De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken;
Gelet op artikel 15f, tweede lid, van het Inrichtingsbesluit WVO, artikel 76 van de
Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling voorzieningenplanning VO wordt als volgt gewijzigd.
A
In artikel 1 wordt na de begripsbepaling van ‘Minister’ ingevoegd:
- samenwerkingsverband:
-
een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 van de wet.
B
Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidend:
-
3. Indien het de stichting van een nieuwe school, scholengemeenschap of afdeling gebaseerd
op de methodiek van een directe meting betreft, stuurt het bevoegd gezag de directe
meting mee met de aanvraag.
C
Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidend:
-
5. Indien het samenwerkingsverband op grond van artikel 17a.1, tweede lid, van de wet
een school voordraagt om in aanmerking te brengen voor bekostiging van leerwegondersteunend
onderwijs geldt in plaats van het eerste tot en met het vierde lid dat het samenwerkingsverband
gebruik maakt van het aanvraagformulier dat is opgenomen in bijlage 8.
D
Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidend:
-
4. Indien het samenwerkingsverband op grond van artikel 17a.1, tweede lid, van de wet
een bevoegd gezag dat gerechtigd is tot het verzorgen van leerwegondersteunend onderwijs
voordraagt om in aanmerking te komen om dit onderwijs in meer leerwegen of op meer
vestigingen te kunnen verzorgen, geldt in plaats van het eerste tot en met het derde
lid dat het samenwerkingsverband gebruik maakt van het aanvraagformulier dat is opgenomen
in bijlage 8.
E
Bijlage 1 wordt vervangen door bijlage 1 behorende bij deze regeling.
F
Bijlage 2 wordt vervangen door bijlage 2 behorende bij deze regeling.
G
Bijlage 5 wordt vervangen door bijlage 3 behorende bij deze regeling.
H
Bijlage 6 wordt vervangen door bijlage 4 behorende bij deze regeling.
I
Een nieuwe bijlage 8 wordt toegevoegd door bijlage 5 behorende bij deze regeling.
ARTIKEL II
-
1. De onderdelen B en E tot en met H van artikel I van deze regeling treden in werking
met ingang van 1 oktober 2015.
-
2. De onderdelen A, C, D en I van artikel I van deze regeling treden in werking met
ingang van 1 januari 2016.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker
BIJLAGE 1
Bijlage 1. bij de Regeling voorzieningenplanning VO
Een afdeling, school of scholengemeenschap komt voor bekostiging in aanmerking indien
met een prognose aannemelijk wordt gemaakt dat de afdeling, school of scholengemeenschap
zal worden bezocht door de aantallen leerlingen als genoemd, in de artikelen 65, eerste en tweede lid, en 68 van de wet (de zogenaamde stichtingsnormen). Het schoolbestuur kan op twee manieren aantonen
dat de gevraagde afdeling, school of scholengemeenschap voldoet aan de stichtingsnormen:
met een indirecte meting of met een directe meting.
Indirecte meting of directe meting
Als in het voedingsgebied van de aangevraagde school of scholengemeenschap een basisschool
van dezelfde richting(en) als de aangevraagde school of scholengemeenschap aanwezig
is, toont het schoolbestuur de belangstelling voor de gevraagde richting(en) aan op
basis van een indirecte meting.
Alleen als er in het voedingsgebied van de aangevraagde school of scholengemeenschap
geen basisschool van (een of meer van) dezelfde richting(en) als de aangevraagde school
of scholengemeenschap aanwezig is, toont het schoolbestuur de belangstelling uitsluitend
voor die gevraagde richting(en) aan op basis van een directe meting. De uitkomst van
de directe meting wordt gecorrigeerd met een factor 0,7.
