Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 1 december 2014, nr. IENM/BSK-2014/222239, tot wijziging van de Regeling voertuigen in verband met de actualisatie van de regels voor het inbouwen van LPG- en CNG-installaties in voertuigen

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 21, eerste lid, 22, eerste lid, 22a, eerste lid, 26, eerste lid, 30, eerste en derde lid, 71, 98, 99, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 23, derde lid, onderdeel c, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling voertuigen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1, eerste lid, wordt na ‘van de wet.’ een zin toegevoegd, luidende: De in deze regeling opgenomen regels inzake de inbouw van een LPG- of CNG-installatie berusten daarnaast mede op artikel 23, derde lid, onderdeel c, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.

B

Artikel 5.2.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt en het vierde tot en met het tiende lid worden vernummerd tot derde tot en met negende lid.

2. In het derde lid (nieuw), rechterkolom, wordt ‘Leden 4 en 5’ vervangen door: Leden 3 en 4.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘in het vierde lid’ vervangen door: in het derde lid.

C

Artikel 5.3.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt en het vierde tot en met het tiende lid worden vernummerd tot derde tot en met negende lid.

2. In het derde lid (nieuw), rechterkolom, wordt ‘Leden 4 en 5’ vervangen door: Leden 3 en 4.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘in het vierde lid’ vervangen door: in het derde lid.

D

Artikel 5.3a.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt en het vierde tot en met het negende lid worden vernummerd tot derde tot en met achtste lid.

2. In het derde lid (nieuw), rechterkolom, wordt ‘Leden 4 en 5’ vervangen door: Leden 3 en 4.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘in het vierde lid’ vervangen door: in het derde lid.

E

Artikel 5.4.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt en het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘in het vierde lid’ vervangen door: in het derde lid.

F

Artikel 5.5.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt en het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

2. In het derde lid (nieuw), rechterkolom, wordt ‘Leden 4 en 5’ vervangen door: Leden 3 en 4.

G

Artikel 5.6.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt en het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘in het vierde lid’ vervangen door: in het derde lid.

H

Artikel 6.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Bij wijziging van de brandstofsoort in een al of niet tot vloeistof verdicht gas door inbouw van een LPG- of CNG-installatie wordt, voor zover:

    • a. de eisen die ingevolge het eerste lid, aanhef en onderdeel q, in samenhang met Bijlage IV, van toepassing zijn en onderwerpen betreffen die tevens zijn geregeld in het VN/ECE-reglement 115, bedoeld in Bijlage Va bij deze regeling, en

    • b. er voor het voertuig een LPG- of CNG-installatie beschikbaar is die aan het VN/ECE-reglement 115, bedoeld in Bijlage Va bij deze regeling, voldoet, in afwijking van de eisen, bedoeld in onderdeel a, voldaan aan het VN/ECE-reglement 115, bedoeld in Bijlage Va bij deze regeling.

2. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3a. In afwijking van het derde lid en van de eisen die ingevolge het eerste lid, aanhef en onderdeel q, in samenhang met Bijlage IV, van toepassing zijn en onderwerpen betreffen die tevens zijn geregeld in Bijlage X bij deze regeling, mag in een voertuig dat uiterlijk op 31 december 2014 voor het eerst is toegelaten tot het verkeer op de weg, mits voldaan wordt aan de eisen, genoemd in Bijlage X, hoofdstuk 1, worden ingebouwd en gebruikt een LPG- of CNG-installatie waarvoor uiterlijk op 31 december 2014 een goedkeuring is verleend op grond van de eisen, bedoeld in de Bijlage behorend bij artikel 3 van de Regeling keuringsvoorschriften motorrijtuigen luchtverontreiniging.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. In aanvulling op de eisen die ingevolge het eerste lid, aanhef en onderdeel q, in samenhang met Bijlage IV, van toepassing zijn, voldoen bij wijziging van de brandstofsoort in een al of niet tot vloeistof verdicht gas door uitbouw van een LPG- of CNG-installatie, de uitbouw en het voertuig aan de eisen in Bijlage X, hoofdstuk 2, bij deze regeling.

I

Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In aanvulling op het eerste lid, met uitzondering van voertuigen die behoren tot een verhuisboedel, voldoet een voertuig met de voertuigclassificatie M1, N1 of N2, met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kilogram en met een datum van eerste toelating van voor 1 januari 1998, indien het is voorzien van een motor die kan worden gevoed door een al dan niet tot vloeistof verdicht gas, aan de emissie-eisen zoals die luidden op de datum van eerste toelating.

2. Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In aanvulling op het eerste lid voldoet een voertuig met de voertuigclassificatie M2, met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kilogram en met een datum van eerste toelating van voor 1 januari 1998, indien het is voorzien van een motor die kan worden gevoed door een al dan niet tot vloeistof verdicht gas, aan de emissie-eisen zoals die luidden op de datum van eerste toelating.

J

Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 2, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:

a. De zinsnede ‘“G”, “G2”, of “G3” staat voor LPG’ komt te luiden: ‘G’ staat voor LPG, eventueel gecombineerd met benzine.

b. Na de zinsnede ‘“H” staat voor CNG’ wordt ingevoegd:, eventueel gecombineerd met benzine.

c. De zin ‘Indien in het kentekenregister de brandstofcode ‘B’ is vermeld en in het voertuig is een LPG- of CNG-installatie gemonteerd geweest, moeten ten minste de volgende onderdelen van deze installatie zijn verwijderd:’ komt te luiden: Indien in het kentekenregister de brandstofcode ‘G’ of ‘H’ niet aanwezig is mogen de volgende onderdelen van een LPG- of CNG-installatie niet gemonteerd zijn:.

2. In artikel 42, vierde lid, vervalt onderdeel 2 en wordt onderdeel 3 vernummerd tot onderdeel 2.

K

Bijlage X wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1.1, aanhef, komt te luiden:

Bij wijziging van de brandstofsoort in LPG als bedoeld in artikel 6.3, lid 3a, van deze regeling, voldoen het brandstofsysteem en de plaatsing van het brandstofsysteem aan de in deze afdeling opgenomen eisen en worden het brandstofsysteem en de plaatsing van het brandstofsysteem beoordeeld volgens de bijbehorende wijze van keuren.

2. In artikel 1.24, zesde lid, wordt ‘1 jaar’ vervangen door: 2 jaar.

3. Artikel 1.29 komt te luiden:

Artikel 1.29

Bij wijziging van de brandstofsoort in CNG als bedoeld in artikel 6.3, lid 3a, van deze regeling, voldoen het brandstofsysteem en de plaatsing van het brandstofsysteem aan de in deze afdeling opgenomen eisen en worden het brandstofsysteem en de plaatsing van het brandstofsysteem beoordeeld volgens de bijbehorende wijze van keuren.

4. In de artikelen 2.1 en 2.2 wordt ‘6.3, derde lid’ telkens vervangen door: 6.3, lid 3a.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

TOELICHTING

I. Algemene Toelichting

1. Aanleiding

Met deze wijzigingsregeling zijn de voorschriften in de Regeling voertuigen inzake het inbouwen van LPG- en CNG-installaties in voertuigen aangepast.

Ten eerste is in overleg met de branche met deze wijzigingsregeling voor wat betreft de eisen die gelden voor het na kentekenregistratie (hierna: retrofit) inbouwen van LPG- en CNG-installaties aangesloten bij Regulation No. 115, Concerning uniform provisions for the approval of: I. Specific LPG retrofit systems to be installed in motorvehicles for the use of LPG in their propulsion system; II. Specific CNG retrofit systems to be installed in motorvehicles for the use of CNG in their propulsion system (hierna: R115)1. De nationale eisen, waarvoor tot aan de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling altijd gekozen kon worden, zijn verouderd.2

Ten tweede zijn met deze wijzigingsregeling de resterende eisen die in de Regeling keuringsvoorschriften motorrijtuigen luchtverontreiniging (hierna: Rkml) stonden en het (al dan niet na kentekenregistratie) inbouwen van LPG- of CNG-installaties in voertuigen betroffen, voor zover nodig overgeheveld naar de voertuigregelgeving. Hiermee is nadere uitvoering3 gegeven aan de opmerking van het toenmalig kabinet, dat milieuregelgeving met betrekking tot voertuigen moeilijk te doorgronden is en dat gestreefd wordt naar overheveling van voertuiggerelateerde milieuregelgeving van voertuigregelgeving.4

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in de Regeling voertuigen enkele uitvoeringstechnische wijzigingen door te voeren.

2. Hoofdlijnen wijzigingsregeling

a. Vastleggen R115

Hierboven is reeds aangegeven, dat deze wijzigingsregeling regelt, dat voor het retrofit inbouwen van een LPG- of CNG-installatie in beginsel de eisen uit R115 van toepassing zijn. R115 bevat actuele geharmoniseerde technische voorschriften waaraan de retrofit in te bouwen LPG- of CNG-installaties en onderdelen moeten voldoen, alsmede de voorschriften voor de inbouw van deze installaties en de emissie-eisen waaraan het voertuig na inbouw van de LPG- of CNG-installatie aan moet voldoen.

R115 is een overkoepelend reglement van een aantal andere reglementen, zoals R675 inzake (de inbouw van) met LPG-installaties en R1106 inzake (de inbouw van) CNG-installaties. Daarnaast zijn er milieueisen opgenomen in R115.

Tot 1 januari 2015 kon voor het retrofit inbouwen van een LPG- of CNG-installatie gekozen worden uit de eisen uit R115 en uit de ‘nationale eisen7 ’. De nationale eisen stonden deels in de Rkml en deels in de Regeling voertuigen. In artikel 3 in samenhang met de Bijlage bij de Rkml stonden de emissie-eisen en in artikel 6.3 van de Regeling voertuigen in samenhang met Bijlage X bij de Regeling voertuigen stonden de overige eisen. Met name de nationale emissie-eisen op grond waarvan de emissies van een voertuig op gasvormige brandstof moesten voldoen aan de Euro 2-emissienorm minus 30%, waren verouderd. De nationale eisen zijn daarom vervallen. Door het in beginsel alleen toelaten van LPG- of CNG-installaties die aan R115 voldoen, is de verwachting dat emissie van schadelijke stoffen als NOx verder zal worden beperkt, met behoud van het voordeel voor broeikasgasemissies in LPG- of CNG-installaties.8

Op de hoofdregel dat op het retrofit inbouwen van een LPG- of CNG-installatie de eisen uit R115 van toepassing is, zijn twee uitzonderingen.

De eerste uitzondering betreft de situatie dat voor het betreffende voertuig geen LPG- of CNG-installatie beschikbaar is die aan R115 voldoet. Het gaat hierbij met name om auto’s die uit de Verenigde Staten van Amerika worden geïmporteerd. Op dit moment gaat het om ongeveer 200 voertuigen per jaar. In plaats van aan de eisen uit R115 moet bij de retrofit inbouw van een LPG- of CNG-installatie in deze voertuigen worden voldaan aan de eisen die ingevolge artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel q, van de Regeling voertuigen in samenhang met Bijlage IV bij de Regeling voertuigen, in samenhang met richtlijn 2007/46/EG9 van toepassing zijn. Het gaat dan om de eisen uit R67 of R110 (voor wat betreft de inbouw en onderdelen van LPG- of CNG-installatie) en de emissie-eisen uit Verordening (EG) 715/200710.

De tweede uitzondering betreft de afspraak met de branche dat in voertuigen die uiterlijk op 31 december 2014 voor het eerst in gebruik zijn genomen nog wel LPG- en CNG-installaties mogen worden ingebouwd die uiterlijk op 31 december 2014 een nationale goedkeuring hebben gekregen. Op de inbouw en de LPG- of CNG-installaties is Bijlage X bij de Regeling voertuigen van toepassing. Deze afspraak heeft zijn neerslag gekregen in artikel 6.3, lid 3a, (nieuw) van de Regeling voertuigen. Ongeveer 10% van de voertuigen waarin jaarlijks een LPG- of CNG-installatie wordt ingebouwd (ongeveer 600 voertuigen) zal onder deze uitzonderingsregeling vallen. Het merendeel van deze voertuigen zijn ‘oldtimers’ waarin een LPG- of CNG-installatie die voldoet aan R115 niet kan worden ingebouwd.

Ten behoeve van de duidelijkheid is in tabel 1 een overzicht opgenomen waarin is aangegeven welke regels gelden voor het na kentekenregistratie (retrofit) in- en uitbouwen van LPG- en CNG-installaties in voertuigen.

Tabel 1 Regels in de Regeling voertuigen1 voor het na kentekenregistratie (retrofit) in- en uitbouwen van LPG- en CNG-installaties in voertuigen

Artikel

Inhoud

Algemeen

 

Artikel 1, tweede lid, van de Regeling voertuigen

Definities van ‘LPG-installatie’, ‘CNG-installatie’, ‘onderdeel’, ‘technische eenheid’ en ‘systeem’ en indicatie verschillende voertuigcategorieën

Eisen aan LPG- of CNG-installatie

 

Artikel 3.9, derde lid, in samenhang met Bijlage Va, onder 115, van de Regeling voertuigen

Een LPG- of CNG-installatie, bestemd om retrofit ingebouwd te worden, moet voldoen aan R115.

Wijziging brandstofsoort

 

Artikel 6.1, eerste lid, in samenhang met artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel q, van de Regeling voertuigen

De wijziging van een brandstofsoort in een al of niet tot vloeistof verdicht gas door in- of uitbouw van een LPG- of CNG-installatie moet worden goedgekeurd wanneer er geen overeenstemming meer is met het kentekenregister.

Eisen inbouw van LPG- of CNG-installatie

 

Artikel 6.1, eerste lid, in samenhang met artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel q, en derde lid, (nieuw) van de Regeling voertuigen (hoofdregel)

Wanneer de inbouw van een LPG- of CNG-installatie ertoe leidt dat geen overeenstemming meer is met het kentekenregister, moet voldaan worden aan de eisen, opgenomen in:

1) R115, en

2) artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel q, van de Regeling voertuigen in samenhang met Bijlage IV bij de Regeling voertuigen, voor zover het gaat om eisen die niet in R115 staan.

Artikel 6.1, eerste lid, in samenhang met artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel q en derde lid, (nieuw) van de Regeling voertuigen (uitzondering)

Wanneer de inbouw van een LPG- of CNG-installatie ertoe leidt dat geen overeenstemming meer is met het kentekenregister en er voor het betreffende voertuig geen LPG- of CNG-installatie beschikbaar is die aan R115 voldoet, moet voldaan worden aan de eisen, opgenomen in artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel q, van de Regeling voertuigen, in samenhang met Bijlage IV bij de Regeling voertuigen.

Via de verwijzing naar Bijlage IV bij de Regeling voertuigen, waarin weer verwezen wordt naar richtlijn 2007/46/EG2, betekent dit dat onder meer voldaan moet worden aan R67 of R110 (voor wat betreft de onderdelen en LPG- of CNG-installatie) en aan de emissie-eisen uit Verordening (EG) 715/2007.

Artikel 6.1, eerste lid, in samenhang met artikel 6.3, lid 3a, (nieuw) van de Regeling voertuigen (uitzondering)

Wanneer de inbouw van een LPG- of CNG-installatie ertoe leidt dat geen overeenstemming meer is met het kentekenregister en het gaat om de inbouw van een LPG- of CNG-installatie waarvoor uiterlijk 31 december 2014 een nationale goedkeuring is verleend op grond van de Rkml, in een voertuig waarvan de datum van eerste toetreding uiterlijk 31 december 2014 is, mag ervoor gekozen worden om in afwijking van de eisen, in deze tabel genoemd bij ‘Artikel 6.1, eerste lid, in samenhang met artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel q en derde lid, (nieuw) van de Regeling voertuigen (hoofdregel)’, te voldoen aan de eisen, opgenomen in:

1) Bijlage X, hoofdstuk 1, bij de Regeling voertuigen, en

2) artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel q, van de Regeling voertuigen in samenhang met Bijlage IV bij de Regeling voertuigen, voor zover het gaat om eisen die niet in Bijlage X bij de Regeling voertuigen staan.

Uitbouw installatie

 

Artikel 6.1, eerste lid, in samenhang met artikel 6.3, vierde lid, (nieuw) van de Regeling voertuigen

Wanneer de uitbouw van een LPG- of CNG-installatie er toe leidt dat geen overeenstemming meer is met het kentekenregister, moet voldaan worden aan de eisen, opgenomen in:

1) Bijlage X, hoofdstuk 2, bij de Regeling voertuigen, en

2) artikel 6.3, eerste lid, aanhef en onderdeel q, van de Regeling voertuigen, in samenhang met Bijlage IV bij de Regeling voertuigen.

Verkoopverboden

 

Artikel 4.2, eerste lid, van de Regeling voertuigen

Het is verboden een LPG- of CNG-installatie en onderdelen voor (de inbouw van) een LPG- of CNG-installatie te verkopen die niet voldoen aan de eisen van R67, R110, of R115.

Voor zover een LPG- of CNG-installatie niet een installatie betreft die aan R115 voldoet, worden de installaties per onderdeel verkocht. Die onderdelen voldoen aan de voorschriften, genoemd in R67 en R110. Voor de verkoop van LPG- of CNG-installaties voor de uitzonderingsgevallen levert het verkoopverbod dus geen problemen op.

X Noot
1

Deze wijzigingsregeling heeft niet geleid tot de noodzaak om verwijzingen in de Regeling aanpassing voertuigen aan te passen.

X Noot
2

Richtlijn nr. 2007/46/EG van het Europees parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn), (PbEU 2007, L263).

b. Overhevelen regels Rkml voor zover betrekking hebbend op LPG-installaties

In paragraaf 1. Aanleiding is reeds aangegeven, dat met deze wijzigingsregeling de resterende eisen die in de Rkml stonden en LPG- of CNG-installaties betroffen voor zover nodig overgeheveld zijn naar de voertuigregelgeving in verband met de eerder genoemde mededeling van het toenmalige kabinet.

Op 20 maart 2014 is de Rkml ingetrokken op grond van de Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 18 februari 2014, nr. IENM/BSK-2013/129706, tot wijziging en intrekking van diverse ministeriële regelingen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEG 2007, L 171) en van verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PbEG 2009, L 188) (Stcrt. 2014, 5291) (hierna: de intrekkingsregeling). Met de intrekkingsregeling zijn voor zover nodig het merendeel van de bepalingen in de Rkml al overgezet naar de Regeling voertuigen.

De artikelen 1, onderdeel gg, 3, 3a en 4 van en de Bijlage bij artikel 3 van de Rkml met betrekking tot milieueisen voor (het inbouwen van) LPG- of CNG-installaties zijn echter op grond van artikel VI van de intrekkingsregeling tot 1 januari 2015 van toepassing gebleven, omdat er nog besprekingen met de branche liepen over de toepassing van de nationale eisen uit de Rkml voor de inbouw van LPG- en CNG-installaties.

Bezien is welk van deze resterende eisen uit de Rkml overgezet dienden te worden in de voertuigregelgeving. Gebleken is dat alleen voor artikel 3, tweede en derde lid, van de Rkml overheveling nodig was, voor zover het ging om de toepasbaarheid van artikel 23 van de Wet motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wmb 1994). In de Wmb 1994 is de tariefbepaling voor de belasting voor voertuigen opgenomen. Voor bepaalde personenauto’s en bestelauto’s geldt op grond van de artikelen 23 en 24 van de Wmb 1994 een afwijkend belastingtarief indien er sprake is van een ingebouwde LPG- of CNG-installatie, mits aan de nadere eisen wordt voldaan die door de Minister van Infrastructuur en Milieu zijn opgesteld. Deze nadere eisen voor de ingebouwde LPG- of CNG-installatie stonden in de Rkml. Voortaan zijn de nadere eisen over de ingebouwde LPG- of CNG-installatie ten behoeve van artikel 23 van de Wmb 1994 terug te vinden in de Regeling voertuigen.

Duidelijkheidshalve dient opgemerkt te worden dat de nadere eisen niet zijn gewijzigd, met uitzondering van hetgeen besproken is onder ‘a. Vastleggen R115’.

Relevant daarbij is, dat net als voorheen onder ‘G3’ (artikel 23, derde lid, onderdeel d, van de Wmb 1994) zowel nationale eisen uit de Rkml, als de eisen uit R115 wordt verstaan.11 Dit betekent dat, hoewel voortaan in beginsel een LPG- of CNG-installatie die retrofit wordt ingebouwd aan R115 moet voldoen, dit geen gevolgen heeft voor de fiscale regels.

Voor alle overige eisen inzake LPG- of CNG-installaties in de Rkml bleek overheveling niet nodig, omdat de bepalingen waren verouderd, onjuist bleken of doublures waren van bepalingen in de voertuigregelgeving (zie tabel 2).

In tabel 2 is uitgewerkt waar de bepalingen die in de Rkml stonden en LPG- of CNG-installaties betroffen, zijn geregeld in de voertuigregelgeving.

Tabel 2 Omzetting Rkml naar voertuigregelgeving

Artikel Regeling keuringsvoorschriften motorrijtuigen luchtverontreiniging (Rkml)

Voertuigregelgeving

Artikel 1, onderdeel gg

(definitie ECE-Reglement 115)

– Bijlage Va, behorend bij artikel 3.9, derde lid, onder 115, van de Regeling voertuigen, en

– Artikel 1, tweede lid, Regeling aanpassing voertuigen.

Artikel 3, eerste lid

(de keuring van een motorvoertuig met een LPG- of CNG-installaties wordt met gas en benzine uitgevoerd)

De keuring van een voertuig waarin een LPG- of CNG-installatie wordt ingebouwd, is geregeld:

– voor zover voorafgaand aan kentekenregistratie (affabriek): in de artikelen 21, eerste lid, en 22, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, in samenhang met hoofdstuk 3 van de Regeling voertuigen;

– voor zover na kentekenregistratie (retrofit): in artikel 98, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 in samenhang met hoofdstuk 6 van de Regeling voertuigen, en artikel 15, eerste lid, van de Regeling aanpassing voertuigen.

Artikel 3, tweede lid, in samenhang met de Bijlage

(bij het na kentekenregistratie (retrofit) inbouwen van een LPG- of CNG-installatie in een voertuig wordt op verzoek het voertuig gekeurd aan de eisen in de Bijlage bij de Rkml of aan de eisen opgenomen in R115. Deze eisen dienen ter uitvoering van de Wmb 1994)

- Voor wat betreft keuring aan de eisen in de Bijlage bij Rkml: vervallen. Met ingang van 1 januari 2015 worden geen nationale goedkeuringen meer verleend voor LPG- of CNG-installaties als aan de eisen van de Bijlage bij Rkml wordt voldaan. Voldaan moet worden aan R115. Uitzondering hierop is de inbouw van LPG- of CNG-installaties waarvoor uiterlijk op 31 december 2014 nog een goedkeuring op grond van de Bijlage bij de Rkml is verleend in voertuigen die uiterlijk op 31 december 2014 voor het eerst zijn toegelaten op de weg (artikel 6.3, lid 3a, (nieuw) Regeling voertuigen).

- Voor wat betreft de keuring aan de eisen in R115:

a) artikel 6.1, eerste lid, in samenhang met artikel 6.3, derde lid, (nieuw) van de Regeling voertuigen;

b) in artikel 15, eerste lid, van de Regeling aanpassing voertuigen is bepaald dat op de keuring van retrofit LPG-installaties hoofdstuk 6 van de Regeling voertuigen van toepassing is.

– Voor wat betreft de Wmb 1994:

Uit artikel 23, derde lid, onderdeel c, van de Wmb 1994 (al dan niet in samenhang met 24 van die wet) volgt dat de installatie moet voldoen aan de eisen, gesteld door de Minister van Infrastructuur en Milieu. Voldaan moet worden aan de eisen die in de Regeling voertuigen aan installaties worden gesteld. In artikel 1.1, eerste lid, (nieuw) van de Regeling voertuigen is nu opgenomen dat de Regeling voertuigen tevens berust op artikel 23, derde lid, onderdeel c, van de Wmb 1994. In de Regeling voertuigen is bepaald welke eisen gelden voor voertuigen met ingebouwde LPG- en CNG-installaties.

Artikel 3, derde lid

(bij het voorafgaand aan kentekenregistratie (affabriek) inbouwen van een LPG- of CNG-installatie in een voertuig wordt op verzoek het voertuig gekeurd aan de eisen in de Bijlage bij de Rkml of aan de eisen opgenomen in R115. Deze eisen dienen ter uitvoering van de Wmb 1994)

– Voor wat betreft keuring aan de eisen in de Bijlage bij Rkml: vervallen. Zie in deze tabel onder ‘Artikel 3, tweede lid, in samenhang met de Bijlage’ voor nadere uitleg.

– Voor wat betreft de keuring aan de eisen in R115: indien een LPG- of CNG-installatie aanwezig is in een voertuig voorafgaand aan kentekenregistratie (affabriek), krijgt de installatie geen losse goedkeuring. Voertuigen krijgen een goedkeuring (voor het gehele voertuig) op grond van Hoofdstuk 3 van de Regeling voertuigen, waarbij de afzonderlijke Europese deelrichtlijnen of VN/ECE-reglementen worden getoetst.

– Voor wat betreft de Wmb 1994:

zie in deze tabel onder ‘Artikel 3, tweede lid, in samenhang met de Bijlage’.

Artikel 3a

(voor beoordeling of voertuig aan artikel 23, derde lid, van de Wmb 1994 voldoet wordt gelijkgesteld goedkeuring door onafhankelijke keuringsinstantie in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte)

Artikel 22, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 3.1, vierde lid, van de Regeling voertuigen.

Artikel 4, eerste lid

(De aanvrager van een goedkeuring als bedoeld in artikel 3, draagt er zorg voor dat de onderdelen van de gasapparatuur die relevant zijn voor de uitworp van luchtverontreinigende stoffen, voorzien zijn van een uniek nummer dat een eenvoudige identificatie van die onderdelen mogelijk maakt, legt gegevens over, en vermeldt gegevens op een symbool)

Aanvraag goedkeuringen is geregeld in hoofdstuk 3, afdeling 7, van de Regeling voertuigen.

3. Uitvoering en handhaving

Met deze wijzigingsregeling zijn de resterende bepalingen die in de Rkml stonden en betrekking hadden op (de inbouw van) LPG- en CNG-installaties, overgezet in de Regeling voertuigen (zie tabel 2). Hiermee zijn doublures tussen voertuiggerelateerde milieuregelgeving en voertuigregelgeving vervallen en is de regelgeving opgeschoond. Dit maakt de regels beter uitvoerbaar en handhaafbaar.

Daarnaast is met deze wijzigingsregeling geregeld, dat voor het retrofit inbouwen van LPG- en CNG-installaties niet langer gebruik kan worden gemaakt van de nationale eisen. Voortaan geldt R115, tenzij er geen LPG- of CNG-installatie die aan de eisen uit R115 voldoet voor het betreffende voertuig beschikbaar is, of er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 6.3, lid 3a, (nieuw) van de Regeling voertuigen. Voor de uitvoerbaarheid en handhaving heeft deze wijziging geen gevolgen. De nationale eisen inzake de onderdelen van de LPG- of CNG-installatie en de bevestiging van deze onderdelen waren reeds gebaseerd op de internationale voorschriften genoemd in R67, R110 en R115.

Er is in de systematiek van de (bestuurlijke en strafrechtelijke) handhaving geen wijzigingen doorgevoerd. De bestuursrechtelijke handhaving van de bepalingen in de Regeling voertuigen is en blijft in handen van de Dienst Wegverkeer. Ook het afgeven van typegoedkeuringen in Nederland conform R115 is en blijft in handen van de Dienst Wegverkeer.

4. Gevolgen

Financiële gevolgen

Deze wijzigingsregeling heeft geen financiële gevolgen voor burgers en overheden en slechts in zeer beperkte mate voor bedrijven.

Met deze wijzigingsregeling is het voor ‘nieuwe’ voertuigen niet langer mogelijk om een LPG- of CNG-installatie in te bouwen op grond van de nationale eisen. Voortaan moet (de inbouw van) een dergelijke installatie aan R115 voldoen. Een LPG- of CNG-installatie die voldoet aan de nationale eisen kost evenveel als een LPG- en CNG-installaties die voldoet aan R115, namelijk tussen de 1700 en 3500 euro. De wijziging heeft evenmin gevolgen voor de fiscale regeling in artikel 23 al dan niet in samenhang met artikel 24 van de Wmb 1994. Net als voorheen wordt onder ‘G3’ (artikel 23, derde lid, onderdeel d, van de Wmb 1994) verstaan zowel nationale eisen uit de Rkml, als de eisen uit R115.

Daarnaast zijn met deze wijzigingsregeling nog de volgende wijzingen doorgevoerd:

  • Het vervallen van de permanente emissie-eisen (onderdelen B tot en met G). Dit heeft geen financiële gevolgen, omdat een voertuig ten behoeve van de verlening van de typegoedkeuring nog altijd aan dezelfde emissie-eisen moet voldoen.

  • Herstel van een omissie met betrekking tot milieueisen voor auto’s van voor 1998 (onderdeel I). Dit heeft geen financiële gevolgen, omdat de emissie-eisen zoals die luidden op de datum van eerste toelating hetzelfde zijn als de emissie-eisen die golden op grond van het Besluit typegoedkeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging. Met de eerder genoemde intrekkingsregeling zijn de emissie-eisen uit Verordening (EG) 715/2007 of uit Verordening (EG) 595/200912 in maart 2014 als permanente eis aangewezen. Dit betrof een omissie. De emissie-eisen zijn overigens in de praktijk nooit toegepast.

  • Het vervallen van de meting bij verhoogd toerental bij een bepaalde groep voertuigen (onderdeel J). Dit heeft geen financiële gevolgen, omdat het de APK-keurmeester niet meer dan een minuut tijd scheelt.

  • De aanpassing in Bijlage X bij de Regeling voertuigen waardoor slangen nu 2 jaar oud mogen zijn in plaats van 1 jaar (onderdeel K). Heeft een zeer licht positief financieel gevolg voor bedrijven, omdat de voorraad beter wordt benut. Een slang kost 30 euro per stuk. Gemiddeld wordt een dergelijke slang voor 600 voertuigen per jaar gebruikt. Dit betekende dat tot de inwerkingtreding van deze regeling elk jaar voor 18.000 euro aan slangen moest worden ingekocht. Nu de slang twee jaar mee gaat, hoeft er jaarlijks slechts voor 9000 euro aan slangen te worden ingekocht.

Gevolgen voor het milieu

Onder ‘2. Hoofdlijnen wijzigingsregeling’ is reeds ingegaan op de gevolgen voor het milieu van het vervallen van de nationale eisen voor de goedkeuring van (de inbouw van) LPG- en CNG-installaties. Van de nationale eisen waren met name de emissie-eisen verouderd. De emissies van een voertuig op gasvormige brandstof moesten op grond van de nationale eisen voldoen aan de Euro 2-emissienorm minus 30%. Voortaan moeten ingebouwde LPG- of CNG-installaties voldoen aan R115, waarin actuele eisen voor de inbouw van LPG- en CNG-installaties staan. Door het in beginsel alleen toelaten van R115 LPG- of CNG-systemen, is de verwachting dat emissie van schadelijke stoffen als NOx verder zal worden beperkt, met behoud van het voordeel voor broeikasgasemissies in LPG- en CNG-installaties.13

Overigens zal de beperking van schadelijke stoffen bij (de inbouw van) CNG-installaties minder zijn dan bij LPG-installaties. 90% van de voertuigen met een CNG-installatie, heeft een CNG-installatie die voor kentekenregistratie is ingebouwd (affabriek), terwijl 95% van de LPG-voertuigen een LPG-installatie heeft die na kentekenregistratie is ingebouwd (retrofit). Voertuigen met affabriek LPG- en CNG-installaties worden al aan de actuele emissie-eisen getoetst. Hierin zijn met deze wijzigingsregeling geen veranderingen in aangebracht.

5. Advisering en consultatie (internet)

Over de actualisering van de voorschriften inzake (de inbouw van) LPG- en CNG-installaties is overleg gevoerd met de Dienst Wegverkeer en de branche, vertegenwoordigd door LPG-totaal, Vereniging vloeibaar gas, Autogas NL, RAI, Eurogas Autogas Systems, Prins Autogassystemen en BOVAG.

Naar aanleiding van de op grond van artikel 11 van de Regeling sturing van en toezicht op de Dienst Wegverkeer voorgeschreven procedure is deze regeling voorgelegd aan de Dienst Wegverkeer met het oog op een uitvoeringstoets.

In de voortgangsnotitie regeldruk bedrijven 2011-2015 van 19 september 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 29 515 nr. 333) is aangekondigd dat het kabinet internetconsultatie vaker wil inzetten bij de voorbereiding van wetgeving, als aanvulling op de bestaande consultatiepraktijk. Openbare internetconsultatie is echter niet nodig, indien het betreft een voorstel dat significante verandering brengt in de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen of dat grote gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk. Hoewel de wijzigingsregeling tot gevolg heeft dat het inbouwen van LPG- en CNG-installaties niet langer middels de nationale eisen kan, kan niet gesproken worden van een significante verandering. Immers, de kosten voor een LPG- of CNG-installatie die voldoet aan R115 zijn niet hoger dan de kosten voor een LPG- of CNG-installatie die aan de nationale eisen voldeed. Daarnaast brengt het bepaalde in artikel 6.3, lid 3a, (nieuw) van de Regeling voertuigen met zich dat voor voertuigen die uiterlijk op 31 december 2014 voor het eerst op de weg zijn toegelaten, nog gebruik gemaakt kan worden van de nationale eisen. De wijzigingsregeling heeft dus geen significante verandering gebracht in de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen en geen grote gevolgen gehad voor de uitvoeringspraktijk. Derhalva is geen internetconsultatie toegepast.

Omdat met deze wijzigingsregeling geen nieuwe technische eis is gecreëerd, maar juist de toepassing van een nationale technische eis is afgebouwd, is wijzigingsregeling is niet voorgelegd aan de Europese Commissie ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn 98/34/EG14.

6. Inwerkingtreding en overgangsrecht

Deze regeling is op 1 januari 2015 in werking getreden. Hiermee is aangesloten bij het kabinetsbeleid inzake de aanpak van administratieve lasten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309).

In afwijking van het kabinetsbeleid is echter niet de minimale invoeringstermijn van twee maanden gevolgd. Dit is onder meer toegestaan indien er sprake is van private of publieke voor- of nadelen van vertragingen of vervroeging van invoering. Daarvan is in het voorliggende geval sprake.

Met ingang van 1 januari 2015 vervallen ingevolge de intrekkingsregeling de bepalingen in de Rkml die de nationale eisen voor de inbouw van LPG- en CNG-installaties betreffen. Indien de publicatietermijn in acht zou zijn genomen, zou de voorliggende wijzigingsregeling niet met ingang van 1 januari 2015 in werking zijn getreden. Hierdoor had de groep die nu gebruik kan maken van artikel 6.3, lid 3a, (nieuw) van de Regeling voertuigen, een aantal maanden geen LPG- en CNG-installaties kunnen inbouwen op basis van de nationale eisen.

II. Artikelgewijze Toelichting

Artikel I

Onderdeel A

In de Rkml stonden milieuvoorschriften voor het inbouwen van LPG-en CNG-installaties in voertuigen. De voorschriften in de Rkml gaven onder meer uitvoering aan artikel 23, derde lid, onderdeel c, van de Wmb 1994. De inhoudelijke bepalingen van de Rkml behoefden niet omgezet te worden naar de Regeling voertuigen, omdat deze bepalingen verouderd waren, onjuist waren of doublures waren van bepalingen in de voertuigregelgeving (zie tabel 2 in het Algemeen deel van deze toelichting). Het is echter wel nodig dat in een regeling van de minister van Infrastructuur en Milieu uitvoering wordt gegeven aan artikel 23, derde lid, onderdeel c, van de Wmb 1994. Met onderdeel A is in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen geregeld, dat aan de eisen die in de Regeling voertuigen aan installaties worden gesteld moet worden voldaan alvorens de afwijkende brandstoftoeslag van toepassing kan zijn. In het algemeen deel van deze toelichting is al aangegeven, dat net als voorheen onder ‘G3’ (artikel 23, derde lid, onderdeel d, Wmb 1994) zowel nationale eisen uit de Rkml als de eisen uit R115 wordt verstaan.

Onderdeel B tot en met G

In de permanente eisen in de Regeling voertuigen (hoofdstuk 5) werd voor enkele categorieën voertuigen verwezen naar de emissie-eisen in Verordening (EG) 715/2007, in Verordening (EG) 595/2009 of in het Besluit geluidproduktie motorvoertuigen. Deze eisen waren niet handhaafbaar. Blijkens de permanente eisen hoefde dit niet gecontroleerd te worden tijdens de APK. Ook de handhaver kon dit voorschrift niet toetsen. De eisen waren bovendien niet uitvoerbaar. In de permanente eisen zijn voorschriften opgenomen die als doel hebben slecht presterende of gemodificeerde voertuigen tegen te gaan. Daarnaast zijn de voorschriften in de permanente eisen gebaseerd op de datum eerste toelating van het voertuig. Aan de vervallen voorschriften konden alleen de recent toegelaten voertuigen voldoen. Tenslotte hadden de emissie-eisen geen toegevoegde waarde, aangezien al aan de eisen van Verordening (EG) 715/2007 en Verordening (EG) 595/2009 moet worden voldaan ten behoeve van toelating tot de weg op grond van hoofdstuk 3. Derhalve is met dit onderdeel geregeld, dat de emissie-eisen zijn vervallen.

Onderdeel H

Tot de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling betrof artikel 6.3, derde lid, de in- en uitbouw van LPG-installaties en artikel 6.3, vierde lid, de in- en uitbouw van CNG-installaties. Ten behoeve van de leesbaarheid zijn deze bepalingen nu anders ingedeeld. Artikel 6.3, derde lid, betreft de inbouw van LPG- en CNG-installaties en artikel 6.3, vierde lid, betreft de uitbouw van LPG- en CNG-installaties.

In de algemene toelichting bij deze wijzigingsregeling is reeds uitgebreid ingegaan op de inhoud van artikel 6.3, derde lid, (nieuw) van de Regeling voertuigen, waarin is bepaald dat voortaan bij (de inbouw van) LPG- of CNG-installaties voldaan moet worden aan de eisen van R115, tenzij er voor het betreffende voertuig geen R115 LPG- of CNG-installatie beschikbaar is. Kortheidshalve wordt naar de algemene toelichting verwezen.

In artikel 6.3, lid 3a, (nieuw) van de Regeling voertuigen is vastgelegd, dat in voertuigen die uiterlijk op 31 december 2014 voor het eerst op de weg zijn toegelaten nog een LPG- of CNG-installatie mag worden ingebouwd op grond van Bijlage X bij de Regeling voertuigen, indien die installatie uiterlijk op 31 december 2014 is goedgekeurd op grond van de nationale eisen. R115 is dan niet van toepassing. In de algemene toelichting bij deze wijzigingsregeling is ook hier reeds uitgebreid op ingegaan. Kortheidshalve wordt dan ook naar de algemene toelichting verwezen.

Onderdeel I

Op grond van artikel 3.1, vierde lid, van de Regeling voertuigen worden goedkeuringsverklaringen die zijn afgegeven door een onafhankelijke keuringsinstelling in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, in beginsel gelijkgesteld met nationale typegoedkeuring, nationale kleine serie typegoedkeuring of individuele goedkeuring. Echter, indien blijkt dat de goedkeuringsverklaring niet het beschermingsniveau biedt als het niveau dat met nationale onderzoekingen wordt nagestreefd, wordt de buitenlandse goedkeuringsverklaring niet gelijkgesteld. Indien een buitenlandse goedkeuringsverklaring niet gelijkgesteld kan worden, zal een nationale individuele goedkeuring verleend moeten worden alvorens het voertuig de weg op kan. De eisen die gelden ten behoeve van het verlenen van een individuele goedkeuring zijn te vinden in artikel 3.7, eerste lid, in samenhang met Bijlage IV, bij de Regeling voertuigen.

Voor voertuigen die reeds in gebruik zijn genomen buiten de landen die behoren tot de Europese Unie en niet in een land dat verdragspartner is bij de Herziene Overeenkomst en de Parallelle Overeenkomst, bijvoorbeeld de Verenigde Staten van Amerika, waarin een LPG- of CNG-installatie is ingebouwd en waarvan de datum van eerste toelating ligt voor 1 januari 1998 is, bleken de geldende emissie-eisen onvoldoende te zijn. In de artikelen 4 en 7 van Bijlage IV bij de Regeling voertuigen staan de eisen voor voertuigen waarvan kort gezegd de datum van eerste toelating van voor 1 januari 1998 is. Tot voor de inwerkingtreding van deze regeling golden op grond van de artikelen 4 en 7 in samenhang met de permanente eisen in hoofdstuk 5 voor deze voertuigen de milieueisen die in het Besluit typekeuring motorrijtuigen luchtverontreiniging (hierna: BTML) waren opgenomen. Op 20 maart 2014 zijn in de eerdergenoemde intrekkingsregeling de permanente eisen voor wat betreft de emissie-eisen de verwijzingen naar het BTML vervangen door verwijzingen naar Verordening (EG) 715/2007 en 595/2009. Die emissie-eisen zijn voor voertuigen waarvan de datum van eerste toetreding voor 1998 ligt echter onhaalbaar. Deze omissie is hersteld door te regelen, dat deze voertuigen moeten voldoen aan de emissie-eisen zoals die luidden op de datum van eerste toelating.

Onderdeel J
Eerste lid

In artikel 2 van Bijlage VIII bij de Regeling voertuigen is aangegeven welke gegevens, voor zover in het kentekenregister vermeld, in overeenstemming moeten zijn met het voertuig. Bij de APK-keuring wordt gecontroleerd of er daadwerkelijk sprake is van overeenstemming. In artikel 2 zijn drie wijzigingen doorgevoerd:

Onderdeel a (deels)

Het onderscheid tussen G, G2 en G3 is vervallen, omdat in het kentekenregister geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen brandstofsoort (G) en type gasinstallatie (G2 en G3). Dit maakte dat er nooit sprake kon zijn van overeenstemming met het kentekenregister. Bovendien kon overeenstemming met het kentekenregister niet gecontroleerd worden, omdat de APK-keurmeester niet via de zogenoemde ‘raadpleegschermen’, waarop de gegevens uit het kentekenregister worden getoond, kon achterhalen om wat voor gasinstallatie het ging.

Onderdeel a (deels) en b

Bij voertuigen die naast een LPG- of CNG-installatie ook zijn uitgerust met een benzinesysteem, werd voor 2012 in het kentekenregister slechts één brandstof geregistreerd. Inmiddels worden beide brandstoffen geregistreerd. Om die reden is toegevoegd dat LPG en CNG ook mogelijk is in combinatie met benzine.

Onderdeel c

De laatste wijziging in artikel 2 betreft de tekst die ziet op controle van het verwijderen van onderdelen nadat een LPG- of CNG-installatie gemonteerd is geweest. Aangezien bij een APK-keuring niet gecontroleerd kan worden of er een LPG- of CNG-installatie geïnstalleerd is geweest, is de tekst anders opgeschreven. Het betreft hier enkel een tekstuele verbetering; inhoudelijk leidt dit niet tot veranderingen.

Tweede lid

Artikel 42 van Bijlage VIII bij de Regeling voertuigen behelst permanente emissievereisten. Met onderdeel J, tweede lid, is bepaald dat wanneer het een personenauto betreft die voorzien is van een LPG-installatie, die in gebruik is genomen na 31 december 1992, maar vóór 1 januari 1998, en waarvan in het kentekenregister de vermelding ‘G3’ is vermeld, het niet langer vereist is om een meting bij verhoogd toerental (hierna: de viergastest) uit te voeren. Deze aanpassing betreft een versimpeling van de regelgeving. Het gaat om slechts een zeer beperkt aantal voertuigen en de kwaliteit van LPG-installaties in dergelijke voertuigen is voldoende gebleken. De viergastest is hiermee pas verplicht voor alle voertuigen met een LPG-installatie die in gebruik zijn genomen na 31 december 1997.

Onderdeel K

Met onderdeel K is Bijlage X bij de Regeling voertuigen aangepast. In het eerste en derde lid van onderdeel K is in Bijlage X verduidelijkt, dat wanneer het gaat om het inbouwen van een LPG- of CNG-installatie niet langer gekozen kan worden tussen R115 of de nationale eisen. Bijlage X omvat nationale eisen die enkel van toepassing zijn in een geval als bedoeld in artikel 6, lid 3a, (nieuw) van de Regeling voertuigen.

In het derde lid van onderdeel K zijn enkele verwijzingen geactualiseerd. In de toelichting bij onderdeel H is reeds uitgelegd, dat met deze wijzigingsregeling is geregeld dat artikel 6.3, derde lid, van de Regeling voertuigen de inbouw van LPG- en CNG-installaties betreft en artikel 6.3, vierde lid, van de Regeling voertuigen de uitbouw van LPG- en CNG-installaties. Bijlage X, hoofdstuk 2, bij de Regeling voertuigen ziet op de uitbouw van LPG- en CNG-installaties.

In het tweede lid van onderdeel K is tenslotte een kleine inhoudelijke wijziging doorgevoerd in de eisen voor de inbouw van een LPG-installatie. Tot de inwerkingtreding van deze regeling mocht de fabricagedatum van flexibele slangen die worden toegepast in een gedeelte waar de druk hoger is dan 0,2 bar, niet verder terug zijn gelegen dan 1 jaar. Vanwege de komst van R67 zijn de duurzaamheidstesten aangescherpt, waardoor de levensduur van deze slangen verbeterd is. Daarom kan, voor eerste montage, de termijn van 1 jaar naar 2 jaar.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

R115 is opgesteld op grond van de Overeenkomst betreffende de vaststelling van mondiale technische reglementen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen (Trb. 2001,78) en bij de Overeenkomst betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen (Trb. 1959, 83). R115 is te raadplegen via United Nations Economic Commission for Europe/Transport/Vehicle Regulations/Agreements Regulations and Rules/UNECE Regulation (www.unece.org/trans/main/wp29/wp29regs.html). De Nederlandstalige versie van R115 reglement is beschikbaar op

http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=OJ:JOL_2014_323_R_0006&from=NL.

X Noot
2

Zie resultaten TNO-rapport van 21 maart 2010 inzake de ‘Emissieprestaties van jonge Nederlandse personenwagens met LPG-en CNG-installaties’, zoals terug te vinden op http://publications.tno.nl/publication/105245/2UGlPK/MON-RPT-2010-01330a.pdf

X Noot
3

Zie ook Besluit van 1 maart 2014 tot wijziging en intrekking van diverse besluiten ter uitvoering van verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEG 2007, L 171) en van verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PbEG 2009, L 188) en tot een technische aanpassing van het Waterbesluit (Stb. 2014, 120) en de Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 18 februari 2014, nr. IENM/BSK-2013/129706, tot wijziging en intrekking van diverse ministeriële regelingen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEG 2007, L 171) en van verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PbEG 2009, L 188) (Stcrt. 2014, 5291).

X Noot
4

Kamerstukken II 2007/08, 31 562, nr. 3

X Noot
5

Regulation No. 67, Concerning uniform provisions for the Approval of: I. Approval of specific equipment of vehicles of category M and N using liquefied petroleum gases in their propulsion system; II. Approval of vehicles of category M and N fitted with specific equipment for the use of liquefied petroleum gases in their propulsion system with regard to the installation of such equipment.

X Noot
6

Regulation No. 110, Concerning uniform provisions for the Approval of: I. Specific components of motor vehicles using compressed natural gas (CNG) in their propulsion system; II. Vehicles with regard to the installation of specific components of an approved type for the use of compressed natural gas (CNG) in their propulsion system.

X Noot
7

Voor wat betreft de emissie-eisen wordt ook wel gesproken over G3-eisen.

X Noot
8

Zie resultaten TNO-rapport van 21 maart 2010 inzake de ‘Emissieprestaties van jonge Nederlandse personenwagens met LPG-en CNG-installaties’, zoals terug te vinden op http://publications.tno.nl/publication/105245/2UGlPK/MON-RPT-2010-01330a.pdf

X Noot
9

Richtlijn nr. 2007/46/EG van het Europees parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (PbEU 2007, L263)

X Noot
10

Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU 2007, L171).

X Noot
11

Overigens wordt onder ‘G3’ in artikel 23 van de Wmb 1994 tevens verstaan: voor kentekenregistratie (affabriek) ingebouwde LPG- en CNG-installaties.

X Noot
12

Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PbEU 2009, L188)

X Noot
13

Zie resultaten TNO-rapport van 21 maart 2010 inzake de ‘Emissieprestaties van jonge Nederlandse personenwagens met LPG-en CNG-installaties’, zoals terug te vinden op http://publications.tno.nl/publication/105245/2UGlPK/MON-RPT-2010-01330a.pdf

X Noot
14

Richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG 1998, L204).

Naar boven