vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van die school, bedoeld in artikel 120, vierde lid, van de WPO is:
a. bedrag per leerling: € 1.747,19;
b. verhogingsbedrag: € 56,57.
Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 28, derde lid, van het Besluit bekostiging WPO, is:
a. basisbedrag: € 1.084,56;
b. leeftijdsbedrag: € 35,12.
1. Het basisbedrag verhoogd met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van speciale scholen voor basisonderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 3a, vierde lid, van het Besluit bekostiging WPO, is € 13.486,73.
2. Het bedrag, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO, is voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum niet hoger is dan 99 leerlingen € 19.749,05 en voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum hoger is dan 99 leerlingen € 37.113,10.
1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van de WPO voor speciale scholen voor basisonderwijs bestaat uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘basisbedrag + A + B’, waarin:
basisbedrag = |
€ 11.548,40 |
A = het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met |
€ 603,34 |
B = het aantal cumi-leerlingen, vermenigvuldigd met |
€ 161,82 |
2. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 180a van de WPO, bedraagt € 50,14 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder A.
3. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen vastgesteld overeenkomstig artikel 121 van de WPO.
1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2013 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren, onderwijsondersteunend personeel, respectievelijk van de schoolleiding van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 117, twaalfde lid, van de WEC, bedragen:
a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 41,12 jaar;
b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 61.498,16;
c. genormeerde gemiddelde personeelslasten oop: € 36.769,05;
d. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 80.909,12.
2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 31, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WEC, is voor de scholen, bedoeld in het eerste lid:
a. formatiebasisbedrag: € 21.482,73;
b. formatieleeftijdsbedrag: € 973,14.
3. Het bedrag per leerling respectievelijk het vermenigvuldigingsbedrag, bedoeld in artikel 117, eerste lid, van de WEC, is onderverdeeld naar onderwijssoort en leeftijd van leerlingen, weergegeven in onderstaande tabel.
Onderwijssoort |
Bedrag per leerling |
Vermenigvuldigingsbedrag |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
SO jonger dan 8 jaar |
SO 8 jaar en ouder |
VSO |
SO jonger dan 8 jaar |
SO 8 jaar en ouder |
VSO |
|
f. Lichamelijk gehandicapte kinderen |
€ 10.946,19 |
€ 10.946,19 |
€ 11.551,45 |
€ 114,93 |
€ 114,93 |
€ 196,48 |
h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap |
€ 9.914,35 |
€ 5.042,99 |
€ 6.045,27 |
€ 101,50 |
€ 99,36 |
€ 178,57 |
h. 2e langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap |
€ 7.334,56 |
€ 4.817,99 |
€ 5.608,42 |
€ 123,88 |
€ 122,81 |
€ 181,10 |
j. Zeer moeilijk lerende kinderen |
€ 5.621,42 |
€ 5.621,42 |
€ 6.178,84 |
€ 106,07 |
€ 106,07 |
€ 160,47 |
k.Zeer moeilijk opvoedbare kinderen |
€ 7.334,56 |
€ 4.817,99 |
€ 5.608,42 |
€ 123,88 |
€ 122,81 |
€ 181,10 |
m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut |
€ 7.334,56 |
€ 4.817,99 |
€ 5.608,42 |
€ 123,88 |
€ 122,81 |
€ 181,10 |
n. Meervoudige gehandicapte kinderen (lg en zmlk) |
€ 14.663,44 |
€ 14.663,44 |
€ 15.063,35 |
€ 181,88 |
€ 181,88 |
€ 200,66 |
4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs ten opzichte van het schooljaar 2013–2014 bedraagt 1,034%. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van het onderwijsondersteunend personeel van deze scholen ten opzichte van het schooljaar 2013–2014 bedraagt 0,762% en bedraagt de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van deze scholen ten opzichte van het schooljaar 2013–2014 0,073%.
5. In de genormeerde gemiddelde personeelslasten bedoeld in het eerste lid is een verlaging van 0,724% verwerkt op basis van de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegd gezagsorganen, bedoeld in de WPO gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of toelagen als bedoeld in artikel 131, vierde lid, van de WEC.
Bij aanspraak op bekostiging op grond van de artikelen van het Besluit bekostiging WEC, genoemd in de eerste kolom, behoren de bedragen, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom:
Artikel |
Basisbedrag |
Leeftijdsbedrag |
---|---|---|
32, eerste lid, (vast bedrag per school) |
€ 25.207,84 |
€ 1.141,88 |
41, eerste lid, (cumi-leerling onderwijs achterstanden) |
€ 827,09 |
€ 37,47 |
1. Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 3a van het Besluit bekostiging WEC, is € 13.484,85.
2. Het bedrag, bedoeld in artikel 35, van het Besluit bekostiging WEC, onderverdeeld in speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs alsmede naar onderwijssoort en aantal leerlingen, is weergegeven in onderstaande tabel.
aantal leerlingen |
SO of VSO |
SOVSO |
MG SO of VSO |
MG SOVSO |
---|---|---|---|---|
1 tot en met 49 |
€ 21.897,96 |
€ 21.897,96 |
€ 41.308,92 |
€ 41.308,92 |
50 of meer |
€ 41.308,92 |
€ 60.719,88 |
€ 41.308,92 |
€ 60.719,88 |
Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 39, van het Besluit bekostiging WEC, is per onderwijssoort en afhankelijk van terugplaatsing naar basisonderwijs of overige onderwijssectoren, weergegeven in onderstaande tabel.
Onderwijssoort |
terugplaatsing naar basisonderwijs |
terugplaatsing naar voortgezet onderwijs of opleiding als bedoeld in art. 7.2.2., eerste lid, onder a en b van de WEB |
||||
---|---|---|---|---|---|---|
basisbedrag |
leeftijds bedrag |
basisbedrag |
leeftijds bedrag |
|||
f. Lichamelijk gehandicapte kinderen |
€ 1.828,18 |
€ 82,81 |
€ 1.873,29 |
€ 84,86 |
||
h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap |
€ 1.828,18 |
€ 82,81 |
€ 1.224,52 |
€ 55,47 |
||
h. 2e langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap |
€ 1.828,18 |
€ 82,81 |
€ 1.224,52 |
€ 55,47 |
||
j. Zeer moeilijk lerende kinderen |
€ 1.828,18 |
€ 82,81 |
€ 1.224,52 |
€ 55,47 |
||
k. Zeer moeilijk opvoedbare kinderen |
€ 1.828,18 |
€ 82,81 |
€ 1.224,52 |
€ 55,47 |
||
m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut |
€ 1.828,18 |
€ 82,81 |
€ 1.224,52 |
€ 55,47 |
||
n. Meervoudige gehandicapte kinderen (lg en zmlk) |
€ 1.828,18 |
€ 82,81 |
€ 1.224,52 |
€ 55,47 |
1. Bevoegde gezagsorganen van scholen voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet onderwijs ontvangen aanvullende bekostiging voor preventieve ambulante begeleiding als bedoeld in artikel 8a, derde lid, onderdeel a, van de WEC, zoals die bepaling luidde op de dag direct voorafgaand aan de dag waarop genoemd artikel is vervallen en die bestaat uit een basisbedrag, welk bedrag wordt verhoogd met een leeftijdsbedrag dat wordt vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van de school op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar en vervolgens vermenigvuldigd met het aantal leerlingen van de school op de teldatum.
2. Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in het eerste lid, is onderverdeeld naar speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, alsmede naar onderwijssoort, weergegeven in onderstaande tabel:
Onderwijssoort |
SO |
VSO |
||
---|---|---|---|---|
basisbedrag |
Leeftijds bedrag |
basisbedrag |
Leeftijds bedrag |
|
f. Lichamelijk gehandicapte kinderen |
€ 1.061,25 |
€ 48,07 |
€ 229,87 |
€ 10,41 |
h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap |
€ 10,74 |
€ 0,49 |
n.v.t. |
n.v.t. |
h. 2e langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap |
€ 64,45 |
€ 2,92 |
€ 109,56 |
€ 4,96 |
j. Zeer moeilijk lerende kinderen |
€ 25,78 |
€ 1,17 |
n.v.t. |
n.v.t. |
k. Zeer moeilijk opvoedbare kinderen |
€ 64,45 |
€ 2,92 |
€ 109,56 |
€ 4,96 |
m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut |
€ 64,45 |
€ 2,92 |
€ 109,56 |
€ 4,96 |
1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 124 van de Wet op de expertisecentra, bestaat voor de scholen in deze paragraaf uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘A+B+C’, waarin:
A = het aantal SO-leerlingen en VSO-leerlingen, vermenigvuldigd met de bedragen in de tabel genoemd het tweede lid;
B = het aantal cumi-leerlingen, vermenigvuldigd met € 126,61;
C = het aantal ambulant begeleide leerlingen, vermenigvuldigd met € 177,62.
2. De onder A genoemde bedragen zijn afhankelijk van de onderwijssoort:
Onderwijssoort |
SO |
VSO |
---|---|---|
f. Lichamelijk gehandicapte kinderen |
€ 992,12 |
€ 1.094,96 |
h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap |
€ 844,83 |
€ 947,68 |
h. 2e langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap |
€ 861,95 |
€ 947,68 |
j. Zeer moeilijk lerende kinderen |
€ 844,83 |
€ 861,95 |
k. Zeer moeilijk opvoedbare kinderen |
€ 861,95 |
€ 947,68 |
m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut |
€ 861,95 |
€ 947,68 |
n. Meervoudige gehandicapte kinderen (lg en zmlk) |
€ 1.208,00 |
€ 1.225,13 |
3. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 166a van de WEC, bedraagt € 50,14 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid, onder A.
Het her te besteden basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 58, eerste en derde lid, van het Besluit bekostiging WPO is per onderwijssoort weergegeven in onderstaande tabel.
Toelaatbaar verklaard tot speciaal onderwijs aan/van: |
bedrag (speciaal) basisonderwijs |
bedrag voortgezet onderwijs |
---|---|---|
Lichamelijk gehandicapte kinderen |
€ 4.360,22 |
€ 4.630,81 |
Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap |
€ 4.360,22 |
€ 2.994,96 |
Zeer moeilijk lerende kinderen |
€ 4.360,22 |
€ 2.994,96 |
Cluster 4 |
€ 4.360,22 |
€ 2.994,96 |
Lichamelijk gehandicapt en zeer moeilijk lerend |
€ 4.360,22 |
€ 2.994,96 |
1. Het bedrag, bedoeld in artikel 58, tweede en vierde lid, van het Besluit bekostiging WPO, is per onderwijssoort weergegeven in onderstaande tabel.
Toelaatbaar verklaard tot speciaal onderwijs aan/van: |
bedrag (speciaal) basisonderwijs |
bedrag voortgezet onderwijs |
---|---|---|
Lichamelijk gehandicapte kinderen |
€ 528 |
€ 435 |
Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap |
€ 475 |
€ 254 |
Zeer moeilijk lerende kinderen |
€ 317 |
€ 138 |
Cluster 4 |
€ 475 |
€ 254 |
Lichamelijk gehandicapt en zeer moeilijk lerend |
€ 475 |
€ 254 |
2. De bekostiging op basis van deze bedragen wordt voor 5/12 toegekend voor de periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2014.
Het bedrag per leerling verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren vermenigvuldigde bedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede kolom bij het desbetreffende artikel.
Artikel |
Bedrag |
---|---|
31, eerste lid, (ondersteuningsvoorzieningen) |
€ 150,63 |
32, eerste lid, (overdracht bij toename) |
€ 2.872,75 |
32, tweede lid, en 33, eerste volzin (overdracht en overgang naar ander swv) |
€ 4.105,74 |
33, tweede volzin (overgang naar ander swv na 1 oktober) |
€ 6.978,49 |
Het bedrag per leerling als bedoeld in artikel 132, derde lid, van de WPO is € 16,56.
1. In verband met de invoering van een aangepaste bekostigingssystematiek wordt met toepassing van artikel 116, eerste lid, van de WPO aan de samenwerkingsverbanden PO voor de periode van 1 augustus 2014 tot 1 januari 2015 aanvullende bekostiging voor de materiële instandhouding toegekend.
2. De aanvullende bekostiging bedraagt € 0,26 per leerling dat voor 5/12 wordt toegekend voor de periode 1 augustus tot en met 31 december 2014.
3. Het aantal leerlingen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 132, derde lid, van de WPO.
Het bedrag per leerling als bedoeld in artikel 85b, tweede lid, van de WVO is € 16,56.
1. In verband met de invoering van een aangepaste bekostigingssystematiek wordt met toepassing van artikel 89, eerste lid, van de WVO aan de samenwerkingsverbanden VO voor de periode van 1 augustus 2014 tot 1 januari 2015 aanvullende bekostiging voor de materiële instandhouding toegekend.
2. De aanvullende bekostiging bedraagt € 0,26 per leerling dat voor 5/12 wordt toegekend voor de periode 1 augustus tot en met 31 december 2014.
3. Het aantal leerlingen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 85b, tweede lid, van de WVO.
1. Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van (speciale) basisscholen vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WPO is per onderwijssoort weergegeven in onderstaande tabel.
Toelaatbaar verklaard tot speciaal onderwijs aan/van: |
Bedrag bao |
Bedrag sbao |
---|---|---|
Lichamelijk gehandicapte kinderen |
€ 6.202,40 |
€ 2.098,65 |
Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap |
€ 6.202,40 |
€ 2.098,65 |
Zeer moeilijk lerende kinderen |
€ 6.202,40 |
€ 2.098,65 |
Cluster 4 |
€ 6.202,40 |
€ 2.098,65 |
Lichamelijk gehandicapt en zeer moeilijk lerend |
€ 12.738,02 |
€ 8.634,26 |
2. Voor zeer moeilijk lerende kinderen in groep 3 of hoger van een basisschool wordt de bekostiging verhoogd met € 6.529,77 per leerling.
1. Het bedrag, bedoeld in artikel 35, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WPO is per onderwijssoort weergegeven in onderstaande tabel.
Toelaatbaar verklaard tot speciaal onderwijs aan/van: |
Bedrag bao |
Bedrag sbao |
---|---|---|
Lichamelijk gehandicapte kinderen |
€ 1.031 |
€ 807 |
Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap |
€ 1.030 |
€ 805 |
Zeer moeilijk lerende kinderen |
€ 972 |
€ 748 |
Cluster 4 |
€ 1.030 |
€ 805 |
Lichamelijk gehandicapt en zeer moeilijk lerend |
€ 1.030 |
€ 805 |
2. Voor zeer moeilijk lerende kinderen in groep 3 of hoger van een basisschool wordt de bekostiging verhoogd met € 311 per leerling.
3. De bekostiging op basis van deze bedragen wordt voor 5/12 toegekend voor de periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2014.
1. De bedragen, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit WVO worden met ingang van 1 augustus 2014 aangepast volgens de onderstaande tabel.
Toelaatbaar verklaard tot (voortgezet) speciaal onderwijs aan/van: |
Bedrag LWOO/PRO |
Bedrag overig VO |
---|---|---|
Lichamelijk gehandicapte kinderen |
€ 1.643,24 |
€ 3.256,61 |
Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap |
€ 1.613,35 |
€ 3.256,61 |
Zeer moeilijk lerende kinderen |
€ 1.613,35 |
€ 3.256,61 |
Zeer moeilijk lerende kinderen met het syndroom van Down |
€ 5.067,04 |
€ 5.067,04 |
Cluster 4 |
€ 1.613,35 |
€ 3.256,61 |
Lichamelijk gehandicapt en zeer moeilijk lerend |
€ 1.613,35 |
€ 3.256,61 |
De basisbedragen respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld artikel 42 van het Besluit bekostiging WEC, is het bedrag, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom in onderstaande tabel.
bedrag |
verhogingsbedrag |
|
---|---|---|
per leerling SO jonger dan 8 |
€ 1.213,77 |
€ 54,98 |
per leerling SO 8 jaar en ouder |
€ 844,27 |
€ 38,24 |
per leerling VSO |
€ 1.643,43 |
€ 74,45 |
1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 124 van de Wet op de expertisecentra, is voor de scholen in deze paragraaf € 396,81 per leerling.
2. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 166a van de WEC, bedraagt € 50,14 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid.
De bedragen als bedoeld in artikel 117, vijfde lid van de WEC, worden in onderstaande tabel per instelling weergegeven.
Brinnr |
Naam instelling |
Totaal ondersteuningsbedrag |
waarvan t.b.v. reguliere scholen |
---|---|---|---|
25GP |
Visio Onderwijsinstelling Noord |
€ 2.850.082,25 |
€ 588.935,22 |
25GR |
Bartimeus OWI voor Visueel Gehandicapte Leerlingen |
€ 9.171.794,46 |
€ 2.328.736,60 |
25HD |
Koninklijk Instituut tot Onderwijs van Slechtziende en Blinden |
€ 5.189.245,66 |
€ 1.057.287,97 |
25HE |
Onderwijsinstelling Sensis |
€ 10.870.756,56 |
€ 2.257.867,03 |
1. In verband met de invoering van een aangepaste bekostigingssystematiek wordt met toepassing van artikel 113, eerste lid, van de WEC aan de instellingen aanvullende bekostiging voor de materiële instandhouding toegekend volgens onderstaande tabel.
Brinnr |
Naam instelling |
aanvullende bekostiging (jaarbedragen) |
---|---|---|
25GP |
Visio Onderwijsinstelling Noord |
€ 72.580,73 |
25GR |
Bartimeus OWI voor Visueel Gehandicapte Leerlingen |
€ 328.330,39 |
25HD |
Koninklijk Instituut tot Onderwijs van Slechtziende en Blinden |
€ 130.664,74 |
25HE |
Onderwijsinstelling Sensis |
€ 289.837,56 |
2. De bekostiging op basis van deze bedragen wordt voor 5/12 toegekend voor de periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2014.
De basisbedragen respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel XXIII, derde lid, van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), is het bedrag, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom in onderstaande tabel.
bedrag |
verhogingsbedrag |
|
---|---|---|
per leerling SO jonger dan 8 |
€ 1.213,77 |
€ 54,98 |
per leerling SO 8 jaar en ouder |
€ 844,27 |
€ 38,24 |
per leerling VSO |
€ 1.643,43 |
€ 74,45 |
1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 124 van de Wet op de expertisecentra, is voor de scholen in deze paragraaf € 396,81 per leerling.
2. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel 166a van de WEC, bedraagt € 50,14 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste lid.
De bedragen, bedoeld in artikel XXIII, vierde lid, van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), worden in onderstaande tabel per instelling weergegeven. In de bijlage bij deze regeling is opgenomen hoe deze bedragen per onderliggende school zijn vastgesteld.
Naam instelling (i.o.) |
Administratienr. |
Totaal ondersteuningsbedrag |
waarvan t.b.v. reguliere scholen |
---|---|---|---|
Koninklijke Auris Groep |
CL2002 |
€ 58.651.386,59 |
€ 12.028.215,35 |
Zuid |
CL2003 |
€ 20.441.679,89 |
€ 2.409.784,60 |
Koninklijke Kentalis |
CL2004 |
€ 88.321.520,87 |
€ 14.649.760,30 |
VierTaal |
CL2005 |
€ 22.739.889,13 |
€ 4.166.994,04 |
1. In verband met de invoering van een aangepaste bekostigingssystematiek wordt met toepassing van artikel 113, eerste lid, van de WEC aan de instellingen in oprichting aanvullende bekostiging voor de materiële instandhouding toegekend volgens onderstaande tabel. In de bijlage bij deze regeling is opgenomen hoe deze bedragen per onderliggende school zijn vastgesteld.
Naam instelling (i.o.) |
Administratienr. |
Aanvullende bekostiging (jaarbedragen) |
waarvan t.b.v. reguliere scholen |
---|---|---|---|
Koninklijke Auris Groep |
CL2002 |
€ 2.925.543,43 |
€ 1.704.585,00 |
Zuid |
CL2003 |
€ 597.222,04 |
€ 353.955,00 |
Koninklijke Kentalis |
CL2004 |
€ 3.720.976,63 |
€ 2.179.357,00 |
VierTaal |
CL2005 |
€ 1.038.673,64 |
€ 618.755,00 |
2. De bekostiging op basis van deze bedragen wordt voor 5/12 toegekend voor de periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2014.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 april 2015 wordt bezocht door 3 of meer kinderen in de eerste 4 verblijfsjaren op een reguliere basisschool en die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt vanaf 3 ingeschreven schipperskinderen de in de onderstaande tabel opgenomen bedragen die worden gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
Aantal schipperskinderen |
Bedrag personeel |
Bedrag MI |
---|---|---|
3 tot en met 6 |
€ 12.738,02 |
€ 400,98 |
7 tot en met 10 |
€ 18.940,42 |
€ 601,57 |
11 tot en met 14 |
€ 25.148,67 |
€ 801,95 |
15 tot en met 18 |
€ 31.351,07 |
€ 1002,5 |
En vervolgens telkens in een bandbreedte van 4 leerlingen, te beginnen vanaf 19 leerlingen, te verhogen met |
€ 6.202,40 |
€ 200,59 |
3. De aanvraag voor de bijzondere bekostiging en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier nummer DUO 60102, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
b. de datum waarop de kinderen zijn of worden toegelaten tot de school;
c. het totaal aantal schipperskinderen dat de school zal bezoeken in de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;
d. de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;
e. de school of scholen waarvan de kinderen afkomstig zijn, onder vermelding van de betreffende schoolsoort met vermelding van het aantal verblijfsjaren.
4. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
5. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
6. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft voor de periode na 1 april 2015.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 april 2015 wordt bezocht door 4 of meer leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
2. De aanvraag voor de bijzondere bekostiging en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier nummer DUO 60102, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
b. het aantal leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en de Sinti en hun leerlinggewicht(en) dat op 1 oktober 2013 voor bekostiging is meegeteld;
c. het totaal aantal leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti dat de school zal bezoeken in de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;
d. de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd,
3. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
4. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
5. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft voor de periode na 1 april 2015.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool waar:
a. leerlingen zijn ingeschreven die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend of leerlingen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden als bedoeld in het Besluit trekkende bevolking WPO, waarvoor als gevolg van de wijziging van de gewichtenregeling een lager gewicht is vastgesteld dan het geval zou zijn geweest indien de gewichtenregeling was toegepast, zoals deze luidde voor 1 augustus 2006, en
b. het schoolgewicht daardoor lager is vastgesteld,
ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging, indien de aanvraag voor 1 oktober 2014 is ontvangen.
2. De aanvraag voor de bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier, nummer DUO 60102, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
b. het aantal leerlingen op 1 oktober 2013 waarvoor het gewicht 0,4 zou zijn vastgesteld, indien dit van toepassing was gebleven, onder vermelding van het gewicht dat daadwerkelijk voor deze leerlingen is vastgesteld;
c. het aantal leerlingen op 1 oktober 2013 waarvoor het gewicht 0,7 zou zijn vastgesteld, indien dit van toepassing was gebleven, onder vermelding van het gewicht dat daadwerkelijk voor deze leerlingen is vastgesteld.
3. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool, waar gedurende een periode van maximaal één jaar voorafgaand aan de aanvraag ten minste 10 leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’ zijn ingeschreven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
2. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier nummer DUO 60102, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
b. een overzicht van het aantal ‘Blijf van mijn lijf huis’ leerlingen dat gedurende de periode van maximaal één jaar voor de aanvraag de basisschool heeft bezocht met de data van in- en uitschrijving;
c. de ingangsdatum en de einddatum van de door het bevoegd gezag gekozen periode van maximaal 12 maanden, bedoeld in onderdeel b.
3. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
4. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder asielzoekerskind: vreemdeling die in het bezit is van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j, van die wet, onderscheidenlijk een vreemdeling van wie tenminste één van de ouders of voogden in het bezit is van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j, van die wet, en die ingeschreven staat op een school en deze geregeld bezoekt.
2. Het bevoegd gezag van een basisschool waarbij vóór 1 juli 2015 sprake is van een toename met minimaal 10 ingeschreven asielzoekerskinderen ten opzichte van het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op de datum van de laatste toekenning op basis van dit artikel in het schooljaar 2014–2015, dan wel bij gebreke daarvan, op 1 oktober 2013, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
3. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier, nummer DUO 60102, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
b. het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op 1 oktober 2013;
c. de datum waarop het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen met minimaal 10 is toegenomen, zoals bedoeld in het tweede lid. Indien deze toename samenvalt met de eerste schooldag van het schooljaar 2014–2015, dan dient dit tevens te worden vermeld;
d. het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op de datum van de toename.
4. Een aanvraag, bedoeld in het eerste lid, die wordt ontvangen na 1 juli 2015, wordt afgewezen.
5. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
6. Indien de toename samenvalt met de eerste schooldag van het schooljaar 2014–2015 en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van 1 augustus 2014. Indien de toename op een later tijdstip plaatsvindt en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop de toename heeft plaatsgevonden.
7. De bekostiging bedraagt per extra ingeschreven asielzoekerskind € 1.303,62 voor personeel en € 41,13 voor materiële instandhouding, welke bedragen worden gedeeld door 12 en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging is toegekend.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
leerling die ingeschreven staat op een school, die de school geregeld bezoekt en die door de Minister van Veiligheid en Justitie in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, onderscheidenlijk van wie tenminste één van de ouders of voogden door de Minister van Veiligheid en Justitie in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, en aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland;
bekostigde school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een bekostigde school of instelling als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vreemdeling mede verstaan: leerling die ingeschreven staat op een school, die de school geregeld bezoekt en van wie uit het paspoort of ander identiteitsbewijs blijkt dat hij zelf of één van zijn ouders of voogden burger is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, en die op grond van het EG-verdrag in Nederland verblijft en aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland.
3. Het bevoegd gezag van een school waar de eerste opvang in het onderwijs wordt verzorgd voor tenminste 4 vreemdelingen die korter dan 1 jaar in Nederland verblijven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
4. De bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, heeft betrekking op een periode van vier maanden, met als peildata:
a. 1 oktober voor de periode augustus tot en met november;
b. 1 februari voor de periode december tot en met maart;
c. 1 juni voor de periode april tot en met juli.
Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de bijzondere en aanvullende bekostiging een aanvraag in die binnen vier weken na de peildatum door DUO moet zijn ontvangen.
5. Een school die niet eerder eerste opvang van vreemdelingen verzorgde, komt in aanmerking voor een eenmalige aanvulling op de bijzondere bekostiging van € 10.300.
6. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier, nummer DUO 60102, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
b. het aantal vreemdelingen op de peildatum, die korter dan 1 jaar in Nederland zijn;
c. de periode waarvoor de bekostiging wordt gevraagd;
d. in geval van toepassing van het vijfde lid, een verklaring dat de school niet eerder de eerste opvang van vreemdelingen heeft verzorgd.
7. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
8. De in het derde lid bedoelde bekostiging bedraagt per ingeschreven vreemdeling € 2.607,24 voor personeel en € 82,26 voor materiële instandhouding welke bedragen worden vermenigvuldigd met 4/12.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder asielzoekerskind: een leerling die verblijft in een procesopvanglocatie, zijnde de verblijfplaats van vreemdelingen tijdens de rust- en voorbereidingstermijn voorafgaand aan de algemene asielprocedure en gedurende de algemene asielprocedure door de Immigratie- en Naturalisatiedienst dan wel leerling die verblijft in een gezinslocatie voor gezinnen met minderjarige kinderen die geen recht meer hebben op verstrekkingen conform de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen.
2. Het bevoegd gezag van de basisschool waar op 1 oktober 2013 asielzoekerskinderen worden opgevangen, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
3. De in het tweede lid bedoelde bekostiging bedraagt per asielzoekerskind € 782.
4. De in het tweede lid bedoelde aanvraag wordt ingediend doormiddel van een brief waarin in ieder geval is opgenomen:
a. het brin-nummer van de school waar de asielzoekerskinderen worden opgevangen;
b. het aantal asielzoekerskinderen op 1 oktober 2013 onder het brin-nummer zoals opgenomen in de aanvraag;
c. een verklaring van het bevoegd gezag dat voor het aantal asielzoekerskinderen zoals opgenomen in de aanvraag, tevens in de leerlingenadministratie documenten zijn opgenomen, waarin het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers de school noemt als opvang school voor deze kinderen.
5. De aanvraag moet door DUO zijn ontvangen voor 1 juli 2014. De aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft welke is ontvangen na deze datum.
6. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk in september 2014.
7. Het bevoegd gezag van een basisschool waarbij vóór 1 juli 2015 sprake is van een toename met minimaal 10 ingeschreven asielzoekerskinderen ten opzichte van het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op de datum van de laatste toekenning op basis van dit artikel in het schooljaar 2014–2015, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
8. De in het zevende lid bedoelde aanvraag wordt ingediend doormiddel van een brief waarin in ieder geval is opgenomen:
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
b. het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op 1 oktober 2013;
c. de datum waarop het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen met minimaal 10 is toegenomen, zoals bedoeld in het zevende lid. Indien deze toename samenvalt met de eerste schooldag van het schooljaar 2014–2015, dan dient dit tevens te worden vermeld;
d. het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op de datum van de toename.
e. een verklaring van het bevoegd gezag dat voor het aantal asielzoekerskinderen zoals opgenomen in de aanvraag, tevens in de leerlingenadministratie documenten zijn opgenomen, waarin het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers de school noemt als opvang school voor deze kinderen.
9. Een aanvraag, bedoeld in het zevende lid, die wordt ontvangen na 1 juli 2015, wordt afgewezen.
10. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
11. Indien de toename samenvalt met de eerste schooldag van het schooljaar 2014–2015 en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van 1 augustus 2014. Indien de toename op een later tijdstip plaatsvindt en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop de toename heeft plaatsgevonden.
12. De bekostiging bedoeld in het zevende lid bedraagt per extra ingeschreven asielzoekerskind € 782. Dit bedrag wordt gedeeld door 12 en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging is toegekend.
1. Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen met een vestiging die fungeert als gesloten justitiële inrichting waarbinnen het onderwijs georganiseerd moet worden, dan wel is verbonden aan een instelling voor gesloten jeugdzorg, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel.
2. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per vestiging € 31.536,26 en € 473,54 per leerling van de vestiging. Het aantal leerlingen van de vestiging is gelijk aan de door de Minister van Veiligheid en Justitie toegekende capaciteit als het een justitiële jeugdinrichting betreft, en is de door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toegekende capaciteit als het een instelling voor gesloten jeugdzorg betreft.
3. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding, indien er op de eerste van de maand door de Minister van Veiligheid en Justitie, indien het een justitiële jeugdinrichting betreft, en door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, indien het een instelling voor gesloten jeugdzorg betreft, meer capaciteit, uitgedrukt in leerlingen, aan de vestiging is toegekend dan het aantal leerlingen van de vestiging op grond waarvan de personele bekostiging voor het schooljaar is bepaald. Onder personele bekostiging, bedoeld in de eerste volzin, wordt mede verstaan, de aanvullende bekostiging op grond van artikel 37 van het Besluit bekostiging WEC, en, indien dit artikel reeds eerder is toegepast, de bijzondere bekostiging op grond van dit artikel.
4. De bijzondere bekostiging respectievelijk aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, bedraagt het verschil tussen de capaciteit, uitgedrukt in leerlingen, en het aantal leerlingen waarvoor personele bekostiging is toegekend, vermenigvuldigd met € 13.055,25 voor personeel en € 1.356,88 voor materiële instandhouding, gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging is toegekend.
1. Het bedrag per leerling bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling prestatiebox primair onderwijs is voor het in de eerste kolom genoemde doel en artikel van de Regeling prestatiebox primair onderwijs voor het schooljaar 2014–2015 het bedrag genoemd in de tweede kolom.
Artikel |
bedrag per leerling |
---|---|
2, eerste lid (opbrengstgericht werken basisonderwijs) |
€ 46,55 |
2, eerste lid (professionalisering leraren basisonderwijs) |
€ 32,04 |
2, tweede lid (taal en rekenen,toetsen (voortgezet) speciaal onderwijs) |
€ 30,73 |
2, tweede lid (professionalisering leraren (voortgezet) speciaal onderwijs) |
€ 86,75 |
2, derde lid (cultuureducatieve activiteiten) |
€ 11,26 |
2. Het bedrag per school bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling prestatiebox primair onderwijs is voor het schooljaar 2014–2015 voor basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs € 1.986 en voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs € 3.426.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool die met ingang van 1 augustus is ontstaan uit samenvoeging van twee of meer zelfstandige basisscholen, ontvangt het eerste schooljaar na de samenvoeging bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding, berekend op grond van het derde en vierde lid.
2. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt in het tweede, derde, vierde en vijfde schooljaar na de samenvoeging respectievelijk 80%, 60%, 40% en 20% van de bijzondere bekostiging, berekend op grond van het derde en vierde lid, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van basisscholen.
3. De bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan X – Y, waarin:
X = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van de artikelen 23, 24, 25, 28 en 28a van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en
Y = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van de artikelen 23, 24, 25, 28 en 28a van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging.
4. De bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van de schoolleiding is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan Xs – Ys, waarin:
Xs = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 26 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en
Ys = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 26 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging.
5. De bijzondere bekostiging wegens samenvoeging vervalt indien een basisschool, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen 5 jaar weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van dit artikel bijzondere bekostiging voor de personeelskosten wordt toegekend.
1. Het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs die met ingang van 1 augustus is ontstaan uit samenvoeging van twee of meer zelfstandige speciale scholen voor basisonderwijs, ontvangt het eerste schooljaar na de samenvoeging bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van de schoolleiding berekend op grond van het derde lid.
2. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt in het tweede, derde, vierde en vijfde schooljaar na de samenvoeging respectievelijk 80%, 60%, 40% en 20% van de bijzondere bekostiging, berekend op grond van het derde lid, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van speciale scholen voor basisonderwijs.
3. De bijzondere bekostiging voor schoolleiding is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan Xs – Ys, waarin:
Xs = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 26 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en
Ys = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 26 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging.
4. De bijzondere bekostiging wegens samenvoeging vervalt indien een speciale school voor basisonderwijs, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen 5 jaar weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van dit artikel bijzondere bekostiging voor de personeelskosten wordt toegekend.
1. Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs die met ingang van 1 augustus is ontstaan uit samenvoeging van twee of meer zelfstandige scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, ontvangt het eerste schooljaar na de samenvoeging bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding berekend op grond van het derde en vierde lid.
2. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt in het tweede, derde, vierde en vijfde schooljaar na de samenvoeging respectievelijk 80%, 60%, 40% en 20% van de bijzondere bekostiging, berekend op grond van het derde en vierde lid, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.
3. De bijzondere bekostiging voor leraren is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan X – Y, waarin:
X = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 32 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en
Y = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 32 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging.
4. De bijzondere bekostiging voor schoolleiding is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan Xs – Ys, waarin:
Xs = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 35 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en
Ys = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 35 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging.
5. De bijzondere bekostiging wegens samenvoeging vervalt indien een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, die is ontstaan uit een samenvoeging als bedoeld in het eerste lid, binnen 5 jaar weer betrokken is bij een samenvoeging, waarvoor op grond van dit artikel bijzondere bekostiging voor de personeelskosten wordt toegekend.
1. De gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, bedoeld in artikel 11a van het Besluit bekostiging WPO en artikel 10b van het Besluit bekostiging WEC, is de betrekkingsomvang aan de desbetreffende school van elke leraar op de school, vermenigvuldigd met diens leeftijd en vervolgens gedeeld door de som van de betrekkingsomvang van alle leraren op de school. Voor leraren ouder dan 50 jaar wordt voor de toepassing van de eerste volzin de leeftijd op 50 jaar vastgesteld. Indien de uitkomst van de berekening van de gewogen gemiddelde leeftijd, bedoeld in de eerste volzin, lager is dan 30 wordt de gewogen gemiddelde leeftijd vastgesteld op 30. De in de eerste volzin bedoelde gewogen gemiddelde leeftijd wordt afgerond op 2 decimalen.
2. Onder leraar als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: elk personeelslid dat is aangesteld in een onderwijsgevende functie als bedoeld in artikel 151 van Rechtspositiebesluit WPO/WEC, zoals dat luidde op 31 juli 2005, met uitzondering van leraren in opleiding als bedoeld in artikel 191, onderdeel a, van dat besluit en personeelsleden die in dienst zijn of van wie de betrekkingsomvang is uitgebreid in verband met vervanging, voor zover de kosten van deze dienstbetrekking of uitbreiding van de betrekkingsomvang ten laste komen van de in artikel 183 van de WPO of artikel 169 van de WEC bedoelde rechtspersoon.
3. In geval van een samenvoeging is de gewogen gemiddelde leeftijd de som van de betrekkingsomvang van elke leraar van alle bij de samenvoeging betrokken scholen vermenigvuldigd met diens leeftijd en vervolgens gedeeld door de som van de betrekkingsomvang van alle leraren van alle bij de samenvoeging betrokken scholen. De tweede tot en met de laatste volzin van het eerste lid is van toepassing.
4. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd wordt vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde leeftijd van de scholen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar.
5. Indien voor de mededeling van de gewogen gemiddelde leeftijd, bedoeld in artikel 11a van het Besluit bekostiging WPO en artikel 10b van het Besluit bekostiging WEC, gebruik wordt gemaakt van een geautomatiseerd systeem voor de salarisverwerking, wordt de gewogen gemiddelde leeftijd vastgesteld op basis van de gegevens die in november voorafgaande aan die mededeling door dat systeem zijn verwerkt.
1. Tenzij in deze regeling anders is bepaald worden de bekostigingsbedragen, bedoeld in deze regeling, uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang.
2. De maandelijkse betaling van de bekostigingsbedragen voor personeelskosten bedoeld in de artikelen 2, 3, 5, 7, eerste en tweede lid, 9, 10, 11, 12, tweede lid, 14, 15, 16, tweede lid, 17, 18, 31, 33, 35 en 37 vindt plaats op grond van de volgende percentages:
Augustus |
6,91% |
September |
6,91% |
Oktober |
6,91% |
November |
6,91% |
December |
6,91% |
Januari |
10,25% |
Februari |
9,20% |
Maart |
9,20% |
April |
9,20% |
Mei |
9,20% |
Juni |
9,20% |
Juli |
9,20% |
3. De bekostigingsbedragen bedoeld in artikel 47 worden uitbetaald in twee termijnen, te weten voor 5/12 deel in november 2014 en 7/12 deel in maart 2015.
De Regeling bekostiging personeel PO 2014–2015 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2014–2015, PO/FenV/592938 van 23 maart 2014 (Stcrt 2014, nr. 9217), wordt ingetrokken.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 2014.
2. Deze regeling heeft betrekking op het schooljaar 2014–2015 en vervalt met ingang van 1 augustus 2024, met dien verstande dat deze van toepassing blijft voor het tijdvak waarvoor zij gelding had.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
Personeel |
Aanvullende MI (jaarbedragen) |
||
---|---|---|---|
Koninklijke Auris Groep |
01HD |
7.516.896,72 |
562.502,55 |
01JO |
10.381.518,48 |
898.167,25 |
|
02FN |
5.250.546,02 |
213.139,01 |
|
02RJ |
7.009.563,42 |
285.294,59 |
|
02YS |
3.086.629,62 |
26.062,38 |
|
16TW |
2.891.717,53 |
10.928,50 |
|
16ZL |
1.887.050,37 |
1.322,07 |
|
17JA |
4.912.056,42 |
615.382,83 |
|
17WV |
3.648.998,03 |
52.795,30 |
|
17ZT |
2.443.937,65 |
133,65 |
|
18DN |
1.574.302,95 |
59.137,01 |
|
18KL |
3.670.887,29 |
200.201,05 |
|
21JR |
2.357.573,31 |
329,01 |
|
21KW |
2.019.708,78 |
148,23 |
|
Totaal Koninklijke Auris Groep |
58.651.386,59 |
2.925.543,43 |
|
Koninklijke Kentalis |
00RG |
4.478.588,40 |
322.099,99 |
01JG |
8.495.525,07 |
588.156,21 |
|
02CH |
1.069.045,00 |
12.986,26 |
|
02CV |
6.682.958,99 |
420.867,52 |
|
02GB |
3.841.632,00 |
132.348,26 |
|
02MO |
5.163.255,47 |
247.930,21 |
|
02OM |
5.369.098,67 |
304.362,66 |
|
02QY |
3.897.493,38 |
279.223,07 |
|
02YG |
7.601.299,80 |
469.683,13 |
|
03JT |
2.095.047,76 |
41.777,04 |
|
04IV |
2.372.190,05 |
66,42 |
|
04LQ |
1.008.577,79 |
27,54 |
|
05AP |
1.650.166,85 |
14.539,48 |
|
05VQ |
2.221.293,26 |
32.489,44 |
|
07QN |
1.222.726,78 |
19.848,11 |
|
08XZ |
1.631.585,92 |
43,74 |
|
09VM |
2.078.048,57 |
35,64 |
|
14NT |
7.462.123,57 |
573.466,92 |
|
14QX |
3.357.897,06 |
138.669,32 |
|
14TV |
1.020.662,41 |
53.370,30 |
|
14UP |
2.063.932,47 |
8.536,36 |
|
17GW |
3.358.905,44 |
36.162,53 |
|
18CP |
2.118.466,74 |
15.625,24 |
|
20WD |
2.709.356,33 |
8.508,96 |
|
22DC |
1.629.955,62 |
80,19 |
|
24EN |
2.965.996,98 |
34,02 |
|
24FD |
755.690,49 |
38,07 |
|
Totaal Koninklijke Kentalis |
88.321.520,87 |
3.720.976,63 |
|
VierTaal |
10BW |
4.159.490,74 |
297.921,52 |
10TS |
2.169.919,01 |
27.202,58 |
|
20JL |
2.992.323,61 |
98.691,51 |
|
20WO |
999.217,97 |
25.089,22 |
|
20WQ |
4.406.689,14 |
45.335,84 |
|
20WR |
6.465.732,07 |
331.649,97 |
|
29ZB |
1.546.516,59 |
212.783,00 |
|
Totaal VierTaal |
22.739.889,13 |
1.038.673,64 |
|
Zuid |
05GS |
3.769.989,25 |
29.639,84 |
08ZP |
4.885.048,10 |
5.521,86 |
|
13KL |
5.493.913,97 |
164.290,89 |
|
17WM |
6.292.728,57 |
397.769,45 |
|
Totaal Zuid |
20.441.679,89 |
597.222,04 |
De personele bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per schooljaar toegekend. In deze regeling worden de daarvoor noodzakelijke prijzen en bedragen vastgesteld. Daarbij zijn ook de prijzen en bedragen ten behoeve van de overgangsbekostiging in het kader van ‘passend onderwijs’ vastgesteld, zowel personeel als materieel. Wel betreft de vaststelling van de materiële component slechts de periode 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2014; met ingang van het kalenderjaar 2015 worden deze prijzen en bedragen namelijk vastgesteld als onderdeel van de Regeling vaststelling bedragen programma’s van eisen po en (v)so en bekostiging materiële instandhouding samenwerkingsverband. Om de herkenbaarheid van deze materiële component te vergroten, is in de desbetreffende artikelen wel een jaarbedrag opgenomen; van dat jaarbedrag zal op grond van deze regeling 5/12-deel als bekostiging voor de laatste vijf maanden van het kalenderjaar 2014 worden uitbetaald.
De enige inhoudelijke wijziging in deze regeling voor schooljaar 2014–2015 ten opzichte van de Regeling van 23 maart 2014, nr. PO/F&V/592938 (Regeling bekostiging personeel PO 2014–2015 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2014–2015), betreft de uitbreiding van de bijzondere bekostiging voor opvang asielzoekerskinderen in procesopvanglocaties en gezinslocaties (artikel 45) met een bekostigingsgrondslag voor tussentijdse groei.
Verder zijn de in de regeling opgenomen bedragen, met uitzondering van de bedragen in artikel 47, verhoogd. Met deze verhoging worden de voor het primair onderwijs voor het schooljaar 2014–2015 beschikbaar komende investeringen, zoals opgenomen in de onderwijsagenda van het Regeerakkoord en de begrotingsafspraken 2014, en zoals uitgewerkt in het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) en het sectorakkoord primair onderwijs, aan de lumpsum van de scholen toegevoegd. Daarnaast worden de wijzigingen zoals aangebracht in de regeling van 18 september 2014, nr. PO/FenV/667394 meegenomen (Regeling bekostiging personeel PO 2013–2014 en aanpassing bedragen leerlinggebonden budget VO 2013–2014).
De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Met de PO-Raad is inmiddels een sectorakkoord gesloten, aansluitend bij de investeringsafspraken uit Regeerakkoord, NOA en begrotingsafspraken 2014. De daaruit voortvloeiende financiële effecten zijn van dien aard, dat een tussentijdse aanpassing van de bedragen voor het schooljaar 2014–2015 wenselijk was. Eventuele wijzigingen die in het nog resterende schooljaar hun beslag zullen vinden, worden ‘opgespaard’ tot een definitieve vaststelling tegen het einde van het schooljaar.
Om het aantal regelingen beperkt te houden, is besloten om tot een clustering van alle bekostigingsregelingen over te gaan. In de onderhavige regeling worden naast de lumpsumbedragen daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid vastgesteld. Ook de bekostigingsbedragen die in het kader van de overgangssystematiek ‘passend onderwijs’ een rol spelen, worden in deze regeling vastgesteld.
Op grond van de wet kan de minister bijzondere bekostiging personeelskosten toekennen aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. In deze regeling zijn de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan de bijzondere bekostiging kan worden aangevraagd.
Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen kan op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC een verzoek indienen voor bijzondere bekostiging. Bijzondere omstandigheden kunnen zich voordoen aan scholen die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere situaties die niet zijn geregeld in hoofdstuk 2 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als klemmend zullen worden aangemerkt en derhalve niet voor bijzondere bekostiging in aanmerking gebracht zullen worden.
Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:
• Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het Besluit bekostiging WEC een op hun situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend, en dat slechts in uitzonderlijke situaties bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding wordt toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.
• Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar dan er voor het voorgaande schooljaar aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere afgewezen.
• Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
• Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten worden ontleend voor het schooljaar 2014–2015.
• Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld, worden buiten behandeling gelaten.
• Uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag ontvangt de aanvrager een beschikking.
• Aanvragen ontvangen na 1 juli 2015 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het schooljaar waarop de regeling van toepassing is.
Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden aangemerkt.
Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met:
• Aanwezigheid van nevenvestigingen omdat deze al worden bekostigd op grond van de WPO;
• Bijzondere geaardheid van leerlingen: de bekostiging voor lichte en zware ondersteuning die de samenwerkingsverbanden ontvangen, wordt geacht daarin te voorzien. Wellicht ten overvloede wijs ik er op dat dit ook geldt voor leerlingen met autisme.
Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van (v)so scholen in verband met:
• Groei van het aantal leerlingen; wellicht ten overvloede wijs ik u er op dat in het schooljaar 2014–2015 de groeitelling op grond van artikel 37 van het Besluit bekostiging WEC (teldatum 16 januari 2014) voor het laatst wordt toegepast. De groeitelling op grond van artikel 38 van het Besluit bekostiging WEC (teldatum 1 oktober 2014) is met ingang van dat schooljaar vervallen.
• Bijzondere geaardheid van leerlingen: de geaardheid van de leerlingen is er op zichzelf juist de oorzaak van dat zij tot een (v)so-onderwijssoort zijn toegelaten. Ook het feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een zodanig verzwarende factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 120, tweede lid, van de WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort geldt. De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.
Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO voor de periode van 1 augustus 2014 tot 1 augustus 2015 bijzondere bekostiging wordt toegewezen in verband met personeelskosten van extra leraren, komen met inachtneming van artikel 116, tweede lid, van de WPO tevens in aanmerking voor een aanvulling op de vergoeding materiële instandhouding. Voor zover deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling, wordt bij de toekenning uitgegaan van € 1.993,92 per fte op jaarbasis. Het aantal fte’s wordt berekend door de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van deze regeling en de uitkomst, na deling door de factor 1,0811, af te ronden op 4 decimalen. Deze aanvullende bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid van de periode waarover de bijzondere bekostiging wordt toegekend en naar rato van de berekende fte’s.
Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet, kan een gemotiveerd verzoek indienen bij DUO/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag moet in ieder geval worden vermeld:
• het brinnummer van de school;
• waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het lumpsumbudget ontoereikend is;
• voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;
• bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum en kenmerk van die beschikking;
• bij gegevens over individuele leerlingen desgewenst brin- en leerlingnummer in verband met de privacygevoeligheid.
Deze aanvraag kan ook worden ingediend door middel van een volledig ingevuld en door het bevoegd gezag ondertekend formulier met nummer DUO 60102. Dit formulier is te downloaden via www.duo.nl. De aanvraag kan ook elektronisch worden ingediend.
Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort zowel de lumpsumbedragen vastgesteld, als de bedragen voor personeels- en arbeidsmarktbeleid. Voor de (v)so-scholen cluster 3 en 4 is in dit hoofdstuk ook de overgangsbekostiging personeel voor ondersteuning opgenomen. Hoofdstuk 3 bevat de aan de samenwerkingsverbanden te verstrekken lumpsumbedragen voor lichte ondersteuning (alleen voor samenwerkingsverbanden primair onderwijs, want de bekostiging voor lichte ondersteuning voor de samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs wordt vastgesteld in de Regeling vaststelling bedrag per leerling regionaal zorgbudget 2014; alleen personeel, want de materiële bekostiging voor de samenwerkingsverbanden primair onderwijs voor 2014 is vastgesteld in de Regeling vaststelling bedragen programma's van eisen basisonderwijs, (v)so en bekostiging materiële instandhouding samenwerkingsverband voor het jaar 2014) en zware ondersteuning (voor samenwerkingsverbanden primair onderwijs én samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs; personeel én materieel). Daarnaast is de overgangsbekostiging voor de samenwerkingsverbanden primair onderwijs (personeel én materieel) en de samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs (alleen personeel) opgenomen. In hoofdstuk 4 staan de bedragen voor de instellingen cluster 1, de scholen cluster 2 en de instellingen in oprichting cluster 2. Hoofdstuk 5 bevat de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging en in hoofdstuk 6 wordt het betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 7 bevat de slotbepalingen. Met de WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, de bedragen en de landelijk gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling, het aantal leerlingen op de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd van de school, kan per school het lumpsumbudget worden berekend.
De wijzigingen in deze regeling leiden niet tot wijziging van administratieve lasten in vergelijking met de Regeling van 23 maart 2014, nr. PO/FenV/592938 (Regeling bekostiging personeel PO 2014/2015 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2014–2015).
Zoals hierboven aangegeven, betreft de opgenomen prijsaanpassing de verwerking van de investeringsafspraken uit het NOA en uit het begrotingsakkoord 2014 dat eind vorig jaar overeen is gekomen tussen het kabinet en de oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP. Deze afspraken betreffen professionalisering, conciërges en onderwijsondersteunend personeel, begeleiding beginnende leerkrachten en verminderen zittenblijven. Daarnaast wordt een eerdere bezuiniging op het P&A-budget teruggedraaid én vindt een verhoging van dat budget plaats waarmee de middelen die scholen eind 2013 éénmalig ontvingen met de regeling bijzondere en aanvullende bekostiging jonge leerkrachten, een structureel karakter krijgen.
Ten slotte worden de definitief vastgestelde bedragen voor het schooljaar 2013/2014 als grondslag voor de aanpassingen gebruikt.
Ten gevolge van bedoelde investeringsafspraken, wordt de totale lumpsum voor 2015 verhoogd met € 248 mln. Het investeringsbedrag voor eerste 7 maanden van 2015 wordt met deze regeling verwerkt in de prijzen 2014/2015. De investeringsmiddelen voor de laatste 5 maanden van 2015 lopen mee in de bekostigingsregeling voor het schooljaar 2015/2016.
De opslagen en percentages in de bekostiging worden normatief vastgesteld en komen daarom niet altijd overeen met de exacte kosten die individuele schoolbesturen op onderdelen moeten maken. Hiermee dient rekening gehouden te worden in de bedrijfsvoering.
De genormeerde gemiddelde personeelslasten (GPL) leraar worden voor het schooljaar 2014/2015 vastgesteld op € 58.458,08. Dat is een verhoging van 1,034% ten opzichte van de definitieve GPL leraar voor het schooljaar 2013/2014. Voor een belangrijk deel vloeit deze verhoging voort uit de afspraken over professionalisering. Daarnaast gaat het om een verhoging in het kader van het actieplan LeerKracht en om de loonbijstelling 2014. De genormeerde GPL schoolleiding worden voor het schooljaar 2014/2015 vastgesteld op € 75.052,67. Dat is een verhoging van 0,073% ten opzichte van de definitieve GPL schoolleiding voor het schooljaar 2013/2014. Deze aanpassing betreft geheel de loonbijstelling 2014.
De van deze personeelslasten afhankelijke bedragen in deze regeling zijn navenant aangepast.
Opgeteld bij de GPL leraar, vormen de hier opgenomen toeslagbedragen de GPL directie. Omdat de GPL directie in euro’s minder zijn gestegen dan de GPL leraar, zijn de toeslagbedragen lager geworden. De toeslag ten behoeve van de maandelijkse toelage voor de directeur is verwerkt in de bedragen en behoeft vanwege een wijziging van het Besluit bekostiging WPO niet meer apart genoemd te worden.
Ten opzichte van de definitieve bedragen voor het schooljaar 2013/2014 zijn alle P&A-bedragen verhoogd met 2,315% in verband met de doorwerking van de GPL-ontwikkeling én het terugdraaien van de korting op het P&A-budget die per 1 augustus 2013 heeft plaatsgevonden.
Daarnaast is het basisbedrag met € 2.583,09 en het bedrag per leerling met € 49,27 verhoogd in verband met de verwerking van de afspraken over begeleiding startende leraren, werkdrukvermindering door conciërges en klassenassistenten en verminderen zittenblijven. In laatstgenoemde verhoging zit ook het bedrag waarmee de eind 2013 toegekende middelen voor het in 2014 behouden van jonge leerkrachten een structureel karakter krijgen.
De genormeerde gemiddelde personeelslasten (GPL) leraar worden voor het schooljaar 2014/2015 vastgesteld op € 63.556,34. Dat is een verhoging van 1,034% ten opzichte van de definitieve GPL leraar voor het schooljaar 2013/2014. Voor een belangrijk deel vloeit deze verhoging voort uit de afspraken over professionalisering. Daarnaast gaat het om een verhoging in het kader van het actieplan LeerKracht en om de loonbijstelling 2014. De genormeerde GPL schoolleiding worden voor het schooljaar 2014/2015 vastgesteld op € 80.920,39. Dat is een verhoging van 0,073% ten opzichte van de definitieve GPL schoolleiding voor het schooljaar 2013/2014. Deze aanpassing betreft geheel de loonbijstelling 2014.
De van deze personeelslasten afhankelijke bedragen in deze regeling zijn navenant aangepast.
Opgeteld bij de GPL leraar, vormen de hier opgenomen toeslagbedragen de GPL directie. Omdat de GPL directie minder zijn gestegen dan de GPL leraar, zijn de toeslagbedragen lager geworden. De toeslag ten behoeve van de maandelijkse toelage voor de directeur is verwerkt in de bedragen en behoeft vanwege een wijziging van het Besluit bekostiging WPO niet meer apart genoemd te worden.
Ten opzichte van de definitieve bedragen voor het schooljaar 2013/2014 zijn alle P&A-bedragen verhoogd met 2,315% in verband met de doorwerking van de GPL-ontwikkeling én het terugdraaien van de korting op het P&A-budget die per 1 augustus 2013 heeft plaatsgevonden.
Daarnaast is het bedrag per leerling met € 49,27 verhoogd in verband met de verwerking van de afspraken over begeleiding startende leraren en verminderen zittenblijven; in deze verhoging zit ook het bedrag waarmee de eind 2013 toegekende middelen voor het in 2014 behouden van jonge leerkrachten een structureel karakter krijgen.
De genormeerde gemiddelde personeelslasten (GPL) leraar worden voor het schooljaar 2014/2015 vastgesteld op € 61.498,16. Dat is een verhoging van 1,034% ten opzichte van de definitieve gemiddelde personeelslasten leraar voor het schooljaar 2013/2014. Voor een belangrijk deel vloeit deze verhoging voort uit de afspraken over professionalisering. Daarnaast gaat het om een verhoging in het kader van het actieplan LeerKracht en om de loonbijstelling 2014. De genormeerde GPL oop worden voor het schooljaar 2014/2015 vastgesteld op € 36.769,05. Dat is een verhoging van 0,762% ten opzichte van de definitieve GPL oop voor het schooljaar 2013/2014. Het overgrote deel vloeit voort uit de afspraken over professionalisering; daarnaast gaat het om de loonbijstelling 2014. De genormeerde GPL schoolleiding worden voor het schooljaar 2014/2015 vastgesteld op € 80.909,12. Dat is een verhoging van 0,073% ten opzichte van de definitieve GPL schoolleiding voor het schooljaar 2013/2014. Dit betreft geheel de loonbijstelling 2014.
De van deze personeelslasten afhankelijke bedragen in deze regeling zijn navenant aangepast.
Opgeteld bij de GPL leraar, vormen de hier opgenomen toeslagbedragen de GPL directie. Omdat de GPL directie minder zijn gestegen dan de GPL leraar, zijn de toeslagbedragen lager geworden. De toeslag ten behoeve van de maandelijkse toelage voor de directeur is verwerkt in de bedragen en behoeft vanwege een wijziging van het Besluit bekostiging WPO niet meer apart genoemd te worden.
Ten opzichte van de definitieve bedragen voor het schooljaar 2013/2014 zijn alle P&A-bedragen verhoogd met 2,315% in verband met de doorwerking van de GPL-ontwikkeling én het terugdraaien van de korting op het P&A-budget die per 1 augustus 2013 heeft plaatsgevonden.
Daarnaast is het bedrag per leerling met € 49,27 verhoogd in verband met de verwerking van de afspraken over begeleiding startende leraren en verminderen zittenblijven; in deze verhoging zit ook het bedrag waarmee de eind 2013 toegekende middelen voor het in 2014 behouden van jonge leerkrachten een structureel karakter krijgen.
Door de toevoeging van lid zeven tot en met twaalf, is de bijzondere bekostiging voor opvang asielzoekerskinderen in procesopvanglocaties en gezinslocaties aangevuld met een regeling voor tussentijdse groei. Deze is qua uitwerking vergelijkbaar met de in artikel 43 opgenomen regeling voor toename aantal asielzoekerskinderen met dien verstande dat de aanvraag niet via het gebruikelijke formulier kan worden ingediend, maar door middel van een brief.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-2596.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.