I. Stichting nieuwe school, scholengemeenschap of afdeling op grond van een indirecte
meting
Definities
- Toekomstige aantallen leerlingen:
-
de te verwachten aantallen leerlingen op een termijn van 6 jaar (middellange termijn)
en 10 jaar (lange termijn), gerekend vanaf het jaar van de aanvraag, in het voedingsgebied
van de aangevraagde school of scholengemeenschap;
- Voedingsgebied school of scholengemeenschap:
-
het voedingsgebied voor een school of scholengemeenschap met inbegrip van de daarbij
aangevraagde vbo-afdelingen, bestaat uit de viercijferige postcodegebieden die geheel
of gedeeltelijk binnen 10 kilometer hemelsbreed gemeten vanaf het vestigingsadres
van de bestaande of de nieuw te stichten school vallen; bij ontbreken van een vestigingsadres
wordt uitgegaan van het centrum (bevolkingszwaartepunt) van de wijk waar de school
wordt gesticht. Daarbij wordt de meest recente wijkindeling van het Centraal Bureau
voor de Statistiek gehanteerd (thans de Wijk- en buurtkaart 2014);
- Deelnamepercentage verlangde richting(en):
-
het aantal leerlingen van de verlangde richting(en) in groep 3 in het basisonderwijs
gedeeld door het totaal aantal leerlingen in groep 3 in het basisonderwijs;
- Deelnamepercentage gevraagde schoolsoort of afdeling in leerjaar 1:
-
het aantal leerlingen van de gevraagde schoolsoort of afdeling in leerjaar 1 gedeeld
door het totaal aantal leerlingen in leerjaar 1 van het voorgezet onderwijs.
Berekeningsmethodiek bij indirecte meting
Netto potentieel
Om te komen tot het netto potentieel van een gemeente, wordt allereerst het bruto
potentieel van een gemeente (E) vastgesteld volgens de formule A×B×C×D=E, waaronder
het volgende wordt verstaan.
-
A. De basisgeneratie is het aantal leerlingen in leerjaar 1 van het voortgezet onderwijs
voor de gemeente(n) gelegen in het voedingsgebied van aangevraagde voorziening en
wordt bepaald door uit te gaan van het aantal 12- en 13-jarigen in de gemeente voor
bovengenoemde prognosejaren zoals weergegeven in de meest recente publicatie ‘Basisgeneraties
en aantallen inwoners van de Nederlandse gemeenten’, en gedeeld door 2.
-
B. Deelnamepercentage van de verlangde richting(en) voor de betrokken gemeente(n) op
basis van groep 3 in het basisonderwijs, ontleend aan de meest recente publicatie
‘Verdeling naar richting in het Basisonderwijs’.
-
C. Deelnamepercentage gevraagde schoolsoort of afdeling in leerjaar 1 van het voortgezet
onderwijs in de gemeente(n) waarvoor de voorziening wordt aangevraagd, ontleend aan
de meest recente DUO-publicatie ‘Statistisch Materiaal voor stichting van een nieuwe
school’.
-
D. De verblijfsduur is de landelijke verhouding tussen het totaal aantal leerlingen en
het aantal leerlingen in leerjaar 1 van de gevraagde schoolsoort.
Het netto potentieel van een gemeente(n) (G) wordt vervolgens vastgesteld volgens
de formule E-F=G, waarbij wordt verstaan onder:
-
E. Het bruto potentieel (A×B×C×D).
-
F. Het deel van het bruto potentieel van de betrokken gemeente(n) dat valt in het voedingsgebied
van een bestaande school of afdeling van dezelfde verlangde soort en richting(en).
-
G. Het netto potentieel (E–F).
Het totale potentieel voor de nieuwe school is de optelling van de netto potentiëlen
over het voedingsgebied. Het totale potentieel moet gelijk zijn aan of groter zijn
dan het aantal leerlingen per schoolsoort of afdeling als bedoeld in artikel 65, eerste
en tweede lid, of artikel 68, eerste lid, van de wet.
Termijn
Aan het vereiste aantal leerlingen wordt zowel in het zesde als in het tiende schooljaar
na de datum van de aanvraag voldaan.
II. Stichting nieuwe school, scholengemeenschap of afdeling op grond van een directe
meting
Definities
- Deelnamepercentage verlangde richting(en):
-
het aantal leerlingen van 10 en 11 jaar dat een school van de verlangde richting(en)
zal bezoeken volgens het onderzoek directe meting gedeeld door het totaal aantal leerlingen
van 10 en 11 jaar en vermenigvuldigd met 0,7.
Voor het overige gelden dezelfde definities als bij de indirecte meting.
Berekeningsmethodiek bij directe meting
De berekeningsmethode bij directe meting is dezelfde als bij indirecte meting, met
dien verstande, dat het deelnamepercentage voor de verlangde richting(en) wordt gebaseerd op een meting van de belangstelling voor die richting(en) via een
onderzoek naar de voorkeur van ouders van leerlingen van 10 en 11 jaar, woonachtig
in het voedingsgebied van de aangevraagde school.
Criteria waaraan het onderzoek directe meting moet voldoen:
-
a. de directe meting is uitgevoerd in opdracht van het desbetreffende bevoegd gezag door
een onafhankelijk onderzoeksbureau op basis van een wetenschappelijk verantwoorde
schriftelijke enquête;
-
b. de directe meting is gebaseerd op een representatieve, aselecte steekproef uit de
onderzoekspopulatie die bestaat uit de ouders of verzorgers van kinderen van 10 en
11 jaar, woonachtig in het voedingsgebied van de gewenste schoolsoort of afdeling;
-
c. de anonimiteit van de ondervraagden is gegarandeerd;
-
d. het onderzoek inventariseert de voorkeuren van de ondervraagden voor alle erkende
richtingen. Daarbij worden als uitgangspunten gehanteerd dat:
-
1. van elke erkende richting, op gelijke afstand van de woonlocatie een school aanwezig
is en dat al deze scholen van gelijke kwaliteit zijn;
-
2. de vraagstelling neutraal is en op geen enkele wijze sturend;
-
3. de informatie die voorafgaand aan of bij het onderzoek wordt verstrekt volkomen neutraal
is en op geen enkele wijze sturend;
-
e. het onderzoek directe meting is op de uiterste indieningsdatum van de aanvraag niet
ouder dan drie jaar.
Toelichting bij de vermenigvuldiging van het deelnamepercentage met 0,7
In de praktijk blijkt dat de feitelijke realisatie lager uitvalt dan de belangstelling
– anders gezegd het deelnamepercentage – voor de verlangde richting(en), gebaseerd
op de directe meting. Dit doet zich zowel bij het primair onderwijs als bij het voorgezet
onderwijs voor. De feitelijke realisatie ligt voor het voortgezet onderwijs op ongeveer
70% van het deelnamepercentage op basis van de directe meting. Daarom wordt de uitkomst
van de directe meting vermenigvuldigd met 0,7.
BIJLAGE 2
Bijlage 2. bij de Regeling voorzieningenplanning VO
BIJLAGE 3
Bijlage 5. bij de Regeling Voorzieningenplanning VO
BIJLAGE 4
Bijlage 6. bij de Regeling Voorzieningenplanning VO
BIJLAGE 5
Bijlage 8. bij de Regeling voorzieningenplanning VO
TOELICHTING
Algemeen
Deze wijziging van de Regeling voorzieningenplanning VO bevat enkele technische en
licht beleidsmatige wijzigingen die verduidelijkingen en aanvullingen betreffen.
Het gaat om de volgende wijzigingen en aanvullingen.
-
• De integratie van lwoo en pro in passend onderwijs.
-
• In bijlage 1 bij de Regeling voorzieningenplanning VO wordt het onderdeel Berekeningsmethodiek
bij directe meting verduidelijkt.
-
• De bij de laatste wijziging (Stcrt. 2014; nr. 24439) in de Staatscourant gepubliceerde bijlagen 2, 5 en 6 bevatten enkele tekstuele onjuistheden.
Deze onjuistheden zijn gecorrigeerd. De gecorrigeerde bijlagen worden opnieuw in de
Staatscourant gepubliceerd.
Administratieve lasten
Deze regeling bevat enkele technische wijzigingen en verduidelijkingen ter verbetering
van de regelgeving. De regeling veroorzaakt geen extra administratieve lasten ten
opzichte van de voorgaande regeling.
Artikelsgewijs
Artikel I onderdelen A, C, D en I
Deze wijzigingen hangen samen met de integratie van lwoo (en pro) in het passend onderwijs.
Door de integratie van het lwoo (en pro) in passend onderwijs kan voor opting out
van de lwoo-licenties worden gekozen. De samenwerkingsverbanden nemen in dat geval
in hun ondersteuningsplannen op aan welke voorwaarden een school moet voldoen om voor
de lwoo-licentie in aanmerking te komen. De samenwerkingsverbanden kunnen deze voorwaarden
zelf bepalen. De aanvraagprocedure van een lwoo-licentie bij opting out wijkt af van
de huidige aanvraagprocedure van scholen. In plaats van dat de school de aanvraag
doet voor de lwoo-licentie, meldt bij opting out het samenwerkingsverband de vmbo-scholen
aan voor een lwoo-licentie bij DUO. Met de toevoeging van een nieuw vijfde lid aan
artikel 4 en een nieuw vierde lid aan artikel 5 van de regeling wordt geregeld dat
samenwerkingsverbanden hiervoor gebruik maken van het voor dit doel voorgeschreven
aanvraagformulier.
Artikel I onderdeel B
Als er in het voedingsgebied van de aangevraagde school of scholengemeenschap geen
basisschool van dezelfde richting als de aangevraagde school of scholengemeenschap
aanwezig is, toont het schoolbestuur de belangstelling voor de gevraagde richting
aan op basis van een directe meting. Een aanvraag, gebaseerd op de methodiek van een
directe meting, moet altijd vergezeld gaan van de directe meting. Daarom is het derde
lid aan artikel 2 toegevoegd.
Artikel I onderdeel E
In de praktijk is gebleken dat in bijlage 1 (onder de kop: ‘Berekeningsmethodiek bij
directe meting’) onderdeel d op verschillende manieren kan worden gelezen/geïnterpreteerd.
Dit leidt tot verwarring over het percentage dat moet worden gehanteerd om het leerlingenpotentieel
voor het stichten van een nieuwe school te kunnen vaststellen. Door aanpassing van
onderdeel d wordt deze verwarring weggenomen. Ook is een aantal algemeen te hanteren
uitgangspunten toegevoegd om de objectiviteit van het onderzoek beter te waarborgen.
Artikel I onderdelen F tot en met H
De bijlagen 2, 5 en 6 zijn bij de laatste wijziging van de regeling voor het eerst
in de Staatscourant gepubliceerd. Deze bijlagen bleken nog een aantal tekstuele onjuistheden
te bevatten. Deze tekstuele onjuistheden zijn gecorrigeerd. De gecorrigeerde bijlagen
worden daarom opnieuw gepubliceerd.
Artikel I onderdeel I
Aan de regeling wordt bijlage 8 toegevoegd. Dit betreft een nieuw aanvraagformulier
dat bij opting out door samenwerkingsverbanden moet worden gebruikt indien zij scholen
wensen voor te dragen voor een lwoo-licentie bij DUO of een uitbreiding daarvan naar
andere leerwegen of vestigingen.
Artikel II
Inwerkingtreding per 1 oktober 2015 betreft een vast verandermoment. Voor wet- en
regelgeving wordt uitgegaan van een minimum invoeringstermijn van twee maanden. In
het geval van de onderdelen B en E tot en met H van artikel I van deze regeling zijn
de twee volledige maanden voor inwerkingtreding niet gehaald om de regeling te publiceren.
Zowel scholen, besturen als gemeenten zijn gebaat bij een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding
van de regeling vanwege de verduidelijkingen en aanvullingen op diverse punten van
de voorzieningenplanning. Voornemens tot wijziging van een onderwijsvoorziening zijn
hierbij gebaat. Daarom is voor de onderdelen B en E tot en met H van artikel I vastgehouden
aan inwerkingtreding per 1 oktober 2015.
De onderdelen A, C, D en I van artikel I treden in werking op het moment dat het in
de Wet Integratie lwoo en pro in passend onderwijs nieuw voorgestelde artikel 17a.1
van de Wet op het voortgezet onderwijs (zie Stb. 2015, 149, artikel I, onderdeel D) in werking treedt, te weten op 1 januari 2016 (zie het inwerkingtredingsbesluit
dat is gepubliceerd in Stb. 2015, 204).
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker