Besluit van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 24 juli 2012, nr. MinBuZa-2012.16922, tot vaststelling van beleidsregels houdende algemene bepalingen voor subsidieverlening ten behoeve van activiteiten in het kader van ontwikkelingssamenwerking (Standaardkader ontwikkelingssamenwerking 2012)

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

Gelet op artikel 6 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Gelet op artikel 4.8 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;

Besluit:

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van artikel 4.8 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 gelden de algemene bepalingen, neergelegd in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Het besluit van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 1 december 2010, nr. DJZ/BR/0874-10, tot vaststelling van beleidsregels houdende algemene bepalingen voor subsidieverlening ten behoeve van activiteiten in het kader van ontwikkelingssamenwerking1 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het geplaatst wordt en werkt terug tot en met 1 juli 2012. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2016, met dien verstande dat het van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Dit besluit wordt met de bijlage in de Staatscourant geplaatst.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H.P.M. Knapen.

BIJLAGE

Achtergrond

Het onderhavige besluit bevat algemene bepalingen voor de subsidiëring van activiteiten van maatschappelijke organisaties1 gericht op structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden.2 Het doel is tweeërlei. In de eerste plaats het bieden van een eenvormig kader waarbinnen flexibel kan worden ingespeeld op actuele wereldwijde ontwikkelingen en desgewenst een (extra) inzet op (nieuwe) beleidsprioriteiten mogelijk is. Ten tweede een stroomlijning van de verschillende (afzonderlijke) subsidieprogramma’s voor maatschappelijke organisaties door subsidieverstrekking in de toekomst zoveel mogelijk te laten plaatsvinden aan de hand van tenders die zijn opgesteld volgens de uitgangspunten en criteria van dit Standaardkader3.

Het kader steunt op artikel 4.8 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006. Dit artikel biedt een subsidiegrondslag voor activiteiten gericht op structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden, additioneel aan subsidieverlening in het kader van het Medefinancieringsstelsel (MFS). Subsidie kan worden verleend voor activiteiten op het terrein van een of meer van de MFS-thema’s. Subsidies die meer bedragen dan € 500.000 worden verleend met toepassing van de artikelen 6 en 7, tweede lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat wil zeggen op voet van een specifieke subsidietender. In uitzonderlijke gevallen kan, na vaststelling van de beleidsmatige relevantie van de door de aanvragende organisatie uit te voeren programma’s, van deze tenderverplichting worden afgeweken. Onder meer de volgende zwaarwegende redenen kunnen hieraan ten grondslag liggen:

  • Subsidie wordt aangevraagd door een organisatie die speciaal door de Nederlandse overheid of door een groep donoren (overheden) is opgericht ten behoeve van een specifiek beleidsdoel.

  • De aanvragende organisatie vervult op het moment van aanvraag een aantoonbaar unieke functie waardoor er geen andere organisatie geacht kan worden op vergelijkbare wijze bij te dragen aan het bereiken van het beleidsdoel.

De Subsidieregeling bevat voorts een uitzondering voor subsidieverlening namens de minister door een Nederlandse vertegenwoordiging. Voor dergelijke subsidies behoeft derhalve evenmin een tender te worden uitgeschreven.

Het Standaardkader is een raamwerk waarbinnen op basis van beleidsinhoudelijke afwegingen afzonderlijke subsidietenders per thema, land of regio kunnen worden uitgeschreven. Nederlandse en internationale maatschappelijke organisaties kunnen in het kader van die subsidietenders aanvragen indienen en zullen onderling op kwaliteit moeten concurreren. De algemene beleidsregels van het Standaardkader zullen bij het uitschrijven van deze subsidietenders en bij de beoordeling van deze subsidieaanvragen steeds van toepassing zijn.

De minister beslist op welke prioriteiten getenderd zal worden. Met ingang van 2011 zullen op basis van de eerste tender activiteiten met toepassing van het Standaardkader gesubsidieerd worden.

Binnen het kader zijn vaste criteria geformuleerd waaraan aanvragers moeten voldoen om in aanmerking te komen voor subsidie. Deze vaste criteria zullen steeds van toepassing zijn bij de beoordeling van subsidieaanvragen die worden ingediend in het kader van de nog uit te schrijven afzonderlijke subsidietenders per thema, land of regio binnen het standaard subsidiebeleidskader. Naast de vaste criteria van het Standaardkader kunnen per tender specifieke criteria worden vastgesteld.

Doelstelling

De overkoepelende beleidsdoelstelling van het standaard subsidiebeleidskader is het leveren van een bijdrage aan structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden.

Kernbegrippen

Het Standaardkader past binnen de beleidsuitgangspunten voor de samenwerking van het ministerie van Buitenlandse Zaken met maatschappelijke organisaties wereldwijd, zoals geschetst in de beleidsnotitie Maatschappelijke Organisaties: Samenwerken, Maatwerk en Meerwaarde4 van 14 april 2009.

Bij de modernisering van de samenwerking met maatschappelijke organisaties staat de wens centraal om te komen tot meer focus op structurele maatschappelijke veranderingen ten behoeve van ontwikkeling, het leveren van maatwerk, het bundelen van krachten, het verhogen van de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking en het tegengaan van versnippering. Het doel is ook te komen tot een betere aansluiting bij lokale problemen, een duidelijker focus op de partnerlanden en een meer transparante verantwoording aan alle belanghebbenden. Maatschappelijke organisaties kunnen een grote strategische meerwaarde bieden en zijn interessante partners. Wanneer het gaat om activiteiten als internationale beleidsbeïnvloeding of het bevorderen van thema’s die internationaal gevoelig liggen is hierbij ook zeker een rol weggelegd voor mondiaal opererende maatschappelijke organisaties.

De kernbegrippen samenwerken, maatwerk en meerwaarde voorop staan hierbij voorop:

  • Het stimuleren van samenwerking tussen maatschappelijke organisaties onderling om versnippering tegen te gaan;

  • Het stimuleren van vernieuwende initiatieven met actoren buiten het maatschappelijk middenveld en de OS-sector om meerwaarde te creëren;

  • Het belang van het leveren van maatwerk door afstemming van de rol en werkwijze van de organisatie op de context waarin wordt gewerkt.

Voor wie is de subsidie bestemd

Subsidies die worden verstrekt in het kader van een tender onder het Standaardkader zijn bedoeld voor programma’s van zelfstandige Nederlandse en/of internationale 5 maatschappelijke organisaties zonder winstoogmerk met rechtspersoonlijkheid, die op resultaatgerichte wijze een bijdrage leveren aan structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden.

Niet in aanmerking

Voor subsidie onder het Standaardkader komen niet in aanmerking:

  • Volkenrechtelijke organisaties;

  • (lokale) overheidsorganisaties;

  • Lokale maatschappelijke organisaties die niet grensoverschrijdend werken;

  • Activiteiten waarvoor reeds rechtstreeks ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een bijdrage wordt ontvangen;

  • Activiteiten van een lokale maatschappelijke organisatie waarvoor reeds middellijk ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een bijdrage wordt ontvangen;

  • Organisaties die reeds ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een instellingssubsidie ontvangen waarvan de werkingsduur zich uitstrekt tot in het subsidietijdvak waarop de tender waarvoor een aanvraag wordt ingediend betrekking heeft.

Criteria

Voor alle tenders binnen het Standaardkader gelden een aantal vaste criteria. Daartoe behoren een aantal criteria die per tender op een onderdeel nader gespecificeerd dienen te worden in beleidsregels. Daarnaast kunnen per tender nog aanvullende criteria worden geformuleerd.

Vaste criteria

  • In aanmerking voor financiering komen programma’s van zelfstandige Nederlandse en/of internationale maatschappelijke organisaties zonder winstoogmerk, met rechtspersoonlijkheid, die grensoverschrijdend (dat wil zeggen in meer dan één land) werken en zich op resultaatgerichte wijze op lokaal, regionaal, nationaal of internationaal niveau inzetten voor structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden, door samenwerking met maatschappelijke organisaties zonder winstoogmerk in deze landen, en die tot doel hebben lokale capaciteit op te bouwen met het oog op verzelfstandiging van de lokale maatschappelijke organisaties (per tender te specificeren: Nederlandse en/of internationale maatschappelijke organisaties).

  • Er is sprake van een aanvraag voor een programmasubsidie. De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd hebben een doelstelling op het gebied van structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden.

  • Een subsidieaanvraag bedraagt niet meer dan 75% van de jaarlijkse inkomsten van de aanvragende organisatie6 òf de hoogte van het aandeel van de subsidie in de kosten van het programma waarvoor subsidie wordt aangevraagd bedraagt maximaal 50% (dit laatste betekent dat de bekostiging van het overige deel gegarandeerd moet worden door de aanvrager en/of andere donoren en/of partijen) (per tender te specificeren: hoogte van het percentage van de eigen inkomsten of van de eigen bijdrage).

  • Een percentage van de bestedingen binnen het programma waarvoor financiering wordt aangevraagd dient plaats te vinden in partnerlanden.7 Uitgangspunt is dat dit 60% bedraagt. Als een dergelijk criterium voor een specifieke tender niet wenselijk wordt geacht, kan in die tender worden afgezien van deze verplichting (per tender te specificeren.

  • Het programma waarvoor financiering wordt aangevraagd betreft geen initiatieven die proselitisme (mede) beogen.

  • Het programma waarvoor financiering wordt aangevraagd betreft geen financiering van commerciële dienstverlening, investeringen of commerciële activiteiten.

  • Het bruto salaris van medewerkers van de aanvragende organisatie (inclusief leden van management en bestuur) is vanaf de aanvang van de subsidie periode maximaal gelijk aan het salaris van een directeur-generaal in dienst van de Nederlandse Rijksoverheid. De hoogte van dit bedrag is het bruto salaris op basis van een voltijdsfunctie van niveau schaal 19 volgens het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren (BBRA).8 Deze norm zal uitsluitend worden toegepast bij tenders die slechts voor Nederlandse organisaties open staan.

  • Hoogte van het aan te vragen subsidiebedrag (minimum/maximum per tender te specificeren).

  • Looptijd van het programma (minimum/maximum per tender te specificeren).

Beoordelingscriteria betreffende de inhoud en kwaliteit van de aanvragen

Per tender zullen aanvragen worden beoordeeld volgens vooraf vastgestelde criteria. Deze criteria beslaan in elk geval onderstaande terreinen. Als een bepaald criterium voor een specifieke tender niet wenselijk wordt geacht, kan in die tender hiervan expliciet worden afgezien.

  • 1. Kwaliteit en doelmatigheid van de aanvragende organisatie

    • Financieel en administratief management van de organisatie

    • Track record

    • Planning, Monitoring & Evaluatie systematiek

  • 2. Kwaliteit van het programma

    • Ontwikkelingsrelevantie: mate waarin wordt bijgedragen aan structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden

    • Mate waarin de voorgenomen activiteiten zich richten op (een) specifiek(e) thema, land of regio (al naar gelang het onderwerp van de tender te specificeren)

    • Landen waarin de activiteiten worden uitgevoerd

    • Mate waarin voorstellen zijn uitgewerkt in operationele doelen, beoogde resultaten, voorgenomen activiteiten en middelen en zijn voorzien van een helder verband tussen de te bereiken doelen en de daarvoor benodigde middelen.

    • Uitwerking van beoogde resultaten in SMART-systematiek (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden)

    • Duurzaamheid van de activiteiten: de mate waarin de activiteiten een blijvend effect teweeg zullen brengen.

Aanvraag- en beoordelingsprocedure

Onder het standaard subsidiebeleidskader zullen daarnaast per tender specifieke beleidsregels voor de aanvraag- en beoordelingsprocedure worden vastgesteld en gepubliceerd. De aanvragen zullen worden beoordeeld met inachtneming van de toepasselijke regelgeving en overeenkomstig de maatstaven die zijn neergelegd in deze beleidsregels en in de beleidsregels zoals vastgesteld voor de specifieke tender. Deze beleidsregels voor tenders zullen de basis zijn voor duiden van de administratieve lasten. Deze vaststelling is op basis van het Standaardkader Ontwikkelingssamenwerking 2012 – dat het karakter van een raamwerk heeft – niet goed mogelijk.


X Noot
1

Onder maatschappelijke organisaties wordt in het kader van deze beleidsregels verstaan: zelfstandige particuliere organisaties zonder winstoogmerk die zich op resultaatgerichte wijze inzetten voor structurele armoedebestrijding in ontwikkelingslanden.

X Noot
2

Landen vermeld in de door de OESO-DAC meest recent vastgestelde List of Recipients of Official Development Assistance, te vinden op: www.oecd.org/dac/stats/daclist.

X Noot
3

Beleidsnotitie Maatschappelijke Organisaties: Samenwerken, Maatwerk, Meerwaarde, p. 11 (14 april 2009), Kamerstukken II 2008/09, 31 933, nr. 1.

X Noot
4

Kamerstukken II 2008/09, 31 933, nr. 1.

X Noot
5

Nederlandse maatschappelijke organisaties zijn opgericht in Nederland, volgens Nederlands recht en statutair in Nederland gevestigd. Internationale maatschappelijke organisaties zijn elders opgericht, volgens het in het land van oprichting toepasselijke recht en niet statutair in Nederland gevestigd. Internationale organisaties werken grensoverschrijdend, dwz in meer dan één land. Zie ook paragraaf Criteria, onder Vaste criteria.

X Noot
6

Hierbij geldt dat de overige inkomsten afkomstig moeten zijn uit andere bronnen dan door de minister verleende subsidie en bijdragen, verstrekt door ten laste van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken gesubsidieerde organisaties, ten laste van die subsidie.

X Noot
7

Zie voor de partnerlandenlijst: www.minbuza.nl/nl/Onderwerpen/Ontwikkelingsbeleid/Landen/Drie_categorieën_van_aanpak .

X Noot
8

Dit BBRA kan worden gevonden op de website van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, www.minbzk.nl .

Naar boven