Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 29 mei 2013, nr. 387356, houdende wijziging van het Instellingsbesluit Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie in verband met een aanpassing van de benoemings- en herbenoemingstermijn van de voorzitter en overige leden

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Besluit:

ARTIKEL I

Het Instellingsbesluit Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 4, derde lid, wordt ‘drie jaren’ telkens vervangen door: vier jaren.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

TOELICHTING

Algemeen

De Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie (hierna: de Commissie) is ingesteld bij besluit van 12 oktober 2005 (Stcrt. 2005, 205). Dit besluit is gewijzigd bij besluit van 14 augustus 2007 (Stcrt. 2007, 00), van 29 september 2009 (Stcrt. 2009, 15152) en van 2 augustus 2011 (Stcrt. 2011, 14630). In de afgelopen periode is gebleken dat het Instellingsbesluit op één punt inhoudelijk aanpassing behoeft, namelijk voor wat betreft de benoemings- en herbenoemingstermijn van de commissieleden. Onderhavig besluit voorziet hierin.

Artikelsgewijs

Artikel I

Door middel van deze wijziging wordt de benoemings-, respectievelijk herbenoemingstermijn uitgebreid van drie naar vier jaar. Het werk van de Commissie is specialistisch van aard. Hierdoor neemt het inwerken van nieuwe leden langere tijd in beslag. Gebleken is dat voor het waarborgen van de continuïteit en kwaliteit van de werkzaamheden van de Commissie het wenselijk is de benoemings-en herbenoemingstermijn uit te breiden. Met het uitbreiden van deze termijnen van drie naar vier jaar wordt bovendien beter aangesloten bij de termijnen van andere commissies met vergelijkbaar specialistisch werk. Bovendien wordt door de uitbreiding van deze termijnen het aantal benoemings- en herbenoemingsprocedures en daarmee de uitvoeringslasten, teruggebracht.

De bij besluit van 2 augustus 2011 ingevoerde bevoegdheid van de Minister van Veiligheid en Justitie om, in afwijking van de in het derde lid van artikel 4 genoemde termijn, een lid voor een tweede maal voor ten hoogste twee jaar te herbenoemen blijft bestaan. Met het oog op het waarborgen van de continuïteit en kwaliteit van de werkzaamheden van de Commissie kan het immers nog steeds wenselijk zijn dat een lid voor een tweede maal wordt herbenoemd. Deze bevoegdheid kan bijvoorbeeld worden gebruikt om het vertrek van ervaren leden en de instroom van nieuwe leden geleidelijker te laten verlopen. Door de tweede herbenoemingstermijn korter te laten zijn dan de eerste twee zittingstermijnen wordt tot uitdrukking gebracht dat deze voorziening dient als een tijdelijke overbrugging in bijzondere situaties.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

Naar boven