TOELICHTING
I. Algemeen
1. Inleiding
Tijdens de parlementaire behandeling van de Drinkwaterwet is een amendement ingediend,
dat heeft geleid tot de opname van artikel 9 in de wet. Daarin is bepaald dat bij
ministeriële regeling regels worden gesteld over het beëindigen van de levering van
drinkwater aan een kleinverbruiker, alsmede over preventieve maatregelen om de afsluiting
van kleinverbruikers zoveel mogelijk te voorkomen. De preventieve maatregelen kunnen
onder meer inhouden het voeren van overleg met en het verschaffen van gegevens aan
betrokken instanties. De onderhavige regeling strekt tot uitvoering van deze wettelijke
bepaling.
2. Aanleiding en achtergrond
Kamerlid Paulus Janssen (SP) diende tijdens de behandeling van de Drinkwaterwet een
amendement in (Kamerstukken II, 30 895, nr. 20), dat ten doel had om het afsluitbeleid voor drinkwater in de wet te verankeren.
Dit was reeds voor elektriciteit en gas gebeurd in respectievelijk de Elektriciteitswet
1998 en de Gaswet.
Naar aanleiding van het amendement werd bij de vierde Nota van Wijziging (Kamerstukken
II, 30 895, nr. 47) een artikel ingevoegd, dat overeenkomt met het huidige artikel 9 in de Drinkwaterwet.
De wet is in 2009 gepubliceerd (Staatsblad 2009, 370) en op 1 juli 2011 in werking getreden (Staatsblad 2011, 313).
Aan de toelichting op de vierde Nota van Wijziging wordt het volgende ontleend:
‘Hoewel de drinkwaterbedrijven reeds terughoudend zijn met het afsluiten van drinkwater
en zij doorgaans uit dien hoofde al afspraken maken met schuldhulpverleningsinstanties,
is het gewenst om een wettelijke regeling te treffen, zoals die ook voor de afsluiting
van elektriciteit en gas is getroffen. [...] Nadere regels worden overeenkomstig de
leden 2 tot en met 4 gesteld in een ministeriële regeling. Dergelijke regels zijn
voor afsluiting van elektriciteit en gas opgenomen in de Regeling afsluiten elektriciteit
en gas van kleinverbruikers (Stcrt. 2006, 235). Bij het opstellen van de regeling zullen de drinkwaterbedrijven, consumentenorganisaties
en de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet worden betrokken.’
Vanwege de samenhang met de regelgeving voor afsluiten van elektriciteit en gas en
het feit dat die regelgeving juist in de periode tussen publicatie en inwerkingtreding
van de Drinkwaterwet werd geëvalueerd, is besloten om de werkzaamheden aan de onderhavige
regeling pas af te ronden na publicatie en inwerkingtreding van de nieuwe Regeling
afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas (Staatscourant 2011, nr. 11579), verder te noemen: de energieregeling.
De belangrijkste betrokkenen bij de uitvoering van de onderhavige regeling zijn de
kleinverbruikers, de drinkwaterbedrijven en de schuldhulpverleners. Kleinverbruikers
zijn in artikel 1 van de Drinkwaterwet gedefinieerd als: consumenten of andere afnemers
met een aansluiting waarbij de volumestroom van de levering van water niet meer bedraagt
dan vijf kubieke meter per uur. Genoemde partijen zijn via hun koepelorganisaties
(respectievelijk de Consumentenbond, Vewin en de branchevereniging voor schuldhulpverlening
NVVK) betrokken bij de totstandkoming van de onderhavige regeling.
In de meeste gevallen heeft een kleinverbruiker met betalingsproblemen meerdere mogelijkheden
om een oplossing te vinden voor zijn betalingsachterstanden. Hieronder volgt een niet-limitatieve
beschrijving van de mogelijkheden.
Ten eerste kan hij met het drinkwaterbedrijf tot een betalingsregeling komen voor
zijn betalingsachterstand. Het initiatief tot een dergelijke regeling ligt bij één
van de betrokken partijen en de betalingsregeling heeft doorgaans enkel betrekking
op het aflossen van de drinkwaterschuld. Een tweede mogelijkheid is minnelijke schuldhulpverlening.
Ten derde bestaat de mogelijkheid om, indien er geen minnelijke schuldregeling tot
stand kan komen met schuldeisers van de kleinverbruiker, bij de rechtbank een verzoekschrift
in te dienen om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen,
geregeld in de Faillissementswet.
De onderhavige regeling heeft tot doel ongewenste afsluiting van kleinverbruikers
van drinkwater te voorkomen. Daarnaast heeft deze regeling tot doel om het oplopen
van betalingsachterstanden bij kleinverbruikers te voorkomen. Deze regeling heeft
daarmee tevens een signaalfunctie, omdat betalingsachterstanden op de drinkwaterrekening
een indicator kunnen zijn van een bredere schuldenproblematiek bij de kleinverbruiker.
In de regeling is opgenomen dat kleinverbruikers enkel mogen worden afgesloten wanneer
het in deze regeling beschreven proces doorlopen is.
Uitgangspunt is dat de afnemer primair verantwoordelijk is voor de betaling van de
drinkwaterrekening. In de praktijk is het echter zo dat het niet alle kleinverbruikers
altijd lukt om tijdig de drinkwaterrekening te betalen. Om te voorkomen dat betalingsachterstanden
enkel oplopen, zonder dat de kleinverbruiker weet hoe en waar hij een oplossing kan
vinden voor die betalingsachterstanden, zijn in deze regeling minimumeisen opgenomen
ten aanzien van de incassoprocedure van drinkwaterbedrijven.
Een belangrijke stap in dit proces is de mogelijkheid die drinkwaterbedrijven moeten
bieden om na toestemming van de kleinverbruiker gegevens van wanbetalers aan schuldhulpverleningsinstanties
te verstrekken ten behoeve van schuldhulpverlening aan de betreffende kleinverbruiker.
Mocht de wanbetaler niet binnen redelijke termijn op dit aanbod reageren, dan kan
het drinkwaterbedrijf ervoor kiezen om de gegevens zonder toestemming van de wanbetaler
te verstrekken aan schuldhulpverlening. Het drinkwaterbedrijf kan daarvoor kiezen
indien zij de inschatting maakt dat deze hulpverlening kan bijdragen aan gedragsverandering
van de wanbetaler. Het verstrekken van gegevens is dus maatwerk en geen verplichting.
Om problematische schulden en afsluiting bij cliënten van drinkwaterbedrijven zoveel
mogelijk te voorkomen, en om afspraken te maken over de medewerking van drinkwaterbedrijven
aan een schuldhulpverleningstraject, hebben de drinkwaterbedrijven en de branchevereniging
voor schuldhulpverlening (NVVK) de intentie uitgesproken om tot samenwerkingsafspraken
te komen door middel van een (koepel)convenant.
Daarnaast heeft onderhavige regeling tot doel om afsluiting te voorkomen als het gaat
om kwetsbare consumenten, dat wil zeggen kleinverbruikers bij wie afsluiting van drinkwater
ernstige gezondheidsrisico’s oplevert voor de kleinverbruiker zelf of voor een huisgenoot.
3. Hoofdlijnen van het voorstel
Centraal in de regeling staat de procedure die een drinkwaterbedrijf moet volgen voordat
hij eventueel overgaat tot afsluiting van de levering aan een kleinverbruiker vanwege
wanbetaling.
De eerste stap is dat het bedrijf bij niet-betaling van de drinkwaterrekening tenminste
eenmaal een schriftelijke betalingsherinnering aan de kleinverbruiker stuurt.
Die betalingsherinnering moet een aantal elementen omvatten:
-
– het bedrijf wijst de kleinverbruiker op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening,
-
– het bedrijf biedt aan om bepaalde gegevens van de kleinverbruiker te verstrekken aan
de schuldhulpverlener en
-
– het bedrijf wijst er op dat de kleinverbruiker in principe niet wordt afgesloten als
hij een medische verklaring kan overleggen.
Daarnaast moet het drinkwaterbedrijf zich inspannen om in persoonlijk contact met
de kleinverbruiker te treden, om deze te wijzen op mogelijkheden om betalingsachterstanden
te voorkomen en te beëindigen.
In het geval de kleinverbruiker niet reageert op het aanbod van het drinkwaterbedrijf
om bepaalde gegevens aan de schuldverlener door te geven, biedt de regeling de mogelijkheid
dat het drinkwaterbedrijf dit doet zonder uitdrukkelijke toestemming van de kleinverbruiker.
Het kan vanuit het belang van de kleinverbruiker namelijk wenselijk zijn dat de schuldhulpverlener
de beschikking krijgt over deze gegevens, zodat hij zo nodig actie kan ondernemen.
Er gelden nog enige extra voorschriften als het gaat om een zogeheten ‘kwetsbare consument’.
Hiermee wordt bedoeld een kleinverbruiker voor wie de beëindiging van de levering
van drinkwater zeer ernstige gezondheidsrisico’s tot gevolg zou hebben voor hemzelf
of zijn huisgenoten. Als deze kleinverbruiker aan het drinkwaterbedrijf een medische
verklaring kan overleggen waaruit genoemde gezondheidsrisico’s blijken, ziet het drinkwaterbedrijf
af van afsluiting. Dit is alleen anders als de kleinverbruiker zelf om afsluiting
verzoekt, er sprake is van fraude of misbruik of als de onveiligheid van de installatie
de afsluiting noodzakelijk maakt. Uiteraard kan ook sprake zijn van afsluiting in
verband met de uitvoering van werkzaamheden, al dan niet als gevolg van calamiteiten.
Omdat het dan per definitie een tijdelijke afsluiting betreft, is deze uitzondering
niet in de regeling opgenomen.
Als een kwetsbare consument is afgesloten, wordt hij door het drinkwaterbedrijf in
ieder geval weer aangesloten als hij de hiervoor genoemde medische verklaring overlegt.
4. Verhouding tot bestaande regelgeving
In de regeling is voorzien dat het drinkwaterbedrijf bepaalde gegevens van de kleinverbruiker
kan doorgeven aan de schuldhulpverlener. Daarmee is er een relatie met de Wet bescherming
persoonsgegevens. Op grond van artikel 51, tweede lid, van deze wet wordt het College
bescherming persoonsgegevens (Cbp) om advies gevraagd over voorstellen van wet en
ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur die geheel of voor een belangrijk deel
betrekking hebben op de verwerking van persoonsgegevens. Op basis van deze bepaling
is de onderhavige (ministeriële) regeling dus niet voor advies aan het Cbp voorgelegd.
Ook om andere redenen is er geen noodzaak gezien om het Cbp om advies te vragen. De
onderhavige regeling komt voor wat betreft de persoonsgegevens geheel overeen met
de energieregeling, behalve dat de bepaling over het persoonlijk contact (artikel
4) iets afwijkt van artikel 9 van de energieregeling. In artikel 4 is expliciet vermeld
dat het persoonlijk contact van het drinkwaterbedrijf met de kleinverbruiker mede
gericht is op verkrijgen van uitsluitsel over de vraag of de kleinverbruiker instemt
met het verschaffen van bepaalde gegevens aan de instantie voor schuldhulpverlening.
Een en ander volgt uit het advies dat de Cbp heeft uitgebracht over een eerdere versie
van de energieregeling (advies Voorkoming afsluiting energievoorzieningen, 12 februari 2007, z2007-00042, te vinden op www.cbpweb.nl).
Uiteraard is er een relatie met de energieregeling. Bij het opstellen van de onderhavige
regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij de tekst van de energieregeling, maar
op een aantal punten was er aanleiding om daarvan af te wijken.
Zo onderscheidt de energieregeling een regime voor het gehele jaar en een aanvullend
regime voor de winterperiode. De onderhavige regeling kent geen aanvullende bepalingen
voor een bepaalde periode in het jaar. Ten eerste is bij de levering van drinkwater
geen specifieke periode te onderscheiden waarbij de effecten van de afsluiting groter
zijn dan in de rest van het jaar.
Bovendien is met het in de onderhavige regeling neergelegde regime (dat overeenkomt
met het algemene regime in de energieregeling) al voldoende gewaarborgd dat kleinverbruikers
niet te snel worden afgesloten. Het gezondheidsaspect wordt afdoende bewaakt in artikel
6 dat voorziet in voorkoming van afsluiting doordat voor de verbruiker (dan wel een
huisgenoot daarvan) een medische verklaring is afgegeven. In de overige gevallen waarin
(dreigende) afsluiting van kleinverbruikers aan de orde is, zijn alternatieven voor
geleverd drinkwater beschikbaar. Te denken is aan verpakt water (voor consumptie)
of bijvoorbeeld opgevangen regenwater (voor toiletspoeling).
Daarnaast is van belang om te realiseren dat de jaarnota voor drinkwater ongeveer
dezelfde hoogte heeft als een maandnota voor energie. De incassokosten voor een termijnnota
van drinkwater zijn daarmee ongeveer even hoog als de vordering zelf en relatief veel
hoger dan bij energie. Voor de klant betekent dit verhoudingsgewijs een enorme en
al snel ogenschijnlijk onredelijke verhoging van de vordering. Afsluiting is een schadebeperkende
maatregel en is veelal goedkoper dan gerechtelijke procedures.
De praktijk wijst bovendien uit dat in meer dan 95% van de gevallen de nota alsnog
terstond wordt betaald als de afsluiter voor de deur staat. De voorgenomen verhoging
van de griffierechten onderstreept de onwenselijkheid van gerechtelijke incasso nog
eens.
Een ander verschil ten opzichte van de energieregeling is dat in onderhavige regeling
geen bepalingen zijn opgenomen over het op afstand beperken van de doorlaatwaarde
of het op afstand afsluiten. De reden hiervoor is dat bij de drinkwaterlevering het
op afstand aflezen en reguleren van de levering momenteel nog in de kinderschoenen
staat en in de praktijk niet of nauwelijks voorkomt. Er is dan ook geen noodzaak om
dit aspect nu al te gaan regelen. Tezijnertijd kan de onderhavige regeling uiteraard
op dit punt aangepast worden zodra daar de praktische noodzaak toe ontstaat.
Er is overwogen om de onderhavige regeling te integreren in de energieregeling, maar
daar is vanwege de diverse verschillen tussen beide regelingen van afgezien. Een integrale
regeling zou minder toegankelijk zijn dan twee losse regelingen.
5. Uitvoering en handhaving
De uitvoering van de regeling is met name opgedragen aan de drinkwaterbedrijven. Op
de gevolgen die onderhavige regeling voor de drinkwaterbedrijven heeft, wordt in de
volgende paragraaf ingegaan.
Toezichthouder en handhaver is de Inspectie voor Leefomgeving en Transport. Naar verwachting
zal de regeling geen noemenswaardige verhoging van handhavingslasten met zich meebrengen.
6. Gevolgen
Allereerst zij opgemerkt dat drinkwaterbedrijven bedrijven zijn met een publiek karakter,
aangezien de Drinkwaterwet voorschrijft dat de aandelen in handen moeten zijn van
overheden. De lasten die de uitvoering van de regeling voor deze met zich brengt,
worden daarom niet aangemerkt als administratieve lasten.
In onderhavige regeling wordt een aantal verplichtingen opgelegd aan het drinkwaterbedrijf
bij het innen van betalingsachterstanden van de kleinverbruiker. Het doel van deze
verplichtingen is om de kleinverbruiker tijdig te informeren over het bestaan van
een betalingsachterstand en de mogelijkheden om zijn betalingsachterstanden op te
lossen. Betrouwbare cijfers over de inningsprocedures zijn niet bekend. In deze toelichting
wordt derhalve gebruik gemaakt van de inschattingen die Vewin heeft gedaan.
Voorafgaand aan de afsluiting van water wordt er een incassoprocedure gevolgd. Drinkwaterbedrijven
zijn vrij om deze procedure naar eigen inzicht in te vullen. In de regeling worden
enkel minimumeisen gesteld aan die procedure. De minimumstappen die worden voorgeschreven
gaan verder dan wat in verreweg de meeste incassoprocedures nu praktijk is. Er wordt
vanzelfsprekend altijd ten minste één betalingsherinnering gestuurd aan de kleinverbruiker
als hij zijn waterrekening niet tijdig betaalt. In de meeste gevallen zal bij in gebreke
blijven ook ook persoonlijk contact worden gelegd met de kleinverbruiker (door het
drinkwaterbedrijf zelf dan wel door een incassobureau of deurwaarder; overigens komen
de kosten van een incassobureau of deurwaarder thans voor rekening van de desbetreffende
klant). De regeling sluit hierbij aan waardoor er nauwelijks of geen wijzigingen in
het administratieve proces nodig zijn. Er is hiermee gekozen voor een minimaal belastende
uitwerking.
In de regeling wordt bepaald dat bij uitblijven van betaling tenminste eenmaal een
betalingsherinnering moet worden verstuurd. Naar schatting van Vewin worden er jaarlijks
in totaal circa 3,5 miljoen eerste betalingsherinneringen verstuurd. Bij deze eerste
betalingsherinnering kan de afzender reeds informatie over het oplossen van betalingsachterstanden
opnemen.
Vewin heeft echter aangegeven dat er veel kleinverbruikers zijn die een keer vergeten
hun rekening te betalen. Bij veel kleinverbruikers wekt het verstrekken van de informatie
in dit stadium tot onnodige irritatie. Het ligt meer in de rede om bij het versturen
van een volgende betalingsherinnering de informatie over het oplossen van betalingsachterstanden
op te nemen. Het staat het drinkwaterbedrijf natuurlijk vrij om meerdere betalingsherinneringen
te sturen aangezien deze regeling minimumeisen stelt aan de incassoprocedure. De kosten
van betalingsherinneringen ad circa € 1,– per herinnering worden bij de kwantificering
buiten beschouwing gelaten.
In de regeling is de inspanningsverplichting opgenomen dat er persoonlijk contact
moet worden opgenomen met de kleinverbruiker om hem mondeling te wijzen op de mogelijke
consequenties van de betalingsachterstanden en de mogelijkheden om het probleem op
te lossen. De goedkoopste manier is het telefonisch contact opnemen met de kleinverbruiker.
Naar schatting van Vewin kost dit ongeveer € 30,– per kleinverbruiker. Het aantal
kleinverbruikers waarmee persoonlijk contact moet worden gelegd ligt tussen de 1,2
miljoen (kleinverbruikers die een tweede betalingsherinnering ontvangen) en de 8.000
(gemiddeld aantal afgesloten kleinverbruikers).
Na de eerste betalingsherinnering daalt het aantal wanbetalers met ongeveer tweederde.
Ervan uitgaande dat het aantal wanbetalers na de tweede betalingsherinnering ook met
tweederde daalt, betekent dit dat er naar schatting ongeveer 400.000 keer persoonlijk
contact moet worden gezocht. De kosten hiervan bedragen ongeveer € 12.000.000,–. Per
bedrijf is dit gemiddeld ongeveer € 1.200.000,– per jaar.
De verplichtingen betreffende het verzenden van betalingsherinneringen sluiten aan
bij de gangbare praktijk. De verplichtingen betreffende het persoonlijk contact zijn
nieuw.
Ook op enkele andere punten is er sprake van nieuwe verplichtingen. Bij de betalingsherinnering
moet informatie worden verstrekt over de mogelijke gevolgen van een betalingsachterstand,
en over manieren om betalingsproblemen te voorkomen en op te lossen. Dit betekent
dat éénmalig de standaardherinnering, die verder vormvrij is, moet worden aangepast.
Bovendien moet worden aangeboden om schuldhulpverlening in te schakelen. Ervan uitgaande
dat dit per drinkwaterbedrijf één dag werk is, met een gemiddeld uurtarief van € 60,–,
betekent dit voor de 10 drinkwaterbedrijven tezamen een eenmalige kostenpost van € 4800,–.
Het bedrijf moet persoonsgegevens doorgeven aan een schuldbemiddelaar indien de kleinverbruiker
instemt met het aanbod om schuldhulpverlening in te schakelen of kan dit indien het
drinkwaterbedrijf gebruik maakt van de desbetreffende mogelijkheid in de regeling.
Het doorgeven van deze gegevens kost ongeveer 4 euro per keer dat gegevens worden
doorgegeven.
Niet bekend is of persoonlijk contact zal leiden tot het alsnog betalen van de nota.
Evenmin is bekend is of kleinverbruikers zullen instemmen met het doorgeven van hun
persoonsgegevens. Daarom is er bij de kwantificering van uitgegaan dat in de helft
van de gevallen persoonlijk contact leidt tot extra betalingen en dat van de helft
van alle kleinverbruikers de gegevens worden doorgegeven. Maximaal zal derhalve 200.000
keer schuldhulpverlening (moeten) worden ingeschakeld door het drinkwaterbedrijf.
De kosten daarvan bedragen maximaal € 800.000,–, dat is gemiddeld per bedrijf maximaal
€ 80.000,–.
De totale lasten van deze regeling komen daarmee op maximaal circa € 13.000.000,–.
Voor de kleinverbruikers brengt de regeling geen kosten met zich mee, met uitzondering
van die kleinverbruikers die wegens wanbetaling dreigen te worden afgesloten én van
mening zijn dat zij moeten worden aangemerkt als ‘kwetsbare consument’. Om dit aan
te tonen zullen zij moeten beschikken over een medische verklaring die door een arts
– niet zijnde de behandelend arts – is afgegeven. De kosten van een dergelijke medische
verklaring bedragen enkele tientallen euro’s, die soms (geheel of gedeeltelijk) door
de verzekering worden vergoed.
De kosten van uitvoering van het (koepel)convenant zoals genoemd aan het eind van
paragraaf 2 tenslotte zullen worden gekwantificeerd tijdens of na de opstelling daarvan.
7. Advisering en consultatie
Bij de opstelling van onderhavige regeling zijn betrokken de drinkwaterbedrijven en
Vewin, de Consumentenbond, de brancheorganisatie voor schuldhulpverlening en sociaal
bankieren NVVK, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
en Energie Nederland (vanwege de samenhang met de energieregeling). Daarmee is tevens
voldaan aan artikel 9, vierde lid, van de Drinkwaterwet waarin is bepaald dat een
aantal van deze organisaties in de gelegenheid moet zijn gesteld hun zienswijze te
geven over de inhoud van de regeling. Omdat alle relevante partijen betrokken zijn
geweest bij de totstandkoming van deze regeling en een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding
van deze regeling van groot belang is voor kleinverbruikers, wordt met een beroep
op uitzonderingsregel 1 afgeweken van de invoeringstermijnen ingevolge de systematiek
van de vaste verandermomenten.
II. Artikelsgewijs
Artikel 1
Kleinverbruiker is in artikel 1 van de Drinkwaterwet gedefinieerd als consument of
andere afnemer met een aansluiting waarbij de volumestroom van de levering van water
niet meer bedraagt dan vijf kubieke meter per uur.
Voor wat betreft ‘kwetsbare consument’ is aangesloten bij de definitie in de energieregeling.
Gekozen is voor een definitie waarin er sprake is van kwetsbaarheid indien afsluiting
van drinkwater ernstige gezondheidsrisico’s voor de kleinverbruiker zelf of een huisgenoot
van de kleinverbruiker zou opleveren.
De definitie van schuldhulpverlening is in deze regeling niet gekoppeld aan het begrip
schuldbemiddeling uit de Wet op het consumentenkrediet. Reden hiervoor is dat die
wet alleen ziet op schuldhulpverlening indien de kleinverbruiker schulden heeft waar
in ieder geval een consumentenkrediet onderdeel van uitmaakt. Niet in alle situaties
hoeft daar sprake van te zijn en in ieder geval is in geval van een schuld aan een
drinkwaterbedrijf geen sprake van een consumentenkrediet.
Derhalve wordt in deze regeling een materiële omschrijving gegeven van schuldhulpverlening,
waarvoor wordt aangesloten bij de bewoordingen van de definitie van schuldhulpverlening
zoals deze is opgenomen in het voorstel voor een Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
(Kamerstukken 32 291). Wel wordt nog aangesloten bij de instanties die in artikel 48 van de Wet op het
consumentenkrediet worden bedoeld. De definitie komt overeen met die in de energieregeling.
Artikel 2
Op grond van dit artikel mag een kleinverbruiker niet wegens wanbetaling afgesloten
worden voordat de procedure beschreven in de artikelen 3 en 4 is doorlopen. Dit laat
onverlet dat een kleinverbruiker afgesloten kan worden om andere redenen dan wanbetaling.
Onderstaande gevallen zijn hier voorbeelden van.
Ten eerste wordt een kleinverbruiker afgesloten indien hij daartoe zelf een verzoek
indient. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een verhuizing. Ten tweede is afsluiting
te allen tijde toegestaan indien er sprake is van fraude, bijvoorbeeld knoeien met
de meter of illegaal aftappen. Ingeval het drinkwaterbedrijf in zo’n geval wil afsluiten,
zal hij aannemelijk moeten kunnen maken dat er sprake is van fraude of misbruik. Ook
in geval van een onveilige situatie, bijvoorbeeld doordat er kans is op verontreiniging
van het openbare net, moet het drinkwaterbedrijf te allen tijde kunnen afsluiten.
Zie ook paragraaf 3 van de algemene toelichting.
Artikel 3
De regeling stelt minimale eisen aan de incassoprocedure alvorens vanwege wanbetaling
overgegaan mag worden tot afsluiting. Dit heeft tot doel oplopende betalingsachterstanden
te voorkomen.
Indien een kleinverbruiker een betalingsachterstand heeft, moet hij ten minste één
schriftelijke betalingsherinnering ontvangen. Aan deze betalingsherinnering wordt
een drietal eisen gesteld.
Ten eerste moet het drinkwaterbedrijf in de herinnering wijzen op de mogelijkheden
voor schuldhulpverlening. Ten tweede biedt het drinkwaterbedrijf aan om met de schriftelijke
instemming van de kleinverbruiker zijn persoonsgegevens (adresgegevens en omvang van
schuld) door te geven aan een schuldbemiddelaar zodat de afnemer hulp kan krijgen
bij het oplossen van de betalingsachterstand. Ten slotte wordt bepaald dat de kleinverbruiker
er op wordt gewezen dat niet wordt afgesloten als daardoor zeer ernstige gezondheidsrisico’s
voor hem of zijn huisgenoten ontstaan.
Het staat drinkwaterbedrijven vrij om – voorafgaand aan of na de betalingsherinnering
die voldoet aan de eisen van deze regeling – andere betalingsherinneringen te sturen.
Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat een drinkwaterbedrijf het onnodig grievend vindt
om een kleinverbruiker bij de eerste gelegenheid te wijzen op schuldhulpverlening
terwijl de kleinverbruiker wellicht per abuis niet heeft betaald.
Artikel 4
Naast het sturen van betalingsherinneringen geldt er voor het drinkwaterbedrijf een
inspanningsverplichting om – eventueel herhaaldelijk – in persoonlijk contact te treden
met de kleinverbruiker. Deze inspanningsverplichting wordt opgenomen omdat wanbetalende
afnemers regelmatig hun post niet meer openen. Onder persoonlijk contact wordt verstaan
telefonisch contact, persoonlijk contact aan de balie of aan de deur.
Artikel 5
In paragraaf 3 van de algemene toelichting is toegelicht dat drinkwaterbedrijven de
gegevens van kleinverbruikers kunnen doorgeven aan een instantie ten behoeve van schuldhulpverlening
indien de kleinverbruiker niet reageert op het aanbod van het drinkwaterbedrijf om
met toestemming van de kleinverbruiker de gegevens door te geven.
Deze bepaling is opgenomen omdat drinkwaterbedrijven in hun leveringsgebied problemen
kunnen signaleren, waarbij het gewenst is om het gedrag van een wanbetaler te beïnvloeden
ten einde tot een oplossing te komen. Een eventuele benadering vanuit schuldhulpverlening
kan daarbij een middel zijn. De inschatting om deze gegevens te verstrekken wordt
overgelaten aan het drinkwaterbedrijf. Voorstelbaar is dat deze bevoegdheid bijvoorbeeld
zal worden gebruikt indien de klant een medische verklaring overlegt en niet reageert
op de aanbieding van het drinkwaterbedrijf of geen toestemming geeft om diens contactgegevens
aan de schuldhulpverlening te verstrekken.
Het is de intentie om dit nader uit te werken in het op te stellen convenant.
Artikel 6
Een kleinverbruiker mag in beginsel niet worden afgesloten als daardoor zeer ernstige
gezondheidsrisico’s voor hem of zijn huisgenoten ontstaan. De regeling voorziet in enkele uitzonderingen
op dit verbod, zoals de situatie dat afsluiting plaatsvindt op verzoek van de kleinverbruiker.
Daarnaast is het toegestaan om een kwetsbare consument af te sluiten indien er sprake
is van fraude of misbruik door de kwetsbare consument. Hiervoor is gekozen omdat,
ondanks de gezondheidsrisico’s, het niet wenselijk is om een kwetsbare consument te
alle tijden te blijven beschermen als deze zelf fraude pleegt of er sprake is van
misbruik door de kwetsbare consument. Zie ook paragraaf 3 van de algemene toelichting.
Door bovenstaande uitzonderingen op het verbod van het afsluiten van kwetsbare consumenten
op te nemen wordt tevens voorkomen dat drinkwaterbedrijven in deze situaties moeten
nagaan of er sprake is van een kwetsbare consument. Immers, zowel bij kwetsbare consumenten
als bij andere kleinverbruikers is het drinkwaterbedrijf gerechtigd om tot afsluiting
over te gaan.
Ten slotte is voorzien in een bijzondere bescherming in geval van wanbetaling. De
kwetsbare consument mag in dat geval niet afgesloten worden indien hij binnen een
redelijke termijn een medische verklaring kan overleggen als bewijs dat er sprake
is van zeer ernstige gezondheidsrisico’s. In deze verklaring dient duidelijk te zijn
verwoord dat afsluiting zeer ernstige gezondheidsrisico’s tot gevolg heeft en de verklaring
moet zijn opgesteld door een niet-behandelend (onafhankelijk) arts. Indien het gaat
om een ander dan de afnemer zelf, moet aannemelijk worden gemaakt dat er inderdaad
sprake is van een huisgenoot. Met bijvoorbeeld een uittreksel uit de gemeentelijke
basisadministratie kan worden aangetoond dat die huisgenoot inderdaad op het desbetreffende
adres woonachtig is. Wat een redelijke termijn is hangt af van de omstandigheden van
het geval, maar gezien het belang, de gezondheid van de betreffende kleinverbruiker,
zal een kleinverbruiker die aangeeft een kwetsbare consument te zijn een ruime termijn,
te denken valt aan één week, moeten krijgen om een medische verklaring te overleggen.
De medische situatie ontslaat de afnemer niet van zijn betalingsverplichting; het
drinkwaterbedrijf behoudt dan ook de bevoegdheid om tot incasso over te gaan. De afnemer
doet er dan ook verstandig aan schuldhulpverlening in te schakelen.
De drinkwaterbedrijven wordt aanbevolen om een model voor de medische verklaring op
de website te plaatsen.
Artikel 7
Indien een kwetsbare consument toch afgesloten is van drinkwater, dan heeft deze het
recht op hervatting van het transport en de levering daarvan, indien hij een medische
verklaring kan overleggen. Deze regeling heeft als doel om kleinverbruikers in bepaalde
situaties te beschermen tegen het moeten leven zonder de levering van drinkwater.
Voor de bescherming van de kleinverbruiker is het niet relevant of de kleinverbruiker
zal worden afgesloten of reeds afgesloten is. In beide situaties zal de kleinverbruiker
immers verstoken blijven van geleverd drinkwater. Om die reden zijn de bepalingen
met betrekking tot afsluiten van kwetsbare consumenten in deze regeling gecompleteerd
door voor dezelfde situaties waarin niet afgesloten mag worden een recht op heraansluiting
van de kleinverbruiker in de regeling op te nemen.
De regeling voorziet niet in een plicht voor drinkwaterbedrijven tot heraansluiting
ingeval er sprake is van een overeengekomen betalingsregeling tussen kleinverbruiker
en drinkwaterbedrijf, omdat het in dat geval aan partijen is om de voorwaarden van
de betalingsregeling af te spreken. Het ligt voor de hand dat onderdeel van een betalingsregeling
is dat de kleinverbruiker weer wordt aangesloten.
Voor heraansluiting zijn de door het bedrijf gehanteerde kosten verschuldigd.
De intentie is om in het te sluiten convenant afspraken op te nemen over de heraansluiting
van consumenten die niet als kwetsbaar worden aangemerkt.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
J.J. Atsma.