De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 1a, tweede lid, 19, vijfde lid, 21, vijfde lid, 24, achtste
lid, 26, derde lid, 27a, elfde lid, en 47a van de Werkloosheidswet, 3, eerste lid,
juncto 9 van de Kaderwet SZW-subsidies, 32c, eerste lid, en 34a van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, 2:29, eerste lid, en 3:49, eerste lid, van
de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, 32, tweede lid, van de
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 6, zesde lid, en 16, eerste lid, van de
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, en 30aa van de Ziektewet;
Besluit:
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE GELIJKSTELLINGSREGELING ARBEIDSUREN
De Gelijkstellingsregeling arbeidsuren wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c wordt ‘ontvangen’ vervangen door: ontvangen, met uitzondering van
de transitievergoeding, bedoeld in artikel 673 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek
en de gelijkwaardige voorziening, bedoeld in artikel 673b, eerste lid, van Boek 7
van het Burgerlijk Wetboek.
2. Onder verlettering van de onderdelen e tot en met i tot onderdelen d tot en met h
vervalt onderdeel d.
3. Onderdeel d (nieuw) komt te luiden:
B
Artikel 2, eerste lid, komt als volgt te luiden:
-
1. Heeft de werknemer inkomsten als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, ontvangen dan
wordt voor de vaststelling van uren die worden gelijkgesteld met arbeidsuren een bedrag
aan inkomsten in aanmerking genomen tot aan het bedrag aan loon dat de werknemer zou
hebben ontvangen indien de dienstbetrekking door opzegging met inachtneming van de
rechtens geldende termijn zou zijn geëindigd. Onder de rechtens geldende termijn,
bedoeld in de eerste zin, wordt verstaan de termijn, bedoeld in de artikelen 672 van
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en 94 tot en met 97 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement
of een overeenkomstige bepaling van een soortgelijke regeling. Het in de eerste zin
bedoelde bedrag wordt toegerekend aan de periode onmiddellijk volgend op de laatste
dag van de dienstbetrekking, waarbij als datum waarop de dienstbetrekking geacht wordt
te zijn opgezegd de datum geldt waarop:
D
Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 9a. Overgangsrecht
-
1. Artikel 1, onderdeel d, zoals dit luidde op de dag voor inwerkingtreding van de regeling
van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 juni 2015 tot wijziging
van enkele ministeriële regelingen in verband met de invoering van de Wet werk en
zekerheid (Stcrt. 2015, 17649), blijft van toepassing voor de werknemer wiens werkloosheid uitsluitend een gevolg
is van verkorting van de werktijd, waarvoor op grond van artikel 8, derde lid, van
het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 ontheffing is verleend.
-
2. Dit artikel vervalt een jaar na de datum van inwerkingtreding.
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE REGELING HERLEVINGSTERMIJN WW
In artikel 1 van de Regeling herlevingstermijn WW wordt ‘de artikelen 7 en 8, eerste
lid, van de Regeling vrijstelling verplichtingen sociale zekerheidswetten’ vervangen
door: artikel 7 van de Regeling vrijstelling verplichtingen sociale zekerheidswetten.
ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE REGELING TENUITVOERLEGGING BESTUURLIJKE BOETEN EN TERUGVORDERING
ONVERSCHULDIGDE BETALINGEN
In artikel 1a van de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering
onverschuldigde betalingen wordt ‘artikelen’ vervangen door: artikelen 27a, elfde
lid, van de WW en.
ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE REGELING TER STIMULERING VAN ACTIVITEITEN DIE EEN DUURZAME
BIJDRAGE LEVEREN AAN HET TEGENGAAN VAN ARMOEDE- EN SCHULDENPROBLEMATIEK
In artikel 6, eerste lid, aanhef, en tweede lid, van de Regeling ter stimulering van
activiteiten die een duurzame bijdrage leveren aan het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek
wordt ‘directeur van de directie Re-integratie en Participatie’ vervangen door: directeur
van de directie Participatie en Decentrale Voorzieningen.
ARTIKEL V. WIJZIGING VAN DE REGELING VRIJLATING VERGOEDINGEN SCHOLING WERKLOOSHEIDSWET
De Regeling vrijlating vergoedingen scholing Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. in de aanhef wordt ‘artikel 35a van de Werkloosheidswet’ vervangen door: artikel
47a van de Werkloosheidswet.
b. in onderdeel a wordt ‘€ 0,18’ vervangen door: € 0,19.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien het bedrag, bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdeel a, onder 3°, van
de Wet op de loonbelasting 1964 wordt herzien, wordt het bedrag bedoeld in het eerste
lid, onderdeel a, overeenkomstig herzien.
3. In het derde lid wordt ‘artikel 35a van de Werkloosheidswet’ vervangen door: artikel
47a van de Werkloosheidswet.
B
Er wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a. Aanvulling wettelijke grondslag
Deze regeling berust op artikel 47a van de Werkloosheidswet.
ARTIKEL VI. WIJZIGING VAN DE REGELING VRIJSTELLING VERPLICHTINGEN SOCIALE ZEKERHEIDSWETTEN
De Regeling vrijstelling verplichtingen sociale zekerheidswetten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
-
1. De definitie ‘mantelzorg: noodzakelijke zorg voor een zieke of gehandicapte;’ vervalt.
-
2. De definitie ‘vrijwilligerswerk: onbetaalde en onverplichte activiteiten binnen een organisatie die een ideële doelstelling
heeft of een maatschappelijk nut nastreeft, welke activiteiten doorgaans een aanvullend
karakter hebben op bestaande maatschappelijke voorzieningen;’ vervalt.
B
Artikel 3 komt als volgt te luiden:
Artikel 3. Vrijstelling in verband met buitengewone omstandigheden
Van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 24, eerste lid, onderdeel b, onder
1°, 2° en 4°, en 26, eerste lid, onderdelen d, f en g, van de WW en 14, tweede lid,
onderdeel b, en 15, onderdelen a tot en met e, van de IOW, is vrijgesteld de werknemer
wiens werkloosheid uitsluitend het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld
in artikel 628, negende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
C
Na artikel 6a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6b. Vrijstelling in verband met een werkweek met evenveel uren als het gemiddeld
aantal arbeidsuren
-
1. Van de verplichtingen, bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°,
2° en 4°, van de WW, is de werknemer drie maanden vrijgesteld indien hij evenveel:
-
a. arbeidsuren als bedoeld in artikel 1a van de WW, per week heeft; of
-
b. uren per week heeft waarover hij de hoedanigheid van werknemer verliest of heeft verloren
als bedoeld in artikel 1b, vijfde lid, of artikel 8, vierde lid, van de WW, als het
gemiddeld aantal arbeidsuren als bedoeld in artikel 16, tweede lid van de WW en verwacht
wordt dat deze werkzaamheden gedurende ten minste drie maanden zullen plaatsvinden.
-
2. De vrijstelling wordt slechts eenmaal verleend gedurende een WW-recht.
D
Artikel 7 komt te luiden:
Artikel 7. Vrijstelling om andere redenen
Van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 24, eerste lid, onderdeel b, onder
1°, 2° en 4° en 26, eerste lid, onderdelen d, f, en g, van de WW, 14, tweede lid,
onderdeel b, en 15, onderdelen a tot en met e, van de IOW, 30, eerste lid, van de
ZW en 30, eerste lid, van de Wet WIA, is vrijgesteld de uitkeringsgerechtigde die
op de eerste dag van werkloosheid of ziekte respectievelijk op de eerste dag dat hij
recht heeft op een WGA-uitkering, de leeftijd heeft bereikt waarop hij binnen een
jaar de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, bedoeld in artikel 7a van de Algemene
Ouderdomswet.
E
Artikel 8 komt als volgt te luiden:
Artikel 8. Overgangsrecht
-
1. Artikel 3, zoals dit luidde op de dag voor inwerkingtreding van de regeling van de
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 juni 2015 tot wijziging van enkele
ministeriële regelingen in verband met de invoering van de Wet werk en zekerheid (Stcrt. 2015, 17649), blijft van toepassing voor de werknemer wiens werkloosheid uitsluitend een gevolg
is van verkorting van de werktijd, waarvoor op grond van artikel 8, derde lid, van
het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 ontheffing is verleend.
-
2. Dit artikel vervalt een jaar na de datum van inwerkingtreding.
ARTIKEL VII. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING VOOR SCHOLING EN RE-INTEGRATIE VAN
PERSONEN MET ARBEIDSBEPERKINGEN EN ERNSTIGE SCHOLINGSBELEMMERINGEN
De Subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen
en ernstige scholingsbelemmeringen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel b, wordt ‘persoon die’ vervangen door: persoon als bedoeld
in de artikelen 2:3 of 3:2 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
of artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet, die’ en vervalt:, die
geen uitkering ontvangt op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of
de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
B
In artikel 1a, eerste lid, wordt ‘of een persoon’ vervangen door: of een persoon waarvoor
het college verantwoordelijk is.
ARTIKEL VIII. WIJZIGING VAN DE TIJDELIJKE REGELING OVERBRUGGINGSUITKERING AOW
Artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering
AOW komt te luiden:
-
e. een uitkering op grond van een regeling als bedoeld in artikel 5 voor zover niet begrepen
onder inkomen als bedoeld in de onderdelen a tot en met d, tenzij het betreft de uitbetaalde
afkoopwaarde van een klein pensioen als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet en
artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
ARTIKEL IX. WIJZIGING VAN DE VAKANTIEREGELING WW EN IOW
De Vakantieregeling WW en IOW wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt ‘onderdeel j’ vervangen door ‘onderdeel k’ en wordt
‘onderdeel d’ vervangen door: onderdeel e.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt ‘de artikelen 5, eerste en tweede lid, 7 en 8, eerste lid,’
vervangen door: artikel 7.
2. In het vierde lid wordt ‘de artikelen 5, tweede lid, en 7’ vervangen door: artikel
7.
ARTIKEL X. INWERKINGTREDING
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015, met uitzondering van de
artikelen I, onderdelen A, onder 2 en 3, en D, en VI, onderdelen B en E, die in werking
treden op het tijdstip dat artikel I, onderdeel Ca, van de Wet werk en zekerheid in
werking treedt en met uitzondering van artikel VI, onderdeel D, dat in werking treedt
met ingang van 1 januari 2016.
-
a. Artikel IV werk terug tot en met 1 mei 2015;
-
b. artikel VII werkt terug tot en met 1 april 2015;
-
c. artikel VIII werkt terug tot en met 1 december 2014; en
-
d. artikel IX, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 januari 2011.
TOELICHTING
Algemeen
Deze wijzigingsregeling wijzigt enkele ministeriële regelingen hoofdzakelijk in verband
met de Wet werk en zekerheid (hierna: Wwz). De wijzigingen zijn technisch van aard,
behalve de wijzigingen in de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren en de Regeling vrijstelling
verplichtingen sociale zekerheidswetten.
In het artikelsgewijze deel van deze toelichting wordt ingegaan op de gewijzigde ministeriële
regelingen.
Er zijn geen gevolgen voor de regeldruk.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdelen A, onder 2 en 3, en D, en artikel VI, onderdelen B en E
De Wwz voorziet in de intrekking van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen
1945 (BBA ’45). Met de gedeeltelijke inwerkingtreding van de Wwz is echter bepaald
dat o.a. artikel 8 BBA ’45 niet komt te vervallen, totdat de zogenaamde Calamiteitenregeling
in werking treedt. Deze inwerkingtreding is beoogd op 1 april 2016.1 Op het tijdstip dat artikel 8 BBA ’45 komt te vervallen, dienen ook de verwijzingen
naar dat artikel in de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren en de Regeling vrijstelling
verplichtingen sociale zekerheidswetten te vervallen en te worden vervangen door een
verwijzing naar artikel 628, negende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. De
artikelen I, onderdeel A, onder 2 en 3, en VI, onderdeel B, voorzien daarin.
Artikelen I, onderdeel D, en VI, onderdeel E, voorzien in het overgangsrecht. Dit
overgangsrecht is nodig, omdat er nog ontheffingen op grond van artikel 8, derde lid,
van het BBA ’45 kunnen worden verleend na het intrekken van het BBA ‘45 (zie artikel
XXII, tweede lid, van de Wwz, zoals dit artikellid door middel van artikel XXXIV,
onderdeel A, onder 3, van de Verzamelwet SZW 2015 is ingevoegd in de Wwz). Aangezien
het aantal verzoeken tot verlenging van de ontheffing is gelimiteerd, kan het overgangsrecht
een jaar na inwerkingtreding komen te vervallen.
Het oude overgangsrecht van artikel 8 van de Regeling vrijstelling verplichtingen
sociale zekerheidswetten is uitgewerkt en kan komen te vervallen.
Onderdelen A, onder 1, en B
In de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren is geregeld welke bedragen in aanmerking
komen voor omrekening naar arbeidsuren. Het voorheen luidende artikel 1, onderdeel
c, regelde in samenhang met artikel 2 dat bij beëindiging met wederzijds goedvinden
of ontbinding van de dienstbetrekking bepaalde vergoedingen en schadeloosstellingen
in verband met het beëindigen van de dienstbetrekking zouden kunnen worden omgezet
naar arbeidsuren tot het bedrag dat de werknemer uit loon zou hebben ontvangen indien
de dienstbetrekking rechtsgeldig tegen de geldende opzegtermijn zou zijn opgezegd.
Aangezien er daardoor geen sprake was van urenverlies, ontstond het recht op een WW-uitkering
pas na afloop van de zogeheten fictieve opzegtermijn.
In artikel 671b, achtste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is (met de Wwz)
geregeld dat de rechter in de regel de arbeidsovereenkomst ontbindt met inachtneming
van de tussen partijen rechtens geldende opzegtermijn (deze termijn kan korter zijn
als de grond voor het ontslag is gelegen in ernstig verwijtbaar handelen). Hierdoor
is de fictieve opzegtermijn niet meer van toepassing in de gevallen waarbij de rechter
de arbeidsovereenkomst ontbindt, al dan niet in hoger beroep. Wel kan er sprake zijn
van een fictieve opzegtermijn, indien de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden
wordt beëindigd of indien de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt opgezegd
zonder in achtneming van de rechtens geldende opzegtermijn. In het redactioneel aangepaste
artikel 2 wordt geregeld op welke wijze een schadeloosstelling of vergoeding bij de
beëindiging moet worden toegerekend aan de fictieve opzegtermijn. Onderdeel A, onder
1, bepaalt dat de transitievergoeding niet kan worden toegerekend aan de fictieve
opzegtermijn, aangezien de transitievergoeding naar zijn aard niet een vergoeding
is die moet worden toegerekend. Ditzelfde geldt voor de gelijkwaardige voorziening.
Onderdeel C
Artikel 8 van de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren vervalt. In artikel 8 was geregeld
in welke volgorde de uitkeringsrechten beëindigd werden. Met het vervallen van enkele
bepalingen in artikel 20 van de Werkloosheidswet (hierna: WW), is de noodzaak van
artikel 8 komen te vervallen, waardoor artikel 8 zelf ook kan vervallen.
Artikel II
Dit artikel schrapt de verwijzing naar artikel 8, eerste lid, van de Regeling vrijstelling
verplichtingen sociale zekerheidswetten. Het (oude) overgangsrecht van artikel 8 van
de Regeling vrijstelling verplichtingen sociale zekerheidswetten is uitgewerkt en
kan daarom vervallen. In de plaats daarvan wordt nieuw overgangsrecht opgenomen in
verband met de wijziging van artikel 3 van de Regeling verplichtingen sociale zekerheidswetten
(zie artikel VI, onderdeel E).
Artikel III
Dit artikel regelt dat ook artikel 27a, elfde lid, van de WW als grondslag van de
Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen
komt te gelden.
Artikel IV
Met ingang van 1 mei 2015 ligt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Regeling
ter stimulering van activiteiten die een duurzame bijdrage leveren aan het tegengaan
van armoede- en schuldenproblematiek bij de directie Participatie en Decentrale Voorzieningen
van het Directoraat-generaal Sociale Zekerheid en Integratie van het Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Artikel 6 is hierop aangepast.
Artikel V
In dit artikel worden enkele technische verbeteringen aangebracht. Het bedrag dat
niet in mindering wordt gebracht op de WW-uitkering in geval van vervoer per auto
wordt bijgesteld op € 0,19. Tevens wordt de verwijzing naar een met de Fiscale vereenvoudigingswet
2010 vervallen artikel gewijzigd, waardoor een eventuele wijziging in de toekomst
van het bedrag, bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel a, onder 3°, van de Wet
op de loonbelasting 1964, doorwerkt in de Regeling vrijlating vergoedingen scholing
Werkloosheidswet.
Artikel VI
Onderdeel A
Per 1 januari 2013 is artikel 5 van de Regeling vrijstelling verplichtingen sociale
zekerheidswetten komen te vervallen2. In dit artikel werd geregeld dat uitkeringsgerechtigden vrijstelling van hun verplichtingen
konden krijgen indien zij vrijwilligerswerk of mantelzorg verrichtten. Nu deze bepaling
is komen te vervallen zijn ook de definities in artikel 1 van ‘vrijwilligerswerk’
en ‘mantelzorg’ niet langer nodig.
Onderdeel C
Met de inwerkingtreding van de Wwz is de invoering van de inkomstenverrekening een
feit. Dit houdt in dat in plaats van het minderen van uren op de uitkering, nu het
inkomen, dat verbonden is aan de werkzaamheden, wordt verrekend met de uitkering.
Dit inkomen kan worden verdiend in één of meerdere dienstbetrekkingen maar kan ook
voortvloeien uit werkzaamheden waardoor de hoedanigheid van werknemer wordt verloren.
Het invoeren van deze inkomstenverrekening kan als gevolg hebben dat iemand die evenveel
uren per week werkt als het gemiddeld aantal arbeidsuren waarop de WW-uitkering is
gebaseerd, recht blijft houden op een WW-uitkering, omdat de betrokkene minder verdiende
dan voorheen (minder dan 87,5 %).
Voor deze groep wordt een eenmalige vrijstelling van de sollicitatieverplichting en
de verplichting om passende arbeid te accepteren geïntroduceerd. Van deze vrijstelling
kan slechts eenmaal gedurende de uitkeringsduur van een WW-recht gebruik gemaakt worden.
De vrijstelling heeft een duur van drie maanden.
Om voor deze vrijstelling in aanmerking te komen moet de werknemer over evenveel uren
als zijn gemiddelde aantal arbeidsuren een inkomen hebben. Het UWV beschouwt het in
elk geval als volledige werkhervatting, wanneer iemand voor minimaal 36 uur aan het
werk gaat. De volgende groepen van WW-uitkeringsgerechtigden komen voor de vrijstelling
in aanmerking:
-
1. Werknemer die werkzaam is in een dienstbetrekking en inkomen in een kalendermaand
ontvangt dat wordt verrekend met de uitkering op grond van artikel 47 van de WW. Het
betreft inkomen als bedoeld in artikel 1b, vierde en tiende lid, van de WW en het
op dat laatste artikellid gebaseerde artikel 3:2, eerste lid, onderdeel a , van het
Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten.
-
2. De uitkeringsgerechtigde die werkzaamheden verricht waardoor hij zijn hoedanigheid
van werknemer verliest. Dit zijn werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 8 van de WW.
De werknemer verdient daarmee inkomen in een kalendermaand zoals bedoeld in artikel
1b, vijfde lid, van de WW en artikel 3:5, eerste lid, onderdelen b tot en met d, van
het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten.
Om in aanmerking te komen voor deze vrijstelling moeten de werkzaamheden een duurzaam
karakter hebben. Daarom moeten de werkzaamheden een verwachte duur hebben van ten
minste drie maanden.
Ter illustratie:
Werknemer is volledig werkloos vanaf 1 juli 2015 en had een dienstverband van 40 uur
per week. Het gemiddeld aantal arbeidsuren per week is 40. Op 10 augustus 2015 start
de werknemer een nieuwe baan voor 40 uur per week, maar met een lager salaris, waardoor
het WW-recht blijft bestaan. Omdat deze werknemer 40 uur werkt, en dus evenveel uur
werkt als zijn gemiddeld aantal arbeidsuren voordat hij werkloos werd, komt hij in
aanmerking voor de vrijstelling.
Onderdeel D
In artikel 7 werd de vrijstelling van verplichtingen geregeld voor de groep die op
de eerste dag van de werkloosheid of ziekte of op de eerste dag dat recht op een WGA-uitkering
bestaat de leeftijd van 64 hadden bereikt. De vrijstelling gold voor die groep omdat
zij binnen een jaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. Omdat de AOW-leeftijd als
gevolg van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd vanaf 2013 jaarlijks stijgt,
wordt daarop aansluitend in deze regeling geregeld dat de vrijstelling wordt verleend
wanneer de betreffende persoon op de eerste werkloosheidsdag of ziektedag of op de
eerste dag dat het recht op WGA uitkering bestaat, de leeftijd heeft bereikt waarop
hij binnen één jaar de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, bedoeld in artikel 7a
van de Algemene Ouderdomswet. Deze wijziging zal met ingang van 1 januari 2016 in
werking treden.
Artikel VII
Dit artikel past de Subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met
arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen technisch aan. Onderdeel A behelst
een verduidelijking voor wie deze regeling bedoeld is: of een jonggehandicapte met
arbeidsvermogen, bedoeld in de artikelen 2:3 en 3:2 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten, of een persoon die algemene bijstand ontvangt en waarvoor het college
van burgemeester en wethouders verantwoordelijkheid draagt. Onderdeel B verduidelijkt
dat artikel 1a geldt voor de beoordeling van de groep waarvoor het college van burgemeester
en wethouders verantwoordelijkheid draagt.
Artikel VIII
Artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering
AOW (hierna: OBR) zorgt er voor dat voor de toepassing van die regeling onder inkomen
wordt verstaan inkomen als bedoeld in de artikelen 2:2 tot en met 2:4 van het Algemeen
inkomensbesluit socialezekerheidswetten. Door een wijziging van artikel 2:4 van dat
besluit3 wordt een afkoopsom van een ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet
en artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling niet meer als inkomen
beschouwd. Op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van de OBR is een uitkering
op grond van een regeling als bedoeld in artikel 5 van de OBR echter óók inkomen,
voor zover dit inkomen niet valt onder onderdelen a tot en met e van het eerste lid
van artikel 2 van de OBR. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt daarom aan onderdeel
e van artikel 2 toegevoegd dat de afkoopsom van een klein pensioen, zoals ook in artikel
2:4, tweede lid, onderdeel e, van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten
is geregeld, niet aangemerkt wordt als inkomen.
Artikel IX
Onderdeel A voorziet in het aanpassen van enkele verkeerde verwijzingen. Deze verwijzingen
zijn na de inwerkingtreding van de Verzamelwet SZW 2011 niet aangepast. Dit onderdeel
voorziet hier alsnog in.
In artikel 2 van de Vakantieregeling WW en IOW zijn de verwijzingen naar de Regeling
vrijstelling verplichtingen sociale zekerheidswetten aangepast aan de wijzigingen
in die regeling. Artikel 5 van de Vakantieregeling WW en IOW is vervallen omdat het
nog een al enige jaren uitgewerkte overgangsbepaling bevatte.
Artikel X
Artikel IV werkt terug tot en met 1 mei 2015 in verband met de wijziging per die datum
van de bevoegdheid voor de uitvoering van de Regeling ter stimulering van activiteiten
die een duurzaam bijdrage leveren aan het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek.
Artikel VII behelst een verduidelijking waar terugwerkende kracht aan wordt verleend
tot en met 1 april 2015, aangezien dit tijdstip aansluit bij de voorgaande wijziging
van betreffende ministeriële regeling (Stcrt. 2015, 8667).
Artikel VIII van deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015
en werkt terug tot en met 1 december 2014. Daarmee wordt aangesloten bij het tijdstip
van inwerkingtreding van het besluit waarbij artikel 2:4 van het Algemeen inkomensbesluit
socialezekerheidswetten is gewijzigd. Zie voor een toelichting op de inwerkingtreding
met terugwerkende kracht de nota van toelichting bij dat besluit (zie voetnoot 3).
Aan onderdeel A van artikel IX zal terugwerkende kracht worden verleend tot het moment
waarop de verkeerde wijziging is ontstaan. Dit is 1 januari 2011, het tijdstip waarop
de desbetreffende onderdelen van de Verzamelwet SZW 2011 in werking zijn getreden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher