De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 116, 120, zesde lid, 123, eerste en vierde lid, 124, eerste
en tweede lid, 125, eerste lid, 129, eerste lid, 132, derde en vierde lid, 137, vijfde
lid, en 180a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 113, 117,
derde, vijfde en achtste lid, 120, 124, eerste lid, 131, vierde lid, en 166a, tweede
lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 85b, tweede lid, en 89, eerste
lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel IX van de Wet van 16 juli 2005
tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra
en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging
in het primair onderwijs (Stb. 2005, 423), artikel XXIII, derde en vierde lid, van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging
van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering
van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet
speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), artikel II, derde lid, van de Wet van 19 april 2012 tot wijziging van de Wet op
het primair onderwijs in verband met de wettelijke verankering van afdelingen voor
internationaal georiënteerd basisonderwijs (Stb. 2012, 216), de artikelen 11a, tweede lid, 17, derde lid, 19, eerste lid, 22, 26 en 28a, tweede
lid, 31, 33a, 35 en 35a, van het Besluit bekostiging WPO, de artikelen 3a, 10b, tweede
lid, 30, eerste lid, 31, 35, 58 en 58a, van het Besluit bekostiging WEC, de artikelen
B 16b, B 16g, B 16l, B 21, C 11, eerste en tweede lid, en C 16.1 van het Besluit trekkende
bevolking WPO en de artikelen 8a, tweede lid, 27 en 27a, van het Bekostigingsbesluit
WVO;
Besluit:
TOELICHTING
I. Algemeen
De personele bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per schooljaar
toegekend. In deze regeling worden de daarvoor noodzakelijke prijzen en bedragen vastgesteld.
Daarbij zijn ook de prijzen en bedragen ten behoeve van de overgangsbekostiging in
het kader van ‘passend onderwijs’ vastgesteld, zowel personeel als materieel. Wel
betreft de vaststelling van de materiële component slechts de periode 1 augustus 2014
tot en met 31 december 2014; met ingang van het kalenderjaar 2015 worden deze prijzen
en bedragen namelijk vastgesteld als onderdeel van de Regeling vaststelling bedragen
programma’s van eisen po en (v)so en bekostiging materiële instandhouding samenwerkingsverband.
Om de herkenbaarheid van deze materiële component te vergroten, is in de desbetreffende
artikelen wel een jaarbedrag opgenomen; van dat jaarbedrag zal op grond van deze regeling
5/12-deel als bekostiging voor de laatste vijf maanden van het kalenderjaar 2014 worden
uitbetaald.
1.1 Wijzigingen ten opzichte van eerdere regelingen
De belangrijkste inhoudelijke wijziging in deze regeling voor schooljaar 2014–2015
betreft de verwerking van de invoering van passend onderwijs per 1 augustus 2014.
Daarnaast heeft een wijziging in verband met de wettelijke fundering van het Internationaal
Georiënteerd Basisonderwijs (IGBO) plaatsgevonden, en is een nieuwe toekenningsgrond
voor bijzondere bekostiging opgenomen, te weten de opvang van asielzoekerskinderen
in procesopvanglocaties en gezinslocaties.
Dit heeft tot gevolg dat bepaalde artikelen inhoudelijk wijzigen, andere artikelen
vervallen en nieuwe artikelen zijn ingevoegd. Uiteraard heeft dat ook consequenties
voor de nummering van de regeling vergeleken met die van vorig jaar.
Vervallen zijn de artikelen over de volgende onderwerpen (tussen haakjes wordt steeds
het artikelnummer in de regeling voor schooljaar 2013-2014 gegeven):
-
• Vaststelling van bedragen bekostiging LGF (7, 8, 15, 16 en 45). Deze bekostiging wordt
in 2014–2015 voor leerlingen met een cluster 3 of 4 indicatie als overgangsbekostiging
op basis van het aantal LGF leerling op 1-10-2013 aan de samenwerkingsverbanden toegekend.
Zie ook de toelichting bij de artikelen 28 tot en met 30. De bijbehorende bekostiging
voor ambulante begeleiding wordt als overgangsbekostiging toegekend aan de (v)so scholen.
Zie hiervoor de toelichting bij de artikel 20 en 21.
-
• Vergoeding regionaal expertisecentrum (24). De regionale expertisecentra worden met
ingang van 1 augustus 2014 opgeheven. De bijbehorende middelen gaan vanaf die datum
naar de samenwerkingsverbanden (onderdeel van de bedragen in de artikelen 24 tot en
met 27).
-
• Aanwezigheid visueel gehandicapte leerlingen (33). Deze bekostiging maakt vanaf 1 augustus
2014 deel uit van de ondersteuningsbekostiging van de cluster 1 instellingen
-
• Groeiregeling scholen voor (v)so met leerlingen uit een residentiële instelling, niet
zijnde een JJI of GJI (35). De bijbehorende middelen gaan vanaf 1 augustus naar de
samenwerkingsverbanden (onderdeel van de bedragen in de artikelen 24 tot en met 27).
-
• Zeer moeilijk lerende kinderen in de groepen drie tot en met acht van de basisschool
(37). Deze bekostiging maakt in het schooljaar 2014–2015 deel uit van de overgangsbekostiging
voor samenwerkingsverbanden.
-
• Bijzondere bekostiging voor opvang en begeleiding van leerlingen met autisme (38).
De bijbehorende middelen gaan vanaf 1 augustus 2014 naar de samenwerkingsverbanden
(onderdeel van de bedragen in de artikelen 24 tot en met 27).
De nieuwe en gewijzigde artikelen worden in het artikelsgewijze deel toegelicht; waar
van toepassing wordt aangegeven in welk artikel de desbetreffende inhoud voorheen
(dat wil zeggen in de Regeling bekostiging personeel PO 2013-2014 en aanpassing bedragen
leerlinggebonden budget VO 2013-2014) was opgenomen.
2. Procedure vaststellen en wijzigen bedragen
2.1 Beperking van wijzigingen
De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk
te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel
beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Daarom worden de bedragen
voor personele bekostiging en voor het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
in eerste instantie in maart/april voorafgaande aan het schooljaar vastgesteld. Daarna
kan in het begin van het schooljaar vanwege gewijzigde omstandigheden een aanpassing
van de bedragen vastgesteld worden. De eventueel noodzakelijke aanpassing van de bedragen
gedurende het schooljaar worden daarna in principe ‘opgespaard’ tot een definitieve
vaststelling tegen het einde van het schooljaar.
2.2 Clustering van regelingen
Om het aantal regelingen beperkt te houden, is besloten om tot een clustering van
alle bekostigingsregelingen over te gaan. In de onderhavige regeling worden naast
de lumpsumbedragen daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid
vastgesteld. Ook de bekostigingsbedragen die in het kader van de overgangssystematiek
‘passend onderwijs’ een rol spelen, worden in deze regeling vastgesteld.
Op grond van de wet kan de minister bijzondere bekostiging personeelskosten toekennen
aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. In deze regeling zijn
de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan de bijzondere bekostiging
kan worden aangevraagd.
3. Bijzondere omstandigheden
3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen kan op grond
van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC een
verzoek indienen voor bijzondere bekostiging. Bijzondere omstandigheden kunnen zich
voordoen aan scholen die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere situaties
die niet zijn geregeld in hoofdstuk 2 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen
dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar
niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als
klemmend zullen worden aangemerkt en derhalve niet voor bijzondere bekostiging in
aanmerking gebracht zullen worden.
Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO
of artikel 120, tweede lid, van de WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:
-
• Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens
het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het Besluit bekostiging WEC een op hun
situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend, en dat slechts in uitzonderlijke situaties
bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële
instandhouding wordt toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen
op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt
voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en
of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.
-
• Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar
dan er voor het voorgaande schooljaar aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl
de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere afgewezen.
-
• Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag
bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag
is ontvangen.
-
• Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten
worden ontleend voor het schooljaar 2014–2015.
-
• Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld,
worden buiten behandeling gelaten.
-
• Uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag ontvangt de aanvrager een
beschikking.
-
• Aanvragen ontvangen na 1 juli 2015 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op
de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het schooljaar waarop
de regeling van toepassing is.
Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten
worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden
aangemerkt.
3.2 Basisscholen
Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met:
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen omdat deze al worden bekostigd op grond van de WPO;
-
• Bijzondere geaardheid van leerlingen: de bekostiging voor lichte en zware ondersteuning
die de samenwerkingsverbanden ontvangen, wordt geacht daarin te voorzien. Wellicht
ten overvloede wijs ik er op dat dit ook geldt voor leerlingen met autisme.
3.3 Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs
Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van (v)so scholen in verband met:
-
• Groei van het aantal leerlingen; wellicht ten overvloede wijs ik u er op dat in het
schooljaar 2014–2015 de groeitelling op grond van artikel 37 van het Besluit bekostiging
WEC (teldatum 16 januari 2014) voor het laatst wordt toegepast. De groeitelling op
grond van artikel 38 van het Besluit bekostiging WEC (teldatum 1 oktober 2014) is
met ingang van dat schooljaar vervallen.
-
• Bijzondere geaardheid van leerlingen: de geaardheid van de leerlingen is er op zichzelf
juist de oorzaak van dat zij tot een (v)so-onderwijssoort zijn toegelaten. Ook het
feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een zodanig verzwarende
factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 120,
tweede lid, van de WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen
uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort geldt.
De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om
leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid
te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.
3.4 Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding
Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO voor de periode
van 1 augustus 2014 tot 1 augustus 2015 bijzondere bekostiging wordt toegewezen in
verband met personeelskosten van extra leraren, komen met inachtneming van artikel
116, tweede lid, van de WPO tevens in aanmerking voor een aanvulling op de vergoeding
materiële instandhouding. Voor zover deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling,
wordt bij de toekenning uitgegaan van € 1.993,92 per fte op jaarbasis. Het aantal
fte’s wordt berekend door de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde
gemiddelde personeelslasten van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel
b, van deze regeling en de uitkomst, na deling door de factor 1,0811, af te ronden
op 4 decimalen. Deze aanvullende bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid
van de periode waarover de bijzondere bekostiging wordt toegekend en naar rato van
de berekende fte’s.
3.5 Procedure
Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet,
kan een gemotiveerd verzoek indienen bij DUO/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging
in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag moet in ieder geval worden
vermeld:
-
• het brinnummer van de school;
-
• waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het
lumpsumbudget ontoereikend is;
-
• voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;
-
• bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum
en kenmerk van die beschikking;
-
• bij gegevens over individuele leerlingen desgewenst brin- en leerlingnummer in verband
met de privacygevoeligheid.
Deze aanvraag kan ook worden ingediend door middel van een volledig ingevuld en door
het bevoegd gezag ondertekend formulier met nummer DUO 60102. Dit formulier is te
downloaden via www.duo.nl. De aanvraag kan ook elektronisch worden ingediend.
4. Opbouw en werking van de regeling
Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort zowel de
lumpsumbedragen vastgesteld, als de bedragen voor personeels- en arbeidsmarktbeleid.
Voor de (v)so-scholen cluster 3 en 4 is in dit hoofdstuk ook de overgangsbekostiging
personeel voor ondersteuning opgenomen. Hoofdstuk 3 bevat de aan de samenwerkingsverbanden
te verstrekken lumpsumbedragen voor lichte ondersteuning (alleen voor samenwerkingsverbanden
primair onderwijs, want de bekostiging voor lichte ondersteuning voor de samenwerkingsverbanden
voortgezet onderwijs wordt vastgesteld in de Regeling vaststelling bedrag per leerling
regionaal zorgbudget 2014; alleen personeel, want de materiële bekostiging voor de
samenwerkingsverbanden primair onderwijs voor 2014 is vastgesteld in de Regeling vaststelling
bedragen programma's van eisen basisonderwijs, (v)so en bekostiging materiële instandhouding
samenwerkingsverband voor het jaar 2014) en zware ondersteuning (voor samenwerkingsverbanden
primair onderwijs én samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs; personeel én materieel).
Daarnaast is de overgangsbekostiging voor de samenwerkingsverbanden primair onderwijs
(personeel én materieel) en de samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs (alleen
personeel) opgenomen. In hoofdstuk 4 staan de bedragen voor de instellingen cluster
1, de scholen cluster 2 en de instellingen in oprichting cluster 2. Hoofdstuk 5 bevat
de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging en in hoofdstuk 6 wordt het
betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 7 bevat de slotbepalingen. Met de WPO, de WEC,
het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, de bedragen en de landelijk
gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling, het aantal leerlingen
op de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd van de school, kan per school het
lumpsumbudget worden berekend.
5. Administratieve lasten
Zoals in de memorie van toelichting bij het desbetreffende wetsvoorstel is opgenomen,
nemen als gevolg van de invoering van ‘passend onderwijs’ de administratieve lasten
structureel af. Voor scholen en instellingen gaat het om een daling van ruim € 15
mln, en voor de samenwerkingsverbanden van € 0,5 mln. Door incidentele extra administratieve
lasten, zal deze daling zich nog niet geheel in het schooljaar 2014–2015 voordoen.
6. Prijsaanpassingen
Met het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) ‘De route naar geweldig onderwijs’ en het
Begrotingsakkoord dat eind vorig jaar overeen is gekomen tussen het kabinet en de
oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP zijn er nieuwe investeringen vanaf 2015
voor het primair onderwijs in het vooruitzicht gesteld. Omdat het daadwerkelijk beschikbaar
komen van de extra middelen en de wijze waarop dit gebeurt onder andere afhankelijk
is van nog te maken afspraken over modernisering van de arbeidsvoorwaarden en het
sluiten van een sectorakkoord, zijn de prijzen in deze regeling nog niet aangepast
op de beoogde investeringen. Pas als aan de gestelde voorwaarden voldaan is en duidelijk
is hoe de extra middelen beschikbaar zullen worden gesteld, kunnen de prijzen waar
nodig worden bijgesteld. Naar verwachting is er later in 2014 duidelijkheid. OCW zal
hier uiteraard over berichten. Het navenant bijstellen van de personele bekostiging
gebeurt daarna, bij het eerstvolgende moment van bijstelling van de prijzen voor het
schooljaar 2014–2015. Voor schoolbesturen is het daarom zaak om de besluitvorming
over de NOA-middelen en de investeringen uit het Begrotingsakkoord nauwlettend te
volgen voor het bepalen van de eigen financiële ruimte voor extra investeringen in
de kwaliteit van het onderwijs.
Overigens is bij wijze van overbrugging door middel van de Regeling bijzondere en
aanvullende bekostiging jonge leerkrachten van 13 oktober 2013 wel alvast een incidenteel
bedrag van € 85 mln. beschikbaar gesteld aan het po om in 2014 meer jonge leraren
in dienst te kunnen houden of te nemen.
De prijsaanpassingen die in deze regeling voor het schooljaar 2014–2015 zijn verwerkt
betreffen kortom alleen de bijstellingen die volgen uit het Actieplan Leerkracht.
Meer specifiek gaat het om het resterende deel van het functiemixbudget voor 2014
en om het functiemixbudget voor de eerste zeven maanden van 2015. Ten opzichte van
de vastgestelde bedragen voor het schooljaar 2013-2014 worden hiermee de voorlopige
bedragen voor het schooljaar voor de gemiddelde personele last van het onderwijzend
personeel met 0,278% verhoogd. De volgende prijzen in de regeling blijven ongewijzigd:
-
• De gemiddelde personele last van het onderwijsondersteunend personeel en van de schoolleiding.
-
• De opslag voor het Vervangingsfonds is per 1 augustus 2014 ongewijzigd vastgesteld
op 4,026% van de loonkosten.
-
• De opslag voor het Participatiefonds is ongewijzigd vastgesteld op 1,00% van de loonkosten.
Bovenstaande percentages werken uiteraard ook door in de prijzen voor de overgangsbekostiging
in het kader van passend onderwijs en in de bekostiging voor de samenwerkingsverbanden.
De opslagen en percentages in de bekostiging worden normatief vastgesteld en komen
daarom niet altijd overeen met de exacte kosten die individuele schoolbesturen op
onderdelen moeten maken. Hiermee dient rekening gehouden te worden in de bedrijfsvoering.
II. Artikelsgewijs
Artikel 1
In de begripsbepalingen is de omschrijving van ‘instelling in oprichting’ en de omschrijving
van ‘samenwerkingsverband’ toegevoegd, en is de omschrijving van ‘REC’ vervallen.
Artikel 5
Opgeteld bij de GPL voor leraren, vormen de hier opgenomen toeslagbedragen de GPL
voor directie. Omdat deze laatste niet is gewijzigd, en de GPL leraren hoger is geworden,
zijn de toeslagbedragen met hetzelfde bedrag verlaagd. De toeslag ten behoeve van
de maandelijkse toelage voor de directeur is verwerkt in de bedragen en behoeft vanwege
een wijziging van het Besluit bekostiging WPO niet meer apart genoemd te worden.
Artikel 6
Voorheen was dit geregeld in artikel 9 van de Regeling bekostiging personeel PO 2013-2014
en aanpassing bedragen leerlinggebonden budget VO 2013-2014.
Artikel 7
Voorheen was dit geregeld in artikel 10.
Artikel 8 (nieuw)
In dit artikel is de aanvulling op de personele en materiële bekostiging opgenomen
die basisscholen onder de voorwaarden bedoeld in artikel 85a van de WPO kunnen aanvragen
voor een aan die school verbonden afdeling internationaal georiënteerd basisonderwijs.
Artikel 9
Voorheen was dit geregeld in artikel 11.
Artikel 10
Voorheen was dit geregeld in artikel 12.
Artikel 11
Voorheen was dit geregeld in artikel 13.
Artikel 12
Voorheen was dit geregeld in artikel 14. Opgeteld bij de GPL voor leraren, vormen
de hier opgenomen toeslagbedragen de GPL voor directie. Omdat deze laatste niet is
gewijzigd, en de GPL leraren hoger is geworden, zijn de toeslagbedragen met hetzelfde
bedrag verlaagd. De toeslag ten behoeve van de maandelijkse toelage voor de directeur
is verwerkt in de bedragen en behoeft vanwege een wijziging van het Besluit bekostiging
WPO niet meer apart genoemd te worden.
Artikel 13
Voorheen was dit geregeld in artikel 17.
Artikel 14
Voorheen was dit geregeld in artikel 18. Niet langer zijn in dit artikel de bedragen
per leerling en vermenigvuldigingsbedragen opgenomen voor de onderwijssoort auditief
of communicatief gehandicapte leerlingen, aangezien de bekostiging van deze onderwijssoort
nu in hoofdstuk 4, paragraaf 2 is opgenomen.
Artikel 15
Voorheen was dit geregeld in artikel 19.
Artikel 16
Voorheen was dit geregeld in artikel 20. Opgeteld bij de GPL voor leraren, vormen
de hier opgenomen toeslagbedragen de GPL voor directie. Omdat deze laatste niet is
gewijzigd, en de GPL leraren hoger is geworden, zijn de toeslagbedragen met hetzelfde
bedrag verlaagd. De toeslag ten behoeve van de maandelijkse toelage voor de directeur
is verwerkt in de bedragen en behoeft vanwege een wijziging van het Besluit bekostiging
WEC niet meer apart genoemd te worden.
Artikelen 17 en 18
Voorheen was dit geregeld in de artikelen 21 en 22. Alléén in het schooljaar 2014–2015
gaan de bedragen in verband met aanvullende bekostiging ambulante begeleiding nog
naar de scholen voor (v)so. Met ingang van het schooljaar 2015-2016 gaat deze bekostiging
op in het bedrag voor zware ondersteuning dat de samenwerkingsverbanden ontvangen.
Artikel 19
Voorheen was dit geregeld in artikel 23. In dit artikel zijn niet langer de bedragen
per leerling opgenomen voor de onderwijssoort auditief of communicatief gehandicapte
leerlingen, aangezien de bekostiging van deze onderwijssoort nu in hoofdstuk 4, paragraaf
2 is opgenomen.
Artikel 20 (nieuw)
Met dit artikel wordt geregeld dat in het schooljaar 2014–2015 de scholen voor (v)so
cluster 3 en 4 rechtstreeks van het Rijk een overgangsbekostiging personeel ontvangen.
Deze is gebaseerd op het aantal rugzakleerlingen cluster 3 en 4 dat op 1 oktober 2013
ingeschreven stond in een school voor basisonderwijs, school voor speciaal basisonderwijs
of school voor voortgezet onderwijs, waarvoor de scholen voor (v)so cluster 3 en 4
bekostiging ambulante begeleiding ontvingen. Het bedrag per leerling heeft de omvang
van het her te besteden personele deel uit de desbetreffende rugzak.
Met ingang van 1 augustus 2015 gaat de volledige personele rugzakbekostiging op in
het bedrag voor zware ondersteuning dat de samenwerkingsverbanden ontvangen.
Artikel 21 (nieuw)
Met dit artikel wordt geregeld dat in de periode 1 augustus 2014 tot en met 31 december
2014 de scholen voor (v)so cluster 3 en 4 rechtstreeks van het Rijk een overgangsbekostiging
materieel ontvangen. Deze is gebaseerd op het aantal rugzakleerlingen cluster 3 en
4 dat op 1 oktober 2013 ingeschreven stond in een school voor basisonderwijs, school
voor speciaal basisonderwijs of school voor voortgezet onderwijs, waarvoor de scholen
voor (v)so cluster 3 en 4 bekostiging ambulante begeleiding ontvingen. Het opgenomen
jaarbedrag heeft de omvang van het her te besteden materiële deel uit de desbetreffende
rugzak. Van dit jaarbedrag zal 5/12-deel op grond van dit artikel worden uitbetaald,
als bekostiging voor de laatste vijf maanden van het kalenderjaar 2014.
Met ingang van 1 januari 2015 gaat de volledige materiële rugzakbekostiging op in
het bedrag voor zware ondersteuning dat de samenwerkingsverbanden ontvangen.
Artikel 22
Voorheen was dit geregeld in artikel 6. Omdat er onder passend onderwijs geen samenwerkingsverbanden
zonder speciale school voor basisonderwijs meer zijn, is het bedrag vervallen dat
deze verbanden als extra zorgvoorziening ontvingen. De overige bedragen zijn gebleven.
Artikel 23
Voorheen was dit geregeld in artikel 34.
Artikelen 24 tot en met 27 (nieuw)
In deze artikelen zijn de bedragen vastgesteld die de samenwerkingsverbanden voor
de zware ondersteuning ontvangen bovenop de overgangsbekostiging die ze op grond van
artikel 28 tot en met 30 ontvangen.
Artikel 28 (nieuw)
Op grond van dit artikel ontvangen de samenwerkingsverbanden primair onderwijs voor
de rugzakleerlingen cluster 3 en 4 die op 1 oktober 2013 ingeschreven stonden op de
basisscholen en scholen voor speciaal basisonderwijs binnen het desbetreffende samenwerkingsverband,
een overgangsbekostiging personeel. Deze wordt voor het schooljaar 2014–2015 toegekend.
Het in dit artikel opgenomen bedrag bestaat uit het personele deel van het desbetreffende
rugzakbedrag exclusief het her te besteden deel daarvan.
Met ingang van 1 augustus 2015 gaat de volledige personele rugzakbekostiging op in
het bedrag voor zware ondersteuning dat de samenwerkingsverbanden primair onderwijs
ontvangen.
Artikel 29 (nieuw)
Op grond van dit artikel ontvangen de samenwerkingsverbanden primair onderwijs voor
de rugzakleerlingen cluster 3 en 4 die op 1 oktober 2013 ingeschreven stonden op de
basisscholen en scholen voor speciaal basisonderwijs in het desbetreffende samenwerkingsverband,
een overgangsbekostiging materieel. Deze wordt voor de periode 1 augustus 2014 tot
31 december 2014 toegekend. Het in dit artikel opgenomen jaarbedrag bestaat uit het
materiële deel binnen het desbetreffende rugzakbedrag exclusief het her te besteden
deel daarvan. Op grond van dit artikel wordt 5/12-deel van dit jaarbedrag toegekend
als bekostiging voor de periode 1 augustus 2014 tot en met 31 decmber 2014. Met ingang
van 1 januari 2015 gaat de volledige materiële rugzakbekostiging op in het bedrag
voor zware ondersteuning dat de samenwerkingsverbanden ontvangen.
Artikel 30 (nieuw)
Op grond van dit artikel ontvangen de samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs
voor de rugzakleerlingen cluster 3 en 4 die op 1 oktober 2013 ingeschreven stonden
op een school voor voortgezet onderwijs in het desbetreffende samenwerkingsverband,
een overgangsbekostiging personeel. Deze wordt voor het schooljaar 2014–2015 toegekend.
Het in dit artikel opgenomen bedrag bestaat uit het personele deel van het desbetreffende
rugzakbedrag, exclusief het her te besteden deel daarvan.
Het materiële deel van de rugzak VO bestaat geheel uit het her te besteden bedrag
materieel, zodat voor de samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs de overgangsbekostiging
materieel nihil bedraagt.
Met ingang van 1 augustus 2015 gaat de volledige rugzakbekostiging op in het bedrag
voor zware ondersteuning dat de samenwerkingsverbanden ontvangen.
Artikelen 31 tot en met 34
Voorheen was dit geregeld in de artikelen 25 en 26. Voor de instellingen cluster 1
wordt de personele bekostiging met ingang van 1 augustus 2014 onderverdeeld in een
basisdeel, een ondersteuningsdeel en een deel voor personeels- en arbeidsmarktbeleid.
In artikel 31 worden de basisbedragen per leerling t.b.v. de personele bekostiging
vastgesteld. In artikel 32 wordt het bedrag per leerling voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid
vastgesteld. In artikel 33 worden per instelling de bedragen voor personele bekostiging
voor ondersteuning vastgesteld. De personele bekostiging voor ondersteuning is volgens
onderstaande tabel opgebouwd.
Directie
|
|
1,1%
|
Leraren
|
formatie
|
79,5%
|
|
P&A
|
3,3%
|
Onderwijsondersteunend personeel
|
16,1%
|
De in artikel 34 opgenomen bedragen voor aanvullende materiële bekostiging zijn gebaseerd
op het materiële deel van de bijzondere bekostiging voor visueel gehandicapte kinderen
aan reguliere scholen op peildatum 1 oktober 2011 en betreffen jaarbedragen. Daarvan
wordt op grond van deze regeling 5/12-deel uitbetaald als bekostiging voor de laatste
5 maanden van het kalenderjaar 2014, in aanvulling op de reeds toegekende materiële
bekostiging voor 2014. Met ingang van 1 januari 2015 zullen deze bedragen onderdeel
zijn van de ondersteuningsbedragen die per kalenderjaar worden vastgesteld als onderdeel
van de regeling vaststelling programma’s van eisen.
Artikelen 35 tot en met 38 (nieuw)
Voor cluster 2 betreft het schooljaar 2014–2015 een overgangsjaar. In dat schooljaar
ontvangen de huidige scholen voor auditief en communicatief gehandicapte kinderen
de basisbedragen voor personele en materiële bekostiging alsmede het bedrag voor personeels-
en arbeidsmarktbeleid. De instellingen in oprichting ontvangen de bekostiging i.v.m.
de auditieve en communicatieve handicap van de leerlingen van de scholen. De personele
bekostiging voor ondersteuning is volgens onderstaande tabel opgebouwd.
Directie
|
|
1,1%
|
Leraren
|
formatie
|
79,5%
|
|
P&A
|
3,3%
|
Onderwijsondersteunend personeel
|
16,1%
|
De cluster 2 scholen worden in kalenderjaar 2014 nog bekostigd op grond van de vastgestelde
programma’s van eisen voor 2014. In aanvulling daarop ontvangen de instellingen in
oprichting op basis van artikel 38 tot 1 januari 2015 aanvullende materiële bekostiging.
Deze bekostiging is gebaseerd op het materiële deel van de bekostiging van de LGF
leerlingen op 1 oktober 2011 en het materiële deel van de bekostiging die tot aan
1 augustus werd toegekend aan de cluster 2 REC’s. Hiervan wordt op grond van deze
regeling 5/12-deel uitbetaald als aanvullende bekostiging voor de laatste 5 maanden
van het kalenderjaar 2014. Met ingang van 1 januari 2015 zullen deze bedragen per
kalenderjaar worden vastgesteld als onderdeel van de regeling vaststelling programma’s
van eisen.
Ter verduidelijking zijn in een bijlage bij deze regeling de in de artikelen 37 en
38 opgenomen bedragen voor personele en materiële bekostiging voor ondersteuning uitgesplitst
per BRIN-nummer.
Artikelen 39 tot en met 44
Voorheen was dit geregeld in de artikelen 27 tot en met 32.
Artikel 45 (nieuw)
In dit artikel is een nieuwe toekenningsgrond voor bijzondere bekostiging opgenomen.
Het betreft bijzondere bekostiging voor asielzoekerskinderen in procesopvanglocaties
en gezinslocaties.
Artikel 46
Voorheen was dit geregeld in artikel 36.
Artikel 47
Voorheen was dit geregeld in artikel 39.
Artikelen 48 tot en met 52
Voorheen was dit geregeld in de artikelen 40 tot en met 44.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker.