Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 augustus 2015, nr. VO/798275, houdende wijziging van de Regeling Voorzieningenplanning VO in verband met enkele technische en licht beleidsmatige wijzigingen

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op artikel 15f, tweede lid, van het Inrichtingsbesluit WVO, artikel 76 van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling voorzieningenplanning VO wordt als volgt gewijzigd.

A

In artikel 1 wordt na de begripsbepaling van ‘Minister’ ingevoegd:

samenwerkingsverband:

een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 van de wet.

B

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidend:

  • 3. Indien het de stichting van een nieuwe school, scholengemeenschap of afdeling gebaseerd op de methodiek van een directe meting betreft, stuurt het bevoegd gezag de directe meting mee met de aanvraag.

C

Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidend:

  • 5. Indien het samenwerkingsverband op grond van artikel 17a.1, tweede lid, van de wet een school voordraagt om in aanmerking te brengen voor bekostiging van leerwegondersteunend onderwijs geldt in plaats van het eerste tot en met het vierde lid dat het samenwerkingsverband gebruik maakt van het aanvraagformulier dat is opgenomen in bijlage 8.

D

Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidend:

  • 4. Indien het samenwerkingsverband op grond van artikel 17a.1, tweede lid, van de wet een bevoegd gezag dat gerechtigd is tot het verzorgen van leerwegondersteunend onderwijs voordraagt om in aanmerking te komen om dit onderwijs in meer leerwegen of op meer vestigingen te kunnen verzorgen, geldt in plaats van het eerste tot en met het derde lid dat het samenwerkingsverband gebruik maakt van het aanvraagformulier dat is opgenomen in bijlage 8.

E

Bijlage 1 wordt vervangen door bijlage 1 behorende bij deze regeling.

F

Bijlage 2 wordt vervangen door bijlage 2 behorende bij deze regeling.

G

Bijlage 5 wordt vervangen door bijlage 3 behorende bij deze regeling.

H

Bijlage 6 wordt vervangen door bijlage 4 behorende bij deze regeling.

I

Een nieuwe bijlage 8 wordt toegevoegd door bijlage 5 behorende bij deze regeling.

ARTIKEL II

  • 1. De onderdelen B en E tot en met H van artikel I van deze regeling treden in werking met ingang van 1 oktober 2015.

  • 2. De onderdelen A, C, D en I van artikel I van deze regeling treden in werking met ingang van 1 januari 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

BIJLAGE 1

Bijlage 1. bij de Regeling voorzieningenplanning VO

Een afdeling, school of scholengemeenschap komt voor bekostiging in aanmerking indien met een prognose aannemelijk wordt gemaakt dat de afdeling, school of scholengemeenschap zal worden bezocht door de aantallen leerlingen als genoemd, in de artikelen 65, eerste en tweede lid, en 68 van de wet (de zogenaamde stichtingsnormen). Het schoolbestuur kan op twee manieren aantonen dat de gevraagde afdeling, school of scholengemeenschap voldoet aan de stichtingsnormen: met een indirecte meting of met een directe meting.

Indirecte meting of directe meting

Als in het voedingsgebied van de aangevraagde school of scholengemeenschap een basisschool van dezelfde richting(en) als de aangevraagde school of scholengemeenschap aanwezig is, toont het schoolbestuur de belangstelling voor de gevraagde richting(en) aan op basis van een indirecte meting.

Alleen als er in het voedingsgebied van de aangevraagde school of scholengemeenschap geen basisschool van (een of meer van) dezelfde richting(en) als de aangevraagde school of scholengemeenschap aanwezig is, toont het schoolbestuur de belangstelling uitsluitend voor die gevraagde richting(en) aan op basis van een directe meting. De uitkomst van de directe meting wordt gecorrigeerd met een factor 0,7.

I. Stichting nieuwe school, scholengemeenschap of afdeling op grond van een indirecte meting

Definities
Toekomstige aantallen leerlingen:

de te verwachten aantallen leerlingen op een termijn van 6 jaar (middellange termijn) en 10 jaar (lange termijn), gerekend vanaf het jaar van de aanvraag, in het voedingsgebied van de aangevraagde school of scholengemeenschap;

Voedingsgebied school of scholengemeenschap:

het voedingsgebied voor een school of scholengemeenschap met inbegrip van de daarbij aangevraagde vbo-afdelingen, bestaat uit de viercijferige postcodegebieden die geheel of gedeeltelijk binnen 10 kilometer hemelsbreed gemeten vanaf het vestigingsadres van de bestaande of de nieuw te stichten school vallen; bij ontbreken van een vestigingsadres wordt uitgegaan van het centrum (bevolkingszwaartepunt) van de wijk waar de school wordt gesticht. Daarbij wordt de meest recente wijkindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek gehanteerd (thans de Wijk- en buurtkaart 2014);

Deelnamepercentage verlangde richting(en):

het aantal leerlingen van de verlangde richting(en) in groep 3 in het basisonderwijs gedeeld door het totaal aantal leerlingen in groep 3 in het basisonderwijs;

Deelnamepercentage gevraagde schoolsoort of afdeling in leerjaar 1:

het aantal leerlingen van de gevraagde schoolsoort of afdeling in leerjaar 1 gedeeld door het totaal aantal leerlingen in leerjaar 1 van het voorgezet onderwijs.

Berekeningsmethodiek bij indirecte meting

Netto potentieel

Om te komen tot het netto potentieel van een gemeente, wordt allereerst het bruto potentieel van een gemeente (E) vastgesteld volgens de formule A×B×C×D=E, waaronder het volgende wordt verstaan.

  • A. De basisgeneratie is het aantal leerlingen in leerjaar 1 van het voortgezet onderwijs voor de gemeente(n) gelegen in het voedingsgebied van aangevraagde voorziening en wordt bepaald door uit te gaan van het aantal 12- en 13-jarigen in de gemeente voor bovengenoemde prognosejaren zoals weergegeven in de meest recente publicatie ‘Basisgeneraties en aantallen inwoners van de Nederlandse gemeenten’, en gedeeld door 2.

  • B. Deelnamepercentage van de verlangde richting(en) voor de betrokken gemeente(n) op basis van groep 3 in het basisonderwijs, ontleend aan de meest recente publicatie ‘Verdeling naar richting in het Basisonderwijs’.

  • C. Deelnamepercentage gevraagde schoolsoort of afdeling in leerjaar 1 van het voortgezet onderwijs in de gemeente(n) waarvoor de voorziening wordt aangevraagd, ontleend aan de meest recente DUO-publicatie ‘Statistisch Materiaal voor stichting van een nieuwe school’.

  • D. De verblijfsduur is de landelijke verhouding tussen het totaal aantal leerlingen en het aantal leerlingen in leerjaar 1 van de gevraagde schoolsoort.

Het netto potentieel van een gemeente(n) (G) wordt vervolgens vastgesteld volgens de formule E-F=G, waarbij wordt verstaan onder:

  • E. Het bruto potentieel (A×B×C×D).

  • F. Het deel van het bruto potentieel van de betrokken gemeente(n) dat valt in het voedingsgebied van een bestaande school of afdeling van dezelfde verlangde soort en richting(en).

  • G. Het netto potentieel (E–F).

Het totale potentieel voor de nieuwe school is de optelling van de netto potentiëlen over het voedingsgebied. Het totale potentieel moet gelijk zijn aan of groter zijn dan het aantal leerlingen per schoolsoort of afdeling als bedoeld in artikel 65, eerste en tweede lid, of artikel 68, eerste lid, van de wet.

Termijn

Aan het vereiste aantal leerlingen wordt zowel in het zesde als in het tiende schooljaar na de datum van de aanvraag voldaan.

II. Stichting nieuwe school, scholengemeenschap of afdeling op grond van een directe meting

Definities
Deelnamepercentage verlangde richting(en):

het aantal leerlingen van 10 en 11 jaar dat een school van de verlangde richting(en) zal bezoeken volgens het onderzoek directe meting gedeeld door het totaal aantal leerlingen van 10 en 11 jaar en vermenigvuldigd met 0,7.

