De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 4 van het Besluit op het specifiek cultuurbeleid;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling op het specifiek cultuurbeleid wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 vervalt in de begripsomschrijving van het begrip instelling de zinsnede
‘dan wel krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon’.
B
In artikel 2.6, eerste lid, vervalt de zinsnede ‘, tenzij de subsidieaanvraag wordt
ingediend door een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon’.
C
Artikel 2.15, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b komt te luiden:
2. Onderdeel g komt te luiden:
3. Onderdeel h komt te luiden:
4. In de onderdelen i, j, k en m vervalt telkens de zinsnede ‘een reflectie op’.
D
Artikel 2.16 komt te luiden:
Artikel 2.16. Bestemmingsfonds OCW
-
1. Indien het resultaat van het boekjaar positief is, vindt toevoeging plaats aan een
bestemmingsfonds OCW. Aan het bestemmingsfonds OCW wordt slechts onttrokken, indien
het resultaat van het boekjaar negatief is.
-
2. Een toevoeging of onttrekking als bedoeld in het eerste lid, geschiedt naar rato
van het aandeel subsidie in de totale baten van de instelling.
-
3. Een toevoeging of onttrekking als bedoeld in het eerste lid, wordt toegelicht in
de verantwoordingsbescheiden, bedoeld in de artikelen 2.15, eerste lid, en 2.22, eerste
lid.
-
4. De minister kan geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste of het
tweede lid.
-
5. Dit artikel is niet van toepassing op een subsidie aan een fonds of op een subsidie
die minder dan € 125.000 bedraagt.
E
In artikel 2.17, tweede lid, wordt ‘goederenop het tijdstip’ vervangen door: goederen
op het tijdstip.
F
In artikel 2.29, tweede lid, wordt na ‘artikel 2.16’ een zinsnede ingevoegd die luidt:
of artikel 4.3.
H
Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘De fondsen dienen’ vervangen door: Een fonds dient.
2. Het derde lid vervalt.
3. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.
I
Na de aanduiding § 4.2. Verplichtingen van de subsidieontvanger wordt een artikel
ingevoegd dat luidt:
Artikel 4.3. Bestemmingsfonds OCW
-
1. Een fonds houdt een bestemmingsfonds OCW aan.
-
2. De minister kan voorschriften verbinden aan het toevoegen of onttrekken van middelen
aan het bestemmingsfonds OCW. Hij maakt deze bekend op de website www.cultuursubsidie.nl
.
-
3. Toevoegingen of onttrekkingen aan het bestemmingsfonds OCW worden toegelicht in de
verantwoordingsbescheiden, bedoeld in de artikelen 2.15, eerste lid, en 2.22, eerste
lid.
J
Artikel 6.2, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt ‘een vierjaarlijkse instellingssubsidie die in 2008 is
verleend’ vervangen door: een vierjaarlijkse instellingssubsidie die is verleend voor
de inwerkingtreding van deze regeling.
2. Na de eerste volzin wordt een zin ingevoegd die luidt: De beslistermijn van zes maanden
is eveneens van toepassing op een projectsubsidie die tegelijkertijd met een vierjaarlijkse
instellingssubsidie als bedoeld in de eerste volzin wordt verantwoord.
K
De bijlagen IIa en IIb worden vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlagen
IIa en IIb.
ARTIKEL II
-
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en artikel I, onderdeel J, werkt terug
tot en met 1 juli 2010.
-
2. De bijlagen IIa en IIb zoals deze luidden voor inwerkingtreding van deze regeling
blijven van toepassing op vierjaarlijkse instellingssubsidies die zijn verleend voor
de periode 2009–2012 en op projectsubsidies waarvoor een aanvraag tot vaststelling
is ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker.
Copro 13050
CONTROLEPROTOCOL CULTUURSUBSIDIES INSTELLINGEN 2013–2016
Bijlage IIa,
als bedoeld in artikel 2.27, derde lid, van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid
mei 2013
Inhoudsopgave
1.
|
ALGEMENE UITGANGSPUNTEN
|
|
1.1.
|
BEGRIPSBEPALINGEN
|
|
1.2.
|
DOELSTELLING VAN HET CONTROLEPROTOCOL
|
|
1.3.
|
WETTELIJK KADER
|
|
1.4.
|
ACCOUNTANTSPRODUCTEN
|
|
1.5.
|
CONTROLECRITERIA
|
|
1.6.
|
PROCEDURE CONTROLEPROTOCOL
|
|
1.7.
|
DOSSIERVORMING
|
2.
|
DE CONTROLEVERKLARING BIJ DE FINANCIËLE VERANTWOORDING
|
|
2.1.
|
ALGEMEEN
|
|
2.2.
|
GETROUWHEID
|
|
2.3.
|
FINANCIËLE RECHTMATIGHEID
|
3.
|
HET ONDERZOEK NAAR DE VERANTWOORDING VAN DE PRESTATIEGEGEVENS
|
4.
|
MODEL CONTROLEVERKLARING BIJ DE JAARREKENING OVER EEN (VIER)JAARLIJKSE INSTELLINGSSUBSIDIE
|
5.
|
MODEL CONTROLEVERKLARING BIJ HET FINANCIEEL VERSLAG OVER EEN PROJECTSUBSIDIE
|
1 Algemene uitgangspunten
1.1 Begripsbepalingen
In dit controleprotocol wordt verstaan onder:
- Instellling:
-
Een rechtspersoon die krachtens de Wet op het specifiek cultuurbeleid een vierjaarlijkse
instellingssubsidie of een projectsubsidie ontvangt
- Jaarrekening:
-
Financieel verantwoordingsdocument als bedoeld in artikel 2.26 van de Regeling op
het specifiek cultuurbeleid
- Minister:
-
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Ministerie van OCW:
-
het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- ADR:
-
Auditdienst Rijk
- NBA:
-
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants
- Accountantsproducten:
-
De documenten als bedoeld in artikel 2.27 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid
1.2 Doelstelling van het controleprotocol
Dit controleprotocol heeft betrekking op de accountantscontrole van de financiële
verantwoording (jaarrekening of financieel verslag) van de instelling die krachtens
de Wet op het specifiek cultuurbeleid een vierjaarlijkse instellingssubsidie of een
projectsubsidie vanaf € 125.000 ontvangt. De Minister van OCW verlangt van de accountant
van de instelling een controleverklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid
bij de financiële verantwoording. Daarnaast verlangt de Minister dat de werkzaamheden
van de accountant zich uitstrekken tot de prestatieverantwoording van de instelling,
die onderdeel is van de jaarrekening. Het controleprotocol is bedoeld om, aanvullend
op de geldende beroepsvoorschriften van de NBA, limitatief vast te leggen welke onderwerpen
door de accountant moeten worden gecontroleerd. Het controleprotocol is als bijlage
opgenomen bij de Regeling op het specifiek cultuurbeleid. In deze vernieuwde versie
is getracht het begrip financiële rechtmatigheid en de daarmee samenhangende accountantswerkzaamheden
te verduidelijken. Verder zijn in deze versie een aantal technische wijzigingen meegenomen
en geactualiseerde modellen.
1.3 Wettelijk kader
Voor de accountantscontrole is de specifieke wet- en regelgeving (incl. eventuele
wijzigingen) relevant die in hoofdstuk 3 van het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies
Instellingen 2013–2016 op de verantwoording van de cultuurinstellingen is vermeld.
In deze subsidierelatie is verder de volgende algemene regelgeving van toepassing:
Volledige teksten van de geldende wet- en regelgeving zijn onder andere te vinden
via www.wetten.nl
.
Het referentiekader voor de controle ligt vast in de wet- en regelgeving. Het controleprotocol
treedt niet in de plaats van de oorspronkelijke wet- en regelgeving, maar verduidelijkt
voor zover nodig de in de oorspronkelijke wet- en regelgeving opgenomen criteria.
Het controleprotocol geeft een limitatieve opsomming van de relevante bepalingen die
in de controle moeten worden betrokken, met aanwijzingen over de reikwijdte en de
diepgang van de accountantscontrole.
Dit controleprotocol is opgesteld naar analogie van de door de NBA (destijds NIvRA)
uitgegeven ‘Handreiking Controleprotocollen’ (februari 2007). De daarin opgenomen
uitgangspunten zijn specifiek gemaakt voor de OCW-situatie. Voor de controle van de
jaarrekening is in dit controleprotocol een verplichte tekst voor de controleverklaring
opgenomen. De beschreven (minimale) controlewerkzaamheden zijn bedoeld als aanvulling
op de ’Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden’ (NV COS).
Waar instellingsaccountants hun controlewerkzaamheden ontoereikend hebben uitgevoerd,
zal een sanctiebeleid worden toegepast. Dit sanctiebeleid is opgenomen in een brief
van de minister van Financiën aan de Tweede Kamer uit 2003 (Kamerstuk 28 779, nr.1).
1.4 Accountantsproducten
Van de accountant worden de volgende producten verwacht:
-
1. Verklaring van getrouwheid en rechtmatigheid bij de financiele verantwoording van
de instelling
-
2. Een vormvrij rapport van bevindingen, waarin de accountant rapporteert – indien aan
de orde – over enkele in dit controleprotocol genoemde onderwerpen
-
3. Een rapport van feitelijke bevindingen, als bedoeld in NV COS 4400, over het onderzoek
naar de verantwoording van de prestatiegegevens.
Ad 1. De accountantscontrole op de financiële verantwoording mondt uit in een controleverklaring.
De accountant maakt gebruik van de bij dit controleprotocol gevoegde modelteksten
en betrekt de financiële rechtmatigheid in zijn oordeel. Van de accountant wordt verwacht
dat hij zijn controle in het kader van de financiële rechtmatigheid zo inricht, dat
hij met inachtneming van de gegeven controletolerantie tot een oordeel over de financiële
rechtmatigheid kan komen. Bij een controle van een jaarrekening maakt de accountant
gebruik van de als onderdeel 4 toegevoegde modeltekst. De verklaring heeft geen betrekking
op de in een jaarrekening opgenomen prestatieverantwoording (Regeling op het specifiek
cultuurbeleid, artikel 2.27, vierde lid). Bij de controle van een financieel verslag
van een projectsubsidie maakt de accountant gebruik van de als onderdeel 5 toegevoegde
modeltekst. De accountant mag ervoor kiezen om ten behoeve van OCW een zogenaamde
"WG-verklaring" af te geven, waarbij uitsluitend de naam van de accountant met aanduiding
w.g. (was getekend) wordt vermeld. De origineel ondertekende verklaring/rapport met
de persoonlijke handtekening van de accountant moet in het archief van het fonds worden
opgenomen (zie ook Praktijkhandreiking 1103 van het NIVRA).
Ad 2. Dit vormvrije rapport van bevindingen is bedoeld voor het melden van bevindingen
bij het uitvoeren van de aanwijzingen in dit controleprotocol.
Ad 3. De jaarrekening is tevens voorzien van een rapport van feitelijke bevindingen
over de prestatieverantwoording (Regeling op het specifiek cultuurbeleid, artikel
2.27, tweede lid). De prestatieverantwoording geeft een inzichtelijk kwantitatief
overzicht van de activiteiten die zijn verricht in het jaar waarop de jaarrekening
betrekking heeft en wordt opgesteld volgens model III van het Handboek Verantwoording
Cultuursubsidies Instellingen 2013–2016. De accountant toetst de beheersingsmaatregelen
van het proces van totstandkoming van de prestatiegegevens, zoals uitgewerkt in onderdeel
3 van dit controleprotocol. De accountant meldt zijn onderzoeksbevindingen in een
rapport van feitelijke bevindingen, als bedoeld in NV COS 4400.
De instelling stuurt het rapport van feitelijke bevindingen en het rapport van bevindingen
samen met de financiële verantwoording, inclusief de daarbij afgegeven controleverklaring,
naar OCW. Daarbij kan het bestuur aangeven hoe het heeft gereageerd op de bevindingen
van de accountant.
1.5 Controlecriteria
De accountant laat zich bij zijn werkzaamheden leiden door de geldende beroepsvoorschriften,
in het bijzonder de VGC (Verordening GedragsCode) en de Nadere voorschriften Controle-
en Overige Standaarden (NV COS).
1.6 Procedure controleprotocol
Dit controleprotocol geldt voor de cultuursubsidies vanaf 2013 en zal tot en met het
verantwoordingsjaar 2016 of tot nader order van toepassing zijn. Het controleprotocol
is afgestemd met vertegenwoordigers uit het gesubsidieerde cultuurveld.
1.7 Dossiervorming
Voor de documentatie van verrichte controlewerkzaamheden, de bevindingen en de conclusie
daarbij gelden de eisen zoals genoemd in Standaard 230. In het controledossier van
de instellingsaccountant dient per aandachtspunt van het controleprotocol minimaal aanwezig te zijn: de uitgevoerde werkzaamheden, de identificatie van het gecontroleerde
stuk (opschrift, totaalsaldo) of een kopie van de laatste pagina, de bevindingen en
de conclusie. Indien bijvoorbeeld proceduretests zijn uitgevoerd, dan zijn niet kopieën
van de inkoopfacturen in het dossier aanwezig, maar wel een lijst met factuurnummers
en van items waarop de facturen zijn gecontroleerd.
2 De controleverklaring bij de financiële verantwoording
2.1 Algemeen
Dit onderdeel bevat nadere aanwijzingen voor de inrichting van de accountantscontrole
en bestaat uit de volgende onderdelen
-
• De jaarlijkse verantwoording
-
• Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
-
• Omgaan met afwijkingen (fouten en onzekerheden, foutdefinities)
-
• Controleverklaring bij het financieel verslag over een projectsubsidie
2.1.1 De jaarlijkse verantwoording
De jaarlijkse verantwoording van de instelling voor het ministerie van OCW vindt zijn
grondslag in de Regeling op het specifiek cultuurbeleid. De verantwoording bestaat
uit een jaarrekening en een bestuursverslag. De accountant moet controleren of de
subsidie rechtmatig is besteed. Hiertoe stelt hij vast dat de in de financiële verantwoording
van de instelling verantwoorde baten, lasten en balansmutaties voldoen aan de eisen
van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn
met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen en met de eventueel
in de subsidiebeschikking opgenomen aanvullende verplichtingen.
2.1.2 Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
De accountant richt zijn controle zodanig in, dat hij met een redelijke mate van zekerheid
kan verklaren dat in de jaarrekening geen afwijkingen (fouten en onzekerheden) voorkomen
met een belang groter dan de voorgeschreven toleranties. Indien dit begrip voor het
gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, moet uitgegaan worden
van een betrouwbaarheid van 95 procent. Voor de strekking van het accountantsoordeel
geldt de volgende tolerantietabel:
Tabel 1
|
Fouten
(in de financiële verantwoording)
|
Onzekerheden
(in de controle)
|
Beperking
|
Afkeuring
|
Beperking
|
Oordeelonthouding
|
Rechtmatigheid
|
|
|
|
|
A) Rechtmatigheid besteding
(% van de totale baten)
|
>1 en <3
|
≥3
|
>3 en <10
|
≥10
|
Getrouwheid
|
|
|
|
|
B) Balans
(% van de balanstelling)
|
>5 en <10
|
≥10
|
>5 en <10
|
≥10
|
C) Exploitatierekening
(% van de totale lasten)
|
>2 en <5
|
≥5
|
>5 en <10
|
≥10
|
Projectsubsidies kunnen in de jaarrekening worden verantwoord. Indien in de subsidiebeschikking
expliciete voorwaarden zijn gesteld aan de besteding van de subsidie is sprake van
een geoormerkte subsidie. De accountant controleert, in geval de projectsubsidies
€ 125.000 te boven gaan, de rechtmatigheid van de besteding van de geoormerkte subsidie.
Het totaalbedrag van de bestedingen van de projectsubsidies vormt een afzonderlijke
massa waarop de toleranties van de bovenstaande tabel moeten worden toegepast. Als
deze toleranties worden overschreden, maar de grens voor de jaarrekeningcontrole niet,
heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. In dat geval
is sprake van uitzonderingsrapportage in het rapport van bevindingen.
2.1.3 Omgaan met afwijkingen (fouten en onzekerheden, foutdefinities)
Van een fout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van de uitgevoerde
controle is gebleken dat een (gedeelte van een) post niet in overeenstemming is met
één of meer aspecten van de wet- en regelgeving. Fouten worden in absolute zin opgevat
voor zover het de naleving van de wet- en regelgeving betreft. Saldering van fouten
is daarom niet toegestaan.
Van een onzekerheid in de controle is sprake als er onvoldoende (controle-)informatie
beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken. Bijvoorbeeld
als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de wet- en regelgeving. Voor
een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de accountant fouten
en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.
Het uitgangspunt is dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk door de instelling moeten
worden gecorrigeerd. Ten aanzien van fouten, die betrekking hebben op rechtmatigheid
geldt dat correctie veelal niet mogelijk is omdat de besteding reeds plaats heeft
gevonden.
Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten geldt voor de accountantscontrole
van de jaarrekening:
-
• Ten aanzien van het getrouwe beeld van de jaarrekening behoeft de instelling fouten
met een gezamenlijk financieel belang beneden de goedkeuringstolerantie niet te corrigeren
en de accountant behoeft ze niet te rapporteren. Het effect op de vermogenspositie
(de belangrijkste informatievraag voor OCW) is namelijk gering.
-
• Met betrekking tot de financiële rechtmatigheid wordt onderscheid gemaakt tussen materiële
en niet-materiële fouten. De instelling corrigeert voor zover mogelijk geconstateerde
fouten. De instelling kan echter fouten niet altijd corrigeren. De accountant informeert
het bestuur en het interne toezichthoudende orgaan hierover conform de geldende beroepsvoorschriften.
Materiële fouten (d.w.z. fouten groter dan de goedkeuringstolerantie) hebben invloed
op de strekking van de controleverklaring en worden uit dien hoofde in de controleverklaring
toegelicht. Ten aanzien van niet-materiële fouten (d.w.z. fouten kleiner dan de goedkeuringstolerantie)
stelt de accountant een rapport van bevindingen op met inachtneming van de geldende
rapportagetolerantie. De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang fouten
gemeld moeten worden. Het controleprotocol geeft per onderdeel aan welke rapportagetolerantie
van toepassing is zodra dit afwijkt van het standaardpercentage van 0,1% van de totale
subsidie van OCW.
2.1.4 Controleverklaring bij het financieel verslag over een projectsubsidie
Een (meerjarig) projectsubsidie kan, na afloop van de projectperiode, in een financieel
verslag over de projectperiode worden verantwoord. De aanwijzingen voor de accountant
in dit controleprotocol gelden ook in die situatie, tenzij de aanwijzingen alleen
betrekking hebben op de controle van de jaarrekening. De accountant maakt gebruik
van het model controleverklaring projectsubsidie (onderdeel 5) en hanteert daarbij
de volgende tolerantietabel:
Tabel 2
Toleranties voor het oordeel bij het financieel verslag over een projectsubsidie
|
Rechtmatigheid
|
1% van het totaalbedrag van de bestedingen van de projectsubsidie van OCW
|
Juistheid
|
2% van het totaalbedrag van de bestedingen van de projectsubsidie van OCW
|
2.2 Getrouwheid
2.2.1 Verslaggevingscriteria
Uitgangspunt zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (Boek 2 Titel 9), de Richtlijnen
voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder RJ 640, nader van toepassing verklaard
in hoofdstuk 5 van het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Instellingen 2013–2016.
De accountant stelt vast dat de jaarrekening aan deze eisen voldoet. RJ 660 geldt
voor de onderwijssector van OCW en is hier niet van toepassing.
Het Ministerie van OCW steunt bij de berekening van de entreenorm met betrekking tot
het verdienvermogen (eigen inkomsten/structurele subsidies) in belangrijke mate op
de juiste rubricering en specificatie van de (eigen) inkomsten en overige bijdragen.
Indien uit de jaarrekeningcontrole blijkt dat de instelling fouten in deze rubrieken
niet heeft hersteld, meldt de accountant deze in zijn rapport van bevindingen. Hiervoor
geldt een rapportagetolerantie van 0%.
2.2.2 WNT getrouwheid
De accountant stelt, aan de hand van de administratie van de instelling integraal
vast of de opgave in de toelichting van de jaarrekening van de instelling op grond
van de Wet normering en bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector
(WNT) juist en volledig is. Indien dit niet het geval is, geeft de accountant een
ander dan goedkeurend getrouwheidsoordeel af en vermeldt hij de ontbrekende informatie
in zijn verklaring. Hiervoor geldt een rapportagetolerantie van 0%. Daarbij zijn de
volgende artikelen van de WNT van bijzonder belang: artikel 1.7, lid 2, artikel 4.1,
lid 1 en 2, artikel 4.2, lid 1 tot en met 6 en artikel 7.5.
2.2.3 Het bestuursverslag
De accountant stelt vast dat het bestuursverslag alle elementen bevat die zijn voorgeschreven
in artikel 2.15 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid en in hoofdstuk 2,
onder ‘bestuursverslag’ van het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Instellingen
2013–2016. Als de accountant tekortkomingen constateert die de instelling niet herstelt,
neemt hij dit bij wijze van uitzonderingsrapportage op in zijn rapport van bevindingen.
2.3 Financiële rechtmatigheid
Algemeen
De financiële rechtmatigheid heeft betrekking op publieke middelen. Financiële rechtmatigheid
houdt in dat een financiële transactie betrekking hebbende op publieke middelen waarvan
de uitkomst in de jaarrekening dient te worden verantwoord, in overeenstemming is
met de in internationale regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van
bestuur en ministeriele regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van de financiële
transactie beïnvloeden.
De accountant stelt vast of de instelling de subsidie van OCW rechtmatig heeft verkregen
en besteed. Het referentiekader voor het accountantsoordeel over de financiële rechtmatigheid
wordt gevormd door de relevante categorieën van wet- en regelgeving (paragraaf 1.3).
Indien een financiële transactie, naar het oordeel van de accountant, met het bovenstaande
in strijd is, merkt hij het totale bedrag van de financiële transactie als een fout
in de verantwoording aan.
Rechtmatigheidsaspecten
-
1. De accountant stelt vast dat in de financiële verantwoording alleen posten zijn opgenomen
die zijn verbonden aan de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie is toegekend
en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen (onder andere opgenomen
in de subsidiebeschikking).
-
2. De accountant gaat na of de instelling zich houdt aan de regels voor het doteren en
onttrekken aan het bestemmingsfonds OCW (Artikel 2.16 van de Regeling op het specifiek
cultuurbeleid). Daarbij is de accountant in het bijzonder alert op situaties waarin
de instelling niet overgaat tot doteren of onttrekken. De accountant vraagt in dat
geval de instelling om een motivering. Indien de accountant de motivering van de instelling
niet overtuigend acht, meldt hij dit in zijn rapport van bevindingen.
-
3. In bepaalde gevallen is een instelling in de zin van de Europese regelgeving een aanbestedende
dienst. De accountant controleert of bij in het controlejaar aangegane verplichtingen
de Europese aanbestedingsregels zijn nageleefd. Van de accountant wordt niet verwacht,
dat hij de stappen van de instelling in het proces van Europees aanbesteden inhoudelijk
beoordeelt. De accountant weegt zijn bevindingen mee in zijn oordeel. Indien de accountantscontrole
fouten aan het licht brengt die de instelling niet herstelt, vermeldt de accountant
deze in zijn rapport van bevindingen. Hiervoor geldt een rapportagetolerantie van
0%.
-
4. De accountant stelt vast dat de instelling een kostendekkende vergoeding in rekening
brengt in de situaties als bedoeld in artikel 2.19 van de Regeling op het specifiek
cultuurbeleid. Het is de verantwoordelijkheid van het bestuur van de instelling om
kostendekkende afspraken te maken. Indien de accountant naar aanleiding van het bovenstaande
tekortkomingen constateert die de instelling niet herstelt, neemt hij dit op in zijn
rapport van bevindingen.
-
5. De accountant stelt vast dat de instelling geen hoger bedrag betaalt aan een organisatie
in de situaties als bedoeld in artikel 2.18 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid.
Indien de accountant naar aanleiding van het bovenstaande tekortkomingen constateert
die de instelling niet herstelt, neemt hij dit op in zijn rapport van bevindingen.
-
6. De accountant stelt integraal vast dat de instelling de vastgestelde maxima en toegestane
bezoldigingen voor topfunctionarissen (Wet normering en bezoldiging topfunctionarissen
publieke en semipublieke sector (WNT) niet overschrijdt. Indien dit wel het geval
is dan neemt de accountant dit op in zijn rapport van bevindingen. In het bijzonder
gelden de volgende artikelen van de WNT: artikel 1.6, 2.1, 2.2, 2.3, 2.10, 2.11, 7.3
en 7.9. Hiervoor geldt een controle- en een rapportagetolerantie van 0%.
3 Het onderzoek naar de verantwoording van de prestatiegegevens
Doelstelling
De prestatiegegevens dienen te voldoen aan de onderstaande eisen.
Zij zijn:
-
a) op een ordelijke, controleerbare en deugdelijke wijze tot stand gekomen:
-
• de verantwoordelijkheden en bevoegdheden in het proces zijn duidelijk vastgelegd;
-
• het totstandkomingsproces is achteraf reconstrueerbaar;
-
• de prestatiegegevens die als uitkomst van het proces worden opgeleverd stemmen overeen
met die in de verantwoording zijn opgenomen.
-
b) niet strijdig met de financiële informatie in de verantwoording.
Ordelijk wil zeggen opgezet in overeenstemming met de in de administratieve organisatie
en interne controle vastgelegde procedures en functionerend in overeenstemming daarmee.
Controleerbaar wil zeggen dat de beschikbare informatie de controlerende instanties
van een organisatie in staat stelt om de besluitvorming en de administratieve verwerking
hiervan te beoordelen en op werking te toetsen. Deugdelijk betreft de mate waarin
de totstandkoming voldoet aan de daaraan te stellen technische en systeemgerichte
eisen.
Uit te voeren specifieke werkzaamheden
Het onderzoek omvat de volgende specifieke werkzaamheden:
-
1. Vaststellen dat het proces van verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van
de prestatiegegevens is beschreven.
-
2. Vaststellen dat in de beschrijving van het proces beheersingsmaatregelen, waaronder
functiescheiding, zijn opgenomen om de juistheid en volledigheid van de prestatiegegevens
te waarborgen.
-
3. Vaststellen door middel van deelwaarneming, waarvan de omvang afhankelijk is van het
aantal malen per jaar dat het proces wordt uitgevoerd, dat het proces en de daarin
opgenomen beheersingsmaatregelen bestaan conform de beschrijving.
-
4. Vaststellen dat de verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot het proces
zijn vastgelegd.
-
5. Vaststellen dat de in de verantwoording opgenomen prestatiegegevens overeenstemmen
met de vastlegging daarvan in de desbetreffende onderdelen van de administratie.
-
6. Vaststellen in gevallen dat prestatiegegevens zijn geschat, dit in de verantwoording
daarbij is vermeld inclusief de wijze van totstandkoming van de schatting (methodologie).
-
7. Vaststellen in gevallen dat prestatiegegevens zijn geschat, dat de schattingen zijn
bepaald overeenkomstig de methodologie zoals uiteengezet in de verantwoording.
-
8. Vaststellen dat prestatiegegevens niet strijdig zijn met de financiële gegevens zoals
opgenomen in de jaarrekening.
Het behoort niet tot de taak van de accountant om de prestatiegegevens opnieuw te
meten en te onderzoeken, om daarmee ook een uitspraak te doen over de uitkomsten van
het proces. Het beoordelen van deze uitkomsten vormt geen onderdeel van de taak van
de accountant.
Rapportage
De accountant meldt zijn onderzoeksbevindingen in een rapport van feitelijke bevindingen,
als bedoeld in COS 4400.
4 Model controleverklaring bij de jaarrekening over een (vier)jaarlijkse instellingssubsidie
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Afgegeven ten behoeve van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Aan: <<Naam opdrachtgever>>
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit [verslag][rapport] op pagina <<nummer>> tot en met pagina <<nummer>>
opgenomen jaarrekening <<jaartal>> van <<naam entiteit>> te <<statutaire vestigingsplaats>>
gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december <<jaartal>>
en de exploitatierekening over <<jaartal>> met de toelichting, waarin zijn opgenomen
een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere
toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de <<entiteit>> is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening
die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen
van het bestuursverslag (alleen van toepassing bij een vierjaarlijkse instellingssubsidie), beide in overeenstemming met het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Fondsen.
Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in
de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze
bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet – en regelgeving
opgenomen bepalingen. Het bestuur is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige
interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en
de naleving van de relevante wet – en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen
van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis
van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands
recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het Controleprotocol Cultuursubsidies
Fondsen. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften
en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid
wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie
over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden
zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip
van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel
belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen
neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken
van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van
de relevante wet – en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden
die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet
tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne
beheersing van de <<entiteit>>. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid
van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële
rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de <<entiteit>>
gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt
is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel **)
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling
van het vermogen van <<naam entiteit>> per 31 december <<jaartal>> en van het resultaat
over <<jaartal>> in overeenstemming met het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies
Fondsen.
Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten
en balansmutaties over <<jaartal>> voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid.
Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet
– en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals die in de subsidiebeschikking en het
Controleprotocol Cultuursubsidies Fondsen zijn vermeld.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen
zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover
wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW en het Handboek Verantwoording
Cultuursubsidies Fondsen is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot
en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd.* Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag,
voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist
in artikel 2:391 lid 4 BW. (alleen van toepassing bij vierjaarlijkse instellingssubsidie)
<<Plaats>>, <<datum>>
<<Naam accountant>>
* De onder lid 1 genoemde punten b tot en met f zijn van toepassing op op winst gerichte
rechtspersonen.
** Indien niet wordt voldaan aan de WNT vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel.
5 Model controleverklaring bij het financieel verslag over een projectsubsidie
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Afgegeven ten behoeve van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Aan: <<Naam opdrachtgever>>
Wij hebben de bijgaande financiële verantwoording betreffende het project (naam project)
van (naam entiteit) te ... (statutaire vestigingsplaats) over ...(periode/jaar) gecontroleerd.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opstellen van de financiële
verantwoording in overeenstemming met de voorwaarden en regelgeving van het Handboek
Verantwoording Cultuursubsidies Fondsen. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor
de financiële rechtmatigheid van de bestedingen die zijn opgenomen in de financiele
verantwoording. Dit houdt in dat deze bestedingen in overeenstemming dienen te zijn
met de in de relevante regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur is ten slotte
verantwoordelijk voor een zodanig interne beheersing als het noodzakelijk acht om
het opstellen van de financiële verantwoording en de naleving van de relevante wet-
en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg
van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de financiële verantwoording
op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met
Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het Controleprotocol
Cultuursubsidies Fondsen. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische
voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke
mate van zekerheid wordt verkregen dat de financiële verantwoording geen afwijkingen
van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie
over de bedragen en de toelichtingen in de financiële verantwoording. De geselecteerde
werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste professionele
oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de financiële
verantwoording een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing
in aanmerking die relevant is voor het opstellen van de financiële verantwoording
door de entiteit, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn
in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel
tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de
entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte
grondslagen voor het opstellen van de financiële verantwoording.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt
is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel is de financiële verantwoording betreffende het project (naam project)
van (naam entiteit) over (verantwoordingsperiode), in alle van materieel belang zijnde
aspecten, juist en rechtmatig en in overeenstemming met de voorwaarden en regelgeving
zoals genoemd in de beschikking van (datum, kenmerk) van het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap.
Beperking in gebruik en verspreidingskring
De financiële verantwoording is opgesteld voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap met als doel ... (naam entiteit(en) in staat te stellen te voldoen aan
de voorwaarden en regelgeving van het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Fondsen.
Hierdoor is de financiële verantwoording mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden.
De financiële verantwoording met onze controleverklaring is derhalve uitsluitend bestemd
voor ... (naam entiteit(en) en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.
<<Plaats>>, <<datum>>
<<Naam accountant>>
Copro 13049
CONTROLEPROTOCOL CULTUURSUBSIDIES FONDSEN 2013–2016
Bijlage IIb,
als bedoeld in artikel 2.27, derde lid, van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid
mei 2013
Inhoudsopgave
1
|
ALGEMENE UITGANGSPUNTEN
|
|
1.1
|
BEGRIPSBEPALINGEN
|
|
1.2
|
LSTELLING VAN HET CONTROLEPROTOCOL
|
|
1.3
|
WETTELIJK KADER
|
|
1.4
|
ACCOUNTANTSPRODUCTEN
|
|
1.5
|
CONTROLECRITERIA
|
|
1.6
|
PROCEDURE CONTROLEPROTOCOL
|
|
1.7
|
DOSSIERVORMING
|
2
|
DE CONTROLEVERKLARING BIJ DE FINANCIËLE VERANTWOORDING
|
|
2.1
|
ALGEMEEN
|
|
2.2
|
GETROUWHEID
|
|
2.3
|
FINANCIËLE RECHTMATIGHEID
|
3
|
HET ONDERZOEK NAAR DE VERANTWOORDING VAN DE PRESTATIEGEGEVENS
|
4
|
MODEL CONTROLEVERKLARING BIJ DE JAARREKENING OVER EEN (VIER)JAARLIJKSE INSTELLINGSSUBSIDIE
|
5
|
MODEL CONTROLEVERKLARING BIJ HET FINANCIEEL VERSLAG OVER EEN PROJECTSUBSIDIE
|
1 Algemene uitgangspunten
1.1 Begripsbepalingen
In dit controleprotocol wordt verstaan onder:
- Fonds:
-
Een van cultuurfondsen die krachtens de Wet op het specifiek cultuurbeleid een vierjaarlijkse
instellingssubsidie of een projectsubsidie ontvangen
- Subsidieontvanger:
-
Een rechtspersoon of natuurlijke persoon die in aanmerking kan komen voor een subsidiebijdrage
van een cultuurfonds
- Jaarrekening:
-
Financieel verantwoordingsdocument als bedoeld in artikel 2.26 van de Regeling op
het specifiek cultuurbeleid
- Minister:
-
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Ministerie van OCW:
-
het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- ADR:
-
Auditdienst Rijk
- NBA:
-
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants
- Accountantsproducten:
-
De documenten als bedoeld in artikel 2.27 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid
1.2 Doelstelling van het controleprotocol
Dit controleprotocol heeft betrekking op de accountantscontrole van de financiële
verantwoording (jaarrekening of financieel verslag) van de cultuurfondsen (hierna
te noemen ‘fonds’) die krachtens de Wet op het specifiek cultuurbeleid een vierjaarlijkse
instellingssubsidie of een projectsubsidie vanaf € 125.000 ontvangen. De Minister
van OCW verlangt van de accountant van het fonds een controleverklaring omtrent de
getrouwheid en rechtmatigheid bij de financiële verantwoording. Daarnaast verlangt
de Minister dat de werkzaamheden van de accountant zich uitstrekken tot de prestatieverantwoording
van het fonds, die onderdeel is van de jaarrekening. Het controleprotocol is bedoeld
om, aanvullend op de geldende beroepsvoorschriften van de NBA, limitatief vast te
leggen welke onderwerpen door de accountant moeten worden gecontroleerd. Het controleprotocol
is als bijlage opgenomen bij de Regeling op het specifiek cultuurbeleid. In deze vernieuwde
versie is getracht het begrip financiële rechtmatigheid en de daarmee samenhangende
accountantswerkzaamheden te verduidelijken. Verder zijn in deze versie een aantal
technische wijzigingen meegenomen en geactualiseerde modellen.
1.3 Wettelijk kader
Voor de accountantscontrole is de specifieke wet- en regelgeving (incl. eventuele
wijzigingen) relevant die in hoofdstuk 3 van het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies
Fondsen 2013–2016 op de verantwoording van de cultuurinstellingen is vermeld.
In deze subsidierelatie is verder de volgende algemene regelgeving van toepassing:
Volledige teksten van de geldende wet- en regelgeving zijn onder andere te vinden
via www.wetten.nl
.
Het referentiekader voor de controle ligt vast in de wet- en regelgeving. Het controleprotocol
treedt niet in de plaats van de oorspronkelijke wet- en regelgeving, maar verduidelijkt
voor zover nodig de in de oorspronkelijke wet- en regelgeving opgenomen criteria.
Het controleprotocol geeft een limitatieve opsomming van de relevante bepalingen die
in de controle moeten worden betrokken, met aanwijzingen over de reikwijdte en de
diepgang van de accountantscontrole.
Dit controleprotocol is opgesteld naar analogie van de door het NIvRA (nu: NBA) uitgegeven
‘Handreiking Controleprotocollen’ (februari 2007). De daarin opgenomen uitgangspunten
zijn specifiek gemaakt voor het cultuurbeleidsterrein. Voor de controle van de jaarrekening
is in dit controleprotocol een verplichte tekst voor de controleverklaring opgenomen.
De beschreven (minimale) controlewerkzaamheden zijn bedoeld als aanvulling op de ’Nadere
voorschriften Controle- en overige standaarden’ (NV COS).
1.4 Accountantsproducten
Van de accountant van het fonds worden de volgende producten verwacht:
-
1. Verklaring van getrouwheid en rechtmatigheid bij de financiele verantwoording van
het fonds
-
2. Een vormvrij rapport van bevindingen, waarin de accountant rapporteert – indien aan
de orde – over enkele in dit controleprotocol genoemde onderwerpen
-
3. Een rapport van feitelijke bevindingen, als bedoeld in NV COS 4400, over het onderzoek
naar de verantwoording van de prestatiegegevens.
Ad 1. De accountantscontrole op de financiële verantwoording mondt uit in een controleverklaring.
De accountant maakt gebruik van de bij dit controleprotocol gevoegde modelteksten
en betrekt de financiële rechtmatigheid in zijn oordeel. Van de accountant wordt verwacht
dat hij zijn controle in het kader van de financiële rechtmatigheid zo inricht, dat
hij met inachtneming van de gegeven controletolerantie tot een oordeel over de financiële
rechtmatigheid kan komen. Bij een controle van een jaarrekening maakt de accountant
gebruik van de als onderdeel 4 toegevoegde modeltekst. De verklaring heeft geen betrekking
op de in een jaarrekening opgenomen prestatieverantwoording (Regeling op het specifiek
cultuurbeleid, artikel 2.27, vierde lid). Bij de controle van een financieel verslag
van een projectsubsidie maakt de accountant gebruik van de als onderdeel 5 toegevoegde
modeltekst. De accountant mag ervoor kiezen om ten behoeve van OCW een zogenaamde
"WG-verklaring" af te geven, waarbij uitsluitend de naam van de accountant met aanduiding
w.g. (was getekend) wordt vermeld. De origineel ondertekende verklaring/rapport met
de persoonlijke handtekening van de accountant moet in het archief van het fonds worden
opgenomen (zie ook Praktijkhandreiking 1103 van het NIVRA).
Ad 2. Dit vormvrije rapport van bevindingen is bedoeld voor het melden van bevindingen
bij het uitvoeren van de aanwijzingen in dit controleprotocol.
Ad 3. De jaarrekening is tevens voorzien van een rapport van feitelijke bevindingen
over de prestatieverantwoording (Regeling op het specifiek cultuurbeleid, artikel
2.27, tweede lid). De prestatieverantwoording van het fonds geeft een inzichtelijk
kwantitatief overzicht van de activiteiten die zijn verricht in het jaar waarop de
jaarrekening betrekking heeft en wordt opgesteld volgens model III van het Handboek
Verantwoording Cultuursubsidies Fondsen 2013–2016. De accountant toetst de beheersingsmaatregelen
van het proces van totstandkoming van de prestatiegegevens, zoals uitgewerkt in onderdeel
3 van dit controleprotocol. De accountant meldt zijn onderzoeksbevindingen in een
rapport van feitelijke bevindingen, als bedoeld in NV COS 4400.
Het fonds stuurt het rapport van feitelijke bevindingen en het rapport van bevindingen
samen met de financiële verantwoording, inclusief de daarbij afgegeven controleverklaring,
naar OCW. Daarbij kan het bestuur aangeven hoe het heeft gereageerd op de bevindingen
van de accountant.
1.5 Controlecriteria
De accountant laat zich bij zijn werkzaamheden leiden door de geldende beroepsvoorschriften,
in het bijzonder de VGC (Verordening GedragsCode) en de Nadere voorschriften Controle-
en Overige Standaarden (NV COS).
1.6 Procedure controleprotocol
Dit controleprotocol geldt voor de cultuursubsidies vanaf 2013 en zal tot en met het
verantwoordingsjaar 2016 of tot nader order van toepassing zijn. Het controleprotocol
is afgestemd met vertegenwoordigers uit het gesubsidieerde cultuurveld.
1.7 Dossiervorming
Voor de documentatie van verrichte controlewerkzaamheden, de bevindingen en de conclusie
daarbij gelden de eisen zoals genoemd in Standaard 230. In het controledossier van
de instellingsaccountant dient per aandachtspunt van het controleprotocol minimaal aanwezig te zijn: de uitgevoerde werkzaamheden, de identificatie van het gecontroleerde
stuk (opschrift, totaalsaldo) of een kopie van de laatste pagina, de bevindingen en
de conclusie. Indien bijvoorbeeld proceduretests zijn uitgevoerd, dan zijn niet kopieën
van de inkoopfacturen in het dossier aanwezig, maar wel een lijst met factuurnummers
en van items waarop de facturen zijn gecontroleerd.
2 De controleverklaring bij de financiële verantwoording
2.1 Algemeen
Dit onderdeel bevat nadere aanwijzingen voor de inrichting van de accountantscontrole
en bestaat uit de volgende onderdelen
-
• De jaarlijkse verantwoording
-
• Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
-
• Omgaan met afwijkingen (fouten en onzekerheden, foutdefinities)
-
• Controleverklaring bij het financieel verslag over een projectsubsidie
2.1.1 De jaarlijkse verantwoording
De jaarlijkse verantwoording van het fonds voor het ministerie van OCW vindt zijn
grondslag in de Regeling op het specifiek cultuurbeleid. De verantwoording bestaat
uit een jaarrekening en een bestuursverslag. De accountant moet controleren of de
subsidie rechtmatig is besteed. Hiertoe stelt hij vast dat de in de financiële verantwoording
van het fonds verantwoorde baten, lasten en balansmutaties voldoen aan de eisen van
financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn
met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen en met de eventueel
in de subsidiebeschikking opgenomen aanvullende verplichtingen.
2.1.2 Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
De accountant richt zijn controle zodanig in, dat hij met een redelijke mate van zekerheid
kan verklaren dat in de jaarrekening geen afwijkingen (fouten en onzekerheden) voorkomen
met een belang groter dan de voorgeschreven toleranties. Indien dit begrip voor het
gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, moet uitgegaan worden
van een betrouwbaarheid van 95 procent. Voor de strekking van het accountantsoordeel
geldt de volgende tolerantietabel:
Tabel 1
|
Fouten
(in de financiële verantwoording)
|
Onzekerheden
(in de controle)
|
Beperking
|
Afkeuring
|
Beperking
|
Oordeelonthouding
|
Rechtmatigheid
|
|
|
|
|
A) Rechtmatigheid besteding
(% van de totale baten)
|
>1 en <3
|
≥3
|
>3 en <10
|
≥10
|
Getrouwheid
|
|
|
|
|
B) Balans
(% van de balanstelling)
|
>5 en <10
|
≥10
|
>5 en <10
|
≥10
|
C) Exploitatierekening
(% van de totale lasten)
|
>2 en <5
|
≥5
|
>5 en <10
|
≥10
|
Projectsubsidies kunnen in de jaarrekening worden verantwoord. Indien in de subsidiebeschikking
expliciete voorwaarden zijn gesteld aan de besteding van de subsidie is sprake van
een geoormerkte subsidie. De accountant controleert, in geval de projectsubsidies
€ 125.000 te boven gaan, de rechtmatigheid van de besteding van de geoormerkte subsidie.
Het totaalbedrag van de bestedingen van de projectsubsidies vormt een afzonderlijke
massa waarop de toleranties van de bovenstaande tabel moeten worden toegepast. Als
deze toleranties worden overschreden, maar de grens voor de jaarrekeningcontrole niet,
heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. In dat geval
is sprake van uitzonderingsrapportage in het rapport van bevindingen.
2.1.3 Omgaan met afwijkingen (fouten en onzekerheden, foutdefinities)
Van een fout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van de uitgevoerde
controle is gebleken dat een (gedeelte van een) post niet in overeenstemming is met
één of meer aspecten van de wet- en regelgeving. Fouten worden in absolute zin opgevat
voor zover het de naleving van de wet- en regelgeving betreft. Saldering van fouten
is daarom niet toegestaan.
Van een onzekerheid in de controle is sprake als er onvoldoende (controle-)informatie
beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken. Bijvoorbeeld
als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de wet- en regelgeving. Voor
een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de accountant fouten
en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.
Het uitgangspunt is dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk door het fonds moeten
worden gecorrigeerd. Ten aanzien van fouten, die betrekking hebben op rechtmatigheid
geldt dat correctie veelal niet mogelijk is omdat de besteding reeds plaats heeft
gevonden.
Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten geldt voor de accountantscontrole
van de jaarrekening:
-
• Ten aanzien van het getrouwe beeld van de jaarrekening behoeft het fonds fouten met
een gezamenlijk financieel belang beneden de goedkeuringstolerantie niet te corrigeren
en de accountant behoeft ze niet te rapporteren. Het effect op de vermogenspositie
(de belangrijkste informatievraag voor OCW) is namelijk gering.
-
• Met betrekking tot de financiële rechtmatigheid wordt onderscheid gemaakt tussen materiële
en niet-materiële fouten. Het fonds corrigeert voor zover mogelijk geconstateerde
fouten. Het fonds kan echter fouten niet altijd corrigeren. De accountant informeert
het bestuur en het interne toezichthoudende orgaan hierover conform de geldende beroepsvoorschriften.
Materiële fouten (d.w.z. fouten groter dan de goedkeuringstolerantie) hebben invloed
op de strekking van de controleverklaring en worden uit dien hoofde in de controleverklaring
toegelicht. Ten aanzien van niet-materiële fouten (d.w.z. fouten kleiner dan de goedkeuringstolerantie)
meldt de accountant deze in het rapport van bevindingen, rekening houdend met de rapportagetolerantie.
De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden.
Het controleprotocol geeft per onderdeel aan welke rapportagetolerantie van toepassing
is zodra dit afwijkt van het standaardpercentage van 0,1% van de totale subsidie van
OCW.
2.1.4 Controleverklaring bij het financieel verslag over een projectsubsidie
Een (meerjarig) projectsubsidie kan, na afloop van de projectperiode, in een financieel
verslag over de projectperiode worden verantwoord. De aanwijzingen voor de accountant
in dit controleprotocol gelden ook in die situatie, tenzij de aanwijzingen alleen
betrekking hebben op de controle van de jaarrekening. De accountant maakt gebruik
van het model controleverklaring projectsubsidie (onderdeel 5) en hanteert daarbij
de volgende tolerantietabel:
Tabel 2
Toleranties voor het oordeel bij het financieel verslag over een projectsubsidie
|
Rechtmatigheid
|
1% van het totaalbedrag van de bestedingen van de projectsubsidie van OCW
|
Juistheid
|
2% van het totaalbedrag van de bestedingen van de projectsubsidie van OCW
|
2.2
Getrouwheid
2.2.1 Verslaggevingscriteria
Uitgangspunt zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (Boek 2 Titel 9), de Richtlijnen
voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder RJ 640, nader van toepassing verklaard
in hoofdstuk 5 van het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Fondsen 2013–2016.
De accountant stelt vast dat de jaarrekening aan deze eisen voldoet. RJ 660 geldt
voor de onderwijssector van OCW en is hier niet van toepassing.
2.2.2 WNT getrouwheid
De accountant stelt, aan de hand van de administratie van de instelling integraal
vast of de opgave in de toelichting van de jaarrekening van de instelling op grond
van de Wet normering en bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector
(WNT) juist en volledig is. Indien dit niet het geval is, geeft de accountant een
ander dan goedkeurend getrouwheidsoordeel af en vermeldt hij de ontbrekende informatie
in zijn verklaring. Hiervoor geldt een rapportagetolerantie van 0%. Daarbij zijn de
volgende artikelen van de WNT van bijzonder belang: artikel 1.7, lid 2, artikel 4.1,
lid 1 en 2, artikel 4.2, lid 1 tot en met 6 en artikel 7.5.
2.2.3 Het bestuursverslag
De accountant stelt vast dat het bestuursverslag alle elementen bevat die zijn voorgeschreven
in artikel 2.15 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid en in hoofdstuk 2,
onder ‘bestuursverslag’ van het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Fondsen 2013–2016.
Als de accountant tekortkomingen constateert die het fonds niet herstelt, neemt hij
dit bij wijze van uitzonderingsrapportage op in zijn rapport van bevindingen.
2.3 Financiële rechtmatigheid
Algemeen
De financiële rechtmatigheid heeft betrekking op publieke middelen. Financiële rechtmatigheid
houdt in dat een financiële transactie betrekking hebbende op publieke middelen waarvan
de uitkomst in de jaarrekening dient te worden verantwoord, in overeenstemming is
met de in internationale regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van
bestuur en ministeriele regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van de financiële
transactie beïnvloeden.
De accountant stelt vast of het fonds de subsidie van OCW rechtmatig heeft verkregen
en besteed. Het referentiekader voor het accountantsoordeel over de financiële rechtmatigheid
wordt gevormd door de relevante categorieën van wet- en regelgeving (paragraaf 1.3).
Indien een financiële transactie, naar het oordeel van de accountant, met het bovenstaande
in strijd is, merkt hij het totale bedrag van de financiële transactie als een fout
in de verantwoording aan.
Rechtmatigheidsaspecten
-
1. De accountant stelt vast dat de door het fonds verantwoorde subsidies rechtmatig zijn,
dat wil zeggen in overeenstemming met de door de minister goedgekeurde reglementen
en regelingen. De essentie is dat de subsidieontvangers van een fonds zich houden
aan deze reglementen en regelingen en dat het fonds die regels consequent toepast
bij het subsidiëren van de activiteiten van de subsidieontvanger. Ook stelt de accountant
vast dat het fonds in voorkomende gevallen het eigen sanctiebeleid ten uitvoer brengt,
indien de subsidieontvanger zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden.
De controle van de accountant van een fonds omvat de volgende toetspunten:
-
• De rechtmatigheid van de subsidieaanvraag
-
• De rechtmatigheid van de aangegane subsidieverplichting
-
• De rechtmatigheid van de betaalde en verrekende subsidievoorschotten
-
• De rechtmatigheid van de subsidievaststelling
-
• De rechtmatigheid van de teruggevorderde subsidievoorschotten (lager vastgestelde
en ingetrokken subsidies)
Onrechtmatigheden hebben direct betrekking op de oordeelsvorming van de accountant.
-
2. De accountant stelt vast dat, indien het fonds subsidieverplichtingen voor de volgende
vierjaarlijkse subsidieperiode heeft aangegaan, in de desbetreffende beschikkingen
een voorbehoud is gemaakt voor het verkrijgen van subsidie van het ministerie van
OCW. Daarnaast stelt hij vast dat deze subsidieverplichtingen niet ten laste van de
exploitatierekening zijn gebracht maar in de toelichting zijn opgenomen als ‘Niet
in de balans opgenomen rechten en verplichtingen’.
-
3. De accountant gaat na of de instelling zich houdt aan de regels voor het doteren en
onttrekken aan het bestemmingsfonds OCW (Artikel 2.16 van de Regeling op het specifiek
cultuurbeleid). Daarbij is de accountant in het bijzonder alert op situaties waarin
de instelling niet overgaat tot doteren of onttrekken. De accountant vraagt in dat
geval de instelling om een motivering. Indien de accountant de motivering van de instelling
niet overtuigend acht, meldt hij dit in zijn rapport van bevindingen.
-
4. In bepaalde gevallen is een fonds in de zin van de Europese regelgeving een aanbestedende
dienst. De accountant controleert of bij in het controlejaar aangegane verplichtingen
de Europese aanbestedingsregels zijn nageleefd. Van de accountant wordt niet verwacht,
dat hij de stappen van het fonds in het proces van Europees aanbesteden inhoudelijk
beoordeelt. De accountant weegt zijn bevindingen mee in zijn oordeel. Indien de accountantscontrole
fouten aan het licht brengt die het fonds niet herstelt, vermeldt de accountant deze
in het rapport van bevindingen. Hiervoor geldt een rapportagetolerantie van 0%.
-
5. De accountant stelt vast dat het fonds een kostendekkende vergoeding in rekening brengt
in de situaties als bedoeld in artikel 2.19 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid.
Het is de verantwoordelijkheid van het bestuur van het fonds om kostendekkende afspraken
te maken. Indien de accountant naar aanleiding van het bovenstaande tekortkomingen
constateert die het fonds niet herstelt, neemt hij dit op in het rapport van bevindingen.
-
6. De accountant stelt vast dat het fonds geen hoger bedrag betaalt aan een organisatie
in de situaties als bedoeld in artikel 2.18 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid.
Indien de accountant naar aanleiding van het bovenstaande tekortkomingen constateert
die het fonds niet herstelt, neemt hij dit op in het rapport van bevindingen.
-
7. De accountant stelt integraal vast dat het fonds de vastgestelde maxima en toegestane
bezoldigingen voor topfunctionarissen (Wet normering en bezoldiging topfunctionarissen
publieke en semipublieke sector (WNT) niet overschrijdt. Indien dit wel het geval
is dan neemt de accountant dit op in het rapport van bevindingen. In het bijzonder
gelden de volgende artikelen van de WNT: artikel 1.6, 2.1, 2.2, 2.3, 2.10, 2.11, 7.3
en 7.9. Hiervoor geldt een controle- en een rapportagetolerantie van 0%.
3 Het onderzoek naar de verantwoording van de prestatiegegevens
Doelstelling
De prestatiegegevens dienen te voldoen aan de onderstaande eisen.
Zij zijn:
-
a) op een ordelijke, controleerbare en deugdelijke wijze tot stand gekomen:
-
• de verantwoordelijkheden en bevoegdheden in het proces zijn duidelijk vastgelegd;
-
• het totstandkomingsproces is achteraf reconstrueerbaar;
-
• de prestatiegegevens die als uitkomst van het proces worden opgeleverd stemmen overeen
met die in de verantwoording zijn opgenomen.
-
b) niet strijdig met de financiële informatie in de verantwoording.
Ordelijk wil zeggen opgezet in overeenstemming met de in de administratieve organisatie
en interne controle vastgelegde procedures en functionerend in overeenstemming daarmee.
Controleerbaar wil zeggen dat de beschikbare informatie de controlerende instanties
van een organisatie in staat stelt om de besluitvorming en de administratieve verwerking
hiervan te beoordelen en op werking te toetsen. Deugdelijk betreft de mate waarin
de totstandkoming voldoet aan de daaraan te stellen technische en systeemgerichte
eisen.
Uit te voeren specifieke werkzaamheden
Het onderzoek omvat de volgende specifieke werkzaamheden:
-
1. Vaststellen dat het proces van verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van
de prestatiegegevens is beschreven.
-
2. Vaststellen dat in de beschrijving van het proces beheersingsmaatregelen, waaronder
functiescheiding, zijn opgenomen om de juistheid en volledigheid van de prestatiegegevens
te waarborgen.
-
3. Vaststellen door middel van deelwaarneming, waarvan de omvang afhankelijk is van het
aantal malen per jaar dat het proces wordt uitgevoerd, dat het proces en de daarin
opgenomen beheersingsmaatregelen bestaan conform de beschrijving.
-
4. Vaststellen dat de verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot het proces
zijn vastgelegd.
-
5. Vaststellen dat de in de verantwoording opgenomen prestatiegegevens overeenstemmen
met de vastlegging daarvan in de desbetreffende onderdelen van de administratie.
-
6. Vaststellen in gevallen dat prestatiegegevens zijn geschat, dit in de verantwoording
daarbij is vermeld inclusief de wijze van totstandkoming van de schatting (methodologie).
-
7. Vaststellen in gevallen dat prestatiegegevens zijn geschat, dat de schattingen zijn
bepaald overeenkomstig de methodologie zoals uiteengezet in de verantwoording.
-
8. Vaststellen dat prestatiegegevens niet strijdig zijn met de financiële gegevens zoals
opgenomen in de jaarrekening.
Het behoort niet tot de taak van de accountant om de prestatiegegevens opnieuw te
meten en te onderzoeken, om daarmee ook een uitspraak te doen over de uitkomsten van
het proces. Het beoordelen van deze uitkomsten vormt geen onderdeel van de taak van
de accountant.
Rapportage
De accountant meldt zijn onderzoeksbevindingen in een rapport van feitelijke bevindingen,
als bedoeld in COS 4400.
4 Model controleverklaring bij de jaarrekening over een (vier)jaarlijkse instellingssubsidie
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Afgegeven ten behoeve van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Aan: <<Naam opdrachtgever>>
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit [verslag][rapport] op pagina <<nummer>> tot en met pagina <<nummer>>
opgenomen jaarrekening <<jaartal>> van <<naam entiteit>> te <<statutaire vestigingsplaats>>
gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december <<jaartal>>
en de exploitatierekening over <<jaartal>> met de toelichting, waarin zijn opgenomen
een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere
toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de <<entiteit>> is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening
die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen
van het bestuursverslag (alleen van toepassing bij een vierjaarlijkse instellingssubsidie), beide in overeenstemming met het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Fondsen.
Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in
de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze
bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet – en regelgeving
opgenomen bepalingen. Het bestuur is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige
interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en
de naleving van de relevante wet – en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen
van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis
van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands
recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het Controleprotocol Cultuursubsidies
Fondsen. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften
en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid
wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie
over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden
zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip
van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel
belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen
neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken
van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van
de relevante wet – en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden
die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet
tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne
beheersing van de <<entiteit>>. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid
van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële
rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de <<entiteit>>
gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt
is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel **)
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling
van het vermogen van <<naam entiteit>> per 31 december <<jaartal>> en van het resultaat
over <<jaartal>> in overeenstemming met het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies
Fondsen.
Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten
en balansmutaties over <<jaartal>> voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid.
Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet
– en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals die in de subsidiebeschikking en het
Controleprotocol Cultuursubsidies Fondsen zijn vermeld.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen
zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover
wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW en het Handboek Verantwoording
Cultuursubsidies Fondsen is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot
en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd.* Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag,
voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist
in artikel 2:391 lid 4 BW. (alleen van toepassing bij vierjaarlijkse instellingssubsidie)
<<Plaats>>, <<datum>>
<<Naam accountant>>
* De onder lid 1 genoemde punten b tot en met f zijn van toepassing op op winst gerichte
rechtspersonen.
** Indien niet wordt voldaan aan de WNT vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel.
5 Model controleverklaring bij het financieel verslag over een projectsubsidie
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Afgegeven ten behoeve van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Aan: <<Naam opdrachtgever>>
Wij hebben de bijgaande financiële verantwoording betreffende het project (naam project)
van (naam entiteit) te ... (statutaire vestigingsplaats) over ...(periode/jaar) gecontroleerd.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opstellen van de financiële
verantwoording in overeenstemming met de voorwaarden en regelgeving van het Handboek
Verantwoording Cultuursubsidies Fondsen. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor
de financiële rechtmatigheid van de bestedingen die zijn opgenomen in de financiele
verantwoording. Dit houdt in dat deze bestedingen in overeenstemming dienen te zijn
met de in de relevante regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur is ten slotte
verantwoordelijk voor een zodanig interne beheersing als het noodzakelijk acht om
het opstellen van de financiële verantwoording en de naleving van de relevante wet-
en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg
van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de financiële verantwoording
op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met
Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het Controleprotocol
Cultuursubsidies Fondsen. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische
voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke
mate van zekerheid wordt verkregen dat de financiële verantwoording geen afwijkingen
van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie
over de bedragen en de toelichtingen in de financiële verantwoording. De geselecteerde
werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste professionele
oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de financiële
verantwoording een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing
in aanmerking die relevant is voor het opstellen van de financiële verantwoording
door de entiteit, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn
in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel
tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de
entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte
grondslagen voor het opstellen van de financiële verantwoording.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt
is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel is de financiële verantwoording betreffende het project (naam project)
van (naam entiteit) over (verantwoordingsperiode), in alle van materieel belang zijnde
aspecten, juist en rechtmatig en in overeenstemming met de voorwaarden en regelgeving
zoals genoemd in de beschikking van (datum, kenmerk) van het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap.
Beperking in gebruik en verspreidingskring
De financiële verantwoording is opgesteld voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap met als doel ... (naam entiteit(en) in staat te stellen te voldoen aan
de voorwaarden en regelgeving van het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Fondsen.
Hierdoor is de financiële verantwoording mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden.
De financiële verantwoording met onze controleverklaring is derhalve uitsluitend bestemd
voor ... (naam entiteit(en) en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.
<<Plaats>>, <<datum>>
<<Naam accountant>>
TOELICHTING
Algemene toelichting
1. Algemeen
Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid
(Rsc). Die regeling bevat (o.a.) algemene regels met betrekking tot de subsidies die
krachtens de Wet op het specifiek cultuurbeleid (Wsc) worden verstrekt. Indien het
bedrag van die subsidies € 125.000 of meer is, dient de verantwoording van zo’n subsidie
voorzien te zijn van een controleverklaring van een accountant. In die verklaring
doet de accountant een uitspraak over de naleving van de subsidiebepalingen door de
subsidieontvanger. De accountant hanteert daarbij een door de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap vastgesteld controleprotocol. De Rsc kent twee controleprotocollen:
een voor instellingen die een vierjaarlijkse instellingssubsidie ontvangen en een
voor de op grond van de Wsc opgerichte cultuurfondsen. Met deze wijzigingsregeling
worden voor de periode 2013–2016 nieuwe controleprotocollen vastgesteld. Vanuit de
werkgroep Controleprotocollen (COPRO) van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants
(NBA) was voorgesteld de protocollen te actualiseren aan enkele bijgestelde, vaktechnische
eisen voor de accountancy. Voor de subsidieontvangers leiden de nieuwe controleprotocollen,
die vooraf zijn afgestemd met de werkgroep, dus niet tot inhoudelijke wijzigingen.
Daarnaast is van de mogelijkheid gebruik gemaakt om een aantal andere aanpassingen
aan te brengen in de Rsc. Deze zijn alle van technische aard en worden hierna in het
artikelsgewijs gedeelte toegelicht. Het gaat vooral om verduidelijkingen van de regeling,
actualiseringen en (overige) tekstuele verbeteringen.
2. Administratieve lasten, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
Op een aanpassing na worden met deze wijzigingsregeling geen nieuwe voorschriften
geïntroduceerd. Voor het overgrote gedeelte heeft deze wijzigingsregeling – die voor
een groot gedeelte ‘cosmetisch’ van aard is – dus geen consequenties voor de administratieve
lasten voor de instellingen die subsidie ontvangen krachtens de Wsc, noch voor de
uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid. De uitzondering betreft de nieuwe verplichting
voor instellingen die een vierjaarlijkse instellingssubsidie ontvangen, om in het
jaarlijks in te dienen bestuursverslag hun beleggingsbeleid toe te lichten, voor zover
sprake is van beleggingen (zie artikel I, onderdeel C). Dit nieuwe voorschrift past
binnen het verscherpte rijkstoezichtsbeleid met betrekking tot beleggingen door instellingen,
die voor een substantieel deel door de overheid worden gefinancierd. De administratieve
lasten die hiermee samenhangen zullen gering zijn. Sowieso zal slechts bij een klein
aantal instellingen sprake zijn van effecten of derivaten. Niet uit te sluiten is
bovendien dat instellingen die wel beleggen in financiële producten daarover reeds
intern rapporteren aan hun raad van toezicht. Het vastleggen van informatie omtrent
beleggingsbeleid in het bestuursverslag, dat toch al aan het ministerie moet worden
overgelegd, zal logischerwijs dus maar een zeer beperkte extra last met zich brengen.
Daar staat tegenover dat er voor alle instellingen die een vierjaarlijkse instellingssubsidie
ontvangen op ander vlak is gekomen tot een reductie van administratieve lasten. Deze
reductie wordt bereikt door aanmerkelijk minder prestatie-indicatoren voor te schrijven
in de modellen voor de jaarverantwoording, die zijn opgenomen in de handboeken die
op grond van artikel 2.28 van de Rsc zijn vastgesteld. Zie over de vermindering van
prestatie-indicatoren ook de brief aan de Tweede Kamer van 1 november 2013.1
De uitvoerbaarheid van deze regeling is – in het kader van het principe van functiescheiding
– beoordeeld door de afdeling Financiën en Control van de directies Kunsten en Cultureel
Erfgoed van het Ministerie van OCW. De handhaafbaarheid is getoetst door de Auditdienst
Rijk. De opmerkingen die daaruit zijn voortgekomen hebben geleid tot enkele redactionele
aanpassingen in de artikelen en tot verduidelijkingen in de toelichting. Een uitvoerings-
en handhaafbaarheidstoets op de controleprotocollen lag reeds besloten in de afstemming
met de COPRO-werkgroep.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdelen A en B
Er is niet langer behoefte, noch is het mede in het licht van het veranderde rijksbeleid
ten aanzien van specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies wenselijk, om een
instellingssubsidie in de zin van de Wsc te verlenen aan een krachtens publiekrecht
ingestelde rechtspersoon.
Artikel I, onderdeel C
De wijziging die betrekking heeft op de verslaglegging over de toepassing van een
code als bedoeld in artikel 2.21 van de Rsc is zuiver technisch van aard. Eerder werd
in artikel 2.15, tweede lid, onderdeel g, expliciet de code cultural governance genoemd. Logischerwijs zou in die bepaling echter in meer algemene bewoordingen moeten
worden verwezen naar ‘een code als bedoeld in artikel 2.21 van de Rsc’, omdat de concrete
aanwijzing van de code die op grond van laatstbedoelde bepaling dient te worden toegepast
eerst bij de beschikking tot verlening geschiedt.
Er was daarnaast aanleiding om de tekst van artikel 2.15, tweede lid, onderdeel h,
te actualiseren, nu de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke
sector in de plaats is gekomen van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde
topinkomens.
Voor de wijziging die betrekking heeft op het beleggingsbeleid van subsidieontvangers
zij verwezen naar paragraaf 2 van het algemeen deel van de toelichting.
De overige aanpassingen van artikel 2.15, tweede lid zijn van zuiver redactionele
aard.
Artikel I, onderdeel D
Deze bepaling is tekstueel meer in overeenstemming gebracht met de in de loop der
tijd gegroeide opvattingen omtrent het bestemmingsfonds OCW. Reeds sinds 1994 zijn
krachtens de Wsc voorschriften gesteld over de vorming van reserves. Aanvankelijk
waren die opgenomen in het inmiddels vervallen Bekostigingsbesluit Cultuuruitingen.
Ten einde de voorschriften over reserves meer in lijn te brengen met de richtlijnen
voor de jaarverantwoording, is bij wijziging van die AMvB in 2005 het begrip ‘bestemmingsfonds
OCW’ geïntroduceerd.2 Met de daaropvolgende aanpassing in 2007 is de vóór dat moment nog facultatieve,
jaarlijkse toevoeging aan het bestemmingsfonds OCW verplicht gesteld.3 Een aantal basale, nadere eisen aan het bestemmingsfonds OCW is vanaf dat moment
ongewijzigd gebleven:
-
• de eis dat de wijze waarop de resultaatbestemming aan het bestemmingsfonds OCW wordt
toegerekend, wordt toegelicht;
-
• de vuistregel dat onttrekkingen ten laste van het bestemmingsfonds alleen mogen plaatsvinden
bij een negatief exploitatieresultaat;
-
• de vuistregel dat bij toevoeging en onttrekking aan het bestemmingsfonds OCW het aandeel
OCW-subsidie in de totale baten van de instelling als uitgangspunt geldt.
Deze waren ofwel vervat in het Handboek verantwoording cultuursubsidies
instellingen (destijds een bijlage bij de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen en
later bij de Rsc), ofwel kenbaar gemaakt in de circulaires over de jaarverantwoording
die jaarlijks aan de instellingen worden verzonden. Bij regeling van 22 oktober 2012
zijn deze eisen gebundeld en opgenomen in artikel 2.16 van de Rsc.4 De tekst van de bepaling zoals die vanaf dat moment luidde is nogmaals tegen het
licht gehouden, hetgeen met onderhavige wijzigingsregeling heeft geleid tot een –
voornamelijk – redactionele aanpassing. In de eerste plaats is beoogd om tot een tekstuele
vereenvoudiging te komen. Dat betreft met name het eerste lid, dat nog grotendeels
was gemodelleerd naar de oorspronkelijke bepaling uit het Bekostigingsbesluit Cultuuruitingen
uit 1994. De tekst van dit lid is geactualiseerd aan de huidige inzichten.
Daarnaast is de eis van voorafgaande toestemming voor onttrekking aan het bestemmingsfonds
OCW geschrapt, omdat een dergelijk voorschrift in de praktijk lastig handhaafbaar
is gebleken.
Verder is in het nieuwe vierde lid een grondslag opgenomen voor de minister om geheel
of gedeeltelijk ontheffing te verlenen van de voorschriften in het nieuwe eerste en
tweede lid, omdat die voorschriften niet zijn geformuleerd als ‘vuistregels’, maar
bepalingen zijn van dwingendrechtelijke aard – die dus geen ruimte laten voor subsidieontvangers
om gemotiveerd af te wijken. In sommige situaties kan het echter aangewezen zijn om
enige ‘rekkelijkheid’ te betrachten met die voorschriften. Met uitzonderingssituaties
werd voorheen ook al rekening gehouden. Er is op dit punt dus geen beleidswijziging
beoogd.
In de artikelsgewijze toelichting bij voornoemde regeling van 22 oktober 2012 is een
tweetal rekenvoorbeelden opgenomen, waarmee de eisen aan toevoegingen en onttrekkingen
aan het bestemmingsfonds OCW zijn verduidelijkt. Die rekenvoorbeelden zijn nog steeds
actueel.
Tot slot wordt opgemerkt dat de eisen aan het bestemmingsfonds OCW bij ‘reguliere’
vierjaarlijkse instellingssubsidies van oudsher al verschilden van die, welke van
toepassing zijn bij vierjaarlijkse instellingssubsidies aan fondsen. Dat onderscheid
is (duidelijker) tot uiting gebracht door in de Rsc afzonderlijke voorschriften voor
de fondsen op te nemen in het hoofdstuk dat specifiek op fondsen van toepassing is,
en in artikel 2.16 te bepalen dat de voorschriften in laatstgenoemd artikel (daarom)
niet van toepassing zijn op fondsen. Zie voor dit laatste het nieuwe vijfde lid en
het nieuwe artikel 4.3 (Artikel I, onderdeel I). Dat onderscheid kwam eerder al helder tot uitdrukking in de verschillende eisen
voor beide categorieën instellingen, zoals opgenomen in de onderscheidenlijke Handboeken verantwoording cultuursubsidies instellingen/fondsen. Ook op dit punt is dus geen beleidswijziging beoogd.
Artikel I, onderdeel E
Met deze aanpassing wordt een eerdere redactionele onvolkomenheid hersteld.
Artikel I, onderdeel F
Deze aanpassing was noodzakelijk door de introductie van een afzonderlijk voorschrift
over het bestemmingsfonds OCW (het nieuwe artikel 4.3).
Artikel I, onderdeel F
Het oude voorschrift in artikel 2.30 van de Rsc over de terugvordering van voorschotten
voegde niets meer toe sinds de inwerkingtreding van de vierde tranche van de Algemene
wet bestuursrecht en de daarin vervatte bepalingen over bestuursrechtelijke geldschulden
(in samenhang bezien met artikel 4:57 van die Algemene wet bestuursrecht).
Artikel I, onderdeel H
Oorspronkelijk had artikel 4.2, derde lid, van de Rsc ook betrekking op instellingen
die ingevolge het voormalige artikel 4b van de Wsc een langjarig subsidieperspectief
hadden (de zogenoemde aangewezen instellingen). Inmiddels heeft artikel 4.2 nog slechts
betrekking op de cultuurfondsen. Gelet op het feit dat de cultuurfondsen zijn opgericht
door de Staat en wijzigingen van de statuten van de fondsen sowieso worden voorgelegd
aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op grond van de Wsc, is er geen
aanleiding meer om een afzonderlijke bepaling in de Rsc van kracht te laten zijn,
waarin is geregeld dat de minister kan verzoeken om overlegging van een afschrift
van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk
zijn gewijzigd.
Artikel I, onderdeel I
Deze aanpassing houdt verband met de (nieuwe) voorschriften over toevoeging en onttrekking
aan het bestemmingsfonds OCW in artikel 2.16 van de Rsc. Die bepaling maakt onderdeel
uit van hoofdstuk 2 van die regeling, waarin de algemene bepalingen zijn vervat voor
verstrekking van jaarlijkse en vierjaarlijkse instellingssubsidies. De in artikel
2.16 van de Rsc opgenomen bepalingen over toevoeging en onttrekking zijn echter niet
toegesneden op de praktijk bij de fondsen. Daarom is de algemene bepaling in hoofdstuk
2 van de Rsc niet van toepassing op fondsen en is in een afzonderlijke bepaling in
hoofdstuk 4 het bestemmingsfonds OCW voor de fondsen geregeld. Artikel 4.3 verplicht
de fondsen om een bestemmingsfonds OCW aan te houden. Wat zij daaraan moeten toevoegen
of mogen onttrekken wordt door de minister op de website www.cultuursubsidie.nl
bekend gemaakt. Feitelijk zal dit geschieden in het daar gepubliceerde handboek verantwoording
voor de fondsen. Met deze regeling voor de fondsen zijn geen beleidswijzigingen doorgevoerd.
Artikel I, onderdeel J
Een vierjaarlijkse instellingssubsidie die is ontvangen in de periode 2009–2012 hoeft
niet noodzakelijkerwijs in het jaar 2008 te zijn verleend. De tekst van het overgangsrecht
in artikel 6.2, tweede lid, van de Rsc is op dit punt verbeterd. Tevens is de beslistermijn
geharmoniseerd voor die gevallen waarin de verantwoording van een projectsubsidie
‘meelift’ met de eindverantwoording van een vierjaarlijkse instellingssubsidie die
is ontvangen in de periode 2009–2012. Aan deze wijzigingen is terugwerkende kracht
gegeven (zie artikel II, eerste lid).
Artikel I, onderdeel K
Met dit onderdeel worden de controleprotocollen bij de Rsc vervangen door de bij deze
regeling gevoegde controleprotocollen.
Artikel II
Met deze regeling wordt afgeweken van het uitgangspunt dat nieuwe regelgeving in werking
treedt op een van de volgende vaste verandermomenten: 1 januari, 1 april, 1 juli of
1 oktober. Gezien het moment van vaststelling van deze regeling zou normaal dus de
datum van 1 januari in aanmerking zijn gekomen. De reden dat hiervan is afgeweken,
is dat accountants veelal al voorafgaand aan 1 januari een deel van hun controlewerkzaamheden
plegen uit te voeren. Dat maakt het wenselijk deze regeling niet later in werking
te laten treden dan met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst. Voor de subsidieontvangers is dit niet bezwaarlijk, mede
omdat de nieuwe controleprotocollen zijn afgestemd met de werkgroep controleprotocollen
van de NBA. Daarnaast betreft een deel van deze regeling technische aanpassingen,
waarvoor geen bezwaar bestaat om deze direct in werking te laten treden.
Voor de verantwoording van subsidies die voor de periode 2009–2012 zijn verstrekt
en voor projectsubsidies waarvoor al een aanvraag tot vaststelling is ingediend, blijven
de controleprotocollen gelden die voor de inwerkingtreding van deze regeling bij de
Rsc waren gevoegd.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker.