TOELICHTING
1. Inleiding
Bij het Warenwetbesluit retributies levensmiddelen zijn retributies vastgesteld die
onder andere door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (verder: NVWA) in rekening
worden gebracht voor keuring- en toezichtwerkzaamheden met betrekking tot de handel
in en de productie van bepaalde producten van dierlijke oorsprong. De tarieven van
deze retributies zijn opgenomen in de Warenwetregeling vaststelling van tarieven voor
retributies levensmiddelen 2008 (verder: de warenwetregeling).
Het streven naar kostendekkende tarieven heeft in het verleden geleid tot periodieke
aanpassing van de tarieven van retributies aan loon- en prijsontwikkelingen, voor
zover deze ontwikkelingen van invloed zijn op kosten die de NVWA maakt bij het verrichten
van de hiervoor genoemde keuring- en toezichtwerkzaamheden.
Als gevolg van een herziening van het retributiestelsel worden de tarieven van de
retributies aanzienlijk aangepast.
De tariefsverhoging in deze regeling is in overstemming met Verordening (EG) 882/20041 (verder: Controleverordening) en de in die verordening genoemde mogelijkheid om de
werkelijke kosten in rekening te brengen.
Hieronder wordt allereerst de herziening van het retributiestelsel uiteengezet. Deze
herziening leidt tot het vaststellen van een nieuwe retributieregeling door de Minister
van Economische Zaken en het aanpassen van de warenwetregeling. Na de uiteenzetting
van de herziening van het retributiestelsel komen de gevolgen van deze herziening
voor de VWS-sectoren aan bod.
2. Herziening retributiestelsel
Het nieuwe retributiestelsel strekt tot vereenvoudiging van de retributiesystematiek,
waardoor het stelsel voor zowel het bedrijfsleven als de NVWA transparanter en duidelijker
wordt. Daartoe wordt het aantal categorieën van tarieven beperkt tot vijf (eerder
waren dat er enkele tientallen). Verder wordt met het nieuwe retributiestelsel aangesloten
bij het huidige kostprijsmodel van de NVWA waardoor weer een adequate koppeling kan
worden gelegd tussen kosten en opbrengsten. Ten slotte wordt de kostendekkendheid
van de tarieven verbeterd. Kostendekkendheid van de tarieven is een belangrijk uitgangspunt
van het retributiestelsel. De herziening van de systematiek biedt daarmee een kader
voor het op peil houden van de noodzakelijke financiële middelen voor goed toezicht
op onder meer voedselveiligheid en dier- en plantgezondheid (zie brief van 21 januari
2013 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2012/13, 33 400-XIII, nr. 66)).
De herziening van het retributiestelsel hangt samen met het plan van aanpak om het
toezicht van de NVWA structureel te verbeteren (zie de brief van 19 december 2013
aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2013/14 33 835, nr. 1)). Om de kwaliteitsslag bij de NVWA te kunnen realiseren is een adequate financiering
noodzakelijk. Dit vraagt om een structurele extra bijdrage van de overheid, maar ook
van het bedrijfsleven. Ook het bedrijfsleven heeft immers baat bij een goed functionerende
NVWA, met name voor het behoud van de exportpositie (zie brief van 19 december 2013
aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2013/14 33 835, nr. 2)).
Hieronder wordt nader ingegaan op deze aspecten en op de algemene uitgangspunten voor
het doorberekenen van kosten.
2.1 Uitgangspunten voor doorberekenen van toezichtskosten
De Europeesrechtelijke kaders zijn bepalend voor het retributiestelsel. Ingevolge
artikel 26 van de Controleverordening zijn lidstaten verplicht te zorgen voor voldoende
financiële middelen voor het nodige personeel en andere middelen voor officiële controles.
Zij dienen dit te doen op een wijze die zij passend achten, waaronder het heffen van
algemene belastingen of het vaststellen van vergoedingen of heffingen zijn begrepen.
Deze verplichting geldt voor alle officiële controles. Voor een beperkt aantal controles
zijn daarbij minimumvergoedingen opgenomen. Het gaat hier om keuringen bij slachten
en uitsnijden, bij melkproductie, bij productie visserij- en aquacultuurproducten
en bij invoer en doorvoer. Op grond van artikel 27 van de Controleverordening mogen
de vergoedingen niet hoger zijn dan de door de autoriteiten gedragen kosten in verband
met salarissen van het personeel dat betrokken is bij de officiële controles, de kosten
voor bemonstering en laboratoriumonderzoek, installaties, instrumenten, uitrusting,
opleiding, reiskosten en de met de controle verband houdende kosten. Verder wordt
een aantal elementen opgesomd waarmee de lidstaten rekening moeten houden, zoals het
type bedrijf en de daaraan verbonden risicofactoren, de belangen van bedrijven met
een geringe productie, bedrijven die traditionele methoden gebruiken en van bedrijven
in gebieden met geografische beperkingen.
Voor zover de Europese kaders nationale beleidsruimte laten, dient het rapport Maat
houden (MDW-werkgroep doorberekening handhavingskosten, juli 1996 (Kamerstukken II
1996/97, 24 036, nr. 6; Stcrt. 2000, 90)) als uitgangspunt. Op basis van dit rapport wordt bepaald welke kosten voor rekening
van de overheid en welke voor rekening van het bedrijfsleven komen. Op hoofdlijnen
houden de uitgangspunten het volgende in:
-
– Als bedrijven of burgers voordeel hebben van het overheidstoezicht (profijtbeginsel)
worden kosten doorberekend. Alle kosten van toelating en post-toelating worden op
basis van dit uitgangspunt doorberekend aan het bedrijfsleven. Voorbeelden van toelating
zijn de export levend vee, de ante-mortem en post-mortem keuring, de invoer uit niet
EU-landen en het verlenen van erkenningen en vergunningen. Een voorbeeld van post-toelating
is het onderhouden van een erkenning of de controle op naleving van de vergunningsvoorwaarden.
-
– Preventieve of repressieve handhaving is in principe voor rekening van de overheid,
tenzij a) Europese regelgeving anders voorschrijft (bijvoorbeeld voor herinspecties
in kader van hygiëneregelgeving) b) doorberekening juist noodzakelijk is om het doel
van de regeling te kunnen verwezenlijken of als de kosten grotendeels worden veroorzaakt
door een beperkte groep (veroorzaker betaalt).
De (op grond van het rapport Maat houden retribueerbare) kosten worden in beginsel
daar neergelegd waar zij worden gemaakt. De uitgangspunten daarbij zijn:
-
– de gemaakte kosten en de door te berekenen kosten moeten duidelijk zijn, onder andere
door transparante opbouw, duidelijke grondslag, vergelijkbare eenheden, specificatie
van te betalen kosten;
-
– de vergoeding moet redelijk zijn voor de werkelijke kosten die worden gemaakt, ze
mag de werkelijke kosten in beginsel niet overschrijden;
-
– de vergoeding moet zo veel mogelijk een duidelijke, directe relatie hebben met het
profijt voor de betrokkene en/of met de kosten die de betrokkene heeft veroorzaakt;
-
– indien mogelijk moet de hoogte van de vergoeding beïnvloedbaar zijn voor de betrokkene.
Op basis van het bovenstaande wordt de hoogte van de tarieven bepaald aan de hand
van de kosten die de NVWA jaarlijks maakt; de kosten zijn afhankelijk van de volumes
en de aard van de afgenomen NVWA-diensten op jaarbasis.
Kostprijsmodel
De retributietarieven zijn gebaseerd op de kostprijzen van de NVWA. Voor de berekening
van de kostprijzen hanteert de NVWA een kostprijsmodel. Het kostprijsmodel is gestoeld
op de zogenaamde kostenplaatsmethode. Deze algemene bedrijfseconomische methode houdt
in dat op bepaalde afzonderlijke kostenplaatsen de kosten verzameld worden, welke
vervolgens worden doorberekend (toegerekend) aan de uiteindelijke producten/diensten.
De kosten bestaan uit directe kosten en indirecte kosten. De directe kosten worden
zo veel mogelijk direct toegerekend aan de afdelingen die de producten of diensten
leveren (“werkelijk verbruik”). Hieronder vallen bijvoorbeeld de salariskosten en
de kosten van practitioners. De toewijzing van de indirecte kosten, zoals materiële
kosten en kosten van overhead (ondersteuning en management), naar de verschillende
producten gebeurt op basis van de aantallen directe fte in de uitvoerende teams. De
totale kosten per product worden gedeeld door het aantal producten (productieve uren)
om zo de bruto kostprijs per productuur te berekenen. Deze productieve uren betreffen
niet alleen de voor de uitvoering van product of de dienst benodigde op locatie uitgevoerde
keuring of inspectie (inclusief uitwerking inspectierapportage), maar ook de voorbereidingstijd
en de reistijd.
Ten behoeve van een voor het bedrijfsleven herkenbare factuur wordt enkel de effectief
aan de werkzaamheid bestede tijd via het zogenoemde kwartiertarief, plus een starttarief
in rekening gebracht. Voor de bepaling van het kwartiertarief worden de kosten omgezet
in uurtarieven (met als kleinste factuureenheid kwartieren). Het starttarief houdt
verband met de tijd die niet direct in rekening wordt gebracht, zoals reistijd en
tijd voor opleiding en voorbereiding voor de desbetreffende activiteit. Dit kan verschillen
per groep van min of meer vergelijkbare werkzaamheden.
Het nieuwe kostprijsmodel van de NVWA kent nog maar acht productgroepen: Klantinteractie
& dienstverlening, Communicatie, Toezicht, Inlichtingen & opsporing, Laboratoriumonderzoek,
Advies & vertegenwoordiging, Kennis & expertise en Incident & crisismanagement. Voorheen
hanteerden de Algemene Inspectiedienst, de Plantenziektenkundige Dienst en de Voedsel
en Waren Autoriteit, de drie inspectiediensten die per 2012 zijn gefuseerd tot de
NVWA, voor de kostentoerekening elk een producten- en dienstencatalogus met daarin
een veelvoud van reguliere productgroepen met verschillende specifieke producten per
groep. Er is ten behoeve van de noodzakelijke eenvoud en transparantie van het stelsel
bewust gekozen voor een beperkt aantal productgroepen en een beperkt aantal retributiecategorieën
waarvoor retributies in rekening worden gebracht.
Vereenvoudiging systematiek
Een belangrijke reden voor de invoering van een nieuwe retributiesystematiek is de
wens tot vereenvoudiging van het bestaande stelsel. Het retributiestelsel kende veel
tariefcategorieën, waarbij voor elke afzonderlijke werkzaamheid een apart tarief gold.
Dit betekende dat bedrijven verschillende uurtarieven voor verschillende activiteiten
moesten betalen, terwijl die activiteiten vaak door dezelfde controleur werden uitgevoerd.
Daarmee was de opbouw van de tarieven voor de betrokken bedrijven niet altijd even
inzichtelijk.
De keuze voor een nieuwe retributiesystematiek is gebaseerd op het soort werkzaamheden
dat de NVWA verricht bij de bedrijven waarop zij toezicht houdt. Daarbij is rekening
gehouden met de desbetreffende regelgeving en de specifieke inzet van de NVWA-medewerkers.
Zo zijn er bedrijven waarbij de werkzaamheden vooral op basis van een uurtarief worden
gefactureerd en bedrijven waarbij de werkzaamheden vooral op basis van een stuktarief
worden gefactureerd. Bij de bedrijven die vooral werkzaamheden op uurbasis kennen
vindt vaak een mix van werkzaamheden plaats, variërend van diverse keuringen, exportcertificering
tot systeemtoezicht. De werkzaamheden worden evenwel veelal door eenzelfde functiegroep
of zelfs dezelfde persoon verricht. Door voortaan voor die werkzaamheden eenzelfde
tarief te hanteren kunnen de kosten van de NVWA-inzet eenvoudiger worden bepaald.
Daarmee wordt de inzichtelijkheid in die kosten zowel voor de desbetreffende bedrijven
als voor de NVWA zelf vergroot. Bij de bepaling van het tarief voor de desbetreffende
groep bedrijven is uitgegaan van een vergelijkbare productiviteit van de NVWA-inzet.
Zo kennen de werkzaamheden die op uurbasis plaatsvinden niet in alle gevallen dezelfde
facturabiliteit (aantal facturabele inspectie- en keuringsuren per fte). Er is een
grote groep van bedrijven waarbij vaak sprake is van langere aaneengesloten werkzaamheden,
terwijl bij andere bedrijven juist vaak sprake is van veel korte werkzaamheden. Ook
de geactualiseerde verdeling van de kosten tussen start- en kwartiertarief zorgt voor
een meer rechtmatige verdeling tussen de veroorzaakte kosten en de daarbij behorende
retributies.
Recht doende aan de bovengenoemde verschillen heeft dit geleid tot een uiteindelijke
verdeling in vijf categorieën, te weten:
-
1. erkende bedrijven: slachterijen, overige vleesverwerkende bedrijven, dierlijke bijproducten-
en diervoederbedrijven, visverwerkende bedrijven en overige bedrijven (al dan niet
erkend) die werken met producten van dierlijke oorsprong;
-
2. levend vee: voornamelijk exportcertificering van levende dieren en levende producten;
-
3. import: veterinair, hoogrisico producten en levensmiddelen en productveiligheid;
-
4. plant: fytosanitaire inspecties en diagnostiek;
-
5. overig: Certificering op Afstand, laboratoriumonderzoek, herinspecties Horeca en Ambachtelijke
productie en Industriële productie.
Dit betreft twee categorieën waarbij de werkzaamheden vooral op uurbasis worden gefactureerd
(erkende bedrijven en levend vee) en drie categorieën waarbij de werkzaamheden vooral
op basis van stuktarief worden gefactureerd (import, plant en overig). Door de voorgestelde clustering van werkzaamheden met een uniform uurtarief vindt
een belangrijke vereenvoudiging in de systematiek plaats voor die bedrijven die met
werkzaamheden met een uurtarief te maken hebben. Het groeperen van bedrijfscategorieën
in sectoren werkt een verdere vereenvoudiging in de hand naar slechts een beperkt
aantal uurtarieven binnen de hele NVWA.
De voorgestelde indeling leidt tot een eenvoudigere vaststelling van de tarieven.
Dit vergroot de transparantie en de stabiliteit van de tarieven. Het clusteren van
bedrijven in categorieën heeft ook een vereenvoudiging van de administratieve werkzaamheden
van de NVWA tot gevolg, waardoor de kans op fouten bij het factureringsproces afneemt
en digitalisering gemakkelijker wordt. Dit kan op termijn tot lagere uitvoeringskosten
leiden.
De voorliggende regeling beoogt een systematiek te bieden op basis waarvan retributietarieven
voor een langere periode kunnen worden vastgesteld. Tarieven stijgen nog door jaarlijkse
indexering.
Kostendekkendheid
Jaarlijks ontvangt de NVWA circa 58 miljoen euro aan inkomsten uit retributies voor
haar keuring- en toezichtactiviteiten in de sectoren, waaronder horeca en ambachtelijke
productie en industriële productie. De premisse is dat de NVWA kostendekkend werkt,
ook voor de retribueerbare activiteiten. Daarvoor zijn wel keuzes nodig over welke
kosten – zowel direct als indirect – worden doorberekend. In die zin is ‘volledig
kostendekkend werken’ geen absolute situatie, maar betekent het dat maximaal invulling
wordt gegeven aan afspraken over welke kosten worden doorberekend. In dat licht is
bezien of de wijze waarop de tarieven worden berekend, nog aansluit bij de actuele
inzichten en ontwikkelingen bij de NVWA. Dit heeft in een aantal gevallen tot een
andere toedeling of doorberekening van kosten geleid. Zo worden de ondersteunende
werkzaamheden van de afdeling Klantinteractie & dienstverlening nu niet meer op basis
van forfaitaire verdeelsleutels toegewezen aan de onderscheiden producten en diensten,
maar via het product klantinteractie & dienstverlening naar werkelijk verbruik verdeeld.
Verder is een aantal aannames bij de berekening van de tarieven geactualiseerd. Bij
bijvoorbeeld de import van hoogrisicoproducten en herinspecties bij de horeca en ambacht
en industriële productie blijken de werkelijke kosten veel hoger te zijn dan de aannames
waarvan bij de berekening van de tarieven voorheen is uitgegaan. Deze tarieven zijn
reeds aangepast (Stcrt. 2013, 35285). Daarnaast bleek de facturabiliteit per medewerker waarvan voorheen was uitgegaan
voor de diverse werkzaamheden hoger te zijn dan de daadwerkelijk gerealiseerde facturabiliteit.
Ook bij doorvoering van de aangekondigde efficiencydoelstelling van 10% is nog sprake
van een significant verschil in facturabiliteit. Deze factoren leiden tot een stijging
van de tarieven. Verder is sinds 2010 sprake van een aantal ontwikkelingen in het
toezicht die een andere verdeling van de kosten rechtvaardigen. Het betreft de volgende
aspecten:
-
– inzet van de Senior Toezichthoudend Dierenarts voor interne begeleiding ter verbetering
van de kwaliteit van het toezicht door controlerende dierenartsen naar aanleiding
van het Rapport Het functioneren van de Voedsel- en Warenautoriteit VWA in de controle
op slachthuizen en exportverzamelplaatsen van de auditcommissie Vanthemsche (Bijlage
bij Kamerstukken II 2007/08, 26 991, nr. 205); de hiermee gemoeide kosten van 1,7 miljoen euro per jaar waren niet in de tarieven
meegenomen;
-
– inzet van Certificering op Afstand heeft voor het bedrijfsleven tot een kostenbesparing
geleid aangezien daardoor minder – dure – controles op locatie nodig zijn; de kosten
voor de NVWA-inzet zijn eerder evenwel slechts beperkt doorberekend aan het bedrijfsleven
en er werd geen rekening gehouden met de kosten in verband met de steekproefsgewijze
controles ten behoeve van noodzakelijke monitoring;
-
– inzet van de afdeling Toezichtsontwikkeling draagt bij aan een beter toezicht voor
het bedrijfsleven; met activiteiten als het analyseren van handhavingsrisico’s en
beleidsdoelen in handhavingsaanpak, het voorbereiden en evalueren van het toezicht
in de uitvoeringsteams door werkinstructies, kennisverspreiding en evaluatie, het
opstellen van modellen voor bijvoorbeeld certificaten, het onderhoud van contacten
met stakeholders en het actueel houden van het registratiesysteem Import Veterinair
Online kan het toezicht op locatie namelijk efficiënter worden uitgevoerd; de hiermee
samenhangende kosten bedragen 3,1 miljoen euro voor retribueerbare activiteiten;
-
– inzet op voorscreening van keuringsaanvragen voor de export van levend vee leidt tot
efficiëntere werkzaamheden bij de NVWA en tot minder inzet van de dierenarts op locatie;
de kosten van de voorscreening bedragen 0,5 miljoen euro.
De NVWA publiceert op haar website (www.nvwa.nl
) een uitgebreide onderbouwing van de concrete tarieven en de werking van het kostprijsmodel.
Daarin wordt ingegaan op de opbouw van de tarieven en wordt duidelijk gemaakt ter
dekking van welke kosten de tarieven in rekening worden gebracht.
Gevolgen herziening retributiestelsel voor ‘VWS-sectoren’
De bedrijven waarop deze regeling van toepassing is, behoren tot de hierboven genoemde
categorieën Erkende bedrijven, Import en Overig (Certificering op Afstand, laboratorium
onderzoek, herinspecties).
De herziene tarieven in deze regeling zijn het gevolg van de bovengenoemde wijziging
van het kostprijsmodel, de nieuwe categorie-indeling en het kostendekkend maken van
de tarieven. Voor de bedrijven die onder de regeling van VWS vallen is daarbij vooral
de verschuiving van de kosten voor de certificering op afstand en het doorrekenen
van de kosten voor de toezichtafdeling relevant.
Eén van de gevolgen van het hanteren van de werkelijke kosten als uitgangspunt voor
de kostprijs en tarieven is dat de verhouding tussen start- en kwartiertarieven verandert.
Voorheen waren de starttarieven relatief laag en de kwartiertarieven relatief hoog.
Bij de kosten waarop de start- en kwartiertarieven waren gebaseerd werd namelijk een
andere verdeelsleutel gehanteerd, die gunstiger uitpakte voor kortdurende activiteiten.
Omwille van transparantie en uitlegbaarheid van het systeem is nu gekozen voor een
andere verdeling en wordt de verdeling van de kosten tussen de start- en kwartiertarieven
direct gerelateerd aan de werkelijke tijdsverdeling van de inspecteur (inspectietijd
enerzijds, voorbereidings- en reistijd anderzijds).
Voor alle sectoren die te maken hebben met het NVWA-retributiestelsel geldt dat de
diversiteit aan bedrijven zeer uiteenlopend is. In elke sector en tariefcategorie
zitten zowel kleine, soms éénmansbedrijven, als grote, soms internationale, bedrijven.
Het financiële effect van de tariefsverhoging NVWA voor een individueel bedrijf is
vooral afhankelijk van een aantal factoren zoals:
-
– omzet (uiteenlopend van een ton tot miljoenen euro’s) in verhouding tot de NVWA-kosten;
-
– winst;
-
– frequentie en duur van inspecties (uiteenlopend van een keer per jaar tot dagelijks
en continu);
-
– mix van NVWA-activiteiten (bijv. keuring, exportcertificering en systeemtoezicht).
De totale gemiddelde stijging voor alle sectoren die te maken hebben met het NVWA-retributiestelsel
bedraagt bijna 20%.
3. Vaste verandermomenten
De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de
Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Vanwege de grote financiële belangen die
gemoeid zijn met spoedige inwerkingtreding is afgeweken van de zogenoemde vaste verandermomenten
(Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309).
4. Administratieve lasten en bedrijfseffecten
Deze regeling heeft geen effect op de administratieve lasten of nalevingskosten. Tarieven
en retributies zijn financiële lasten en vallen als zodanig buiten de definitie van
regeldruk. Zij worden aldus niet aangemerkt als regeldruk die voortvloeit uit wet-
of regelgeving.
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger.
5. Consultatie bedrijfsleven
Over het nieuwe stelsel heeft overleg plaats gehad met diverse representatieve geledingen
uit het bedrijfsleven. Aan hen is schriftelijke en mondelinge informatie verschaft
over de onderbouwing van de kostendekkende tarieven. In het overleg heeft het bedrijfsleven
zijn grote zorgen uitgesproken over de tariefsverhoging. Het benadrukt dat de acceptatie
toeneemt als de NVWA daadwerkelijk maatregelen treft om de efficiency te verbeteren
en de kosten te verlagen. Het bedrijfsleven gaf aan dat er een risico bestaat dat
de tariefsverhoging leidt tot verschuiving van productie en handelsstromen van Nederland
naar andere EU-landen. In dit verband is op te merken dat een van de conclusies uit
de EC-studie uit 2009 over de retributiestelsels van de diverse EU-lidstaten is dat
er geen bewijs is gevonden voor het disfunctioneren van de EU-interne markt als gevolg
van de verschillende retributiestelsels en de verschillen in keuringskosten. Andere
factoren (bijv. loonkosten, kwaliteit en service) die de internationale concurrentiepositie
bepalen, zijn volgens de EC-studie belangrijker (Kamerstukken II 2008/09, 26 991, nr. 260).
Zoals in de toelichting is aangegeven moet de tariefsverhoging worden geplaatst in
de context van de noodzaak van goed toezicht op onder meer voedselveiligheid. Hiervoor
moeten de bijbehorende financiële middelen beschikbaar zijn. Dit is ook noodzakelijk
ter borging van de Nederlandse exportpositie. De NVWA heeft een maatregelenpakket
om de efficiency te verhogen. Daarnaast kunnen de bedrijven hun toezichtskosten verlagen
door een hoog niveau van naleving, door goede planning samen met andere bedrijven
en door goede voorbereidingen te treffen voor het NVWA-toezicht zodat de NVWA-inspecteurs
hun inzet kunnen beperken.
Naar aanleiding van het overleg met het bedrijfsleven is evenwel besloten een aantal
voorzieningen te treffen om aan zorgen van een deel van het bedrijfsleven tegemoet
te komen.
Voor de VWS-sectoren is een regeling van toepassing voor Certificering op Afstand.
In deze categorie wordt in verband met de exportpositie het tarief van het reguliere
exportcertificaat met bijna 10% verlaagd ten opzichte van het kostendekkende tarief
en wordt de geplande afschaffing van de staffel bij deze certificaten niet doorgezet;
wel komt de staffel op een hoger niveau te liggen dan voorheen. Samen met het bedrijfsleven
zal worden bekeken op welke wijze de tarieven vanaf 2015 wel kostendekkend kunnen
zijn.
Vanwege politieke besluitvorming over de snelle inwerkingtreding van deze regeling
heeft geen raadpleging van het Regulier Overleg Warenwet (ROW)2 kunnen plaatsvinden.
6. Artikelsgewijs
Artikel I, onderdelen A tot en met J, L tot en met en N
Zie toelichting paragraaf 2.1.
Artikel I, onderdeel K
Deze wijziging betreft het opnemen van een juiste verwijzing.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers.