Besluit van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 11 juli 2013, nr. MinBuza-2013.207602, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (SWMM)

Gelet op artikel 6 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Gelet op artikel 4.8 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;

Besluit:

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van artikel 4.8 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met het oog op de financiering van activiteiten op het gebied van waterzekerheid en waterveiligheid die strekken tot structurele armoedebestrijding en duurzame economische groei (SWMM) gelden de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels.

Artikel 2

  • 1. Voor subsidieverlening in het kader van SWMM geldt voor de periode vanaf inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2017 een subsidieplafond van € 8 miljoen.

  • 2. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat voor het deel van de subsidie dat ten laste komt van een nog niet vastgestelde begroting, voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 3

  • 1. Aanvragen voor een subsidie in het kader van SWMM worden ingediend vanaf het moment van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 16 september 2013 (12:00 uur, Keniaanse tijd).

  • 2. Aanvragen voor een subsidie in het kader van SWMM worden ingediend aan de hand van het daartoe door de Minister vastgestelde aanvraagformulier en voorzien van de op het aanvraagformulier gevraagde bescheiden.

Artikel 4

De verdeling van het subsidieplafond vindt plaats op grond van een beoordeling overeenkomstig de maatstaven die in de bijlage bij dit besluit zijn neergelegd, met dien verstande dat uit alle aanvragen die voldoen aan de maatstaven, de aanvragen die het beste voldoen aan die maatstaven het eerst voor subsidieverlening in aanmerking komen, binnen het raam van een evenwichtige spreiding als bedoeld in artikel 8, derde lid, sub d, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2018, met dien verstande dat het besluit van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Dit besluit zal met de bijlage, uitgezonderd Appendix I, in de Staatscourant worden geplaatst. Appendix I bij de bijlage zal op internet, www.kenia.nlembassy.org, worden geplaatst.

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, namens deze, de waarnemend Ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden, Nairobi, Kenia, H. Docter

BIJLAGE SUBSIDIEBELEIDSKADER SUSTAINABLE WATER MANAGEMENT MARA RIVER BASIN (SWMM)

1. Inleiding

Sustainable Water Management Mara River Basin (SWMM) is een Fonds van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ten behoeve van het verbeteren van waterzekerheid en waterveiligheid in het stroomgebied van de Mara rivier in Kenia. Het beheer is in handen van de Nederlandse Ambassade in Nairobi. Dit subsidiebeleidskader vormt het richtsnoer voor de beoordeling van de aanvragen voor subsidies onder dit kader. Samen met het verplicht te hanteren aanvraagformulier (zie Appendix I) vormt het tevens de leidraad bij het opstellen van de subsidieaanvraag.

Vanwege het publieke belang van water kenmerken interventies zich door een sterke rol van de overheid. Bij de uitvoering van het Ambassade programma is er sinds 2006 voor gekozen om via andere financiële kanalen dan de overheid te werken. Daarbij wordt wel met de overheid samengewerkt, maar ligt de financiële verantwoording bij een externe uitvoerder. Ambassadeprojecten worden hierbij uitgevoerd door NGO’s (in water, voedselzekerheid en veiligheid en rechtsorde), multilaterale organisaties of door not-for-profit bedrijfsleven via publiek private partnerschappen (in drinkwater). Deze aanpak is onder meer vastgelegd in het MJSP 2009-2011 en in het MJSP 2012-2015 opnieuw besloten. In Kenia is gebleken dat het van grote waarde is om juist andere partijen nauw te betrekken, zoals bedrijven, NGO’s en kennisinstellingen.

Zo is bij het uitvoeren van programma’s in het Lake Naivasha stroomgebied sinds 20081 gebleken dat WWF, via een samenwerking met bedrijven, overheidsinstellingen, universiteiten en NGO’s goede resultaten wist te boeken. De Keniaanse overheid waardeert deze aanpak en gebruikt de uitkomsten bij het formuleren van beleid. Het Lake Naivasha programma heeft zich ontwikkeld tot een PPPP (Private – Public – People Partnership).

PPP’s zijn een effectief instrument om de expertise middelen en netwerken van de betrokken partijen te mobiliseren en in te zetten voor een gemeenschappelijk doel. Daarbij kunnen alle partijen profiteren, maar moeten ook alle partijen bereid zijn een deel van de risico’s voor zijn of haar rekening te nemen.

SWMM bouwt voort op eerdere ervaringen met PPP’s op het gebied van water2 en zal de ervaringen van het Fonds Duurzaam Water (FDW, 2012) gebruiken. Het doel van SWMM is het verbeteren van waterzekerheid en waterveiligheid in het stroomgebied van de rivier Mara via publiek private samenwerking. Hiermee wordt bijgedragen aan duurzame economische groei en armoedebestrijding met aandacht voor kwetsbare groepen en ecologische duurzaamheid.

SWMM sluit aan op de aanpak van het Fonds Duurzaam Water (FDW) en beoogt het creëren van mogelijkheden voor nieuwe combinaties van samenwerkende partijen (publiek, privaat, NGO en kennisinstelling) uit Nederland en Kenia met elk eigen inbreng (kennis, ondernemerschap, netwerk, financiële middelen).

SWMM sluit aan bij het beleid voor ontwikkelingssamenwerking zoals uiteengezet in de Basisbrief Ontwikkelingssamenwerking (26 november 2010)3, de Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking (18 maart 2011)4, de kamerbrief Water voor Ontwikkeling (9 januari 2012)5, het Meer Jaren Strategisch Plan 2012 – 2015 van de Ambassade in Nairobi (MJSP)6 en de notitie “Wat De Wereld Verdient”7.

SWMM is binnen de beleidsprioriteit water gericht op twee van de drie subthema’s:

  • Efficiënt watergebruik, met name in de landbouw;

  • Verbeterd stroomgebied beheer.

SWMM gaat uit van de kernwaarden van het nieuwe OS-beleid. Er is gekozen voor een duidelijke geografische en thematische focus waarbij duurzaamheid voorop staat. Voorts geeft de Ambassade via dit Fonds de Nederlandse watersector de mogelijkheid om actief bij het landenprogramma betrokken te raken.

2. Beleidsuitgangspunten SWMM

2.1 Doelstelling van SWMM

Het doel van SWMM is het verbeteren van waterzekerheid en waterveiligheid in het stroomgebied van de rivier Mara via publiek private samenwerking; SWMM levert een bijdrage aan duurzame economische groei, structurele armoedebestrijding en zelfredzaamheid van de bevolking in het stroomgebied van de Mara.

2.2 Beschrijving stroomgebied en problematiek

Het stroomgebied van de Mara rivier is door de Ambassade geselecteerd als gebied waarop dit Fonds zich richt na een analyse van 6 stroomgebieden in Kenia via multi-criteria analyse. Criteria voor selectie waren: beschikbare hydrologische informatie, veiligheidssituatie, politiek klimaat, mogelijke consortium partners, Nederlandse belangen, link met voedselzekerheid, betrokkenheid private sector en mogelijkheid om in 2017 met significante resultaten te behalen. Het Mara stroomgebied scoorde het hoogste op deze criteria.

Het stroomgebied van de Mara rivier kent een zeer divers landgebruik, dat sterk afhangt van de hoeveelheid neerslag (die gerelateerd is aan de ligging boven zeeniveau). Het gebied wordt voorts gekenmerkt door snelle bevolkingsgroei, wat leidt tot druk op meer landbouw. Het Ambassadeprogramma op het gebied van voedselzekerheid financiert een irrigatieproject voor fruitteelt (avocado’s) in Narok via Solidaridad. Verdere toename van irrigatie in het stroomgebied is waarschijnlijk.

Het Mara stroomgebied heeft een oppervlakte van 13.500 km2 (ca. 40% van Nederland). 65% van het stroomgebied ligt in Kenia, 40% in Tanzania. Het Kenaiaanse deel van het stroomgebied heeft ongeveer 320.000 inwoners en beslaat gedeelten van de counties Bomet, Narok en Nakuru. Het stroomgebied heeft de volgende karakteristieken:

Bovenloop (Upper river basin)

  • 2932 – 2400 m boven zeeniveau: Gedegradeerd bos grotendeels omgezet in landbouwgrond. Enkele malen per jaar nachtvorst. Gebied ligt buiten het Mau Forest Complex, maar bestaat uit marginale landbouwgrond.

  • 2200 – 2400 m boven zeeniveau: Beschermd bos van het Maasai Mau Forest block. Relatief intact bos, begrensd met een strook van 50 m breed bestaande uit theeplantage. Neerslag 1000 – 1750 mm per jaar.

  • 1800 – 2200 m boven zeeniveau: kleinschalige landbouw. Boerderijen meest 1 – 2 hectare groot, verder versnippering van de percelen is gaande. Sterke erosie, resulterend in hoge sedimentlast van de rivieren Nyangores (162 ton/ jaar) en Amala, beide zijrivieren van de Mara.

Middenloop

  • 2200 – 1700 m boven zeeniveau: grootschalige landbouw (2.000 tot >10.000 ha per boerderij) op gepachte grond met hoge (wind)erosie, gebruik van pesticiden en verlies van graasgrond. Teelten zijn vooral granen: tarwe, gerst, mais.

  • Rond 1700 m boven zeeniveau: traditionele pastorale graasgronden van de Masai en private ‘conservancies’ (d.w.z. gebieden ingericht voor natuurbeheer in particulier bezit).

  • 1700 – 1500 m boven zeeniveau: beschermde natuurgebieden van de Masai Mara Reserve (Kenia) en het Serengeti National Park in Tanzania. Masai Mara is geen nationaal park, maar in eigendom van Narok county. In en nabij de Masai Mara zijn ten minste 200 lodges, hotels en kampementen voor toeristen. De meeste hiervan lozen hun afvalwater ongezuiverd in de Mara rivier.

Benedenloop (in Tanzania):

1500 – 1134 m boven zeeniveau: Voornamelijk zgn. ‘dry lands’, maar ook het Mara wetland. Er zijn plannen voor irrigatie in dit gebied. De Mara stroomt uit in Lake Victoria.

Geïdentificeerde problemen op het gebied van waterbeheer in het stroomgebied van de Mara rivier zijn de volgende:

  • Veranderd landgebruik. Dit omvat onder meer:

    • o Conversie van bos naar landbouwgrond (bovenloop, Mau Forest Complex)

    • o Introductie van geïrrigeerde landbouw in de middenloop (Narok) en in de benedenloop (Tanzania)

    • o Conversie van pastorale graasgronden naar extensieve landbouw (tarwe, gerst) in de middenloop (Narok)

    • o Opdeling van pastorale gronden in de middenloop. Dit bemoeilijkt vrije doorgang van wild.

    • o Introductie van private ‘conservancies’ in de middenloop. Deze kunnen bijdragen in het terugdringen van de conversie van graasgronden naar extensieve landbouw

    • o Plannen voor 3 stuwdammen, waarvan 2 in de bovenloop van de altijd watervoerende Mala en Nyangores zijrivieren. De derde dam komt in Tanzania. Het water uit de stuwmeren wordt ingezet voor energieopwekking, irrigatie en mogelijk drinkwater. Veel details ontbreken nog.

    • o In de benedenloop leden de hoge sedimentlasten in de Mara naar alle waarschijnlijkheid tot verstoring van het bestaande Mara wetland.

  • Sterke bevolkingsgroei (3,8%), zowel in de urbane als in de rurale gebieden. Dit leidt tot snelle verstedelijking in Bomet en enkele kleinere dorpen, zonder dat de drinkwatervoorziening en riolering gelijke tred houdt. Bomet (ca. 90.000 inwoners) heeft een klein drinkwaternet (1750 huisaansluitingen), maar geen riolering. Mulot en Longisa, met minder dan 5,000 inwoners elk, hebben geen voorzieningen. In 2009 vond in Bomet een uitbraak van cholera plaats. Het ontbreken van riolering betekent dat veel afvalwater ongezuiverd in de rivier terecht komt. Ook sludge van septic tanks eindigt vaak (illegaal) in de rivier.

  • In het Keniaanse deel van het stroomgebied zijn 7 zgn. Water Resources User Associations (WRUA’s) ofwel watergebruikersgroepen actief. Er is tevens een overkoepelende associatie. De capaciteit van deze organisaties is beperkt en de relatie met de overheidsinstantie verantwoordelijk voor waterbeheer is nog zwak.

  • Er zijn 3 zgn. Community Forest Associations (CFA’s) actief nabij het Masai Mau Forest Block. CFA’s zijn officieel geregistreerde groepen van de lokale bevolking die actief aan bosbeheer doen en daarvoor ook het mandaat hebben van de Keniaanse overheid. De CFA’s zijn essentieel om de ontbossing tegen te gaan maar zijn vrij zwak en hebben gebrek aan middelen.

  • Het NELSAP8 programma heeft pre-feasibility en feasibility studies gefinancierd voor 3 stuwdammen in het Mara stroomgebied, waarvan één in Tanzania. De twee andere dammen hebben locaties in de Amala en de Nyangores zijrivieren van de Mara. Details ontbreken, maar de dammen zullen een reservoir van respectievelijk 25 miljoen m3 en 110 miljoen m3 hebben. Er zijn nog geen milieu effect rapportages uitgevoerd.

  • Sterke bodemerosie in de boven- en middenloop van het stroomgebied en bijbehorende hoge sedimentlast in de Mara en haar zijrivieren.

  • Extensieve landbouw van granen in de middenloop leidt tot erosie (wind en water) en een verhoogde uitstroom van pesticiden naar de rivier.

  • Toerisme: aan de Keniaanse kant van de grens zijn meer dan 200 lodges, kampen en hotels. De meeste zijn nabij de rivier en lozen afvalwater ongezuiverd.

  • Klimaatverandering zou de effecten van de veranderingen in landgebruik kunnen versterken.

2.3 Beschrijving gewenste oplossingsrichting(en)

Om voor subsidie in het kader van SWMM in aanmerking te kunnen komen dient een aanvraag te zijn gericht op structurele armoedebestrijding, duurzame economische groei en zelfredzaamheid van de bevolking in het stroomgebied van de Mara rivier. Tevens dient het zich te richten op één of meer van de volgende oplossingsrichtingen:

  • Het opzetten van duurzame financieringsmechanismen voor verbeterd waterbeheer die door betrokkenen van binnen het stroomgebied volledig gefinancierd kunnen worden. Hierbij wordt het bedrijfsleven betrokken.

  • Het ontwikkelen van een waterbeheer strategie die door de verantwoordelijke overheden wordt geaccordeerd en door de betrokkenen binnen het stroomgebied wordt gedragen voor het deel van het stroomgebied dat binnen Kenia ligt.

  • Het in gang zetten van activiteiten die leiden tot een betere waterkwaliteit van de Mara rivier.

  • Het in gang zetten van activiteiten die leiden tot behoud van bestaande bosgebieden en herstel van gedegradeerd bos.

  • Het in gang zetten van activiteiten die leiden tot toename van het aantal hectaren onder duurzaam natuurbeheer buiten het Masai Mara Reserve.

2.4 Voor wie de subsidies bestemd?

Voor een subsidie in het kader van dit Fonds komen publiek private partnerschappen in aanmerking. BZ definieert een PPP als volgt: ‘Een PPP is een samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven, vaak met betrokkenheid van NGO’s, vakbonden en/of kennisinstellingen waarin risico’s, verantwoordelijkheden, middelen en competenties worden gedeeld om een gemeenschappelijk doel te bereiken of een specifieke taak te verrichten’. Voor SWMM is deze definitie leidend, maar zijn er specifiekere eisen gesteld aan de samenstelling van het partnerschap. Het partnerschap dient te bestaan uit ten minste één publieke instelling, één bedrijf en één NGO of kennisinstelling. Van de partijen is ten minste één partij afkomstig uit Nederland en één uit Kenia.

Eén partij zal namens het partnerschap subsidie aanvragen. Dit penvoerderschap staat open voor zowel Nederlandse partijen als partijen gevestigd in de Europese Unie, maar kan niet worden vervuld door een overheidsinstelling. Indien de aanvraag wordt gehonoreerd zal de aanvrager/penvoerder de subsidieontvanger zijn.

De subsidieontvanger, tevens penvoerder, is jegens de minister ten volle aansprakelijk voor de naleving van alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ook al strekt de subsidie mede tot bekostiging van de activiteiten van mede-indieners in het partnerschap of worden de activiteiten (deels) uitgevoerd door (een) mede-indiener(s).

In het geval van wijzigingen in het partnerschap, zoals toetredingen, uittredingen of het geheel stoppen van deze samenwerkingsverbanden, is voor de minister als subsidieverlener de penvoerder altijd het aanspreekpunt en de verantwoordelijke. De penvoerder dient wijzigingen in het partnerschap aan de minister voor te leggen ter goedkeuring. De minister behoudt zich het recht voor om subsidiegelden geheel of gedeeltelijk terug te vorderen op de penvoerder.

Als de aanvraag van een partnerschap wordt gehonoreerd, is de penvoerder de subsidieontvanger. De penvoerder is daarmee verantwoordelijk voor de uitvoering van het programmavoorstel. Omdat de penvoerder voor deze uitvoering en voor de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen afhankelijk is van zijn mede-indieners, moet deze medewerking expliciet in een overeenkomst zijn vastgelegd. Een schriftelijke en door alle participerende partijen ondertekende samenwerkingsovereenkomst moet de medewerking van partijen en de naleving van de gemaakte afspraken waarborgen, evenals de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen jegens de minister.

SWMM richt zich op het oplossen van knelpunten en het benutten van kansen waarvoor een PPP een duidelijke meerwaarde heeft.

De PPP moet duidelijk aangeven op het oplossen van welke knelpunten het zich richt en waarom dat een knelpunt is (legitimiteit), wat de beste strategie is om dat knelpunt aan te pakken, wie de partijen zijn die dit moeten, kunnen en willen doen, hoe dit gedaan wordt en wanneer welk resultaat te verwachten is.

2.5 Financieel

Voor de subsidiëring van activiteiten in het kader van SWMM stelt de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking € 8 miljoen ter beschikking.

Voor de gehele looptijd van een PPP geldt een ondergrens voor de subsidies van EUR 500.000. De bovengrens is EUR 8 mln. De FDW-subsidie bestaat uit een bijdrage in de kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van het project.

De kosten die voor subsidie in aanmerking komen bestaan uit:

  • kosten van duurzame kapitaalgoederen (hardware) die ingezet worden in het productieproces, met uitzondering van gebouwen en land.

  • kosten voor technische assistentie, zoals projectmanagement, training, advieskosten, certificering.

Op grond van artikel 9 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt de subsidie geweigerd indien de subsidie wordt aangevraagd na aanvang van de activiteiten. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat activiteiten die vóór de indiening van de aanvraag worden uitgevoerd ter voorbereiding van het project niet leiden tot weigering van de subsidie, maar dat de kosten daarvan niet voor subsidie in aanmerking komen.

De vereiste eigen financiële bijdrage van het aanvragende partnerschap is vastgesteld op minimaal 15% van het totale budget. Een groter aandeel eigen bijdrage wordt aangemoedigd. De prijs- kwaliteitverhouding wordt meegewogen tijdens de beoordeling.

Een derde deel van de eigen bijdrage mag samengesteld zijn uit andere subsidies (niet afkomstig van het Ministerie van Buitenlandse Zaken) en middelen afkomstig van not-for-profit organisaties. Dit betekent dat minimaal 10% van het totale programma budget uit middelen afkomstig van bedrijven moet bestaan.

2.6 Monitoring en Evaluatie

De eisen die aan monitoring en evaluatie worden gesteld zijn verwerkt in de beoordelingscriteria (zie onder 3 en 4).

2.7 Regeldruk

De totale administratieve lasten voor deze regeling bedragen naar schatting 94.068 euro voor de onderdelen die worden aangevraagd en dat is 1.2% van het totale beschikbare subsidiebedrag. De lasten verschillen per ingezet instrument. Voor de aanvraag komen de totale administratieve lasten op 47.034 euro per aanvraag. De verantwoordingskosten worden opgenomen in de projectbegroting. In totaal 1.2% van de beschikbare 8 miljoen euro subsidie.

De administratieve lasten zijn zoveel mogelijk in lijn met het USK. Rapportages vinden eenmaal per jaar plaats en bij een Nederlandse uitvoerder zal op basis van een vooraf vastgesteld stramien worden bevoorschot. In het aanvraagstramien is getracht de last zoveel mogelijk te beperken door alleen voor de aanvraag relevante documentatie te verzoeken.

3. Beoordelingsprocedure SWMM

3.1 Beoordelingsprocedure

3.1.1 Beoordelingscriteria

De partnerschappen en de voorstellen die in het kader van SWMM voor subsidie in aanmerking willen komen, moeten aan bepaalde criteria voldoen. Er zijn 3 soorten criteria:

  • Drempelcriteria: criteria waaraan elke aanvraag zonder meer moet voldoen. Indien een aanvraag niet voldoet aan één of meer drempelcriteria, wordt de aanvraag afgewezen.

  • Criteria met betrekking tot de kwaliteit van het programmavoorstel.

  • Criteria met betrekking tot de capaciteit van de uitvoerders en meerwaarde van het partnerschap.

3.1.2 Leidend bij de beoordeling

De bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen en de uiteindelijke subsidieverstrekking. De aanvragen zullen worden beoordeeld met inachtneming van deze regelgeving en overeenkomstig de maatstaven die in deze beleidsregels zijn neergelegd. Daarnaast zijn de beleidsregels van toepassing zoals vastgesteld in het Standaardkader Ontwikkelingssamenwerking9. Indien de beleidsregels voor SWMM afwijken van het Standaardkader Ontwikkelingssamenwerking hebben de beleidsregels voor SWMM voorrang.

De beoordeling van de aanvragen en de toekenning en verdeling van beschikbare middelen vindt plaats via een tender: van alle aanvragen die voldoen aan de maatstaven van deze beleidsregels, wordt de kwaliteit beoordeeld volgens dezelfde criteria. De aanvragen die het beste voldoen aan de criteria komen als eerste voor subsidie in aanmerking. De minister besluit tot subsidieverlening overeenkomstig deze rangorde.

3.2 Toetsing en verdeling beschikbare middelen

De beoordeling van de aanvragen voor SWMM zal in twee stappen plaatsvinden.

Bij de eerste stap zal elk voorstel worden beoordeeld op de drempelcriteria. De drempelcriteria zijn criteria waaraan aanvragen voor SWMM subsidie zonder meer moeten voldoen. Er worden geen punten toegekend; bij het niet voldoen aan één of meer criteria volgt afwijzing en wordt de aanvraag niet verder beoordeeld.

Bij de tweede stap wordt de kwaliteit van het programmavoorstel en de kwaliteit van het partnerschap beoordeeld. Indien de kwaliteit van het programma en partnerschap als onvoldoende wordt beoordeeld, komt de aanvraag niet voor subsidie in het kader van SWMM in aanmerking.

De verdeling van de beschikbare middelen vindt plaats op basis van de uitkomsten van de beoordelingen in het kader van zowel de programma- als de partnerschapstoets. Om voor een subsidie in het kader van SWMM in aanmerking te komen zal een toetsing aan de criteria van zowel de programma- als de partnerschapstoets met een voldoende resultaat moeten zijn afgesloten. Binnen de programmatoets moet bovendien worden voldaan aan een minimum score voor de criteria betreffende Beleidsrelevantie, Duurzaamheid en Dwars-doorsnijdende thema’s. Wordt aan deze eisen niet voldaan dan wordt het voorstel afgewezen.

Als de beschikbare middelen niet toereikend zijn om alle aanvragen die als voldoende beoordeeld zijn volledig te honoreren, zal de verdeling van de middelen over deze aanvragen vervolgens plaatsvinden aan de hand van een rangschikking van de aanvragen gebaseerd op de uitkomsten van de programma- en partnerschapstoets bij de beoordeling. Bij de uiteindelijke verdeling zal de mate waarin een aanvraag wordt gehonoreerd afhangen van mate waarin aan deze criteria wordt voldaan. Het is dus mogelijk dat een project voldoende scoort en toch wordt afgewezen omdat het budget niet toereikend is.

3.3 Aanvraagprocedure

Aanvragen voor een subsidie dienen schriftelijk (1 origineel en 3 kopieën) en volledig te worden ingediend bij de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden te Nairobi aan de hand van het daartoe door de minister vastgestelde aanvraagformulier (Appendix I)10. Tegelijk moet een elektronische kopie worden ingeleverd op een digitaal opslagmedium met een USB-poort (USB-stick). De aanvraag dient tijdig te zijn ingediend. De uiterlijke indieningsdatum is 16 september 2013 13:00 Keniaanse tijd (East Africa Time). Het adres waar de aanvraag dient te worden ingediend is:

Bezoekadres

Nederlandse Ambassade t.a.v. SWMM

Riverside Lane, off Riverside Drive

Nairobi

Kenya

Postadres

Embassy of the Kingdom of the Netherlands, Nairobi

PO Box 41537

00100 Nairobi

Kenya

De aanvraag dient te worden opgesteld in de Engelse taal. Het aanvraagformulier dient te worden voorzien van de naam van de penvoerder. Een tekenbevoegde vertegenwoordiger van de penvoerder dient het formulier te ondertekenen. Naast de penvoerder dienen de andere partijen het projectvoorstel mede te ondertekenen.

3.4 Uitvoering en planning van besluitvorming

De beoordeling van de aanvragen vindt ambtelijk plaats door een beoordelingscommissie bestaande uit minimaal twee medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, en eventueel één of meerdere externe consultants

Binnen 13 weken na de uiterste indieningstermijn wordt de beslissing over toewijzing of afwijzing van subsidie genomen.

3.5 Vragen over uitvoering

Partnerschappen kunnen vragen over de SWMM schriftelijk voorleggen aan de Ambassade tot 21 augustus. Dit kan via e-mail op het volgende e-mail adres: NAI-OS@minbuza.nl. Vragen zullen uiterlijk 23 augustus geanonimiseerd en geobjectiveerd worden beantwoord via plaatsing van vragen en antwoorden op internet. Het overzicht van de vragen en antwoorden zal als een FAQ op de website van de Ambassade worden gepubliceerd (http://kenia.nlembassy.org).

4. Beoordeling van de aanvragen

4.1 Drempelcriteria

Voor de drempelcriteria geldt dat indien een aanvraag niet aan één of meerdere criteria voldoet, deze wordt afgewezen en niet verder wordt beoordeeld. Deze criteria worden hieronder vermeld en indien nodig toegelicht.

  • Alle partijen in het partnerschap bezitten rechtspersoonlijkheid.

  • Ontwikkelingsrelevant: het programma is gericht op structurele armoedebestrijding, duurzame economische groei en zelfredzaamheid van de bevolking in het stroomgebied van de Mara Rivier.

  • Het voorstel draagt bij aan waterzekerheid en waterveiligheid in het stroomgebied van de Mara rivier.

  • Het programma is gericht op ten minste de volgende oplossingsrichtingen:

    • * Het opzetten van duurzame financieringsmechanismen voor verbeterd waterbeheer die door betrokkenen van binnen het stroomgebied volledig gefinancierd kunnen worden. Hierbij wordt het bedrijfsleven betrokken.

    • * Het ontwikkelen van een waterbeheer strategie dat door de verantwoordelijke overheden wordt geaccordeerd en door de betrokkenen binnen het stroomgebied wordt gedragen voor het deel van het stroomgebied dat binnen Kenia ligt.

    • * Het ontwikkelen van activiteiten die leiden tot een betere waterkwaliteit van de Mara rivier.

    • * Het ontwikkelen van activiteiten die leiden tot behoud van bestaande bosgebieden en herstel van gedegradeerd bos.

    • * Het ontwikkelen van activiteiten die leiden tot toename van het aantal hectaren onder duurzaam natuurbeheer buiten het Masai Mara Reserve.

  • Het partnerschap bestaat uit ten minste één publieke instelling, één bedrijf en één NGO of kennisinstelling. Van de partijen is ten minste één partij afkomstig uit Nederland en één partij afkomstig uit Kenia11.

  • Het penvoerderschap wordt niet gevoerd door een overheidsinstelling (government agency).

  • Het programma toont aan dat gedurende de looptijd de eigen bijdrage (15% van het totale budget) kan worden opgebracht. Eigen bijdragen mogen niet uit andere BZ-subsidies of -bijdragen komen. Minimaal 10% van de kosten van het totale programma wordt met eigen middelen van het betrokken bedrijf/de betrokken bedrijven gedekt.

  • De subsidieaanvraag bedraagt minimaal EUR 500.000 en maximaal EUR 8 mln.

  • De subsidie heeft een maximale looptijd van 4 jaar.

  • Het projectvoorstel moet duidelijk maken dat het niet leidt tot marktverstoring in het land van uitvoering en in Europa.

  • Minimaal 2% van het programmabudget is gereserveerd voor M&E.

  • De partijen moeten hun samenwerking vastleggen in een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst (Memorandum of Understanding), die als bijlage bij het voorstel dient te worden gevoegd. In deze overeenkomst moet in ieder geval een aantal specifieke onderwerpen zijn opgenomen: een beschrijving van de wijze waarop elk van de partijen bijdraagt aan de werkzaamheden van het partnerschap, van de wijze waarop de besluitvorming in het partnerschap plaatsvindt, van de wijze waarop de kosten en risico’s zijn verspreid over de partners, evenals een waarborg dat de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen jegens de minister is gewaarborgd.

4.2 Programmatoets

Bij het programmavoorstel wordt de kwaliteit van het programma beoordeeld. Dit gebeurt aan de hand van de volgende criteria:

  • Beleidsrelevantie: de mate waarin het programma beleidsmatig relevant is wordt in deze fase van het beoordelingstraject getoetst op de volgende elementen:

    • o Het voorstel geeft een heldere analyse van de sociale, economische en politieke factoren van het stroomgebied van de Mara rivier en biedt een logisch antwoord op die analyse.

    • o In welke mate het voorstel is afgestemd met de doelgroep en aansluit bij de bestaande behoeften/wensen. Dit betekent betrokkenheid van de doelgroep en aandacht voor kwetsbare groepen in de samenleving.

    • o In welke mate het voorstel bijdraagt aan waterzekerheid en waterveiligheid in het stroomgebied van de Mara rivier.

    • o In welke mate het voorstel bijdraagt aan duurzame economische groei, structurele armoedebestrijding en zelfredzaamheid van de bevolking in het stroomgebied van de Mara rivier.

  • Prijs- kwaliteitverhouding: de mate waarin het projectbudget in evenredige verhouding staat tot de beoogde resultaten.

  • Verdienmodel: de mate waarin de interventie kan voortbestaan zonder subsidie

  • Uitwerking van Outcomes, Outputs, Activiteiten en Middelen volgens het SMART principe: de mate waarin het programma is uitgewerkt in outcomes, outputs, voorgenomen activiteiten en middelen en zijn voorzien van een helder verband tussen de te bereiken outputs en de daarvoor benodigde middelen.

  • De kwaliteit van de uitwerking van beoogde outcomes, outputs en middelen in SMART-systematiek beoordeeld: de mate waarin de beoogde outcomes, outputs en middelen Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden zijn uitgewerkt.

  • Risico’s, monitoring en bijsturing: de mate waarin sprake is van:

    • o Een adequaat risicomanagement, bestaande uit een adequate realistische risicoanalyse met bijbehorende mitigerende maatregelen.

    • o Een adequaat systeem voor monitoring en bijsturing.

    • o de middelen zijn gewaarborgd die complementair aan de gevraagde subsidie nodig zijn voor de uitvoering van het programma

  • Duurzaamheid: de mate waarin het programma financieel, institutioneel, ecologisch, technisch en sociaal duurzaam is.

  • Innovatief karakter: de mate waarin het voorstel vernieuwend is voor het land waar het wordt uitgevoerd.

  • Aandacht voor dwarsdoorsnijdende thema’s: de mate waarin het voorstel aandacht besteed aan gender, goed bestuur, klimaat en milieu.

  • Eigen bijdrage: de hoogte van de eigen bijdrage.

  • Value for money: de mate waarin het projectvoorstel duidelijk maakt waarom de gevraagde subsidie een verantwoorde investering is die aantoonbaar leidt tot duurzame economische resultaten. De resultaten dienen zo veel mogelijk gekwantificeerd te worden. Voor dit onderwerp worden extra punten toegekend.

  • Prestatie-indicatoren. Het voorstel bevat prestatie indicatoren bij de te behalen resultaten, waaronder ten minste de volgende indicatoren:

    • o Aantal boeren en ondernemers betrokken in zgn. “Payment for Environmental Services” in het stroomgebied van de Mara

    • o Water Allocation Plan voor Mara stroomgebied vastgesteld

    • o Aantal Nederlandse organisaties betrokken bij uitvoering;

    • o Gemiddelde water use efficiency door land- en tuinbouw in het stroomgebied van de Mara;

    • o Oppervlakte van het gebied dat als natuurgebied beheerd wordt (overheid plus privaat).

  • Monitoring and evaluation: De gehanteerde M&E systematiek is toereikend voor het bewaken van de voortgang t.a.v. outcomes, outputs en duurzaamheid op programma- en organisatieniveau. Er zijn mechanismes die leiden tot bijsturing als dat nodig is.

4.3 Partnerschapstoets

Om de kansen op een succesvolle PPP te vergroten zal het partnerschap worden getoetst. De partnerschapstoets bestaat uit een beoordeling van de capaciteit van het partnerschap en de meerwaarde van het partnerschap.

  • De capaciteit van het partnerschap. Bij de beoordeling van de capaciteit van het partnerschap is de capaciteit van de verschillende individuele partijen van belang.

    • o Het partnerschap dient te beschikken over voldoende expertise op het gebied van samenwerking, het thema en de context waarin gewerkt zal worden.

    • o Het partnerschap dient te beschikken over voldoende capaciteit op het gebied van intern management, beleidsuitvoering en beheer capaciteit om het programma succesvol te kunnen uitvoeren en hierover verantwoording af te leggen. Daarom wordt getoetst op track record, planning, monitoring en evaluatie en financieel en administratief management.

      • Track record van de afgelopen drie jaar: De partijen zijn op grond van de door hun inspanningen in de afgelopen drie jaren behaalde resultaten in staat om geplande ‘ outcomes’ en ‘outputs’ te realiseren, om de bijdragen van derden die noodzakelijk waren voor de uitvoering van de programma’s daadwerkelijk te verkrijgen, en om de duurzaamheid van de programma’s te verankeren bij de uiteindelijke doelgroep.

      • Planning, monitoring en evaluatie: De organisaties laten periodiek onafhankelijke evaluaties uitvoeren over (delen van) programma’s en het functioneren van de eigen organisatie. De organisaties hebben een goed verankerd systeem voor kwaliteitsbeheer t.a.v. de hoofdprocessen.

      • Financieel en administratief management: De partijen hebben een adequaat beleid t.a.v. het financieel toezicht op organisaties met wie zij een financieringsrelatie hebben, zij maken gebruik van een adequate toets om de kwaliteit van (partner)organisaties waarmee zij een financiële relatie hebben te toetsen, zij hebben een financieel monitoringssysteem dat hen in staat stelt om (dreigende) verliezen of overschotten vroegtijdig te signaleren en hier met adequate maatregelen op te anticiperen, en een brede donorbasis.

    • o Het partnerschap is gebaseerd op een haalbaarheidsanalyse. In deze analyse is in ieder geval aandacht besteed aan: de succes- en risicofactoren dan wel de zwakke/sterke punten van het partnerschap. De haalbaarheidsanalyse signaleert risico’s en bevat concrete maatregelen om deze te beheersen.

  • De meerwaarde van het partnerschap. Het is van belang dat de partijen aantonen dat ze gezamenlijk een voorstel uitvoeren. Uit het voorstel moet blijken waarom en hoe de samenwerking meerwaarde oplevert voor het inhoudelijke doel van het programma, ten opzichte van zelfstandige aanvragen van partijen.

    • o Het partnerschap kent een strategische meerwaarde (voor de OS-doelstellingen van het SWMM Fonds). De strategische meerwaarde van het partnerschap kan in verschillende factoren zijn gelegen, waaronder in synergie (thematische specialisatie), efficiencywinst (intern functioneren partnerschap), of vernieuwing van producten/processen.

    • o In hoeverre is het partnerschap cruciaal voor het behalen van de beoogde doelen; waarom kunnen de partijen de doelen niet onafhankelijk van elkaar behalen?


X Noot
1

Aanvankelijk gefinancierd vanuit centrale middelen (o.a. MFS1), later via gedelegeerde middelen (2011-2012).

X Noot
2

Voorbeelden zijn de Call for Ideas (2003), het Schoklandfonds (2007) en de PPP faciliteit voor WASH (2008).

X Noot
3

Kamerstukken II, 2010/11, 32 500 V, nr. 15.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2010/11, 32 605, nr. 2.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2011/12, 32 605, nr.65.

X Noot
7

Kamerstukken II,2012/13, 33 625nr. 1.

X Noot
8

NELSAP = Nile Equatorial Lakes Subsidiary Action Programme, onderdeel van het Nile Basin Initiative.

X Noot
9

Besluit van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 24 juli 2012, nr. MinBuZa-2012.16922, tot vaststelling van beleidsregels houdende algemene bepalingen van subsidieverlening ten behoeve van activiteiten in het kader van ontwikkelingssamenwerking (Standaardkader ontwikkelingssamenwerking), Stcrt. 2012, nr. 15896.

X Noot
10

Het aanvraagformulier is geplaatst op http://kenia.nlembassy.org.

X Noot
11

In afwijking van het Standaardkader ontwikkelingssamenwerking komen ook andere partijen dan maatschappelijke organisaties zonder winstoogmerk, die grensoverschrijdend werken in aanmerking voor subsidie.

Naar boven