Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 12 juli 2013, MinBuZa-2013.209420 tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2013)

De Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

Gelet op artikel 6 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken1 en artikel 2.1 en 4.8 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 20062,

Besluiten:

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van artikel 2.1 en artikel 4.8 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met het oog op de financiering van activiteiten ter bevordering van de naleving van mensenrechten in het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2013 gelden de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels.

Artikel 2

  • 1. Voor subsidieverlening in het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2013 ten behoeve van activiteiten, bedoeld in artikel 2.1 en artikel 4.8 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006, geldt voor aanvragen ingediend in de periode vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2013 een subsidieplafond van € 1,2 miljoen.

  • 2. Meerjarige subsidies kunnen worden verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht, dat daarvoor in de daarop betrekking hebbende begroting voldoende middelen ter beschikking worden gesteld.

Artikel 3

Het besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken van 6 december 2012, nr. DMM/MP-538/2012, tot vaststelling van een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Subsidieplafond Mensenrechtenfonds Centraal 2013)3 wordt ingetrokken.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatcourant waarin het geplaatst wordt en vervalt met ingang van 1 januari 2014 met dien verstande dat het van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, namens deze: de Secretaris-Generaal, R.V.M. Jones-Bos

BIJLAGE

Inleiding

De beleidsregels die in deze bijlage zijn neergelegd vormen het richtsnoer voor de beoordeling van aanvragen voor subsidies in het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2013. In totaal is in 2013 € 1,2 miljoen beschikbaar voor uitgaven uit dit fonds.

De beschikbare subsidiemiddelen maken deel uit van het ‘Mensenrechtenfonds’ dat zich richt op de financiering van activiteiten op het gebied van mensenrechten ter ondersteuning van de doelstellingen van de prioriteiten uit de Mensenrechtenbrief ‘Respect en recht voor ieder mens’4 en zodoende op de doelstellingen van het Nederlands buitenlands beleid. Hierbij kan het zowel gaan om lange-termijndoelstellingen als om activiteiten gerelateerd aan actuele ontwikkelingen, die invloed hebben op het Nederlands buitenlands beleid. Activiteiten moeten betrekking hebben op minimaal twee landen van de landenlijst, opgenomen in de Annex bij deze bijlage.

In aanvulling op de bepalingen van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 dienen activiteiten om voor subsidie uit het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2013 in aanmerking te kunnen komen te voldoen aan de criteria die in deze beleidsregels zijn neergelegd.

Criteria

Om voor een subsidie in het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2013 in aanmerking te kunnen komen dienen de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd betrekking te hebben op één van de volgende (deel)thema’s uit de Mensenrechtenbrief ‘Respect en recht voor iedereen’:

  • Bescherming en ondersteuning van mensenrechtenverdedigers;

  • Gelijke rechten voor lesbiennes, homo’s biseksuelen en transgenders (LHBT);

  • Gelijke rechten voor vrouwen gericht op politieke participatie en het voorkomen van geweld tegen vrouwen;

  • Tegengaan van de ernstigste mensenrechtenschendingen (doodstraf en marteling);

  • Bevordering van vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid;

  • Bevordering van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging;

  • Mensenrechten en ontwikkeling;

  • Mensenrechten en bedrijfsleven inclusief kinderarbeid.

Bij de beoordeling van subsidieaanvragen wordt in aanvulling hierop tevens gekeken naar:

  • 1. Inhoudelijke kwaliteit van de aanvraag:

    • Het voorstel bevat een specifieke, meetbare, acceptabele, realistische en tijdgebonden vertaling van doelen in resultaten, activiteiten en middelen.

    • De wijze waarop het project bijdraagt aan de bevordering van de naleving van de mensenrechten, in het bijzonder de mensenrechten zoals genoemd in de Mensenrechtenbrief ‘Recht en respect voor iedereen’ is duidelijk beschreven.

    • De concrete werkzaamheden die verricht worden ter realisering van het project zijn omschreven en voor de te verrichten werkzaamheden is een planning bijgevoegd.

    • Een gedetailleerde begroting, bestaande uit voorziene uitgaven en financiering is bijgevoegd, evenals een liqiditeitsprognose.

  • 2. Doeltreffendheid en doelmatigheid.

  • 3. Haalbaarheid, waarbij mede gelet wordt op realistische veronderstellingen, o.a. ten aanzien van de politieke realiteit.

  • 4. Duurzaamheid en solide financiële uitgangspunten, met name waar het gaat om de voortzetting van activiteiten na afloop van de Nederlandse overheidssteun en diversificatie van inkomstenbronnen. Het tijdvak van een subsidie in het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2013 kan maximaal vier jaar beslaan, indien kan worden onderbouwd dat dit noodzakelijk is om structurele veranderingen tot stand te brengen.

  • 5. Kwaliteit van de uitvoerende organisatie, in het bijzonder de financiële en managementcapaciteit, transparantie, benodigde menskracht en middelen, aantoonbare ervaring met soortgelijke projecten en het hanteren van interne evaluatie- en monitoringsystemen.

  • 6. De activiteiten waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft zijn in lijn met het Nederlandse- en het EU-mensenrechtenbeleid.

Overige bepalingen

Bij de verlening van subsidie uit het Mensenrechtenfonds geldt het volgende:

  • Subsidieaanvragen bedragen maximaal EUR 499.000,–.

  • Activiteiten waarvoor reeds een subsidie is verstrekt ten laste van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken, zoals in het kader van FLOW, het SRGR Fonds, het programma MATRA-zuid, komen niet in aanmerking voor een subsidie in het kader van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2013;

  • De Minister kan gelet op het bepaalde in artikel 8 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken bepalen dat slechts een deel van de kosten voor subsidiëring in aanmerking komt, mede gelet op de beschikbare middelen en de mate waarin de activiteiten bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van het Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2013.

  • De subsidie wordt verleend als activiteitensubsidie; aanvragen die hoofdzakelijk op de overheadkosten van de aanvrager betrekking hebben komen niet voor toekenning in aanmerking.

Procedure

De verdeling van het subsidieplafond vindt plaats op volgorde van binnenkomst van de aanvragen die overeenkomstig de criteria, neergelegd in deze beleidsregels, voor subsidieverlening in aanmerking komen. Aanvragen voor een subsidie kunnen vanaf het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregels het gehele jaar door worden ingediend bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, directie DMM, Bezuidenhoutseweg 67, Postbus 20061, 2500 EB Den Haag.

ANNEX I

Landenlijst Mensenrechtenfonds Kleine Activiteiten 2013

REGIO

Afrika

Azië

Europa

Latijns-Amerika

Midden-Oosten en Golfregio

Algerije

DRC

Kenia

Libië

Marokko

Nigeria

Soedan

Zuid-Soedan

Somalië

Tunesië

Zimbabwe

Zuid-Afrika

Bangladesh

Birma

China

India

Indonesië

Kazachstan

Noord-Korea

Pakistan

Turkije

Armenië

Georgië

Oekraïne

Rusland

Wit-Rusland

Brazilië

Cuba

Colombia

Mexico

Panama

Venezuela

Bahrein

Egypte

Irak

Iran

Israël (MOVP)

Jemen

Jordanië

Koeweit

Libanon

Oman

Palestijnse Gebieden

Qatar

Saoedi-Arabië

Syrië

VAE


X Noot
4

Vergaderjaar 2012–2013, Kamerstuk 33 400 V, NR. 1

Naar boven