Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 24 september 2013, nummer 480838, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdeneenentwintigste wijziging)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op

  • Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) (PbEU 2011, L 337);

  • de artikelen 24, tweede lid, 62, derde lid, en 108, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en de artikelen 2.2, 3.105a, 3.105c, derde lid, en 3.105f, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, worden aan artikel 1.1 twee onderdelen toegevoegd, luidende:

d. vervolging:

vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag;

e. ernstige schade:

daden als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Wet en artikel 15 van richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) (PbEU 2011 L 337).

B

Bijlage 1, behorend bij artikel 2.1, eerste lid, onder a, komt te luiden als aangegeven in de bijlage bij deze regeling.

C

In de tabel in artikel 3.34 komt rij b. te luiden:

b. ‘verblijf als economisch niet-actieve langdurig ingezetene of vermogende vreemdeling’

€ 150, of als vermogende vreemdeling: € 2.000

€ 150, of als vermogende vreemdeling: € 1.000

D

Artikel 3.34c wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van artikel 3.34 en 3.34a is de vreemdeling voor een aanvraag tot het wijzigen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid, in een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden op grond van artikel 3.51, eerste lid, aanhef en ander a, ten eerste, van het Besluit, een bedrag van € 225 verschuldigd.

E

Artikel 3.35 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder b, c en d, en tweede lid, wordt ‘folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Wet’ vervangen door: ernstige schade.

2. In het derde lid, onder b, wordt ‘of’ vervangen door ‘en’ en wordt ‘het ontbreken van relevante gegevens’ vervangen door: het ontbreken van andere relevante gegevens.

F

Aan artikel 3.36 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Er moet een verband zijn tussen enerzijds de gronden voor vervolging genoemd in artikel 1A van het Vluchtelingenverdrag en anderzijds de daden, bedoeld in het eerste lid, die als vervolging worden aangemerkt of het ontbreken van bescherming tegen dergelijke daden.

G

Artikel 3.37 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid, onder d, wordt na ‘omdat zij in haar directe omgeving als afwijkend wordt beschouwd;’ een zin toegevoegd, luidende:

Afhankelijk van de omstandigheden in het land van herkomst kan een specifieke sociale groep een groep zijn die als gemeenschappelijk kenmerk seksuele gerichtheid heeft. Seksuele gerichtheid omvat geen handelingen die volgens het nationale recht van de lidstaten als strafbaar worden beschouwd. Wanneer moet worden vastgesteld of iemand tot een bepaalde sociale groep behoort of wanneer een kenmerk van een dergelijke groep wordt geïdentificeerd, wordt er terdege rekening gehouden met genderaspecten, waaronder genderidentiteit;

2. In het eerste lid, onder e, wordt ‘actoren’ vervangen door: potentiële actoren.

3. In het tweede lid wordt ‘terzake’ vervangen door: ter zake.

H

In artikel 3.37a, aanhef en onderdeel c, wordt ‘indien aannemelijk is gemaakt’ vervangen door ‘indien kan worden aangetoond’ en wordt ‘folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Wet’ vervangen door: ernstige schade.

I

In artikel 3.37b, eerste en tweede lid, wordt ‘folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Wet’ vervangen door: ernstige schade.

J

Artikel 3.37c komt te luiden:

Artikel 3.37c

  • 1. Bescherming tegen vervolging, dan wel tegen ernstige schade kan alleen worden geboden door:

    • a. de staat, of

    • b. partijen of organisaties, met inbegrip van internationale organisaties, die de staat of een aanzienlijk deel van zijn grondgebied beheersen, mits zij bereid en in staat zijn bescherming te bieden overeenkomstig het tweede lid.

  • 2. Bescherming tegen vervolging of ernstige schade moet doeltreffend en van niet-tijdelijke aard zijn. In het algemeen wordt dergelijke bescherming geboden wanneer de actoren als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, redelijke maatregelen tot voorkoming van vervolging of ernstige schade treffen, onder andere door de instelling van een doeltreffend juridisch systeem voor de opsporing, gerechtelijke vervolging en bestraffing van handelingen die vervolging of ernstige schade vormen, en wanneer de verzoeker toegang tot een dergelijke bescherming heeft.

K

Artikel 3.37d komt te luiden:

Artikel 3.37d

  • 1. Bij de beoordeling of een vreemdeling op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Wet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van die wet geldt dat een vreemdeling geen behoefte heeft aan bescherming, indien hij in een deel van het land van herkomst:

    • a. geen gegronde vrees heeft voor vervolging of geen reëel risico op ernstige schade loopt; of

    • b. toegang heeft tot bescherming als bedoeld in artikel 3.37c tegen vervolging of tegen ernstige schade,

    en hij op een veilige en wettige manier kan reizen naar en zich toegang verschaffen tot dat deel van het land, en redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij er zich vestigt.

  • 2. Bij de beoordeling of de vreemdeling een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade loopt, of toegang heeft tot bescherming tegen vervolging of tegen ernstige schade in een deel van het land van herkomst overeenkomstig het eerste lid, wordt rekening gehouden met de algemene omstandigheden in dat deel van het land en met de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling in overeenstemming met de artikelen 3.35 en 3.45 en met artikel 3.111, eerste lid, van het Besluit. Daartoe wordt ervoor gezorgd dat wordt beschikt over nauwkeurige en actuele informatie uit relevante bronnen, zoals de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken.

L

Artikel 3.37e komt te luiden:

Artikel 3.37e

Bij de beoordeling of een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, die is verleend op grond van artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Wet, wordt ingetrokken op grond van artikel 32, eerste lid, onder c, van de Wet, of de aanvraag voor verlenging van de geldigheidsduur ervan wordt afgewezen op die grond, wordt in aanmerking genomen of de wijziging van de omstandigheden een voldoende ingrijpend en niet-voorbijgaand karakter heeft om de gegronde vrees voor vervolging dan wel het reële risico op ernstige schade weg te nemen. De rechtsgrond voor verlening van de desbetreffende verblijfsvergunning heeft niet opgehouden te bestaan indien de vreemdeling dwingende redenen kan aanvoeren die voorvloeien uit vroegere vervolging dan wel uit vroegere ernstige schade, om te weigeren de bescherming in te roepen van het land waarvan hij de nationaliteit bezit, of, in het geval van een staatloze, van het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfsplaats had.

M

Artikel 6.3, derde lid, komt te luiden:

  • 3. In afwijking van het tweede lid, kan de vertrektermijn met ten hoogste zes maanden worden verlengd indien de duur van het aan de vreemdeling verleende visum niet kan worden verlengd en zijn aanwezigheid in Nederland noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de procedure voor het Internationale Strafhof, het Speciale Tribunaal voor Libanon, het Internationaal Joegoslavië Tribunaal, het Speciale Hof voor Sierra Leone, dan wel het Internationaal Residumechanisme voor Straftribunalen.

N

Na artikel 7.1g wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.1h

Als voorschriften vastgesteld bij of krachtens de Schengengrenscode, bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Wet, zijn aangewezen:

  • Bijlage VI, onder 2.3.1, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.1.2, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.1.4, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.1.5, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.2.1, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.2.6, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.2.7, van de Schengengrenscode

  • Bijlage VI, onder 3.2.10, i, van de Schengengrenscode

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2013.

  • 2. Artikel I, onderdeel D, werkt terug tot en met 9 oktober 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 24 september 2013

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

BIJLAGE 1, BEHOREND BIJ ARTIKEL 2.1, EERSTE LID, ONDER A, VOORSCHRIFT VREEMDELINGEN 2000

Luchthaven

Luchthavencode

Abu Dhabi International Airport

AUH

Amman – Queen Alia International Airport

AMM

Ankara Esenboga International Airport

ESB

Banjul Yundum International Airport

BJL

Beijing Capital International Airport

PEK

Cairo International Airport

CAI

Casablanca Mohammed V International Airport

CMN

Dakar Léopold Sédar Senghor International Airport

DKR

Damman – King Fahd International Airport

DMM

Dar Es Salaam International Airport

DAR

Denpasar Bali International Airport

DPS

Dubai International Airport

DXB

Guangzhou Baiyun International Airport

CAN

Hong Kong International Airport

HKG

Istanboel International Atatürk Airport

IST

Istanboel Sabiha Gökçen International Airport

SAW

Jakarta Soekarno Hatta International Airport

CGK

Johannesburg International Airport

JNB

Luanda 4 de Fevereiro International Airport

LAD

Moskou Sheremetjevo International Airport

SVO

Nairobi Jomo Kenyatta International Airport

NBO

Panama Stad -Tocumen International Airport

PTY

Tel Aviv – Ben Gurion International Airport

TLV

Tunis – Carthage International Airport

TUN

Quito Mariscal Sucre International Airport

UIO

Sao Paulo Guarulhos International Airport

GRU

Singapore Changi International Airport

SIN

TOELICHTING

Algemeen

Deze wijzigingsregeling bevat de wijzigingen in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 ter implementatie van de richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) (PbEU 2011, L 337). Ingevolge artikel 39, eerste lid, van de richtlijn moet deze uiterlijk op 21 december 2013 zijn omgezet.

De omzetting vereist geen aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 en het Vreemdelingenbesluit 2000. Om die reden is de vernieuwde transponeringstabel als bijlage toegevoegd aan de toelichting van deze wijzigingsregeling.

Daarnaast bevat dit wijzigingsbesluit een wijziging van de formulering van de woorden ‘folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Wet’. Zie hiervoor de artikelsgewijze toelichting.

Voorts bevat deze wijzigingsregeling een aanpassing van bijlage 1, behorend bij artikel 2.1, eerste lid, onder a (artikel I, onderdeel B), een tweetal wijzigingen ten aanzien van de leges (artikel I, onderdeel C en D), een wijziging van het derde lid van artikel 6.3 (artikel I, onderdeel M) en een opname, omwille van de kenbaarheid, van de te handhaven voorschriften uit de Schengengrenscode in het nieuwe artikel 7.1h (artikel I, onderdeel N).

De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden. Hiermee wordt afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze afwijking is toegestaan nu 1 oktober 2013 het laatste vaste verandermoment is voor de datum waarop de Kwalificatierichtlijn moet zijn omgezet (uitzonderingsgrond 4 Europese of internationale regelgeving, Aanwijzing 174, vierde lid, onder d, Aanwijzingen voor de regelgeving).

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

In artikel 1.1 worden om taaleconomische redenen de begrippen ‘vervolging’ en ‘ernstige schade’ toegevoegd en gedefinieerd.

Onderdeel B

Bijlage 1, behorend bij artikel 2.1, eerste lid, onder a, wijst de vervoerders aan die de documenten van hun passagiers dienen te fotograferen, te fotokopiëren of te scannen. Hiervoor zijn alle vervoerders aangewezen indien zij vanaf bepaalde luchthavens naar Nederland vliegen. Om de luchtvaartmaatschappijen niet onnodig te belasten, is de opsomming beperkt tot een aantal luchthavens waarvandaan niet gedocumenteerde vreemdelingen worden aangevoerd. Teneinde de maatregel zo effectief mogelijk te laten zijn, wordt de lijst met luchthavens steeds geactualiseerd aan de hand van ervaringsgegevens. Naast de publicatie van de lijst in de Staatscourant worden alle luchtvaartmaatschappijen die een regelmatige lijndienst op Schiphol onderhouden door middel van een emailbericht rechtstreeks op de hoogte gesteld van de gewijzigde lijst.

De ervaringsgegevens van februari 2013 tot en met juli 2013 hebben geleid tot een aangepaste lijst van zevenentwintig afschriftplichtige luchthavens. Zesentwintig luchthavens die het laatste half jaar op de lijst worden genoemd, blijven gehandhaafd. Zes luchthavens zijn van de lijst gehaald en één luchthaven is aan de lijst toegevoegd.

De luchthavens Aleppo International Airport, Damascus International, Airport, Harare International Airport, Kigali International Airport, Lusaka International Airport en Teheran Imam Khomeini International Airport zijn van de lijst gehaald omdat niet meer aan de criteria voor het plaatsen op de lijst wordt voldaan.

De luchthaven Dakar Léopold Sédar Senghor International Airport wordt nieuw op de lijst geplaatst als preventieve maatregel gezien de aanvoer van ongedocumenteerden vanaf deze luchthaven naar omringende Europese landen.

Onderdeel C

Bij brief van 20 september 2013 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is de toelatingsregeling voor vermogende vreemdelingen uiteengezet. Het betreft een nadere invulling van artikel 3.29a van het Vreemdelingenbesluit 2000. Het legesbedrag voor een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verband houdend met verblijf als economisch niet-actieve ingezetene of vermogende vreemdeling in het kader van verblijf als vermogende vreemdeling is vastgesteld op € 2.000. Voor de aanvraag om verlenging van de verblijfsvergunning is het legesbedrag vastgesteld op € 1.000.

Onderdeel D

In deze bepaling is, als gevolg van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 oktober 2012 (zie de brief van 28 november 2012 aan de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer (Kamerstukken I 2012/13, 31 549, K)), het legesbedrag voor een aanvraag tot het wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid in een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden op grond van artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder a, ten eerste, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (het voormalige voortgezet verblijf), vastgesteld op € 225.

Onderdelen E en H tot en met L

In de onderhavige bepalingen zijn de woorden ‘folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Wet’ vervangen door ‘ernstige schade’. Deze woorden sluiten beter aan bij artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn en – via de definitie in artikel 1.1 Voorschrift Vreemdelingen 2000 – bij artikel 29, eerste lid, onder b, zoals aangepast bij wet van 20 mei 2010 tot wijziging van de Vw 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure, Stb. 2010, 202, in werking getreden op 1 juli 2010, Stb. 2010, 244. Naar aanleiding van jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie over artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn, zijn de onderdelen a en c van dat artikel, die voorheen waren opgenomen in artikel 3.105d van het Vreemdelingenbesluit 2000, toegevoegd aan artikel 29, eerste lid, onder b, van de Wet. Van een inhoudelijke wijziging is met de gewijzigde formulering geen sprake.

Onderdeel E, onder 2

De wijziging van artikel 3.35, derde lid, onder b, dient om taalkundig meer aan te sluiten bij de redactie van artikel 4, vijfde lid, onder b, van de Kwalificatierichtlijn.

Onderdeel F

In artikel 3.36, derde lid, is artikel 9, derde lid, van de richtlijn geïmplementeerd. De delegatiegrondslag is artikel 3.105a van het Vreemdelingenbesluit 2000. Het gaat om het vereiste dat er een verband moet zijn tussen de daden van vervolging en de gronden voor vervolging. Ingevolge de nieuwe Kwalificatierichtlijn kan ook aan dit connexiteitsvereiste zijn voldaan wanneer er een verband is tussen de gronden voor vervolging en het ontbreken van bescherming tegen daden van vervolging.

Onderdeel G

In artikel 3.37, eerste lid, onder d, wordt de laatste alinea van artikel 10, eerste lid, onder d van de richtlijn geïmplementeerd. De delegatie grondslag is artikel 3.105a van het Vreemdelingenbesluit 2000. De wijziging houdt in dat in de omschrijving van de erkenningsgrond ‘het behoren tot een bepaalde sociale groep’ wordt aangegeven wat de betekenis is van genderaspecten.

De wijziging van artikel 3.37, eerste lid, onder e, dient tot aansluiting bij de redactie van artikel 10, eerste lid, onder e, van de Kwalificatierichtlijn.

Onderdeel H

De wijziging van de formulering ‘indien aannemelijk is gemaakt’ in de formulering ‘indien kan worden aangetoond’ dient om taalkundig aan te sluiten bij de redactie van artikel 6, onder c, van de Kwalificatierichtlijn.

Onderdeel J

In artikel 3.37c, eerste en tweede lid, is artikel 7, eerste en tweede lid, van de richtlijn geïmplementeerd. De delegatiegrondslag is artikel 3.105a van het Vreemdelingenbesluit 2000.

Onderdeel K

In artikel 3.37d, eerste en tweede lid, is artikel 8, eerste en tweede lid, van de richtlijn geïmplementeerd. De delegatiegrondslag is artikel 3.105a van het Vreemdelingenbesluit 2000.

Artikel 3.37d gaat over binnenlandse bescherming (een vlucht- of vestigingsalternatief): onder voorwaarden kan worden besloten om geen internationale bescherming te verlenen indien ten minste in een deel van het land van herkomst bescherming beschikbaar is. Daarbij moet het beginsel van non-refoulement worden geëerbiedigd en moet het begrip internationale bescherming in overeenstemming zijn met artikel 3 EVRM, zoals dat in het Salah Sheekh-arrest van het EHRM is geïnterpreteerd (EHRM 11 januari 2007, Salah Sheekh v. the Netherlands, no. 1948/04). De wijziging van de Kwalificatierichtlijn en van artikel 3.37d van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 strekt tot codificatie van die uitspraak. Dit is als volgt geschied:

  • 1. De voorwaarden uit het arrest voor toepassing van het vlucht- dan wel vestigingsalternatief zijn toegevoegd, namelijk dat het moet gaan om een locatie waar de vreemdeling op een veilige en wettige manier naartoe kan reizen, zich toegang kan verschaffen, en waar redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij er zich vestigt;

  • 2. De mogelijkheid om het binnenlandse vlucht- dan wel vestigingsalternatief toe te passen ondanks dat er technische belemmeringen bestaan om terug te keren naar het land van herkomst is geschrapt.

  • 3. De autoriteiten zijn verplicht nauwkeurige en actuele informatie te verzamelen over de algemene situatie in het land van herkomst.

In artikel 8, tweede lid, van de nieuwe Kwalificatierichtlijn zijn de woorden ‘in overeenstemming met artikel 4’ toegevoegd. Dit is omgezet door de verwijzing in het tweede lid van artikel 3.37d naar de artikelen in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 waarin artikel 4 van de richtlijn is omgezet, namelijk de artikelen 3.35 en 3.45 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 en artikel 3.111, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000. Hiermee is beoogd duidelijk te maken dat de vreemdeling ook ter zake van de beschermingsalternatieven een bewijsplicht heeft (zie de brief aan de Tweede Kamer van 29 februari 2012, Kamerstukken II 2011/12, 30 573, nr. 96).

Onderdeel L

Om overlap te schrappen zijn in artikel 3.37e het eerste en tweede lid samengevoegd. Inhoudelijk is de tweede volzin van artikel 3.37e nieuw, die humanitaire uitzonderingen bevat op de intrekkings- of niet-verlengingsgrond dat de omstandigheden voor verlening van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hebben opgehouden te bestaan. Dit is de omzetting van het nieuwe artikel 11, derde lid, en artikel 16, derde lid, van de Kwalificatierichtlijn. De delegatiegrondslagen zijn artikel 3.105c, derde lid, en artikel 3.105f, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.

Onderdeel M

De vertrektermijn kan ingevolge de hoofdregel neergelegd in artikel 6.3 Voorschrift Vreemdelingen 2000 voor een duur van ten hoogste drie maanden worden verlengd. Indien voorafgaand aan het verblijf in Nederland een langer verblijf dan drie maanden voorzienbaar is, ligt in de rede dat de vreemdeling een daartoe strekkende titel aanvraagt.

Artikel 6.3, derde lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 vormt een door internationale verplichtingen ingegeven uitzondering op deze hoofdregel. De regeling ziet op de getuigen, en in voorkomende gevallen verdachten die niet in hechtenis zijn genomen, die omwille van hun bijdrage aan de procedures voor het Internationaal Strafhof in Nederland moeten verblijven. In bijzondere omstandigheden is hun aanwezigheid noodzakelijk terwijl geen mogelijkheid meer bestaat om het aan hen verleende visum te verlengen. De maximale duur van een visum is immers in artikel 12, tweede lid van de Vreemdelingenwet 2000, gelezen in samenhang met artikel 3.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000, begrensd op zes maanden. Aanpassing van de wet ligt gezien de verwachte beperkte omvang dan deze groep, niet in de rede. Er bestaat in deze situatie evenmin goede grond voor het verlenen van een verblijfsvergunning omdat dit afbreuk zou doen aan het tijdelijke karakter van de aanwezigheid van deze personen.

Voor deze zeer uitzonderlijke categorie vreemdelingen is de uitzondering in artikel 6.3, derde lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 vastgelegd, waardoor hun aanwezigheid in Nederland gedurende een aanvullend tijdvak wordt gedoogd doordat de vertrektermijn wordt verlengd met zes maanden.

Door het Speciale Tribunaal voor Libanon is gevraagd om te mogen aansluiten bij de regeling die geldt ten aanzien van personen die verschijnen voor het Internationale Strafhof. Er bestaat geen grond om dit verzoek niet te honoreren, gegeven de verplichtingen in het zetelverdrag met het Speciale Tribunaal voor Libanon. Om in het verzoek te bewilligen, wordt de regeling als neergelegd in artikel 6.3 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 opengesteld voor de personen die voor dat tribunaal verschijnen. Tegelijk is bezien of aanleiding bestaat om een zelfde mogelijkheid te bieden aan personen die verschijnen voor andere internationale tribunalen die in Nederland zetelen en die zich richten op de vervolging van personen op grond van het internationale strafrecht. Gezien de vergelijkbare positie die Nederland krachtens de betreffende zetelverdragen op dit punt heeft ten opzichte van deze tribunalen, en om te komen tot een eenduidige werkwijze in vergelijkbare gevallen, is besloten de regeling ook voor de overige in Nederland zetelende Hoven open te stellen.

Benadrukt wordt dat het gaat om een uitzonderlijke verlenging van de vertrektermijn die noodzakelijk is in het kader van het faciliteren van de werkzaamheden gedurende de procedures voor de tribunalen. In verreweg de meeste gevallen is de verblijfstermijn die aan een visum is verbonden, in combinatie met de mogelijkheden tot verlenging daarvan, afdoende. Van belang is te benadrukken dat uitgangspunt blijft dat het tribunaal in kwestie zich inspant om de proceshandelingen binnen de maximale duur van het verleende visum te laten plaatsvinden. In die uitzonderingssituaties waarin het betreffende Hof aangeeft dat de goede procesorde het niet mogelijk maakt dat afhandeling binnen die periode plaatsheeft en de situatie maakt dat geen gelegenheid bestaat om Nederland te verlaten om in het buitenland het moment af te wachten waarop zijn aanwezigheid voor het Hof opnieuw gewenst is, kan toepassing worden gegeven aan deze regeling.

De mogelijkheid tot verlengen van de vertrektermijn in artikel 6.3, derde lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 is uitdrukkelijk niet bedoeld om, na afloop van de procedure voor het betreffende internationale tribunaal, het proces van relocatie van de vreemdeling te ondersteunen of verlengd verblijf van de vreemdeling mogelijk te maken. Nog voor het einde van de procedures dient te worden bezien in welk land de betreffende vreemdeling kan worden ondergebracht. Om dit tot uitdrukking te brengen is in de bewoording van de bepaling thans opgenomen dat deze mogelijkheid alleen openstaat indien aanwezigheid van de persoon noodzakelijk is voor de procedure voor het betreffende tribunaal. Is de procedure afgerond, dan is de bevoegdheid om deze bijzondere procedure toe te passen in beginsel niet aanwezig.

Onderdeel N

Teneinde te voorzien in de handhaving van de verplichtingen die zijn opgenomen in bijlage VI van de Verordening nr. 562/2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode), welke verordening met Verordening nr. 610/2013 van 26 juni 2013 is gewijzigd, is in artikel 108, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 een verwijzing naar de Schengengrenscode opgenomen. Omwille van de kenbaarheid worden de te handhaven voorschriften die gericht zijn tot personen, aangewezen in het Voorschrift Vreemdelingen 2000. Daarbij gaat het om de in de bijlage VI van de Schengengrenscode neergelegde specifieke voorschriften voor personen inzake het overschrijden van land-, lucht- en zeegrenzen, welke berusten op artikel 18 van de Schengengrenscode. Onder personen wordt hierbij ook begrepen de gezagvoerder van een schip en een vliegtuig.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Transponeringstabel

Artikel, -lid of onderdeel EU-regeling

Te implementeren in

Bijzonderheden

artikel 1 (doel)

 

behoeft geen implementatie

artikel 2 (definities)

 

art. 1 Vw 2000

artikel 3 (gunstiger normen)

 

facultatieve bepaling; niet geïmplementeerd

artikel 4, eerste lid (beoordeling van feiten en omstandigheden)

 

art. 31 Vw 2000 jo 3.111 Vb 2000 en 3:4 Awb

artikel 4, tweede lid

 

art. 3.111 Vb 2000, 3.45 VV 2000

artikel 4, derde lid

 

art. 3.35, eerste lid, VV 2000

artikel 4, vierde lid

 

art. 3.35, tweede lid, VV 2000

artikel 4, vijfde lid

aanpassen art. 3.35, derde lid, VV 2000 aan nieuwe tekst richtlijn

art. 3.35, derde lid, VV 2000

artikel 5, eerste en tweede lid (ter plaatse ontstane behoefte aan internationale bescherming)

 

art. 3.37b VV 2000

artikel 5, derde lid

 

facultatieve bepaling; niet geïmplementeerd (zie Kamerstukken II 2006/07, 30 925, nr. 3, p. 9)

artikel 6 (actoren van vervolging of ernstige schade)

aanpassen art. 3.37a VV 2000 aan tekst richtlijn

art. 3.37a VV 2000

artikel 7 (actoren bescherming)

aanpassen art. 3.37c VV 2000 aan nieuwe tekst richtlijn

art. 3.37c VV 2000

artikel 8 (binnenlandse bescherming)

schrappen art. 3.37d, derde lid, VV 2000; verder eerste en tweede lid aanpassen aan nieuwe tekst richtlijn

art. 3.37d VV 2000

artikel 9 (daden van vervolging)

nieuw in derde lid: ‘of het ontbreken van bescherming tegen dergelijke daden’; opnemen in nieuw art. 3.36, derde lid, VV 2000

art. 3.36 VV 2000

artikel 10 (gronden voor vervolging)

aanpassen art. 3.37 VV 2000 aan tekst richtlijn; ook de laatste gewijzigde zin van art. 10, eerste lid, onder d, opnemen in art. 3.37 VV 2000

art. 3.37 VV 2000

artikel 11 (beëindiging)

nieuw art. 11, derde lid, implementeren in art. 3.37e VV 2000 op basis van art. 3.105c Vb 2000

art. 32, eerste lid, onder c, Vw 2000, 3.105c, eerste lid, Vb 2000 (jo. 1, onder l, Vw jo. 1D Vluchtelingenverdrag),

3.37e VV 2000

artikel 12, eerste en tweede lid (uitsluiting)

 

art. 31, eerste lid, en 29, eerste lid, onder a, Vw jo. 3.107, eerste lid, Vb 2000 (jo. 1, onderdeel l, Vw 2000 dat een rechtstreekse verwijzing naar het Vluchtelingenverdrag bevat, zie art. 1D, 1E en 1F Vluchtelingenverdrag)

artikel 12, derde lid

 

art. 3.107, eerste lid, Vb 2000

artikel 13 (verlening van vluchtelingenstatus)

 

art. 29, eerste lid, onder a, Vw 2000 en 3.105b, Vw 2000

artikel 14, eerste lid (intrekking, beëindiging of weigering tot verlenging van vluchtelingenstatus)

 

art. 32, eerste lid, onder c, Vw 2000, 3.105c, eerste lid, Vb 2000, 3.37e VV 2000

artikel 14, tweede lid

 

art. 3:2 en 4:2, tweede lid, Awb

artikel 14, derde en vierde lid

 

art. 32, eerste lid, onder a, b en c, Vw 2000, 3.105c, eerste en tweede lid, Vb 2000

artikel 14, vijfde lid

 

art. 3.105b Vb 2000

artikel 14, zesde lid

 

art. 29, eerste lid, onder a, Vw 2000, 10, tweede lid, Vw 2000, 1 en 6 Grondwet, Verordening 44/2001/EG

artikel 15 (ernstige schade)

 

art. 29, eerste lid, onder b, Vw 2000

artikel 16, eerste en tweede lid (beëindiging)

 

art. 32, eerste lid, onder c, Vw, 3.105f, eerste lid, Vb 2000 en 3.37e VV 2000

artikel 16, derde lid

nieuw art. 16, derde lid, implementeren in 3.37e VV 2000 op basis van art. 3.105f, derde lid, Vb 2000

 

artikel 17, eerste en tweede lid (uitsluiting)

 

art. 3.105e Vb 2000

artikel 17, derde lid

 

facultatieve bepaling; niet geïmplementeerd (zie Kamerstukken II 2006/07, 30 925, nr. 3, p. 9)

artikel 18 (verlening subsidiaire beschermingsstatus)

 

art. 29, eerste lid, onder b, Vw 2000 en 3.105e Vb 2000

artikel 19, eerste en derde lid (intrekking, beëindiging of weigering tot verlenging subsidiaire beschermingsstatus)

 

art. 32, eerste lid, onder a, b en c, en tweede lid, Vw 2000, 3.105f Vb 2000, 3.37e VV 2000

artikel 19, tweede lid

 

facultatieve bepaling; niet geïmplementeerd (zie Kamerstukken II 2006/07, 30 925, nr. 3, p. 9)

artikel 19, vierde lid

 

art. 3:2 en 4:2, tweede lid, Awb

artikel 20, eerste lid (kenmerken internationale bescherming – algemene bepalingen

 

art. 93 Gw jo Vluchtelingenverdrag, 29, eerste lid, onder a, Vw 2000

artikel 20, tweede lid

 

De bijzondere wetgeving verwijst -voor zover hier relevant- naar rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarmee wordt verwezen naar zowel vluchtelingen als naar personen die subsidiaire bescherming genieten.

artikel 20, derde en vierde lid

 

Vw 2000

artikel 20, vijfde lid

 

art. 3 IVRK

artikel 21, eerste lid (bescherming tegen refoulement)

 

art. 3 EVRM en 33 Vluchtelingenverdrag jo 93 Gw

artikel 21, tweede lid

 

art. 93 Gw jo 33 Vluchtelingenverdrag

artikel 21, derde lid

 

art. 31 jo 32 Vw 2000

artikel 22 (informatie)

 

art. 37, onder d, Vw 2000, 3.122 Vb 2000 en 3.46 VV 2000

artikel 23, eerste lid (instandhouding van het gezin)

 

art. 29, eerste lid, onder e en f, Vw 2000, 15 Vw 2000, 3.13 tot en met 3.28 Vb 2000 en via 8 EVRM

artikel 23, tweede en derde lid

 

art. 29, eerste lid, onder e en f, Vw 2000 juncto 31, tweede lid, onder k, Vw 2000 en 3.107 Vb 2000

artikel 23, vierde lid

 

art. 31, tweede lid, onder k, Vw 2000

artikel 23, vijfde lid

 

art. 29, eerste lid, onder f, Vw 2000

artikel 24 (verblijfstitels)

 

art. 28 Vw 2000 en 3.105 Vb 2000

artikel 25 (reisdocumenten)

 

art. 11 Paspoortwet

artikel 26 (toegang tot werk)

 

art. 1c Besluit tot uitvoering Wet arbeid vreemdelingen

artikel 27 (toegang tot onderwijs)

 

art. 8.1.1, eerste lid, en 8.2.1 Wet educatie en beroepsonderwijs; art. 7.32, vijfde lid en 7.43, eerste lid Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; art. 40, eerste lid, Wet op het primair onderwijs; art. 40, tweede lid, Wet op de expertisecentra; art. 27, lid 1a, Wet op het voortgezet onderwijs; art. 2.2 Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten; art. 2.2 Wet studiefinanciering 2000

artikel 28 (toegang tot procedures voor de erkenning van kwalificaties)

 

Erkenning is mogelijk bij Nuffic, Colo en Informatiecentrum DiplomaWaardering (IcDW). Verder artikel 7.28, eerste lid, Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, het Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio; Lissabon (Trb. 2002, 113 en 137)

artikel 29 (sociale voorzieningen)

 

art. 11 Wet werk en bijstand

artikel 30 (gezondheidszorg)

 

art. 5 Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten; art. 4, vierde lid, Zorgverzekeringswet;

art. 8 Wet maatschappelijke ondersteuning

artikel 31, eerste lid (niet-begeleide minderjarigen)

 

art. 1:245 Burgelijk Wetboek jo. 1:241 BW en 1:295 BW

artikel 31, tweede lid

 

art. 13 en 47 Wet op de jeugdzorg, 40 jo. 61 Uitvoeringsbesluit op de jeugdzorg

artikel 31, derde lid

 

art. 5 Wet op de jeugdzorg jo. 34 Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg, 61 Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg

artikel 31, vierde lid

 

art. 61 Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg

artikel 31, vijfde lid

 

Betreft feitelijk handelen

artikel 31, zesde lid

 

art. 61 Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg

artikel 32 (toegang tot huisvesting)

 

art. 9 Huisvestingswet

artikel 33 (vrij verkeer binnen de lidstaat)

 

art. 8, onder c, Vw 2000

artikel 34 (toegang tot integratievoorzieningen)

 

Wet inburgering

artikel 35 (repatriëring)

 

Remigratiewet

artikel 36 (samenwerking)

 

behoeft geen implementatie

artikel 37 (personeel)

 

art. 2:5 en 3:2 Awb

artikel 38-42 (verslagen, omzetting, intrekking, inwerkingtreding, adressaten)

 

behoeft geen implementatie

Naar boven