24 036
Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit

nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juli 1995

Hierbij informeer ik u over de voornemens van het kabinet met betrekking tot de herziening van de milieuregelgeving voor inrichtingen, waarover het kabinet donderdag 6 juli jl. heeft besloten.

De herziening van de regelgeving voor inrichtingen in één van de onderwerpen van de eerste tranche van het project «Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit» (TK 1994–1995, 24 036, nr. 1).

De MDW-werkgroep Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer heeft onderzocht in hoeverre het stelsel van milieuregelgeving, met name het stelsel van vergunningen en algemene regels voor inrichtingen, kan worden verbeterd.

Het rapport van de MDW-werkgroep Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van 8 juni 1995 is op 4 juli jl. in de ministeriële commissie MDW besproken. Het rapport van de Werkgroep treft u bijgaand aan.1 Het kabinet onderschrijft in belangrijke mate de analyse en aanbevelingen van de Werkgroep.

In de algemene lijn van het kabinetsbeleid hecht ik grote waarde aan de verbetering van de efficiëntie en de effectiviteit van het instrumentarium voor het milieubeleid. Mede met het oog daarop worden momenteel binnen het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer activiteiten ontplooid in het project Strategie Efficiëntieverbetering Milieuregelgeving (STEM). Een verbetering van de efficiëntie en de effectiviteit van de regelgeving vergroot de mogelijkheden om de milieudoelstellingen daadwerkelijk te realiseren en stelt de betrokken overheidsinstanties en het bedrijfsleven in staat de bescherming van het milieubeheer beter tot uitvoering te brengen.

Het kabinet is het dan ook eens met de opvatting van de Werkgroep dat het mogelijk is op een andere wijze uitvoering te geven aan het beleid tot realisatie van de beleidsdoelstellingen, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan die doelstellingen. De beleidsdoelstellingen zelf staan immers niet ter discussie. Het brede maatschappelijke draagvlak voor het milieubeleid, dat in de afgelopen jaren is ontstaan, maakt dat ook mogelijk.

De analyse van de Werkgroep sluit bovendien goed aan bij de beleidslijnen die zijn neergelegd in het NMP2, met name hoofdstuk 6 «Instrumentarium en Integratie». Ik wijs daarbij met name op de elementen van kwaliteitsverbetering en het leveren van een verdere bijdrage aan het streven naar zelfregulering.

De analyse van de Werkgroep kan aldus beknopt worden weergegeven:

Het vergunningen-instrument is voor veel inrichtingen een te zwaar en inefficiënt instrument. Veel meer inrichtingen dan thans het geval is kunnen onder het stelsel van algemene regels worden gebracht. Door middel van een globalisering, een bundeling en een groter bereik van de huidige algemene regels kan beter aangesloten worden bij de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven terwijl tegelijkertijd recht wordt gedaan aan de inhoudelijke milieudoelstellingen.

Bij de beleidsvorming en regelgeving voor inrichtingen moet een onderscheid worden gemaakt naar:

– inrichtingen met een milieubelasting die een individuele benadering vereist (vergunning);

– inrichtingen waarvoor meer uitgewerkte algemene regels gelden;

– inrichtingen waarvoor de algemene regels kunnen worden beperkt tot vangnetregels en waarbij de bemoeienis van de overheid zeer beperkt kan zijn.

Wordt deze lijn overgenomen dan is het niet nodig om de ondergrenzen van de categorieën van inrichtingen, zoals omschreven in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, te herdefiniëren.

Voorgesteld wordt binnen het stelsel van algemene regels de mogelijkheid voor een gebiedsgerichte aanpak aan de hand van bandbreedtes in te voeren. De meldingsplicht voor inrichtingen waarop algemene regels van toepassing zijn, kan worden gedifferentieerd. De mogelijkheid tot het wijzigen van inrichtingen zonder een vergunningprocedure te doorlopen, moet worden uitgebreid. Daarnaast doet de Werkgroep nog enkele andere suggesties voor flexibilisering.

Een realisatie van de voorstellen veroorzaakt een financieringsprobleem voor met name de gemeenten. De huidige legespraktijk blijkt bovendien een belangrijk knelpunt. De Werkgroep stelt voor hierover overleg met de betrokken instanties te voeren.

Over het standpunt van het kabinet terzake van de voorstellen kan ik u aldus informeren.

Meer inrichtingen onder bereik van algemene regels:

Het kabinet onderschrijft de opvatting van de Werkgroep dat het instrument van de vergunning voor veel inrichtingen niet efficiënt is. Het betreft hier voornamelijk inrichtingen die doorgaans bij een normale bedrijfsvoering weinig milieubelasting veroorzaken en waarvoor een individuele benadering niet noodzakelijk blijkt. Een adequate bescherming van het milieu kan ten aanzien van deze inrichtingen worden bereikt door middel van algemene regels die in de plaats treden van de vergunning. Het kabinet heeft besloten een groter aantal inrichtingen dan thans het geval is onder het stelsel van algemene regels te brengen. Het percentage inrichtingen waarvoor algemene regels gaan gelden, zou kunnen worden verhoogd van 55% tot ongeveer 75%.

Globalisering, bundeling en groter bereik algemene regels:

Ook de voorstellen voor een globalisering, een bundeling en een groter bereik van de huidige algemene regels voor inrichtingen kan het kabinet onderschrijven. De realisatie daarvan zal mede worden bepaald door de mogelijkheden om de normen voldoende concreet te formuleren. De door het kabinet beoogde nieuwe opzet van de algemene regels zal meer ruimte bieden voor het bevoegd gezag en voor de bedrijven om de wijze waarop de milieudoelstellingen worden bereikt, aan te passen aan de concrete omstandigheden. Dit kan leiden tot een betere effectuering van de doelstellingen van de Wet milieubeheer. Inhoudelijk kan de nieuwe opzet voor zowel de ondernemer als de overheid herkenbaar, duidelijk en werkbaar zijn.

«Vangnet-regels»:

Het voorstel van de Werkgroep om voor inrichtingen die bij een normale bedrijfsvoering voor het milieu geen of weinig gevolgen hebben, «vangnet-regels» te ontwikkelen wordt door het kabinet positief tegemoet getreden. Het voorstel van de Werkgroep moet bezien worden in het licht van het kabinetsvoornemen de algemene regels veel meer dan thans het geval is op hoofdlijnen te stellen en detailregelgeving te voorkomen. Mede gelet op het feit dat het hier om een type van nieuwe regelgeving gaat dient het voorstel van de Werkgroep nog wel te worden getoetst op de aspecten van inzichtelijkheid van het stelsel van regelgeving voor inrichtingen, de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. Blijkt die toetsing positief dan zal het kabinet de totstandkoming daarvan bevorderen.

Ondergrenzen van het Ivb:

De conclusie van de Werkgroep dat er bij realisatie van de voorstellen geen aanpassing van de ondergrenzen van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer noodzakelijk is, wordt door het kabinet onderschreven. De bestaande tekortkomingen, waaraan de Werkgroep refereert, zullen bij reguliere aanpassingen worden gecorrigeerd.

Flexibilisering:

Globalisering van de algemene regels noopt in incidentele gevallen wellicht tot aanvulling of aanscherping van de in de AMvB gestelde regels. Het instrument van nadere eisen kan daarvoor dienstig zijn. De introductie van een gebiedsgerichte aanpak door bandbreedtes in de regels op te nemen, biedt eveneens mogelijkheden om de normering toe te spitsen op de lokaal-specifieke omstandigheden. Of de mogelijkheden die de Wet milieubeheer thans biedt daarvoor toereikend zijn wil het kabinet nader onderzoeken.

De introductie van de figuur van de «vantoepassingverklaring» en de «buitentoepassingverklaring» van 8.40-AMvB's acht de Werkgroep vooralsnog ongewenst. Het kabinet neemt dit element van het advies over. Indien bij de realisatie van de voorstellen mocht blijken dat de introductie van dit instrument alsnog wenselijk is, zal het kabinet een nader onderzoek naar de mogelijkheden daartoe instellen.

Meldingen

Gelet op het voorstel van de Werkgroep zal het kabinet een voorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer bevorderen dat erop gericht is de meldingplicht op grond van artikel 8.41 Wm te differentiëren en te vereenvoudigen. Het kabinet staat welwillend tegenover het voorstel van de Werkgroep om de mogelijkheden van gebruik van artikel 8.19 Wm te vergroten. In dit verband moet nog een aantal vragen worden beantwoord, alvorens het voorstel een concrete uitwerking kan krijgen in de vorm van een wetsvoorstel. De uitwerking daarvan is ter hand genomen.

Overige voorstellen:

De voorstellen van de Werkgroep over de aanpassing van de regelgeving inzake de gegevensverstrekking bij vergunningverlening en tijdelijk of mobiele installaties worden door het kabinet onderschreven.

Over de financiële gevolgen voor gemeenten die uit de voorstellen voortvloeien bij het overhevelen van vergunningplicht naar algemene regels moet nog een nader inzicht worden verworven. Er vindt beraad plaats met alle betrokken partijen over deze aangelegenheid, waarbij de legesproblemen waarop de Werkgroep duidt worden betrokken.

Met de realisatie van de aanbevelingen van de Werkgroep geeft het kabinet tevens uitvoering aan een deel van de afspraken in het kader van het grote stedenbeleid. het betreft één van de maatregelen in het convenant met de grote steden met betrekking tot de deregulering van de milieuregels met het doel de leefbaarheid in de grote steden te bevorderen.

Het kabinet onderschrijft tevens de aanbevelingen van de Werkgroep met betrekking tot de realisatie en implementatie van de bovengenoemde voorstellen.

De betrokken overheidsorganen en het bedrijfsleven zal ik op korte termijn nader schriftelijk informeren over de trajecten met betrekking tot de uitvoering van deze voorstellen die mij voor ogen staan en over de vraag hoe zij kunnen omgaan met de vraagstukken in de overgangsperiode.

Het kabinet realiseert zich dat er haast geboden is met de aanpassing van de regelgeving: een langdurige overgangsperiode is onwenselijk. Of de omvangrijke operatie van herregulering, die het kabinet voor ogen staat, ook binnen twee jaar kan zijn afgerond, is onzeker. Ik zal u periodiek informeren over de voortgang van het proces.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

M. de Boer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven