Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur, houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van huisvestingsregels voor nertsen

Nader Rapport

’s-Gravenhage, 9 december 2014

Nr. WJZ / 14196168

Aan de Koning

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur, houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van huisvestingsregels voor nertsen

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 3 november 2014, nr. 2014002085, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 20 november 2014, nr. W15.14.0399/IV, bied ik U hierbij aan.

  • 1. Het advies van de Afdeling om de meldplicht te schrappen wordt overgenomen. De reden daarvoor is niet alleen dat via gemeenten reeds bekend is wie nertsen houden en op welke locatie, hetgeen de Afdeling opmerkt. Tevens zijn deze gegevens bekend via de melding op grond van de Wet verbod pelsdierhouderij. Eventuele wijzigingen in die gegevens zijn te achterhalen op grond van de Regeling dierlijke producten. Deze regeling dient ter uitvoering van Europese regelgeving die bepaalt dat exploitanten die dierlijke bijproducten gebruiken voor bijzondere vervoederingsdoeleinden daarvoor toestemming nodig hebben van de bevoegde autoriteit. Nertsenvoeder is overwegend samengesteld uit dierlijke bijproducten. Nertsenhouders hebben daarom voor het gebruik van deze voeders toestemming van de Minister van Economische Zaken nodig.

    Gelet hierop wordt het gerechtvaardigd geacht nu geen aparte meldplicht in te stellen. De voorgestelde wijziging van artikel 2.76u komt te vervallen, alsmede de passages in de nota van toelichting die betrekking hebben op de meldplicht.

  • 2. De redactionele opmerkingen zijn overgenomen.

  • 3. Tevens is de inwerkingtredingsbepaling gewijzigd. De algemene maatregel van bestuur zal niet bij koninklijk besluit in werking treden, maar in het besluit zelf is de datum van 1 januari 2015 opgenomen.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma.

Advies Raad van State

No. W15.14.0399/IV

’s-Gravenhage, 20 november 2014

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 3 november 2014, no. 2014002085, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van huisvestingsregels voor nertsen, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit bevat huisvestingsregels voor nertsen. Het gaat niet om nieuwe eisen maar om de overname van bestaande eisen die tot nu toe gelding hebben op grond van een verordening van het Productschap voor Pluimvee en Eieren. Met ingang van 1 januari 2015 worden de bedrijfslichamen, zoals het Productschap, opgeheven; hun verordeningen worden opnieuw vastgesteld, nu bij algemene maatregel van bestuur. Voor het houden van nertsen geldt een afwijkende vormgeving. De Wet verbod pelsdierhouderij verbiedt het houden, doden of doen doden van een dier dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gehouden ter verkrijging van diens pels. Bestaande pelsdierhouderijen mogen hun productie voortzetten tot 1 januari 2024. Krachtens deze wet worden de huisvestingsregels voor nertsen, zoals vastgesteld door het Productschap voor Pluimvee en Eieren, gehandhaafd voor de overgangsperiode.1

De rechtbank Den Haag heeft op 21 mei 2014 de Wet verbod pelsdierhouderij buiten werking gesteld, omdat zij van oordeel is dat deze wet het eigendomsrecht (in de zin van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM) van pelsdierhouders disproportioneel beperkt.2 Daardoor is ook de bepaling die de grondslag biedt voor huisvestingsregels voor nertsen vaststelt buiten werking gesteld. Dat is de reden dat die – inhoudelijk identieke – regels nu worden opgenomen in het Besluit houders van dieren, die is gebaseerd op de Wet dieren.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert de meldplicht te schrappen. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.

1. Meldplicht

Degene die nertsen houdt moet zich binnen vier weken na inwerkingtreding van dit besluit, of binnen vier weken nadat hij nertsen is gaan houden, bij Uw Minister melden.3 Volgens de toelichting is deze meldplicht noodzakelijk ter controle van de huisvestingsregels om te weten wie er nertsen houdt en op welk adres.4

De Afdeling merkt op dat het houden van nertsen vergunningplichtig is.5 De vergunning wordt verleend door het college van burgemeester en wethouders.6 Bij de overheid is dus bekend wie op basis van een vergunning nertsen houdt. Het invoeren van een afzonderlijke meldplicht voor vergunninghouders acht de Afdeling dan ook overbodig.

De meldplicht is ontleend aan de Wet verbod pelsdierhouderij. De meldplicht volgens die wet had echter een specifieke reden: deze stelde de overheid in staat vast te stellen welke bedrijven gebruik wilden maken van de overgangsregeling.7 Dat is in dit geval niet aan de orde.

De Afdeling adviseert de meldplicht te schrappen.

2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W15.14.0399/IV

  • In artikel I, onderdeel C, ‘2.76u’ wijzigen in: 2.76w.

  • In artikel 2.76u, vijfde lid (nieuw), de verwijzing naar het eerste lid vernummeren tot vierde lid.

  • In paragraaf 7 van de toelichting een onderscheid maken tussen de artikelen die technische voorschriften bevatten in de zin van richtlijn 98/34/EG en de andere artikelen, en de Europeesrechtelijke beoordeling hierop aanpassen.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Besluit van ........ houdende wijziging van het Besluit houders van dieren in verband met het stellen van huisvestingsregels voor nertsen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 30 oktober 2014, nr. WJZ / 14173064;

Gelet op de artikelen 2.2, tiende lid, onderdelen b en c, en 7.1 van de Wet dieren;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van ........, nr. W ........);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van ........, nr. WJZ / ........;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit houders van dieren wordt gewijzigd als volgt:

A

In de alfabetische volgorde in artikel 2.76s worden de volgende begripsbepalingen toegevoegd, luidende:

compartiment:

ruimte waarin de dieren vrij kunnen bewegen en waarin geen scheidingswanden zijn aangebracht;

nestbox:

slaapplaats voor nertsen;

verrijkingsobject:

object dat door nertsen kan worden aangeraakt en dat bedoeld is om de nertsen afleiding te geven.

B

Artikel 2.76u wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste en tweede lid worden vernummerd tot vierde en vijfde lid.

2. Het eerste tot en met derde lid (nieuw) komen te luiden:

  • 1. Degene die nertsen houdt, meldt zich binnen vier weken na inwerkingtreding van dit besluit, of binnen vier weken nadat hij nertsen is gaan houden, bij Onze Minister.

  • 2. Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de houder de volgende gegevens:

    • a. naam, adres en woonplaats van de houder;

    • b. het nummer van de inschrijving in het handelsregister, of, indien de houder een natuurlijk persoon is, het registratienummer dat door Onze Minister is toegekend;

    • c. het adres waar de nertsen op het tijdstip van melding worden gehouden.

  • 3. Indien de nertsen op een ander adres worden gehouden, dan op het tijdstip van melding, meldt degene die nertsen houdt deze verplaatsing binnen vier weken na de verplaatsing aan Onze Minister.

C

De artikelen 2.76v en 2.76u worden vernummerd tot artikelen 2.76y en 2.76z.

D

Na artikel 2.76u worden de volgende artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2.76v Huisvesting
  • 1. Nertsen worden gehouden in een leefruimte die voldoet aan de eisen in dit artikel.

  • 2. Een leefruimte bestaat uit één of meer compartimenten, waaraan in ieder geval een nestbox is gekoppeld.

  • 3. De leefruimte bestaat ten minste uit één compartiment met een afmeting van ten minste 85 cm lengte, 30 cm breedte en 45 cm hoogte, waarbij de hoogte wordt berekend als afstand tussen de onder- en bovenkant van het compartiment en waarbij eventueel aangebrachte plateaus niet worden meegerekend.

  • 4. Elk fokdier beschikt over een nestbox.

  • 5. De nestbox heeft een afmeting van ten minste 20 cm lengte, 20 cm breedte en 15 cm hoogte.

  • 6. De nestbox is permanent voorzien van voldoende strooisel, dat droog is en bestaat uit stro, houtkrullen, zaagsel of ander materiaal met vergelijkbare eigenschappen.

  • 7. Indien de leefruimte bestaat uit meerdere compartimenten zijn de compartimenten horizontaal, verticaal of horizontaal en verticaal gecombineerd met elkaar geschakeld.

  • 8. In het geval, bedoeld in het zevende lid, heeft elk compartiment ten minste een vloeroppervlakte van 1.700 cm² en ten minste een hoogte van 40 cm.

  • 9. Indien een leefruimte bestaat uit meerdere compartimenten wordt het vloeroppervlak van de leefruimte bepaald door de som van de vloeroppervlakten van de onderscheidenlijke compartimenten, ongeacht of de compartimenten horizontaal of verticaal zijn geschakeld.

Artikel 2.76w Bezetting per leefruimte en nestbox
  • 1. In een leefruimte worden maximaal twee fokdieren zonder pups of twee opgroeiende nertsen gehouden.

  • 2. In afwijking van het eerste lid:

    • a. is per extra nerts tenminste 850 cm² extra vloeroppervlak beschikbaar, indien in een leefruimte meer dan twee fokdieren of meer dan twee opgroeiende nertsen worden gehouden;

    • b. is tot 1 augustus van enig jaar ten minste een vloeroppervlakte van 2.550 cm² beschikbaar, indien in een leefruimte één fokdier met maximaal drie pups worden gehouden;

    • c. is tot 1 juli van enig jaar ten minste een vloeroppervlakte van 2.550 cm² beschikbaar en tussen 1 juli en 1 augustus van enig jaar ten minste twee compartimenten, indien in een leefruimte één fokdier met meer dan drie pups wordt gehouden, of

    • d. is vanaf 1 augustus van enig jaar een vloeroppervlakte van 2.550 cm² voor twee dieren en 850 cm² extra voor elke nerts beschikbaar, indien in een leefruimte één fokdier met één of meer pups wordt gehouden.

  • 3. Vanaf 1 augustus van enig jaar is per viertal nertsen of een gedeelte daarvan een vloeroppervlakte van de nestbox van 400 cm² beschikbaar. Voor elk dier extra in de leefruimte is 100 cm² extra vloeroppervlakte van de nestbox beschikbaar.

Artikel 2.76x Verrijking van de leefomgeving
  • 1. In iedere leefruimte is tenminste één verrijkingsobject aanwezig.

  • 2. Van 1 augustus tot 1 maart van het daaropvolgende jaar is per drie of minder nertsen ten minste één verrijkingsobject aanwezig.

  • 3. Indien als verrijkingsobject een plateau is aangebracht in de leefruimte, is de afstand tussen het plateau en de bovenzijde van het compartiment ten minste 12,5 cm, de afstand tussen het plateau en de bodem ten minste 25 cm en is de oppervlakte ten minste 450 cm².

  • 4. Indien als verrijkingsobject een cilinder is aangebracht in de leefruimte, heeft die een lengte van ten minste 15 cm en een diameter van ten minste 12 cm.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

NOTA VAN TOELICHTING

1. Doel en aanleiding

Met onderhavig besluit wordt het Besluit houders van dieren gewijzigd om normen vast te leggen ten aanzien van de huisvesting van nertsen, in het bijzonder de eisen aan de leefruimte, nestboxen, de bezetting per leefruimte en de verrijking van de leefruimte. Tevens wordt een meldplicht aan nertsenhouders opgelegd.

De eisen aan de huisvesting van nertsen beogen primair de bescherming van het welzijn van deze dieren. Het gaat niet om nieuwe eisen, maar om de overname van bestaande eisen die tot nu zelfstandige gelding hebben op grond van de Verordening welzijnsnormen nertsen (PPE) 2003 van het Productschap voor Pluimvee en Eieren (hierna: PPE-verordening).

Deze overname van productschapsregels vloeit voort uit het Regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ uit 2012. Daarin is afgesproken dat de product- en bedrijfschappen, waaronder ook het Productschap voor Pluimvee en Eieren, worden opgeheven en dat de publieke taken van deze bedrijfslichamen worden overgenomen door de Minister van Economische Zaken. Een wetsvoorstel strekkende tot opheffing van het stelsel van bedrijfslichamen is thans in voorbereiding1. Het streven is erop gericht om de productschappen per 1 januari 2015 op te heffen.

Dierenwelzijn is in het kader van de opheffing van de productschappen aangemerkt als publiek belang. Dit volgt onder andere uit de beleidsnota Dierenwelzijn uit 2007 (Kamerstukken II 2007/08, 28 286, nr. 76). Ook de Commissie Jorritsma, die in 2011 een onderzoek heeft gedaan naar de toekomst van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, merkte dierenwelzijn aan als publiek belang.

De overname van dit onderwerp van publiek belang van voormelde bedrijfslichamen is voorzien op 1 januari 2015. De PPE-verordening zal dan komen te vervallen. De daartoe strekkende uitvoeringsregelgeving op grond van de Wet dieren is thans in voorbereiding.

Bij deze uitvoeringsregelgeving zijn de eisen aan huisvesting voor nertsen echter niet meegenomen. Dit houdt verband met de Wet verbod pelsdierhouderij. De Wet verbod pelsdierhouderij verbiedt het houden, doden of doen doden van een dier dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gehouden ter verkrijging van diens pels. De wet bevat tevens een overgangstermijn. Deze houdt in dat nertsenhouders die op 15 januari 2013 een nertsenhouderij hadden, hun bedrijf nog tot 1 januari 2024 uit kunnen oefenen. Gedurende de overgangstermijn is de nertsenhouder onder meer verplicht om de nertsen in een zogenaamde huisvestingsplaats te houden. Deze huisvestingsplaats moet voldoen aan de eisen van voornoemde PPE-verordening, zoals deze luidde op 17 januari 2008. De verwijzing naar de PPE-verordening in de wet is dusdanig vormgegeven dat de eisen uit de verordening blijven gelden via de Wet verbod pelsdierhouderij, ongeacht wijziging of intrekking van de productschapsverordening. Hierdoor was het niet nodig om de huisvestingseisen voor nertsen in eerder genoemde uitvoeringsregelgeving om te zetten in verband met de opheffing van de PPE.

De Wet verbod pelsdierhouderij, waaronder ook de daarin opgenomen verwijzing naar de huisvestingsnormen van de PPE-Verordening, is echter door de rechtbank Den Haag (vonnis van 21 mei 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:6161) en het daarbij behorende herstelvonnis (niet gepubliceerd) buiten werking gesteld. De Staat is in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraken. Naar verwachting duurt het nog enige tijd totdat de gerechtelijke procedure over de Wet verbod pelsdierhouderij is afgerond en er duidelijkheid is over de gelding van de wet.

Gelet op de uitspraken van de rechtbank Den Haag en op de opheffing van de product- en bedrijfschappen ontstaat de situatie dat er vanaf 1 januari 2015 geen huisvestingsnormen meer gelden voor nertsen. Dat is onwenselijk. Om te zorgen dat er ook na 1 januari 2015 huisvestingsnormen voor nertsen gelden, worden die normen met onderhavig besluit alsnog verankerd in het Besluit houders van dieren.

Tevens wordt een meldplicht voor nertsenhouders in het Besluit houders van dieren opgenomen. In paragraaf 4 van deze nota van toelichting wordt hierop nader ingegaan.

2. Geschiedenis totstandkoming huisvestingsregels

In mei 1993 is er door de etholoog prof. dr. P.R. Wiepkema een onderzoek gedaan naar de welzijnsproblematiek van nertsen, op verzoek van de toenmalige Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. De heer Wiepkema heeft onder andere onderzocht wat minimummaten zouden kunnen zijn voor huisvestingsplaatsen. Hij stelt in zijn onderzoek onder andere dat met name in de opgroeifase sociale contacten van groot belang zijn voor het dierenwelzijn. Daarom stelt hij voor dat groepshuisvesting van nertsen meer nadruk moet krijgen. Deze sociale huisvesting vraagt volgens de heer Wiepkema om kooien waarin de dieren zich goed kunnen bewegen en elkaar kunnen passeren. Met betrekking tot dat doel stelt de heer Wiepkema voor dat de kooien maten moeten hebben die niet substantieel komen onder de afmetingen van 85 cm lengte, 30 cm breedte en 45 cm hoogte.

De aanbevelingen uit deze rapportage vormden de basis voor het plan van aanpak van de nertsenhouderij tot het verbeteren van dierenwelzijn (1995), ter uitvoering van de motie Van der Vlies (kamerstukken II 1994/95, 23 900 XIV, nr. 36). Het plan van aanpak bevat een traject om tot verbeteringen op het gebied van huisvesting en verzorging te komen. In het plan van aanpak dierenwelzijn uit 1995 wordt niet alleen ingegaan op de afmetingen van de huisvesting, maar wordt ook gestimuleerd dat in de pelsdierhouderij kooiverrijking wordt toegepast. Volgens dit plan van aanpak moet er in de kooi een platform aanwezig zijn, waarop de dieren kunnen liggen, of een cilinder. Ook een ander object kan als verrijkingsobject dienen.

De in het plan van aanpak genoemde punten hebben geleid tot voornoemde productschapsverordening. Hierdoor werden nertsenhouders verplicht om te investeren in nieuwe huisvestingssystemen. De overschakeling naar de nieuwe huisvesting verliep gefaseerd: op 1 januari 2009 moest 25% van de dieren volgens de nieuwe voorschriften worden gehuisvest, op 1 januari 2013 50% van de nertsen en sinds 1 januari 2014 moeten alle nertsen worden gehuisvest in de nieuwe huisvestingssystemen.

3. Inhoudelijke toelichting huisvestingsregels

In het Besluit houders van dieren worden normen opgenomen ten aanzien van de huisvesting van nertsen. Deze normen gelden thans op grond van eerder genoemde PPE-verordening. Het betreft specifiek de minimale afmetingen die de leefruimte van nertsen moet hebben (artikel 2.76v), de maximale bezetting per leefruimte (artikel 2.76w) en de verrijking van die leefruimte met objecten die bedoeld zijn om de nertsen afleiding te geven (artikel 2.76x).

Een leefruimte bestaat ten minste uit één compartiment. Compartimenten mogen geschakeld worden met elkaar. Dit kan zowel horizontaal als verticaal gebeuren, met inachtneming van de minimumeisen aan vloeroppervlakte en hoogte. In het geval dat de compartimenten geschakeld worden, mag het verbindingsstuk tussen de compartimenten niet worden meegerekend in het minimaal vereiste vloeroppervlak.

Nertsen dienen te beschikken over een leefruimte met een minimum vloeroppervlak van 2.550 cm². Indien meer dan twee dieren in een huisvestingsplaats worden gehouden gelden aanvullende eisen.

De eisen waaraan de nestbox moet voldoen, zijn beschreven in artikel 2.76v, vijfde en zesde lid. Een nestbox is volgens de definitie in artikel 2.76s bedoeld als slaapplaats voor de nerts.

4. Inhoudelijke toelichting meldplicht nertsenhouders

Ter controle van de huisvestingsregels is het noodzakelijk om te weten wie er nertsen houdt. Tevens is het van belang om te weten op welk adres nertsen worden gehouden. Een toezichthouder zal deze informatie nodig hebben om te weten waar de nertsen en de leefruimtes zich bevinden. Daarom is in artikel 2.76u, eerste en tweede lid, van het Besluit houders van dieren een meldplicht opgenomen voor nertsenhouders. Tevens is het op grond van artikel 2.76u, derde lid, verplicht om een verplaatsing te melden van de locatie waar de nertsen worden gehouden.

Indien een nertsenhouder zich reeds gemeld heeft op grond van de Wet verbod pelsdierhouderij, behoudens in het geval van een verplaatsing in de zin van artikel 2.76u, lid 3 van het Besluit houders van dieren, zijn zijn gegevens bekend en hoeft hij zich niet (opnieuw) te melden op grond van het Besluit houders van dieren.

Het is mogelijk dat de gerechtelijke procedure over de Wet verbod pelsdierhouderij ertoe leidt dat deze wet weer gelding krijgt. Het opstarten van een nieuwe nertsenhouderij, het uitbreiden van een bestaande nertsenhouderij en het overdragen van een bestaande nertsenhouderij in andere gevallen dan de in de (thans buiten werking gestelde) Wet verbod pelsdierhouderij opgesomde bijzondere situaties geschiedt dan ook op eigen risico. Aan een melding in de zin van artikel 2.76u van het Besluit houders van dieren kan niet het gerechtvaardigde vertrouwen worden ontleend dat dergelijke handelingen onverkort zijn toegestaan.

5. Handhaving

Dit besluit is gebaseerd op artikel 2.2, tiende lid, onderdelen b en c, van de Wet dieren. Overtredingen van gedragingen, gebaseerd op dat artikel, kunnen bestraft worden met een bestuurlijke boete (artikel 8.6 van de Wet dieren). In het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren is de hoogte van de categorieën ingesteld voor de bestuurlijke boete. In de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren op grond van voornoemd besluit zal de indeling voor overtredingen van de normen uit dit besluit nader worden uitgewerkt.

Tevens is de Minister van Economische Zaken bevoegd om op grond van artikel 8.5 van de Wet dieren een last onder dwangsom op te leggen.

Dit besluit is niet alleen bestuursrechtelijk, maar ook strafrechtelijk handhaafbaar. Als de overtreding wordt begaan in de uitoefening van een beroep of bedrijf is overtreding strafbaar via de Wet op de economische delicten (hierna: WED). Op grond van artikel 2, eerste lid, WED kunnen overtredingen van voorschriften gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onderdelen b en c van de Wet dieren aangemerkt worden als misdrijven of als overtredingen. Als er sprake is van een misdrijf, de overtreding moet in dat geval opzettelijk zijn begaan, is de straf ten hoogste twee jaren, taakstraf of geldboete van de vierde categorie (thans € 20.250). In het geval de overtreding niet opzettelijk is begaan, is de straf een hechtenis van ten hoogste zes maanden, taakstraf of geldboete van de vierde categorie (thans € 20.250).

De Wet verbod pelsdierhouderij kan, indien deze weer gelding krijgt, alleen strafrechtelijk worden gehandhaafd. Met het overnemen van de welzijnsnormen in publiekrechtelijke regelgeving worden de mogelijkheden tot handhaving derhalve uitgebreid.

6. Regeldruk

Deze regeling leidt tot een toename van regeldruk voor bedrijven. Het gaat om eenmalige administratieve lasten van in totaal € 1.225. De regeling heeft geen effect op de nalevingskosten.

Deze regeling strekt ertoe de materie te regelen die door de Wet verbod pelsdierhouderij werd geregeld. Gelet op de uitspraken van de rechtbank Den Haag waardoor de Wet verbod pelsdierhouderij buiten werking is gesteld en op de opheffing van de product- en bedrijfschappen, is het wenselijk de eerder genoemde onderwerpen alsnog in het Besluit houders van dieren te regelen. Gelet op dit uitgangspunt wordt geen afweging gemaakt van minder belastende alternatieven.

Voor deze regeling en het bovenliggende besluit is geen Europees rechtelijke grondslag. Het betreft nationale regelgeving.

Om nertsen te kunnen houden, dienen de nertsenhouders zich te melden bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Er is gekozen voor de variant met een zo laag mogelijke regeldruk, in lijn met de eerdere melding in het kader van de regeling uitvoering Wet verbod pelsdierhouderij.

De administratieve last komt voort uit het doen van een melding bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. De bedrijven die zich in de periode tussen 15 januari 2013 en 11 februari 2013 reeds hebben gemeld hoeven zich niet opnieuw te melden.

Er is niet bekend hoeveel bedrijven gebruik zullen maken van deze meldingsplicht. De inschatting is dat het voornamelijk meldingen in het kader van verplaatsingen en overnamen zullen betreffen. Ervan uitgaande dat 50 bedrijven een melding doen, levert een eenmalige administratieve last op van € 1.225 (50*0,5* 49 euro/uur).

7. Notificatie

Dit besluit bevat in de artikelen 2.76v tot en met 2.76x voorschriften die een technisch voorschrift zijn als bedoeld in artikel 1, elfde lid, van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG 1998, L 204).

Deze voorschriften kunnen een belemmering vormen voor het vrij verkeer van goederen, dat is neergelegd in artikel 34 en 35 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Dergelijke belemmeringen kunnen worden gerechtvaardigd met een beroep op artikel 36 van het VWEU of de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie.

De reden om de betreffende voorschriften vast te stellen, is bescherming van het welzijn van dieren. Dat belang kan ingevolge artikel 36 van het VWEU, met een beroep op het leven en de gezondheid van dieren, de openbare orde en openbare zedelijkheid, een (mogelijke) handelsbelemmering rechtvaardigen. Daarvoor moeten de voorschriften non-discriminatoir zijn alsmede noodzakelijk, en moet voldaan zijn aan het beginsel van proportionaliteit. Deze vereisten worden hieronder besproken.

Voor de voorschriften geldt dat deze van toepassing zijn op iedereen die in Nederland bedrijfsmatig nertsen houdt, ongeacht of dat Nederlanders zijn of ondernemers met een andere nationaliteit. De voorschriften kunnen derhalve niet als discriminerend worden gekwalificeerd. Ook is het niet nodig om een bepaling inzake wederzijdse erkenning op te nemen. Er worden namelijk geen beperkingen gesteld aan de handel in de dieren of producten daarvan die niet volgens de betreffende voorschriften zijn gehouden.

De betreffende voorschriften zijn noodzakelijk uit oogpunt van bescherming van het dierenwelzijn. Bepalend hierbij is de erkenning van de intrinsieke waarde van het dier. Die erkenning heeft onder meer tot gevolg dat bij het stellen van regels krachtens de Wet dieren inbreuken op de integriteit of het welzijn van dieren, verder dan redelijkerwijs noodzakelijk, moeten worden voorkomen en dat de zorg die de dieren redelijkerwijs behoeven, moet worden verzekerd.

Door regels te stellen aan de huisvesting van de nertsen zorgt de Nederlandse overheid voor voorwaarden voor de bescherming van het welzijn en de gezondheid van de nertsen waarvoor geen specifieke Europese richtlijnen bestaan. Deze voorschriften vormen een concretisering van de algemene welzijnsnormen van de Wet dieren. Hiermee wordt het belang van de dieren beter gewaarborgd. De noodzaak van deze regels volgt uit het onderzoek en het plan van aanpak die reeds genoemd werden in paragraaf 2 van deze nota van toelichting.

De voorschriften zijn verder proportioneel in verhouding tot het te behalen doel: bescherming van dierenwelzijn. Er worden eisen gesteld aan het productieproces van pelzen, niet aan de handel in die producten. Er kan blijkens voornoemde rapporten niet worden volstaan met minder vergaande maatregelen; voor bescherming van dierenwelzijn zijn wettelijke voorschriften nodig die voor iedereen in Nederland gelden en waarvan de naleving kan worden afgedwongen. Andere instrumenten dan regelgeving zijn daarvoor niet geschikt. De betreffende voorschriften voldoen dus aan de eis van proportionaliteit.

Een inbreuk op het vrij verkeer van goederen is in dit geval dus gerechtvaardigd met een beroep op artikel 36 van het VWEU.

Het ontwerpbesluit is op (datum notificatie) ingevolge artikel 8 van richtlijn 98/34/EG voorgelegd aan de Europese Commissie (notificatienummer 2014/040/NL). Er zijn PM reacties ontvangen. De standstilltermijn is verlopen op (PM datum).

Dit besluit leidt niet tot een significante handelsbelemmering in de zin van de WTO-Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Technical Barriers to Trade; TBT) en behoeft derhalve geen notificatie.

8. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip. Het streven is dit besluit uiterlijk op 1 januari 2015 in werking te laten treden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,


X Noot
1

Het betreft de Verordening welzijnsnormen nertsen (PPE) 2003, zoals deze luidde op 17 januari 2008. Naar deze verordening wordt – statisch – verwezen in de Wet verbod pelsdierhouderij: in artikel 4, onderdeel b, van die wet wordt bepaald dat nertsen in de overgangsperiode moeten worden gehouden in een ‘huisvestingsplaats’; dat begrip is in artikel 1 gedefinieerd met een verwijzing naar de Verordening welzijnsnormen nertsen.

X Noot
2

Rechtbank Den Haag 21 mei 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:6161.

X Noot
3

Artikel 2.76u, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

X Noot
4

Toelichting, paragraaf 4 (Inhoudelijke toelichting meldplicht nertsenhouders).

X Noot
5

Besluit omgevingsrecht, bijlage I, onderdeel C, categorie 8.3, onder l.

X Noot
6

Artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

X Noot
7

Artikel 3 van de Wet verbod pelsdierhouderij voorzag in een meldplicht voor ieder die bij het in werking treden van de wet nertsen als pelsdier hield; aan de plicht moest worden voldaan binnen vier weken na inwerkingtreding van de wet. Artikel 4 bepaalde dat alleen wie tijdig aan de meldplicht had voldaan, tijdelijk (tot 1 januari 2024) nertsen mocht blijven houden, met een verbod om het bedrijf uit te breiden (Kamerstukken II 2006/07, 30 826, nr. 3, blz. 13).

X Noot
1

Het bij koninklijke boodschap van 3 april 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie en andere wetten in verband met de opheffing van de bedrijfslichamen (Wet opheffing bedrijfslichamen), (Kamerstukken 33 910).

Naar boven