28 779
Accountantscontrole

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2003

1. Inleiding

Met deze brief ga ik in op het verzoek van de Tweede Kamer om een notitie te maken met een overzicht van maatregelen gericht op het omgaan met externe accountants die niet op goede gronden een goedkeurende accountantsverklaring hebben afgegeven bij een verantwoording van een instelling over de besteding (en inning) van publieke middelen (subsidies, bijdragen etc.)1.

Het functioneren van accountants blijkt in de praktijk niet altijd aan de verwachtingen te voldoen. Mede naar aanleiding hiervan wordt de accountantswetgeving aangepast. Momenteel is een nota in voorbereiding waarin het kabinet zal aangeven welke beleidsuitgangspunten zij hierbij zal hanteren2. Het betreft de onafhankelijkheid van de accountant (scheiding tussen controle en administratieve dienstverlening), onafhankelijk extern toezicht op certificeringsbevoegde accountants en de wettelijke titelbescherming. Deze nota zal u binnenkort door de Minister van Economische Zaken worden toegezonden.

De rijksoverheid heeft niet alleen vanuit de wetgevende verantwoordelijkheid te maken met het accountantsberoep. In veel gevallen zijn accountantsverklaringen van externe accountants een belangrijk instrument van de rijksoverheid om toezicht te houden op de besteding van publieke middelen door organisaties buiten de rijksoverheid. Ook vanuit deze invalshoek vindt de rijksoverheid het belangrijk dat het functioneren van accountants voldoet aan de verwachtingen. In het vervolg van deze brief ga ik nader in op de maatregelen van de rijksoverheid die een succesvolle inzet van de accountantsverklaring als toezichtinstrument moeten waarborgen.

2. Aanleiding

In het debat over de financiële verantwoordingen 2001 op 3 juli 2002 is gesproken over accountantsverklaringen van externe accountants die zijn toegevoegd aan een verantwoording van een organisatie over de besteding (en inning) van publieke middelen (subsidies, bijdragen etc.). Hierbij is aan de orde geweest dat departementale auditdiensten, naar aanleiding van een steekproefsgewijze controle, in een aantal gevallen kanttekeningen hebben geplaatst bij de gronden waarop de desbetreffende externe accountants zijn gekomen tot een goedkeurende accountantsverklaring. Ook bij eerdere gelegenheden zijn er in het parlement vragen gerezen over de betekenis van afgegeven accountantsverklaringen. Dit naar aanleiding van beheersmatige problemen en vermeende gevallen van oneigenlijk gebruik, misbruik en fraude. Voorbeelden hiervan zijn de uitvoering van ESF 1994–1999 (onderzoek van de commissie Koning), de registratie van studenten bij HBO-instellingen en de vermeende bouwfraude.

Voorop staat dat de verantwoordelijkheid voor onregelmatigheden primair berust bij de veroorzakers: personen binnen de organisaties waar zich deze onregelmatigheden voordoen. Systemen van checks en balances binnen deze organisaties moeten er in eerste instantie voor zorgen dat onregelmatigheden zich niet kunnen voordoen of in een vroegtijdig stadium worden ontdekt. Het is de taak van de overheid om ervoor te zorgen dat de mogelijkheid van onregelmatigheden wordt beperkt door te zorgen voor goede regelgeving. Goede regelgeving kan leiden tot minder misbruik, oneigenlijk gebruik of een beter controleerbare uitvoering. Daarnaast zal de overheid moeten zorgen voor toezicht en handhaving. Een goede invulling van het toezicht en van de handhaving kan voorkomen dat onregelmatigheden niet of te laat worden geconstateerd.

Een accountantsverklaring van een externe accountant is in veel gevallen een belangrijk onderdeel van de toezichtketen. Als een externe accountant een goedkeurende accountantsverklaring afgeeft die niet op goede gronden tot stand is gekomen, komt de goede werking van het toezicht in gevaar. Wat dit laatste betreft zijn er binnen de rijksoverheid (in aanvulling op algemene maatregelen vanuit het accountantsberoep en de wetgever) specifieke beleidsmaatregelen ontwikkeld, die momenteel op basis van recente ervaringen zijn aangevuld en nader uitgewerkt.

De toenmalige minister van Financiën heeft in het debat over de financiële verantwoording toegezegd zijn opvolger aan te moedigen om een notitie te maken met een overzicht van maatregelen gericht op het omgaan met externe accountants die niet op goede gronden een goedkeurende accountantsverklaring hebben afgegeven. In deze brief worden deze maatregelen geplaatst in het bredere kader van maatregelen gericht op een effectiever gebruik door de rijksoverheid van accountantsverklaringen, afgegeven door externe accountants. Naast deze algemene maatregelen kunnen departementen in aanvulling hierop specifieke maatregelen treffen. Paragraaf 3 gaat in op de algemene reikwijdte van de accountantsverklaring. Nadat in paragraaf 4 wordt aangegeven wat er van belang is om te komen tot het meest passende toezichtinstrumentarium, wordt in paragraaf 5 ingegaan op de specifieke aandachtspunten bij de inzet van het toezichtinstrument accountantsverklaring. Paragraaf 6 behandelt het sanctiebeleid bij geconstateerde tekortkomingen in de accountantscontrole.

3. Algemene reikwijdte van de accountantsverklaring

In de praktijk bestaan er nog al eens onduidelijkheden over de betekenis van de accountantsverklaring. Met name het zich voordoen van onregelmatigheden in combinatie met het afgeven van een goedkeurende accountantsverklaring roept vraagtekens op. Dit geldt niet alleen voor bovengenoemde voorbeelden in de overheidssfeer; ook bij problemen in het bedrijfsleven (Enron, Xerox, Worldcom) richt de aandacht van politiek en pers zich vrij snel op de rol van de accountant: heeft de accountant wellicht ten onrechte een goedkeurende verklaring afgegeven?

De accountant die de (wettelijke) controle van de jaarrekening uitvoert heeft tot taak vast te stellen dat de jaarrekening een getrouw beeld oproept van de financiële situatie van een onderneming. De accountant die in een overheidsomgeving werkt dient zich ook te richten op andere aspecten van het handelen van een organisatie, zoals de rechtmatigheid en soms ook de doelmatigheid van het beheer van publieke middelen. Op de vraag of een accountant terecht geen melding heeft gemaakt van onregelmatigheden is geen eenduidig antwoord te geven. Dit hangt namelijk samen met de aard van de opdracht die aan de accountant is gegeven en de omvang van de onregelmatigheden. Het kan niet zo zijn dat de accountant wordt aangerekend wat het bestuur van een organisatie heeft gedaan of verzuimd heeft te doen. Het gaat hier om een afgeleide verantwoordelijkheid: die van het uitvoeren van een controle. De accountant moet zijn controle-opdracht goed uitvoeren en goed over de uitkomsten rapporteren. Gebreken op dit terrein kunnen hem uiteraard wel worden aangerekend.

De accountantsverklaring behoort zekerheid toe te voegen aan een financiële verantwoording (jaarrekening). Gebruikers van een verantwoording nemen hun beslissingen mede op basis van het feit dat de accountant er een (goedkeurende) verklaring bij heeft verstrekt. Net zoals iedere andere gebruiker van een accountantsverklaring, verwacht ook de overheid dat de accountantscontrole naar behoren wordt uitgevoerd. Dat wil zeggen met inachtneming van de professionele standaards van de accountant, en wat de overheid betreft ook rekening houdend met specifieke eisen die de overheid hieraan stelt.

Omdat door incidenten het vertrouwen in de accountant en zijn verklaring onder druk is komen te staan zijn er zowel door het accountantsberoep (NIVRA en NOvAA) als door de overheid nieuwe initiatieven in voorbereiding. Deze betreffen maatregelen ter bevordering van de onafhankelijkheid en de voorgenomen instelling van een onafhankelijke toezichthouder. De regering zal de Tweede Kamer hierover binnenkort met een nota informeren.

4. De keuze van het toezichtinstrumentarium: Doreac

Voor het realiseren van beleidsdoelstellingen is het Rijk in grote mate afhankelijk van medespelers in het beleidsveld. Het gaat hierbij om organisaties als uitvoeringsorganisaties, intermediaire organisaties, toezichthoudende organen, decentrale overheden en subsidieontvangers. Het toezicht van het Rijk op deze externe organisaties kan worden ingevuld met verschillende instrumenten, waaronder een accountantsverklaring van de (meestal externe) accountant van deze organisaties (de instellingsaccountant). Het is de vraag of deze accountantsverklaring altijd wel het meest geëigende toezichtinstrument is.

Om deze vraag te kunnen beantwoorden is ten behoeve van de in de periode 2000 tot 2002 uitgevoerde doorlichting van regelingen op accountancy-aspecten (Doreac) een kader opgesteld, dat met de ervaringen uit deze doorlichting verder is ontwikkeld tot een handreiking voor doeltreffend en doelmatig toezicht bij nieuwe regelingen («Doreac: Handreiking voor doelmatig en doeltreffend toezicht bij nieuwe regelingen»).

De Tweede Kamer is bij brief van 24 mei 2002 (TK, vergaderjaar 2001–2002, 24 036, nr. 256) hiervan op de hoogte gesteld.

De aandachtspunten van het Doreac-gedachtegoed in het kort.

Heldere doelstellingen

VBTB vraagt expliciet om beleidsdoelstellingen in de begroting. Regelgeving is een instrument om beleidsdoelstellingen te realiseren. Deze beleidsdoelstellingen zullen dus ook tot uitdrukking moeten komen in de regelgeving.

Een heldere besturingsfilosofie

Het inschakelen van externe organisaties in het beleidsveld heeft gevolgen voor de ministeriële verantwoordelijkheid. Duidelijk moet zijn in welke mate een minister verantwoordelijkheid draagt voor het realiseren van deze beleidsdoelstellingen, en hoe deze verantwoordelijkheid wordt ingevuld (maatregelen en wijze van uitvoering).

Een passende bekostigingswijze

De besturingsfilosofie bepaalt de mate van bestedingsvrijheid die instellingen hebben. Als een departement kiest voor een grote mate van bestedingsvrijheid, dan dient dit tot uitdrukking te komen in de bekostigingswijze en de vormgeving van de door het veld af te leggen verantwoording. Hierbij dient duidelijk te worden aangegeven welke verantwoordingsinformatie het veld moet leveren.

De gewenste mate van zekerheid

De risico's die een minister loopt in relatie tot zijn verantwoordelijkheid zijn ondermeer afhankelijk van de mate van bestedingsvrijheid van instellingen in het veld. Deze risico's betreffen de doelmatigheid, doeltreffendheid en de rechtmatigheid. Bij een grotere mate van bestedingsvrijheid van instellingen zijn de risico's voor de minister anders dan bij weinig bestedingsvrijheid. Dit bepaalt mede de zekerheden die nodig zijn om de risico's tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Om de gewenste zekerheid te krijgen staat de minister een uitgebreid toezichtinstrumentarium ter beschikking.

De keuze van het passende toezichtinstrumentarium

Het toezichtinstrumentarium moet waarborgen dat een regeling zo goed mogelijk wordt uitgevoerd. Er kan voor gekozen worden om gebruik te maken van producten van de accountant, zoals een accountantsverklaring.

Er zijn ook andere instrumenten mogelijk, zoals het gebruik van (andere) deskundigen, inspectie, monitoring, kengetallen, benchmarking, beleidsevaluatie, beleidsverslag en financieel verslag.

5. Specifieke aandachtspunten bij de inzet van het toezichtinstrument accountantsverklaring

Aan een succesvolle inzet van het toezichtinstrument accountantsverklaring is een aantal voorwaarden verbonden. Ook zijn waarborgen nodig om een goede werking van het instrument accountantsverklaring te garanderen. Deze voorwaarden en waarborgen zijn opgenomen in de door het Ministerie van Financiën opgestelde handreiking «Reviewbeleid als sluitstuk van goed toezicht, een handreiking voor het waarborgen van betrouwbare verantwoordingsinformatie» (juni 2002). Deze handreiking is opgesteld ter verbetering van het reviewbeleid dat departementen op de diverse beleidsterreinen moeten ontwikkelen.

Een review is een onderzoek naar de werkzaamheden van de instellingsaccountant. Dit onderzoek moet duidelijk maken of de uitkomsten van de werkzaamheden, bestaand uit een verklaring en/of een rapport van bevindingen, de zekerheid biedt dat is voldaan aan de eisen die gesteld zijn aan verantwoordingsinformatie.

De handreiking reviewbeleid gaat nader in op de volgende aandachtspunten

• Welke verantwoordingsinformatie is nodig en aan welke eisen moet deze voldoen?

• Is er een risico dat er niet wordt voldaan aan de gestelde eisen voor verantwoordingsinformatie?

• Kan een accountantsverklaring de ondertekende risico's wegnemen?

• Aan welke eisen moet de accountantscontrole voldoen?

• Welke maatregelen zijn er nodig voor de beoordeling van de ontvangen verantwoordingsinformatie en de accountantsverklaring?

• Welke follow-up is nodig naar aanleiding van de beoordeling van de ontvangen verantwoordingsinformatie en de accountantsverklaring?

• Wat te doen als de rapportage (accountantsverklaring en/of rapport van bevindingen) van de instellingsaccountant niet aan de gestelde eisen voldoet?

• Hoe moet worden vastgesteld welke reviews uitgevoerd moeten worden?

• Wat is nodig voor een goede voorbereiding, uitvoering en afhandeling van reviews?

• Wat wordt er gedaan met de bevindingen van de reviews?

Als eerste voorwaarde voor een succesvolle inzet van het toezichtinstrument accountantsverklaring geldt dat het een geschikt instrument is. Bij de keuze voor het instrument accountantsverklaring is het belangrijk dat duidelijk is welke risico's de accountantsverklaring moet afdekken. Een goed uitgevoerde Doreac-analyse (zie paragraaf 4) geeft hierover duidelijkheid.

Duidelijk moet zijn dat de accountantsverklaring de gewenste zekerheid inderdaad kan bieden. Alternatieve en aanvullende toezichtinstrumenten als inspectierapporten, rapporten van bevindingen, eigen controles ter plaatse door het beleidsverantwoordelijke departement en zoeklichtonderzoeken op specifieke aspecten moeten bij de afweging worden betrokken.

De tweede voorwaarde is duidelijkheid over en weer over de verwachtingen. Het is zowel voor de instellingsaccountant als voor het departement van belang dat misverstanden en onduidelijkheden over wat deze accountantsverklaring betekent worden weggenomen. Deze misverstanden en onduidelijkheden kunnen ontstaan doordat wet- en regelgeving niet eenduidig is en dus voor meerdere uitleg vatbaar is. Een belangrijk aandachtspunt is de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk en externe organisaties. Deze is immers bepalend voor de reikwijdte van het te houden toezicht. Daarnaast zullen de afspraken met de externe organisaties uitvoerbaar en controleerbaar moeten zijn. Op voorhand moet duidelijk zijn wat de reikwijdte en diepgang zijn van de accountantscontrole en welke eisen moeten worden gesteld aan de rapportage (inclusief accountantsverklaring) daarover. Uit de wet- en regelgeving moet duidelijk blijken waarover de accountantscontrole gaat, en op welke aspecten gecontroleerd moet worden. Rechtmatigheidsaspecten moeten eenduidig worden benoemd. Het zal tevens duidelijk moeten zijn aan welke eisen bijvoorbeeld een verantwoording moet voldoen. Ook de manier waarop de controle moet worden uitgevoerd moet duidelijk zijn: betreft het onderzoeken naar de getrouwheid en rechtmatigheid, gaat het om operational audits of integriteitsaudits? Welke eisen worden er aan de uitvoering gesteld (mate van zekerheid, foutentolerantie), en hoe moet over de uitkomsten worden gerapporteerd? Vaak worden dergelijke eisen verder uitgewerkt en toegelicht in een controleprotocol. Goede communicatie vooraf over deze eisen met de instellingsaccountants is een vereiste. Ook zal er ruimte moeten zijn voor feedback van de instellingsaccountants over de ervaringen met de toepassing van controleprotocollen.

Het toezichtinstrument accountantsverklaring zal goed moeten zijn ingebed in de departementale bedrijfsvoering. De accountantsverklaring dient onderdeel uit te maken van een sluitende toezichtketen. De rapportage van de accountantscontrole (en de verantwoording waar deze betrekking op heeft) zal door de beleidsafdeling beoordeeld moeten worden, en ook zal er een goede follow-up gegeven moeten worden aan de uitkomsten van deze beoordeling.

Voor het uitvoeren van controles door instellingsaccountants ten behoeve van de overheid gelden meestal bijzondere vereisten. De praktijk wijst uit dat de verwachtingen die de overheid heeft niet altijd overeenstemmen met de wijze waarop de instellingsaccountant zijn werkzaamheden verricht. Door als overheid dossieronderzoek (reviews) te verrichten bij instellingsaccountants wordt een beeld verkregen van de taakuitvoering van de instellingsaccountant. Het reviewbeleid maakt deel uit van het totale toezichtbeleid en wordt meestal uitgevoerd door de departementale auditdienst in opdracht van de beleidsdirectie. De selectie van te houden reviews kan op verschillende manieren plaatsvinden. Risico-analyse is hierbij van groot belang. Daarbij dienen niet alleen de ervaringen van de auditdienst maar ook van de verantwoordelijke beleidsdirectie hierbij worden betrokken. Bij regelingen met een groot aantal begunstigden en evenzoveel accountantsverklaringen kan worden gekozen voor een aselecte steekproef. Op basis van ervaringen uit het verleden of onduidelijkheden in de ontvangen verantwoordings- en controle-informatie kan er ook voor worden gekozen om heel gericht reviews uit te voeren.

6. Sanctiebeleid bij geconstateerde tekortkomingen

Naast de gewenste uitkomst dat de controle door de instellingsaccountant conform de eisen is uitgevoerd zijn er ook nog andere bevindingen uit de reviews denkbaar. Gebleken tekortkomingen in wet- en regelgeving zullen gerepareerd moeten worden. Als blijkt dat onvoldoende of geen gebruik gemaakt kan worden van de ontvangen controle-informatie, of het dossieronderzoek niet tot het gewenste inzicht leidt, kan door het ministerie worden besloten tot het uitvoeren van eigen controles ter plaatse (eventueel in de vorm van zoeklichtonderzoeken).

Waar instellingsaccountants hun controlewerkzaamheden ontoereikend hebben uitgevoerd zal er een sanctiebeleid moeten zijn en moeten worden toegepast. In de te nemen maatregelen, die deels ook een handhavingskarakter hebben, zijn verschillende gradaties te onderkennen. Genoemde maatregelen zullen successievelijk worden toegepast naar gelang de aard en de ernst van de tekortkomingen in de controle en de mate waarin er sprake is van herhaalde tekortkomingen.

A. De instellingsaccountant gelegenheid geven voor herstelactie

Dit is de lichtste maatregel. Deze is alleen aan de orde voor zover tekortkomingen voor de eerste keer worden geconstateerd. De accountant bij wie tijdens het dossierreview tekortkomingen in de controle zijn gebleken wordt hiervan op de hoogte gesteld. Met hem worden afspraken gemaakt om deze tekortkomingen binnen een redelijke termijn op te heffen voordat zwaardere maatregelen worden overwogen. De overheid geeft met deze maatregel tevens duidelijk aan serieus toe te zien op een uitvoering van de controle die aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Vervolgens zal er een herhalingsreview worden uitgevoerd om vast te stellen dat de tekortkomingen naar tevredenheid zijn opgeheven.

B. Jaarlijks aanschrijven van de besturen van accountantskantoren over negatieve reviewbevindingen met het verzoek voor verbetering zorg te dragen

Voor zover instellingsaccountants geen gehoor hebben gegeven aan de oproep tot herstelactie, of er sprake is van tekortkomingen die niet voor de eerste keer zijn geconstateerd, zullen alle tekortkomingen, gespecificeerd naar opdrachtgever en controlerend accountant, worden doorgegeven aan het bestuur van het accountantskantoor waar de desbetreffende accountant aan is verbonden. De bedoeling hiervan is een signaal te laten uitgaan naar de organisatie waarbinnen de instellingsaccountant werkzaam is.

C. Besturen van accountantskantoren uitnodigen door de departementsleiding

Als een departement ernstig wordt gehinderd door tekortkomingen in de controle die niet met een herstelactie zijn opgeheven zal een gesprek worden gearrangeerd tussen departementsleiding en de leiding van het kantoor waarbij de accountant werkzaam is. In dit gesprek zullen duidelijke afspraken worden gemaakt om de tekortkomingen structureel op te heffen. Het is aan het bestuur om interne maatregelen te overwegen, gericht op het opheffen van de tekortkomingen, het behoud van de klant en de goede naam.

D. Aanschrijven van de opdrachtgever (declarant van de rijksbijdrage/subsidie, RWT/ZBO, andere overheid) met het verzoek ervoor te zorgen dat er een accountantsverklaring wordt ingediend die aan de vereisten voldoet

Deze maatregel is aan de orde als de mogelijkheid tot herstel van geconstateerde tekortkomingen niet wordt benut, of bij het zich bij herhaling voordoen van soortgelijke tekortkomingen. Voorwaarde is dat het effect van de tekortkomingen van materieel belang is voor de oordeelsvorming over de verantwoording en/of de rechtmatigheid. De opdrachtgever wordt er in de brief op gewezen dat het niet opheffen van de tekortkomingen gevolgen kan hebben voor de bedrijfsvoering van de organisatie, bijvoorbeeld door een latere en/of lagere vaststelling van de rijksbijdrage. Het ligt voor de hand dat de opdrachtgever de «zittende» instellingsaccountant de gelegenheid geeft om aan deze verplichting te voldoen. Als dit niet het gewenste effect heeft, ligt het voor de hand dat de opdrachtgever ervoor kiest om de controlewerkzaamheden door een andere accountant uit te laten voeren. Deze opdrachtgever heeft uiteraard de mogelijkheid om jegens de disfunctionerende accountant een procedure voor de tuchtrechter en/of de civiele rechter te starten.

E. Maatregelen richting de opdrachtgever (declarant van de rijksbijdrage/subsidie, RWT/ZBO, andere overheid)

Voor zover de opdrachtgever zijn accountant niet wil verzoeken om geconstateerde tekortkomingen op te heffen, of een andere accountant wenst te benoemen, zijn maatregelen richting de opdrachtgever aan de orde. Te denken valt hierbij aan zware maatregelen als de weigering of terugvordering van de subsidie, een korting op de subsidie, het verbreken van de subsidierelatie en het gebruik maken van ministeriële bevoegdheden om in te grijpen (bestuurlijke dwang).

F. Indienen van een klacht bij de tuchtrechter

Deze zware maatregel kan als een aanloop worden beschouwd naar een civielrechtelijke procedure jegens de disfunctionerende instellingsaccountant. Een belangrijke overweging om deze maatregel toe te passen is dan ook het hebben geleden van financiële schade. Ook de signaalwerking die hiervan uit gaat naar het accountantsberoep kan een overweging zijn om een klacht bij de tuchtrechter in te dienen. Voorwaarden hierbij zijn dat de review zorgvuldig is uitgevoerd en goed is gedocumenteerd, dat de bevindingen zijn afgestemd met de instellingsaccountant met gelegenheid tot wederhoor en dat de eisen aan de verantwoording en de controle voldoende eenduidig zijn. Het spreekt voor zich dat de regelgeving voldoende helder en duidelijk behoort te zijn, en slechts voor één uitleg vatbaar.

G. Civielrechtelijke vervolging van de instellingsaccountant

Dit is een logische vervolgstap op een geslaagde tuchtrechtelijke procedure als deze was ingegeven door geleden financiële schade.

Daarnaast is het verstandig dat departementen geconstateerde tekortkomingen registreren, in ieder geval per accountant, accountantskantoor, regeling en opdrachtgever (declarant van de rijksbijdrage/subsidie, RWT/ZBO, andere overheid). Deze registratie is een belangrijke basis voor de inzet van gerichte toezichtinstrumenten, zoals de selectie van reviews en het uitvoeren van controles ter plaatse in de vorm van zoeklichtonderzoeken. Daarnaast zal aan de hand van de registratie mede worden vastgesteld welke sanctie in een concreet geval van toepassing zou moeten zijn. Jaarlijks zullen de departementale bevindingen in IODAD-verband worden besproken. Naar aanleiding hiervan kan worden besloten om in breder verband acties richting bepaalde accountants of kantoren te treffen, bijvoorbeeld door inschakeling van het NIVRA.

De hierboven opgesomde maatregelen laten zien dat er meerdere mogelijkheden zijn om bij geconstateerde tekortkomingen in de controle door de instellingsaccountant vanuit de rijksoverheid maatregelen te treffen. Ook de volgorde van de maatregelen zal niet altijd hetzelfde zijn. Indien er sprake is van een duidelijk verzuim dat niet wordt hersteld ligt het eerder voor de hand om onmiddellijk actie richting de instelling te ondernemen, dan wanneer er sprake is van een vaktechnisch verschil van inzicht: in het laatste geval is het zinvol eerst een gesprek met de leiding van het accountantskantoor te organiseren. Het is aan individuele ministers om hierin keuzes te maken.

De Minister van Financiën,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Debat over de financiële verantwoordingen 2001 op 3 juli 2002. Handelingen 2001–2002, nr. 90, Tweede Kamer, pag. 5304.

XNoot
2

Naar aanleiding van de motie Van Baalen (Kamerstukken II, 2001–2002, 28 090, nr. 3).

Naar boven