26 991
Voedselveiligheid

nr. 205
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2008

Hierbij bied ik u het rapport «Het functioneren van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) in de controle op slachthuizen en exportverzamelplaatsen» aan van de auditcommissie onder leiding van de heer dr. P. Vanthemsche1. In deze brief geef ik ook mijn reactie op het onderzoek.

In mijn brief van 18 april 2008 heb ik u geïnformeerd over de opdracht aan de heer Vanthemsche (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 991, nr. 197). Het nader onderzoek heeft als doel om na te gaan wat de aard en omvang is van de gesignaleerde knelpunten zoals verwoord in het VWA-conceptrapport «Modernisering activiteiten levende dieren en levende producten».

Ten behoeve hiervan moet het onderzoek:

• duidelijkheid geven over de stand van zaken van het toezicht en de naleving van regels met betrekking tot diertransporten en slachterijen;

• antwoord geven op de vraag of de niet-naleving incidenteel dan wel structureel is;

• zo dit het geval is, een zo concreet mogelijke indicatie van de ernst hiervan geven.

De heer Vanthemsche heeft het rapport met zijn bevindingen op 13 juni jl. aangeboden.

In deze brief ga ik in op zijn bevindingen en koppel ik deze aan de reeds genomen en nog te nemen maatregelen.

In aanvulling op de brieven en antwoorden die ik u sinds 26 maart jl. heb doen toekomen, informeer ik u in deze brief ook over de actuele stand van zaken van verbetermaatregelen, die zijn genomen naar aanleiding van het rapport en aanbevelingen van de heer Hoekstra en het Algemeen Overleg dat ik daarover op 26 maart 2008 met u heb gevoerd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 991, nr. 196). Ten slotte informeer ik u over de (financiële) consequenties van de besluitvorming in het kader van de Voorjaarsnota.

Algemene bevindingen

Ik stel vast dat de bevindingen van de heer Vanthemsche in lijn zijn met die van de heer Hoekstra. Op basis van een heldere en scherpe analyse geeft de heer Vanthemsche hieraan op diverse onderdelen een belangrijke verdiepingsslag. Het is duidelijk dat er sprake is van een aantal ernstige en deels structurele problemen.

Voordat ik op deze problemen inga en aangeef welke maatregelen ik zal treffen, vind ik het belangrijk om vast stellen dat de integriteit van de VWA-medewerkers niet ter discussie staat. Ze zijn integer en gedreven en de verhoudingen tussen het VWA-personeel en het betrokken bedrijfsleven zijn gemiddeld genomen correct. Bestaande spanningen zijn normaal te noemen in de relatie tussen een controlerende en toezichthoudende overheidsdienst enerzijds en het bedrijfsleven anderzijds.

Ook constateer ik dat de heer Vanthemsche de kwaliteit van het toezicht en de naleving van regels bij diertransporten en slachterijen in het algemeen als voldoende beoordeelt. De gemiddelde kwaliteit en inzet van de VWA-mensen op de werkvloer is bevredigend. Ook de praktijksituatie op het gebied van toezicht en handhaving rond de keuringen voor de slacht (de zogenaamde ante mortemkeuringen) wordt in het algemeen als professioneel beoordeeld. Datzelfde geldt voor het toezicht en de handhaving bij de exportverzamelplaatsen.

In mijn brief van 16 oktober 2007 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 991, nr. 161) heb ik een heldere ambitie geformuleerd. De VWA moet zich verder kunnen ontwikkelen tot een moderne en toekomstbestendige dienst, die op een op risico gebaseerde wijze en slank, slagvaardig en transparant invulling geeft aan het toezicht. Essentieel daarbij is dat de voedselveiligheid, volksgezondheid en het dierenwelzijn blijven gewaarborgd. In mijn brieven benoem ik de inzet die u van de overheid mag verwachten om deze ambitie te realiseren en daartoe de fundamentele problemen op te lossen. Ik herhaal op deze plaats dat de overheid dit niet alleen kan. Voor het realiseren van deze ambitie is de bijdrage en verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven cruciaal.

Het bedrijfsleven heeft immers het grootste belang bij een goed functionerende VWA. De VWA is cruciaal voor het behoud van de exportpositie en de nationale marktpositie. De diensten van de VWA waarvan het bedrijfsleven profijt heeft, moeten zich vertalen in kostendekkende tarieven. Ook heb ik aangekondigd dat de extra inzet en maatregelen naar aanleiding van het rapport van de heer Hoekstra een bijdrage van het bedrijfsleven vergt. Het welslagen van de ambitie kent daarom ook de voorwaarde dat het bedrijfsleven meer dan nu de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de veiligheid van producten en voedingsmiddelen en de gezondheid en het welzijn van dieren. Het ontwikkelen en zich aansluiten bij de private kwaliteitssystemen is daarbij van grote betekenis.

Organisatiestructuur VWA

Het eerste belangrijke en fundamentele probleem dat de heer Vanthemsche benoemt, betreft de organisatiestructuur van de VWA en in het verlengde daarvan een complexe interne sturing. Daarnaast geeft hij als fundamenteel probleem aan dat de VWA een bouwvallig ICT-systeem heeft en dat er mede daardoor sprake is van een gebrekkige informatie-uitwisseling en communicatie.

Ten aanzien van deze problemen stelt de heer Vanthemsche dat die primair moeten worden verholpen, omdat anders veel van de lopende verbetertrajecten «een pleister op een houten been» kunnen blijken te zijn. Ik ben dat met de heer Vanthemsche eens.

De maatregelen die daartoe nodig zijn, zijn opgenomen in het plan van aanpak voor de fusie van de VWA, Algemene Inspectiedienst (AID) en Plantenziektenkundige Dienst (PD) tot de nieuwe autoriteit. Het is om die reden dat ik de voortgang van de fusie van het grootste belang vind. In dit kader zijn de bevindingen relevant van het Bureau Berenschot inzake de audit op het plan van aanpak van de fusie en de voorwaarden waaraan de fusie moet voldoen. In de brief die ik tegelijkertijd met deze brief aan uw Kamer zend, ga ik daar nader op in (Kamerstuk 26 991, nr. 206).

Toezicht en handhaving op slachthuizen en exportverzamelplaatsen

Het andere fundamentele probleem doet zich voor in het toezicht en de handhaving op slachthuizen en exportverzamelplaatsen. De heer Vanthemsche constateert een aantal belangrijke verschillen tussen de praktijk in grotere en kleinere slachthuizen. In het onderstaande ga ik in op een aantal specifieke problemen en risico’s die de heer Vanthemsche heeft geïdentificeerd:

– toepassen norm dierenwelzijn grote slachthuizen en exportverzamelplaatsen;

– toezicht (middelgrote en) kleine slachterijen;

– noodslachtingen en wrak vee;

– handhavinginstrumentarium;

– inzet en capaciteit VWA-dierenartsen en practitioners;

– samenwerking met andere organisaties.

1. Toepassen norm dierenwelzijn grote slachthuizen en exportverzamelplaatsen

Hier speelt de problematiek van niet-uniforme en onvoldoende strikte toepassing van (deels open) normen voor dierenwelzijn. Het is goed dat de heer Vanthemsche dit zo scherp in beeld heeft gebracht.

Deze problematiek is niet aan de orde op het merendeel van de 26 grote slachthuizen met permanent toezicht, waar in totaal circa 90–95%1 van alle roodvee wordt geslacht. Dit speelt in de slachthuizen waar naar verhouding veel runderen en fokvarkens ter slacht worden aangeboden, die aan het eind van hun productieve leven zijn gekomen en op de exportverzamelplaatsen ten aanzien van de slachtzeugen en biggen. Het aantal dieren, waarbij sprake is van verschillen in norminterpretatie bedraagt, naar schatting van de heer Vanthemsche tussen de 0,5 en 2 promille van alle geslachte runderen, kalveren, varkens.

In het licht van het voorgaande is het van belang dat vanuit gedeelde referentiekaders ondersteuning wordt geboden aan professionals bij het uitoefenen van hun taak. Daar waar dit referentiekader er niet is, zet de VWA in op de totstandkoming ervan. Om verschillen in interpretatie van toezichthouders te verkleinen zijn informatievoorziening, kennisverstrekking en het vaststellen van een gezamenlijk normenkader punten die meegenomen worden in het inmiddels gestarte verbetertraject. De inmiddels goede ervaringen met de combiteams kunnen in dit opzicht ook goed worden benut.

2. Toezicht middelgrote en kleine slachterijen

Het rapport van de heer Vanthemsche maakt melding van het feit dat op de middelgrote en kleine slachthuizen2 de kans op misbruik en fraude het grootst is. De heer Vanthemsche geeft aan dat de capaciteitsproblematiek bij de VWA-dierenartsen en het niet-permanente toezicht in deze slachthuizen hieraan ten grondslag ligt. Op de capaciteitsproblematiek ga ik elders in deze brief in. In het onderstaande richt ik mij op het niet-permanente toezicht.

Het systeem van ante mortem- en post mortemkeuring is een gesloten toezichtsysteem dat borging geeft aan de voedselveiligheid. Dit is vastgelegd in Europese regelgeving en wordt zo in Nederland toegepast. Dat betekent dat alle slachtvee vóór de slacht door een dierenarts van de VWA wordt gekeurd (ante mortem, of AM-keuring) en dat ook de geslachte dieren een keuring ondergaan (post mortem of PM-keuring). Permanente aanwezigheid van keuringsartsen ofassistenten tijdens het gehele slachtproces is volgens de Europese regelgeving niet noodzakelijk.

De kans op misbruik en fraude is vooral aanwezig op momenten dat de keuringsarts of keuringsassistenten niet aanwezig zijn. Daarom zal ik de AID opdracht geven verscherpt toezicht te houden op middelgrote en kleine slachterijen en gericht aandacht te hebben voor mogelijke fraude in deze slachterijen. Bij geconstateerde misstanden zal adequaat worden opgetreden door middel van strafrechtelijke vervolging; ook bij misbruik en fraude op bedrijven, die überhaupt geen erkenning hebben om te slachten. Hiermee heb ik ook voldaan aan de motie-Graus (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 991, nr. 180).

Ook zal ik de mogelijkheden onderzoeken om door middel van incentives of sancties het aanbod van wrak vee bij slachterijen terug te dringen. Daarmee zou ik tevens kunnen bereiken dat minder wrak vee wordt blootgesteld aan transport, hetgeen vanuit het oogpunt van dierenwelzijn de voorkeur verdient. In dit onderzoek zal ik kijken naar de wijze waarop in andere EU-lidstaten met deze problematiek wordt omgegaan.

3. Noodslachtingen op veehouderijbedrijven

De heer Vanthemsche merkt op: «de procedure die gehanteerd wordt bij noodslachtingen laat te veel ruimte om zieke of wrakke dieren toch in de voedselketen te brengen». Ik merk daar het volgende bij op. Een noodslachting op het primaire bedrijf is door de Europese Commissie alleen toegestaan bij een ongeval, bijvoorbeeld een gebroken poot ten gevolge van uitglijden. Het vlees van deze dieren kan vanuit het oogpunt van voedselveiligheid volstrekt veilig worden geconsumeerd. Alleen als dieren ziek zijn zal de door de veehouder opgeroepen dierenarts het dier moeten afkeuren en voor destructie bestemmen.

In de tweede plaats merk ik op dat deze afweging plaats heeft in het verkeer tussen veehouder en zijn dierenarts. De VWA-dierenarts komt pas in het spel als hij de PM-keuring moet uitvoeren op het bij de noodslachting gedode dier.

Dan moet hij controleren of het ongevalverhaal op het door de particuliere dierenarts ingevulde noodslachtformulier klopt met het beeld van het aangevoerde dier.

Ik interpreteer de kritiek van de heer Vanthemsche zo, dat zaken soms als ongeval worden aangemerkt die in feite geen ongeval zijn. Ik zal daarom de KNMVD vragen deze kwestie bij haar leden aan te kaarten en tegelijkertijd de VWA vragen de dierenartsen te instrueren extra kritisch te kijken bij de PM-keuring van noodgeslachte dieren en bij twijfel het vlees af te keuren.

Volgens de heer Vanthemsche moeten dieren die op een boerderij zijn geslacht vaak een lange weg afleggen om bij het slachthuis te komen. De duur van het transport en de omstandigheden waaronder het vlees wordt vervoerd, kunnen een risico voor de volksgezondheid vormen.

Ik wil erop wijzen, zoals de heer Vanthemsche al opmerkt, dat er altijd een PM-keuring door een VWA-dierenarts plaatsvindt, die met oog, neus en mes beoordeelt of het vlees geschikt is voor consumptie. De heer Vanthemsche constateert dat het nemen van een monster voor (bacteriologisch) onderzoek vaak niet gebeurt. Hoewel dit een beperkt risico oplevert, wil ik het belang ervan onder de aandacht brengen bij de dierenartsen. In geval van twijfel zal altijd een monster moeten worden genomen.

4. Handhavinginstrumentarium

In het rapport wordt geconcludeerd dat het handhavinginstrumentarium in de reglementering voor levend vee ontoereikend is. De VWA beschikt niet over efficiënte en adequate handhavinginstrumenten. Tevens wordt in het rapport gesteld dat de bestuurlijke boete door de VWA als nuttig aanvullend instrument wordt beschouwd.

Voorop staat dat een goede handhaving toereikend instrumentarium behoeft.

Anders dan in het rapport is gesteld, meen ik echter dat het niet zozeer het handhavinginstrumentarium als zodanig is, waaraan het schort, maar vooral de wijze waarop dit wordt of kan worden benut. Ik wijs in dit verband ook naar mijn brief van 14 december 2007 waarin ik een uiteenzetting heb gegeven over het bestaande beschikbare instrumentarium, zowel voor de strafrechtelijk als bestuurlijke handhavingmogelijkheden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 28 286, nr. 91).

Mijn inspanningen zijn er dan ook als eerste op gericht de toepassingspraktijk te verbeteren. Vooral de bestuurlijke handhaving kan en moet beter. In het bijzonder doel ik daarbij op aanpassing en verbetering van de beleidsregels inzake transport en het inzetten van de mogelijkheid tot het opleggen van dwangsommen. In het wetsvoorstel voor de Wet dieren, dat bij uw Kamer in behandeling is, is bovendien het instrument van de bestuurlijke boete opgenomen. De bestuurlijke boete is een belangrijk aanvullend instrument om op effectieve wijze de naleving te bevorderen, zoals ik u heb aangegeven in mijn brief van 20 maart naar aanleiding van het rapport van de heer Hoekstra (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 991, nr. 177).

Gelet op de voorziene doorlooptijd van voornoemd wetsvoorstel ben ik voornemens om door een tussentijdse wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren versneld te voorzien in het instrument bestuurlijke boete, zodat in ieder geval op het gebied van transport van dieren de bestuurlijke boete kan worden toegepast. Ik zal dan ook met spoed een wetsvoorstel met die strekking voorbereiden.

5. Inzet en capaciteit dierenartsen en practitioners

De heer Vanthemsche maakt een aantal fundamentele opmerkingen over de inzet van dierenartsen die voor de VWA werken. De eerste is dat de heer Vanthemsche geen vraagtekens stelt bij de integriteit van de dierenarts. De VWA-dierenarts is in zijn woorden een integere persoonlijkheid die de werkzaamheden, onder soms zeer moeilijke omstandigheden, uitvoert vanuit een innerlijke motivatie voortkomend uit zorg en respect voor voedselveiligheid en volksgezondheid en daaraan gekoppeld diergezondheid en -welzijn. Ook signaleert de heer Vanthemsche dat onder VWA-dierenartsen tevredenheid valt te bespeuren over een «verbeterde back-up» door de VWA, die de laatste tijd is opgetreden.

Vervolgens benoemt de heer Vanthemsche twee wezenlijke zaken. Ten eerste is de beschikbare capaciteit structureel te laag; ten tweede worden kanttekeningen geplaatst bij de kwaliteit van de werkzaamheden door VWA-dierenartsen. Beide zaken zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Door het te geringe aantal dierenartsen is er thans onvoldoende gelegenheid om te investeren in kwaliteit. Doordat de kwaliteit onvoldoende en het daarbij behorende imago niet altijd positief is, kan dit een rol spelen bij het werven van nieuwe dierenartsen.

Deze vicieuze cirkel wil ik zo snel mogelijk doorbreken, waarbij ik me ervan bewust ben dat het komen tot een structurele oplossing naar verwachting enkele jaren zal vergen. In die overgangsperiode wil ik inzetten op de volgende sporen:

a. Investeren in de kwaliteit van de dierenartsen.

Allereerst is van belang dat stevig wordt geïnvesteerd in de kwaliteit van de dierenartsen door middel van opleiding, training, intervisie en dergelijke. Dat is nodig om de effectiviteit van de huidige capaciteit te vergroten. Bovendien verwacht ik dat hierdoor het beroep aantrekkelijker zal worden. In de beginfase zal hierdoor het capaciteitsprobleem wel enigszins toenemen.

Er wordt binnenkort een vernieuwd «practitionerspakket» vastgesteld. Hier zijn gesprekken met de beroepsgroep van dierenartsen (de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde) aan vooraf gegaan. Door middel van dit nieuwe pakket, dat 1 juli a.s. van kracht wordt, zijn de tarieven waarvoor practitioners taken voor de VWA uitvoeren meer marktconform gemaakt en worden er extra maatregelen van kracht waardoor practitioners beter bij de VWA worden betrokken. Dit betreft onder andere het meer adequaat informeren opdat men het toezicht beter voorbereid kan uitvoeren. Ook wordt meer aandacht geschonken aan het toetsen en evalueren van het werk van de practitioner. Met deze investering in de kwaliteit wordt het werk van de practitioner aantrekkelijker gemaakt. Naar verwachting zal dit ook bijdragen aan de oplossing van het capaciteitsprobleem.

b. Werven van nieuwe dierenartsen

Ten aanzien van het aanvullen van het tekort aan dierenartsen, is recent een wervingscampagne gestart. U heeft in een aantal landelijke media kennis kunnen nemen van wervingsadvertenties, waarin ook de context van het werk wordt geschetst. Dit zal worden gevolgd door een wervingstraject waarbij dierenartsen actief zullen worden benaderd.

c. Gerichte inzet van dierenartsen

In het licht van de tekortschietende capaciteit is een meer gerichte inzet van dierenartsen noodzakelijk. Keuzes zijn derhalve onvermijdelijk. Daarbij zijn voor mij, naast het borgen van de voedselveiligheid, volksgezondheid en dierenwelzijn, twee zaken belangrijk. Enerzijds moet de inzet daar plaatsvinden, waar de risico’s het grootst zijn. Anderzijds zijn overwegingen van efficiency en effectiviteit van belang. «Onrendabele» uren moeten tot het minimum beperkt blijven.

Tegen de achtergrond van het voorgaande wil ik met het bedrijfsleven in gesprek om de mogelijkheden hiervoor te verkennen. Daarbij denk ik onder meer aan het verlagen van het niveau van dienstverlening, binnen de Europese kaders. Daarbij denk ik aan reistijd en planning. Uitgangspunt daarbij is proportionaliteit. Dat wil zeggen een goede balans tussen verhoging van de efficiency van de inzet van VWA-dierenartsen en de gevolgen van de maatregelen voor de bedrijfsvoering van bedrijven. Daarbij zal ook de mate van efficiency van de werkwijze van de betrokken bedrijven in aanmerking worden genomen. De gevolgen van de te nemen maatregelen voor de betrokken bedrijven en de uitkomsten van de consultatie van het bedrijfsleven zal ik in mijn afwegingen betrekken.

6. Samenwerking met andere organisaties

De heer Vanthemsche signaleert dat de bevoegdheidverdeling tussen de VWA en AID in de keten complex is en aanleiding kan geven tot wrijvingen. Inmiddels is de samenwerking tussen de VWA en AID vastgelegd in een protocol.

Deze samenwerking loopt goed. Een voorbeeld hiervan is de positieve werking van de zogenoemde vliegende brigades. Ook de heer Vanthemsche onderschrijft dit. In ben er van overtuigd dat de voorgenomen fusie tussen de VWA, AID en PD tot de nieuwe autoriteit de samenwerking en onderlinge terugkoppeling verder zal versterken.

In zijn rapport wijst de heer Vanthemsche tevens op een aantal verbeterpunten, dat betrekking heeft op de aansturing van de VWA. Eén van deze punten betreft het aanbrengen van meer eenduidigheid in de aansturing door beide opdrachtgevers VWS en LNV. Dit is in lijn met de aanbeveling van de heer Hoekstra op dit punt.

In reactie op de aanbevelingen van de heer Hoekstra hebben mijn collega Klink en ik aangegeven het eens te zijn over de aanpak op hoofdlijnen van de aansturing van de VWA.

Deze aansturingfilosofie wordt thans uitgewerkt en zal verder worden geformaliseerd in het kader van de voorgenomen fusie van de VWA, AID en PD tot de nieuwe autoriteit én de aanstaande organisatieverandering binnen mijn departement.

De heer Vanthemsche concludeert in zijn rapport dat KDS goed functioneert en de relatie tussen VWA en KDS goed is geregeld op basis van een protocol, een resultaatverbintenis en regelmatige audits.

Toezeggingen

Naar aanleiding van het rapport Hoekstra heb ik de Kamer een aantal toezeggingen gedaan en heb ik een aantal verbetermaatregelen aangekondigd. Ik heb toegezegd de Kamer in oktober hierover een voortgangsrapportage te sturen. In het kader van deze brief wil ik u in het bijzonder informeren over de volgende toezeggingen.

Kwaliteitssysteem Dierwaardig Vervoer

Het kwaliteitssysteem voor de export van varkens, Dierwaardig Vervoer, is per 1 april 2008 van start gegaan. De Stichting Kwaliteitsregeling Veetransport (SKRV) is beheerder van de regeling. Op dit moment (17 juni 2008) zijn 71 transporteurs gecertificeerd op een totaal van 106 die willen deelnemen. De lijst met gecertificeerde transporteurs is opgenomen op de website van ViaNorm (www.vianorm.nl/dierwaardigvervoer.aspx).

De kwaliteitsregeling is van toepassing op varkensexporten vanaf de boerderij. Ongeveer 70% van de keuringen zijn stalkeuringen (op gemiddeld 150 exporten per dag).

Kwaliteitssysteem exportverzamelplaatsen (NBW-Q)

Het kwaliteitssysteem van de gezamenlijke exportverzamelplaatsen (NBW-Q) voldeed nog niet aan de gestelde eisen. Ik heb u daar in mijn brief van 2 april 2008 over geïnformeerd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 991, nr. 194). Inmiddels heeft het bestuur het kwaliteitssysteem grondig aangepast. De aanpassingen zijn zodanig dat de beoordeling door de VWA van het systeem positief is uitgevallen. Ik ben derhalve van mening dat NBW-Q inmiddels aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet. Dit betekent dat het toezicht op exportverzamelplaatsen die deelnemen aan NBW-Q kan plaatsvinden via een stalkeuring, mits de exportverzamelplaatsen de startaudit van het kwaliteitssysteem met positief resultaat hebben doorstaan. De 12 grote exportverzamelplaatsen hebben zich aangemeld voor de startaudit.

Beide kwaliteitssystemen zijn nu goed van start. Daarmee heeft de sector een belangrijke stap gezet op weg naar de ontwikkeling van een ketensysteem. Het is van belang dat de verdere ontwikkeling van dit systeem zich de komende periode voortzet.

Vliegende brigades

In september 2007 is besloten extra toezicht op het diertransport te realiseren door de inzet van zogenaamde vliegende brigades. De heer Vanthemsche signaleert in zijn rapport de positieve werking van de samenwerking in deze tweekoppige controleteams, samengesteld uit een opsporingsambtenaar van de AID en een dierenarts van de VWA. De teams kunnen door hun samenstelling slagvaardig en landsdekkend optreden tegen dierenwelzijnsovertredingen.

Kosten afvloeiingsregeling

Uw Kamer heeft gevraagd een overzicht te sturen met de kosten destijds van de afvloeiingsregeling van de VWA-dierenartsen.

In de periode waarin gebruik kon worden gemaakt van de FPU plus-regeling (2005–2006) hebben 6 oudere dierenartsen gebruik gemaakt van deze vervroegde uittredingsregeling. Dit kostte mijn departement circa € 0.7 mln. Het bedrijfsleven heeft hieraan niet bijgedragen.

Taurus

Ik heb toegezegd u te informeren over het concept «Taurus». Het pilot-voorstel Taurus zal niet worden voortgezet. De kern van het voorstel is namelijk dat taken en bevoegdheden van de dierenartsen van de VWA in de pluimveesachterijen worden gedelegeerd aan een externe organsatie. Op dit moment wordt een dergelijke delegatie van taken en bevoegdheden niet overwogen.

Besluitvorming Voorjaarsnota

Tijdens het Algemeen Overleg dat ik met uw Kamer heb gevoerd over de VWA op 26 maart jl. heb ik u toegezegd terug te zullen komen op de (financiële) consequenties van de besluitvorming in het kader van de Voorjaarsnota. In deze brief geef ik invulling aan deze toezegging.

Het rapport van de heer Hoekstra, en nu ook het rapport van de heer Vanthemsche, heeft duidelijk gemarkeerd dat investeringen in mensen en middelen van de VWA noodzakelijk zijn. Dit vraagt een gezamenlijke inspanning van de overheid en het bedrijfsleven. Vanuit het kabinet is bij Voorjaarsnota in totaal € 20 mln additioneel beschikbaar gesteld aan de VWA voor het jaar 2008 en 2009. Deze bijdrage dient ter dekking van de maatregelen die voortvloeien uit de aanbevelingen van dhr. Hoekstra, zoals de inzet van vliegende brigades, het vergroten van de capaciteit en kwaliteit van de dierenartsen en de informatievoorziening.

De bijdrage dient tevens ter dekking van bestaande knelpunten op de VWA begroting. Dit vloeit voort uit het maatregelenpakket dat ik u op 16 oktober 2007 heb toegestuurd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 26 991, nr. 158). Naast de kabinetsbijdrage voeg ik structureel € 4 mln toe aan de bijdrage aan de VWA vanuit de LNV-begroting.

Zoals ik al eerder heb aangegeven, zal ik, in aanvulling op de bijdrage van de overheid, ook een bijdrage van het bedrijfsleven vragen voor onder andere de extra inzet van dierenartsen. De wijze waarop dit wordt ingevuld zal dit najaar aan de orde komen tijdens de evaluatie van de huidige tarievenregeling. In deze evaluatie worden ook de signalen betrokken van het bedrijfsleven, die betrekking hebben op het planningskader van de VWA.

De minister van Landbouw, Nen Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Aantal dieren geslacht op grote slacht huizen: circa 15 miljoen.

XNoot
2

Aantal middelgrote slachthuizen: 108, aantal kleine slachterijen: 96. In totaal worden op de middelgrote en kleine slachterijen circa 1 miljoen dieren geslacht. Dit is 5–10% van het totaal aantal runderen, kalveren, varkens.

Naar boven