Voor het overige gelden dezelfde definities als bij de indirecte meting.

Berekeningsmethodiek bij directe meting

De berekeningsmethode bij directe meting is dezelfde als bij indirecte meting, met dien verstande, dat het deelnamepercentage voor de verlangde richting(en) wordt gebaseerd op een meting van de belangstelling voor die richting(en) via een onderzoek naar de voorkeur van ouders van leerlingen van 10 en 11 jaar, woonachtig in het voedingsgebied van de aangevraagde school.

Criteria waaraan het onderzoek directe meting moet voldoen:

  • a. de directe meting is uitgevoerd in opdracht van het desbetreffende bevoegd gezag door een onafhankelijk onderzoeksbureau op basis van een wetenschappelijk verantwoorde schriftelijke enquête;

  • b. de directe meting is gebaseerd op een representatieve, aselecte steekproef uit de onderzoekspopulatie die bestaat uit de ouders of verzorgers van kinderen van 10 en 11 jaar, woonachtig in het voedingsgebied van de gewenste schoolsoort of afdeling;

  • c. de anonimiteit van de ondervraagden is gegarandeerd;

  • d. het onderzoek inventariseert de voorkeuren van de ondervraagden voor alle erkende richtingen. Daarbij worden als uitgangspunten gehanteerd dat:

    • 1. van elke erkende richting, op gelijke afstand van de woonlocatie een school aanwezig is en dat al deze scholen van gelijke kwaliteit zijn;

    • 2. de vraagstelling neutraal is en op geen enkele wijze sturend;

    • 3. de informatie die voorafgaand aan of bij het onderzoek wordt verstrekt volkomen neutraal is en op geen enkele wijze sturend;

  • e. het onderzoek directe meting is op de uiterste indieningsdatum van de aanvraag niet ouder dan drie jaar.

Toelichting bij de vermenigvuldiging van het deelnamepercentage met 0,7

In de praktijk blijkt dat de feitelijke realisatie lager uitvalt dan de belangstelling – anders gezegd het deelnamepercentage – voor de verlangde richting(en), gebaseerd op de directe meting. Dit doet zich zowel bij het primair onderwijs als bij het voorgezet onderwijs voor. De feitelijke realisatie ligt voor het voortgezet onderwijs op ongeveer 70% van het deelnamepercentage op basis van de directe meting. Daarom wordt de uitkomst van de directe meting vermenigvuldigd met 0,7.

BIJLAGE 2

Bijlage 2. bij de Regeling voorzieningenplanning VO

BIJLAGE 3

Bijlage 5. bij de Regeling Voorzieningenplanning VO

BIJLAGE 4

Bijlage 6. bij de Regeling Voorzieningenplanning VO

BIJLAGE 5

Bijlage 8. bij de Regeling voorzieningenplanning VO

TOELICHTING

Algemeen

Deze wijziging van de Regeling voorzieningenplanning VO bevat enkele technische en licht beleidsmatige wijzigingen die verduidelijkingen en aanvullingen betreffen.

Het gaat om de volgende wijzigingen en aanvullingen.

  • De integratie van lwoo en pro in passend onderwijs.

  • In bijlage 1 bij de Regeling voorzieningenplanning VO wordt het onderdeel Berekeningsmethodiek bij directe meting verduidelijkt.

  • De bij de laatste wijziging (Stcrt. 2014; nr. 24439) in de Staatscourant gepubliceerde bijlagen 2, 5 en 6 bevatten enkele tekstuele onjuistheden. Deze onjuistheden zijn gecorrigeerd. De gecorrigeerde bijlagen worden opnieuw in de Staatscourant gepubliceerd.

Administratieve lasten

Deze regeling bevat enkele technische wijzigingen en verduidelijkingen ter verbetering van de regelgeving. De regeling veroorzaakt geen extra administratieve lasten ten opzichte van de voorgaande regeling.

Artikelsgewijs

Artikel I onderdelen A, C, D en I

Deze wijzigingen hangen samen met de integratie van lwoo (en pro) in het passend onderwijs. Door de integratie van het lwoo (en pro) in passend onderwijs kan voor opting out van de lwoo-licenties worden gekozen. De samenwerkingsverbanden nemen in dat geval in hun ondersteuningsplannen op aan welke voorwaarden een school moet voldoen om voor de lwoo-licentie in aanmerking te komen. De samenwerkingsverbanden kunnen deze voorwaarden zelf bepalen. De aanvraagprocedure van een lwoo-licentie bij opting out wijkt af van de huidige aanvraagprocedure van scholen. In plaats van dat de school de aanvraag doet voor de lwoo-licentie, meldt bij opting out het samenwerkingsverband de vmbo-scholen aan voor een lwoo-licentie bij DUO. Met de toevoeging van een nieuw vijfde lid aan artikel 4 en een nieuw vierde lid aan artikel 5 van de regeling wordt geregeld dat samenwerkingsverbanden hiervoor gebruik maken van het voor dit doel voorgeschreven aanvraagformulier.

Artikel I onderdeel B

Als er in het voedingsgebied van de aangevraagde school of scholengemeenschap geen basisschool van dezelfde richting als de aangevraagde school of scholengemeenschap aanwezig is, toont het schoolbestuur de belangstelling voor de gevraagde richting aan op basis van een directe meting. Een aanvraag, gebaseerd op de methodiek van een directe meting, moet altijd vergezeld gaan van de directe meting. Daarom is het derde lid aan artikel 2 toegevoegd.

Artikel I onderdeel E

In de praktijk is gebleken dat in bijlage 1 (onder de kop: ‘Berekeningsmethodiek bij directe meting’) onderdeel d op verschillende manieren kan worden gelezen/geïnterpreteerd. Dit leidt tot verwarring over het percentage dat moet worden gehanteerd om het leerlingenpotentieel voor het stichten van een nieuwe school te kunnen vaststellen. Door aanpassing van onderdeel d wordt deze verwarring weggenomen. Ook is een aantal algemeen te hanteren uitgangspunten toegevoegd om de objectiviteit van het onderzoek beter te waarborgen.

Artikel I onderdelen F tot en met H

De bijlagen 2, 5 en 6 zijn bij de laatste wijziging van de regeling voor het eerst in de Staatscourant gepubliceerd. Deze bijlagen bleken nog een aantal tekstuele onjuistheden te bevatten. Deze tekstuele onjuistheden zijn gecorrigeerd. De gecorrigeerde bijlagen worden daarom opnieuw gepubliceerd.

Artikel I onderdeel I

Aan de regeling wordt bijlage 8 toegevoegd. Dit betreft een nieuw aanvraagformulier dat bij opting out door samenwerkingsverbanden moet worden gebruikt indien zij scholen wensen voor te dragen voor een lwoo-licentie bij DUO of een uitbreiding daarvan naar andere leerwegen of vestigingen.

Artikel II

Inwerkingtreding per 1 oktober 2015 betreft een vast verandermoment. Voor wet- en regelgeving wordt uitgegaan van een minimum invoeringstermijn van twee maanden. In het geval van de onderdelen B en E tot en met H van artikel I van deze regeling zijn de twee volledige maanden voor inwerkingtreding niet gehaald om de regeling te publiceren. Zowel scholen, besturen als gemeenten zijn gebaat bij een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van de regeling vanwege de verduidelijkingen en aanvullingen op diverse punten van de voorzieningenplanning. Voornemens tot wijziging van een onderwijsvoorziening zijn hierbij gebaat. Daarom is voor de onderdelen B en E tot en met H van artikel I vastgehouden aan inwerkingtreding per 1 oktober 2015.

De onderdelen A, C, D en I van artikel I treden in werking op het moment dat het in de Wet Integratie lwoo en pro in passend onderwijs nieuw voorgestelde artikel 17a.1 van de Wet op het voortgezet onderwijs (zie Stb. 2015, 149, artikel I, onderdeel D) in werking treedt, te weten op 1 januari 2016 (zie het inwerkingtredingsbesluit dat is gepubliceerd in Stb. 2015, 204).

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven