Regeling van de Minister van Financiën van 4 december 2013, FM/2013/2124 M, directie Financiële Markten, tot wijziging van de Vrijstellingsregeling Wft in verband met enkele vrijstellingen voor de vergunningplicht inzake adviseren en bemiddelen en enige technische aanpassingen in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) Nr. 1060/2009 en (EU) Nr. 1095/2010 (PbEU 2011, L 174)

De Minister van Financiën,

Gelet op de artikelen 2:79, eerste lid, 2:85, eerste lid, 2:104, eerste lid, 3:7, derde lid en artikel 4:7, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vrijstellingsregeling Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Instellingen die zijn vrijgesteld op grond van het eerste lid, zijn tevens vrijgesteld van artikel 2:75, eerste lid, van de wet, voor wat betreft het adviseren over het openen van een betaalrekening of spaarrekening, met inbegrip van de aan een dergelijke rekening verbonden betaal-, spaar-, of elektronischgeldfaciliteiten, ten behoeve van krediet als bedoeld in het eerste lid.

B

Artikel 6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel g vervalt na de puntkomma: en.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • h. bemiddelaars die een andere hoofdberoepswerkzaamheid hebben dan het verlenen van financiële diensten en uit hoofde van die hoofdberoepswerkzaamheid beschikken over gegevens betreffende de financiële situatie van de consument, voor zover zij, zonder daarvoor van de aanbieder provisie te ontvangen, deze gegevens op verzoek van de werkgever van de betreffende consument verstrekken aan de aanbieder.

3. In onderdeel i wordt na ‘van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek’ een komma geplaatst en wordt de punt aan het slot van het onderdeel vervangen door ‘; en’.

4. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • j. curatoren als bedoeld in artikel 383, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover zij in de uitoefening van hun taak bemiddelen bij het openen van betaalrekeningen of spaarrekeningen, met inbegrip van de aan een dergelijke rekening verbonden betaal-, spaar-, of elektronischgeldfaciliteiten.

C

Artikel 6a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Instellingen die zijn vrijgesteld op grond van het eerste lid, zijn tevens vrijgesteld van artikel 2:80, eerste lid, van de wet, voor wat betreft het bemiddelen in het openen van een betaalrekening of spaarrekening, met inbegrip van de aan een dergelijke rekening verbonden betaal-, spaar-, of elektronischgeldfaciliteiten, ten behoeve van krediet als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Instellingen die zijn vrijgesteld op grond van artikel 3a, zijn tevens vrijgesteld van artikel 2:80, eerste lid, van de wet, voor wat betreft het bemiddelen in het openen van een betaalrekening of spaarrekening, met inbegrip van de aan een dergelijke rekening verbonden betaal-, spaar-, of elektronischgeldfaciliteiten, ten behoeve van krediet als bedoeld in artikel 3a.

D

Artikel 11, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na ‘beleggingsinstelling’ toegevoegd: of icbe.

2. In onderdeel c wordt na ‘beleggingsinstellingen’ toegevoegd: of icbe’s.

E

In artikel 28, onderdeel b, wordt ‘het beleggingsinstelling of instelling voor collectieve belegging in effecten’ vervangen door: de beleggingsinstelling of icbe.

F

In artikel 39a, aanhef, wordt na ‘krediet,’ ingevoegd: alsmede met betrekking tot het adviseren over of bemiddelen in het openen van een betaalrekening of spaarrekening, met inbegrip van de aan een dergelijke rekening verbonden betaal-, spaar-, of elektronischgeldfaciliteiten, ten behoeve van krediet,.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem.

TOELICHTING

ALGEMEEN

§ 1. Inleiding

Met deze wijziging van de Vrijstellingsregeling Wft worden enkele vrijstellingen geïntroduceerd op de vergunningplicht voor adviseren en bemiddelen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wft om zodoende enkele knelpunten uit de praktijk te adresseren. De nieuwe vrijstellingen betreffen de activiteiten van Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, salarisadministratiekantoren en accountants, en curatoren in de zin van Boek 1 BW. Deze partijen hebben gemeen dat ze in de dagelijkse beroepsuitoefening geconfronteerd worden met activiteiten die formeel als adviseren of bemiddelen in de zin van de Wft kwalificeren en waarvoor derhalve op grond van artikel 2:80 van de Wft een vergunning van de AFM moet worden aangevraagd. Om verschillende redenen wordt het echter niet wenselijk geacht dat deze partijen vergunningplichtig zijn voor wat betreft adviseren of bemiddelen. Daarnaast wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om middels onderdelen D en E twee wetstechnische wijzigingen aan te brengen die samenhangen met de implementatie van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen.1

§ 2. Inhoud van de regeling

a. ANBI’s

In de Vrijstellingsregeling Wft is thans in de artikelen 3a, 5a, 6a en 39a een vrijstelling opgenomen voor ANBI’s voor het aanbieden, adviseren en bemiddelen met betrekking tot bepaalde soorten krediet. De vrijstelling geldt voor kredieten die aan natuurlijke personen verleend worden ter overbrugging van een periode waarin de cliënt over onvoldoende geld beschikt om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. Daarnaast mogen deze instellingen geen rente of andere kosten berekenen die hoger uitkomen dan de helft van de wettelijke rente, en moeten zij de natuurlijk persoon duidelijk en volledig over diens rechten en plichten met betrekking tot de overeenkomst informeren. Een voorbeeld van een instelling als hier bedoeld is het Leger des Heils voor zover het overbruggingskredieten verstrekt aan bijvoorbeeld daklozen, ex-verslaafden en andere hulpbehoevende personen. De reden voor deze vrijstelling is dat het niet tot de ‘geest van de wet’ behoort om dergelijke welzijnsinstellingen in dergelijke gevallen onder de reikwijdte van de Wft te laten vallen.2

Een krediet zal in de praktijk vaak op een bankrekening gestort moeten worden. Wanneer die bankrekening niet voorhanden is en de ANBI deze rekening wil openen voor de cliënt, dan is in feite sprake van werkzaamheden gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake een financieel product (de betaal- of spaarrekeningen). Oftewel, de ANBI is dan aan het bemiddelen in de zin van artikel 1:1 van de Wft en daarmee vergunningplichtig. Ook het adviseren van de cliënt over een bankrekening zal vergunningplichtig zijn. Gezien de wens om ANBI’s bij het adviseren over, het bemiddelen in of het aanbieden van krediet vrij te stellen van de vergunningplicht, is dit niet wenselijk. In het verlengde van de bestaande vrijstelling voor ANBI’s wordt daarom een vrijstelling opgenomen voor het adviseren over en bemiddelen in het openen van een betaalrekening of spaarrekening, voor zover dit ten behoeve van een overbruggingskrediet gebeurt.

b. salarisadministratiekantoren en accountants

Veel salarisadministratiekantoren en accountants geven salarisgegevens door aan pensioenfondsen, verzekeraars en premiepensioeninstellingen ten behoeve van het bepalen van de premie die de werkgever af moet dragen voor het pensioen van de werknemer. Het doorgeven van deze gegevens aan verzekeraars of premiepensioeninstellingen kwalificeert echter als bemiddelen in de zin van de Wft, waarvoor op grond van artikel 2:80 van de Wft een vergunning moeten worden aangevraagd. Daar een pensioenfonds geen aanbieder in de zin van de Wft is, is dit niet het geval bij pensioenfondsen. Het doorgeven van salarisgegevens van een nieuwe werknemer kan namelijk gezien worden als het als tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake een financieel product (het pensioencontract). Wat betreft lopende contracten, gaat het om het assisteren bij het beheer en de uitvoering, hetgeen volgens onderdelen c en d van de definitie van bemiddelen in artikel 1:1 van de Wft ook onder bemiddelen valt.

De gegevens worden doorgegeven op verzoek van de werkgever, omdat juist salarisadministratiekantoren en accountants eenvoudig kunnen beschikken over de juiste gegevens. Buiten het doorgeven van de salarisgegevens zijn zij verder niet betrokken bij de advisering over en de bemiddeling in het pensioenproduct. Deze activiteiten vormen dus een marginaal onderdeel van de werkzaamheden van de salarisadministratiekantoren en accountants, terwijl er wel uitgebreide wettelijke eisen tegenover staan. Dit wordt onwenselijk geacht. Daarom wordt voorzien in een vrijstelling voor deze activiteiten. De vrijstelling is analoog vormgegeven aan de bestaande vrijstelling voor adviseurs die een andere hoofdberoepswerkzaamheid hebben dan het verlenen van financiële diensten, maar vanwege die andere hoofdberoepswerkzaamheid wel beschikken over gegevens betreffende de financiële situatie van de consument. Wanneer dergelijke gegevens worden doorgegeven, mag verder geen provisie worden ontvangen van de aanbieder en wordt de eis gesteld dat de gegevens worden doorgegeven op verzoek van de werkgever van de desbetreffende consument.

c. curatoren

Curatoren in de zin van Boek 1 BW worden per 1 januari verplicht om, evenals bewindvoerders in de zin van Boek 1 BW, een rekening te openen voor hun cliënten. Dit volgt uit het nieuwe derde lid van artikel 1:386 van het BW.3 Wanneer dergelijke partijen een rekening openen voor een cliënt, is feitelijk sprake van bemiddelen in de zin van artikel 1:1 van de Wft; er is immers sprake van het verrichten van werkzaamheden gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake een financieel product (de betaal- of spaarrekeningen). Op grond van artikel 2:80 van de Wft is daar een vergunning voor nodig.

Gezien de aard van de werkzaamheden van bewindvoerders en curatoren, de wettelijke plicht om een rekening te openen en het al bestaande toezicht op bewindvoerders en curatoren – bewindvoerders en curatoren in de zin van Boek 1 BW worden benoemd door de kantonrechter en staat onder diens toezicht – is het niet nodig om te eisen dat deze partijen een vergunning van de AFM aanvragen. Er wordt immers al in andere wijze voorzien in de bescherming van de belangen die de Wft met deze vergunningplicht beoogt te beschermen. Daarenboven wordt deze bescherming nog eens uitgebreid met de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap.4 Met deze wijzigingsregeling wordt daarom voorzien in een vrijstelling voor curatoren in de zin van Boek 1 BW op de vergunningplicht voor het bemiddelen bij het openen van betaal- of spaarrekeningen. De overeenkomstige vrijstelling voor bewindvoerders in de zin van Boek 1 BW is reeds op 23 juli 2013 gepubliceerd.5

ARTIKELSGEWIJS

ARTIKEL I

A

Deze wijziging ziet op de uitbreiding van de vrijstelling voor ANBI’s. Wanneer een ANBI is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het adviseren over krediet, is de ANBI tevens vrijgesteld van de vergunningplicht voor het adviseren over het openen van betaal- of spaarrekeningen ten behoeve van het krediet.

B

Onderdeel B ziet op de vrijstelling van de vergunningplicht voor bemiddelen voor zowel curatoren in de zin van Boek 1 van het BW als salarisadministratiekantoren en accountants.

Het nieuwe onderdeel h bepaalt dat partijen die een andere beroepswerkzaamheid hebben dan bemiddelen en als gevolg daarvan beschikken over gegevens betreffende de financiële situatie van de consument, deze gegevens aan aanbieders mogen doorgeven, zonder dat dit tot een vergunningplicht leidt. Wel is vereist dat de desbetreffende partij geen provisie ontvangt van de aanbieder en dat de gegevens van de consument worden doorgegeven aan de aanbieder op verzoek van de werkgever van de consument.

In het nieuwe onderdeel j is de vrijstelling op de vergunningsplicht voor het bemiddelen bij het openen van betaalrekeningen of spaarrekeningen voor curatoren opgenomen.

C

Evenals onderdeel A, ziet dit onderdeel ook op de uitbreiding van de vrijstelling voor ANBI’s. Wanneer een ANBI onder artikel 3a is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het aanbieden van krediet of onder artikel 6a is vrijgesteld van de vergunningplicht voor het bemiddelen in krediet, dan is de ANBI tevens vrijgesteld van de vergunningplicht voor het bemiddelen in het openen van betaal- of spaarrekeningen ten behoeve van krediet.

D

Dit onderdeel bevat een technische wijziging. Met de implementatie van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen valt de instelling voor collectieve belegging in effecten niet meer onder de definitie van ‘beleggingsinstelling’ in de Wet op het financieel toezicht. Artikel 11, derde lid, van Vrijstellingsregeling Wft wordt in lijn hiermee aangepast.

E

Onderdeel E betreft een technische wijziging. Bij de implementatie van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen is het wettelijke begrip ‘instelling voor collectieve belegging in effecten’ vervangen door het begrip ‘icbe’. Artikel 28, onderdeel b, van de Vrijstellingsregeling Wft wordt in lijn hiermee aangepast. Daarnaast wordt een verschrijving hersteld.

F

ANBI’s die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht voor het aanbieden, adviseren en bemiddelen met betrekking tot bepaalde soorten krediet zijn op grond van artikel 39a ook vrijgesteld van de desbetreffende doorlopend toezichteisen. Nu de vrijstelling voor ANBI’s wordt uitgebreid naar adviseren over en bemiddelen in het openen van betaal- of spaarrekeningen ten behoeve van het krediet, wordt de reikwijdte van artikel 39a overeenkomstig uitgebreid.

ARTIKEL II

De vrijstellingen zullen per 1 januari 2014 in werking treden.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem.


X Noot
1

Wet van 12 juni 2013 tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek, de Wet op de economische delicten en enige fiscale wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) Nr. 1060/2009 en (EU) Nr. 1095/2010 (PbEU 2011, L 174) (Stb. 2013, 228).

X Noot
3

Wet van 16 oktober 2013 tot wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek inzake curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen en mentorschap ten behoeve van meerderjarigen en enige andere bepalingen (Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap) (Stb. 2013, 414).

X Noot
4

Stb. 2013, 414.

X Noot
5

Regeling van de Minister van Financiën van 12 juli 2013, FM 2013/1284 M, directie Financiële Markten, tot wijziging van Vrijstellingsregeling Wft in verband met een vrijstelling voor bewindvoerders van de vergunningplicht inzake bemiddelen (Stcrt. 2013, 20560).

Naar boven