Besluit van ......, houdende wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 in verband met de inschrijving van een onderneming zonder vestiging, de toekenning van een uniek nummer aan functionarissen en enkele andere besluiten in verband met het vervallen van de plicht een uittreksel te verschaffen

Ontwerpbesluit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 08 november 2010, nr. WJZ / 10140559, gedaan mede namens Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op de artikelen 51 en 64 van de Handelsregisterwet 2007, artikel 50, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 14 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, de artikelen 2:37, tweede lid, 2:41, tweede lid, 2:115, tweede lid, 2:120, tweede lid, 2:121, tweede lid, 3:40, 3:47, zesde lid, de artikelen 8 en 12c, eerste en tweede lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, artikel 3 van de Wet op de medische hulpmiddelen, de artikelen 55b, derde lid, en 76j, eerste en tweede lid, van de Wet bodembescherming en artikel 8:40 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van ......, nr. W. ...);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van ......, nr. WJZ / ..., uitgebracht mede namens Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Handelsregisterbesluit 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 11 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a
  • 1. Een onderneming zonder vestiging in Nederland kan worden ingeschreven in het handelsregister, indien de activiteiten van de onderneming in Nederland zelfstandig zouden kwalificeren als een onderneming in de zin van artikel 2.

  • 2. In het handelsregister wordt over een onderneming zonder vestiging in Nederland het adres opgenomen waarop degene aan wie de onderneming toebehoort fysiek bereikbaar is.

B

Aan artikel 26 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

  • 5. In afwijking van het tweede lid onderdeel a, worden over een rechtspersoon met meer dan 20 vennoten, niet de in dat lid genoemde gegevens opgenomen over de vennoten die niet aan de Nederlandse vestiging van de rechtspersoon zijn verbonden.

C

Na artikel 35 wordt een paragraaf ingevoegd luidende:

§ 5a. Functionarissen
Artikel 35a

Over een bestuurder of een gevolmachtigde of een andere functionaris die niet een natuurlijk persoon is en die niet is ingeschreven in het handelsregister kan een door de kamer toe te kennen uniek nummer worden opgenomen. De Belastingdienst verstrekt daartoe op verzoek van de kamer de bij hem bekende nummers van deze gevolmachtigden of functionarissen.

D

Artikel 53, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:

1. de titel van paragraaf 4.2 komt als volgt te luiden:

§ 4.2. Openbare vennootschappen, stille vennootschappen en rederijen

2. in de aanhef van artikel 17 de zinsnede ‘een openbare vennootschap’ vervangen door: een openbare of stille vennootschap.

ARTIKEL II

In de artikelen 18, eerste lid, onderdeel n, 47, eerste lid, onderdeel e, 52, eerste lid, onderdeel f en 55, eerste lid, onderdeel f, van het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft, wordt de zinsnede ‘een uittreksel uit diens inschrijving in het handelsregister’ telkens vervangen door: een opgave van het nummer van inschrijving in het handelsregister.

ARTIKEL III

In de artikelen 44, vierde lid, en 47, tweede lid, van het Besluit prudentiële regels Wft wordt de zinsnede ‘een uittreksel uit diens inschrijving in het handelsregister’ telkens vervangen door: een opgave van het nummer van inschrijving in het handelsregister.

ARTIKEL IV

In artikel 2, eerste lid, onderdeel g, van het Besluit toezicht accountantsorganisaties wordt de zinsnede ‘een uittreksel van de inschrijving van de aanvrager in het handelsregister’ vervangen door: een opgave van het nummer van inschrijving in het handelsregister.

ARTIKEL V

Het Kentekenreglement wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 25a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt als volgt te luiden:

Indien de aanvraag wordt gedaan door een in Nederland gevestigde rechtspersoon, die is ingeschreven in het handelsregister, machtigt deze het erkende bedrijf de aanvraag bij de Dienst Wegverkeer in te dienen. Degene die blijkens het handelsregister bevoegd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen verstrekt aan het erkende bedrijf:.

b. Onderdeel b vervalt, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b.

c. Onderdeel b (nieuw), onder 2°, komt als volgt te luiden:

  • 2°. een opgave van zijn unieke nummer, bedoeld in artikel 9, onder a, van de Handelsregisterwet 2007,.

2. In het vierde lid vervalt de zinsnede ‘, vermeld in het uittreksel, bedoeld in het derde lid, onderdeel b,’.

B

Artikel 28a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt als volgt te luiden:

Indien de aanvraag wordt gedaan door een in Nederland gevestigde rechtspersoon, die is ingeschreven in het handelsregister, machtigt deze het erkende bedrijf de aanvraag bij de Dienst Wegverkeer in te dienen. Degene die blijkens het handelsregister bevoegd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen verstrekt aan het erkende bedrijf:.

b. Onderdeel b vervalt, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b.

c. Onderdeel b (nieuw), onder 2°, komt als volgt te luiden:

  • 2°. een opgave van zijn unieke nummer, bedoeld in artikel 9, onder a, van de Handelsregisterwet 2007.

2. In het vierde lid vervalt de zinsnede ‘op het uittreksel, bedoeld in het derde lid, onderdeel b,’.

C

Artikel 58e wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt als volgt te luiden:

Indien de aanvraag wordt gedaan door een in Nederland gevestigde rechtspersoon, die is ingeschreven in het handelsregister, machtigt deze het erkende bedrijf de aanvraag bij de Dienst Wegverkeer in te dienen. Degene die blijkens het handelsregister bevoegd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen verstrekt aan het erkende bedrijf:.

b. Onderdeel b vervalt, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b.

3. Onderdeel b (nieuw), onder 2°, komt als volgt te luiden:

  • 2°. een opgave van zijn unieke nummer, bedoeld in artikel 9, onder a, van de Handelsregisterwet 2007.

2. In het vierde lid vervalt de zinsnede ‘op het uittreksel, bedoeld in het derde lid, onderdeel b,’.

ARTIKEL VI

In het Besluit van 16 september 1965, houdende vaststelling van het bewijs van verzekering voor de niet-kentekenplichtige motorrijtuigen en enkele regelen met betrekking tot het bewijs van vrijstelling vervalt het tweede lid van artikel 5a.

ARTIKEL VII

In artikel 3, tweede lid, van het Besluit sterilisatiebedrijven medische hulpmiddelen wordt onderdeel e vervangen door:

  • e. zijn unieke nummer, bedoeld in artikel 9, onder a, van de Handelsregisterwet 2007.

ARTIKEL VIII

In onderdeel A van bijlage 2 bij het Besluit financiële bepalingen bodemsanering wordt het tweede onderdeel, luidende:

Uittreksel handelsregister van betreffende onderneming en van alle ondernemingen die organisatorisch en economisch verbonden zijn (tot de groep behoren); vervangen door:

  • Het door een kamer toegekend uniek nummer, bedoeld in artikel 9, onder a, van de Handelsregisterwet 2007, van de betreffende onderneming en alle ondernemingen die organisatorisch en economisch verbonden zijn (tot de groep behoren);.

ARTIKEL IX

Onder vervanging van het woord ‘en’ aan het slot van onderdeel h, door een punt, vervalt onderdeel i van punt 3.3.1 van Bijlage 2 behorende bij het Besluit Glastuinbouw.

ARTIKEL X

Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel i, door ‘, en’ vervalt onderdeel j van artikel 3.3.1 van de bijlage behorende bij het Besluit landbouw milieubeheer.

ARTIKEL XI

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

NOTA VAN TOELICHTING

I. Wijzigingen in het Handelsregisterbesluit 2008

Artikel I, onderdeel A, van dit besluit neemt een beletsel weg dat aan het licht is gekomen bij de voorbereiding van de Wet van 23 december 2009 tot wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek in verband met de totstandbrenging van een inlenersaansprakelijkheid met betrekking tot de voldoening van het toepasselijke minimumloon en de toepasselijke minimumvakantiebijslag, namelijk de onmogelijkheid voor ondernemingen die wel actief zijn op de Nederlandse markt maar hier geen fysieke vestiging hebben om zich te laten inschrijven in het handelsregister. Genoemde wet beoogt het kaf van het koren te scheiden in de uitzendbranche; een van de instrumenten daarin is een certificeringsstelsel. Er is een aantal uitzendondernemingen actief op de Nederlandse markt dat niet werkt vanuit een fysieke vestiging in Nederland maar bijvoorbeeld vanuit een rondreizend busje of via een 06-nummer. Doordat zodanige ondernemingen zich niet kunnen laten inschrijven in het handelsregister komen zij tevens niet in aanmerking voor certificering terwijl het ontbreken van een fysieke vestiging geen belemmering hoeft te zijn voor een bonafide bedrijfsuitoefening.

Het besluit opent de mogelijkheid voor ondernemingen die wel in Nederland als onderneming actief zijn – naar de normen van artikel 2 van het Handelsregisterbesluit 2008 en de Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische zaken van 23 juni 2008, inzake het ondernemingsbegrip in het handelsregister – maar geen fysieke vestiging hebben om zich op vrijwillige basis te laten inschrijven. Indien deze onderneming in het buitenland over een of meerdere bedrijfslocaties beschikt dient het fysieke adres van één van deze locaties te worden opgenomen. Indien de onderneming ook in het buitenland geen fysieke locatie heeft, kan het woonadres waar de ondernemer is ingeschreven worden opgenomen als adres waarop degene aan wie de onderneming toebehoort fysiek bereikbaar is. Voor het overige dienen voor zover mogelijk dezelfde gegevens als voor ondernemingen met een vestiging in Nederland te worden opgenomen.

Overigens is dit besluit niet alleen van belang voor de uitzendbranche maar ook voor bijvoorbeeld een in België gevestigde koopman die zijn waren verkoopt op weekmarkten in Nederland: aan de standplaatsvergunning(en) die hij daartoe behoeft is veelal de eis van inschrijving in het Nederlandse handelsregister gekoppeld. Onder de Handelsregisterwet 1996 kon zo’n onderneming zich vrijwillig laten inschrijven en die mogelijkheid wordt bij dit besluit opnieuw in het leven geroepen. Circa 400 tot 500 buitenlandse ondernemingen verkeren momenteel in zodanige omstandigheden; voor hen is deze wijziging dus van belang.

Indien de onderneming zich wenst in te schrijven is hij wel gehouden de gegevens in te schrijven die in artikel 9 van de Handelsregisterwet 2007 genoemd zijn. Daarnaast is het nodig dat er over deze onderneming een adres wordt opgenomen waar de eigenaar van de onderneming fysiek te bereiken is. Dat zal in de meeste gevallen een woonadres zijn buiten Nederland.

Artikel I, onderdeel B, van dit besluit bewerkstelligt dat grotere rechtspersonen als de Limited Liability Partnership (hierna: LLP), met potentieel zeer veel buitenlandse vennoten, niet alle vennoten moeten opgeven. Het opgeven van alle vennoten zou een onevenredig zware belasting van het register en van de onderneming zelf mee brengen. In dit besluit is ervoor gekozen vennootschappen met meer dan 20 vennoten te ontlasten. Dit aantal is gekozen omdat het overgrote deel van de vennootschappen niet meer dan 20 vennoten heeft; zij dienen dus alle vennoten op te geven. Het is niet wenselijk een algehele uitzondering voor alle buitenlandse vennoten te regelen, in verband met de aansprakelijkheid en het verhaalsrecht op deze vennoten. Maar met dit aantal is wel voldaan aan de in de praktijk levende wens bij het beperkte aantal vennootschappen met meer dan 20 vennoten.

In dergelijke gevallen kan volstaan worden met het opgeven van de bestuurders (of designated members), de beheerder of vergelijkbaar gevolmachtigde en alle aan de Nederlandse vestiging(en) verbonden vennoten (members, of partners). Opname van de gegevens van de overige vennoten is niet nodig met het oog op de rechtszekerheid in het economische verkeer.

Artikel I, onderdeel C, van dit besluit biedt een grondslag voor de toekenning van unieke nummers aan functionarissen. Het nieuw in te voegen artikel betreft een kleine technische aanpassing die noodzakelijk is voor het goed functioneren van het register en voor de gegevensuitwisseling met de belastingdienst.

Functionarissen als bestuurders en gevolmachtigden die geen natuurlijk persoon zijn, zoals Engelse limiteds, zijn niet in alle gevallen zelf ingeschreven in het handelsregister. In de praktijk gaat het om enkele honderden gevallen, waarbij de behoefte bestaat bij de kamers van koophandel om deze door middel van een uniek nummer te identificeren. Tevens wordt de gegevensuitwisseling met de belastingdienst over deze niet-natuurlijke personen vergemakkelijkt omdat kan worden aangehaakt bij het Fiscale nummer (fi-nummer) dat enkele van deze entiteiten wel hebben. Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen was gegevensuitwisseling in dit geval enkel mogelijk indien enig wettelijk voorschrift tot de bekendmaking verplicht. Deze wijziging voorziet daarin.

Artikel I, onderdeel D, herstelt een omissie die bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel houdende de vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek zou ontstaan, waardoor over stille vennootschappen die een onderneming drijven geen gegevens opgenomen worden.

In artikel V wordt de aanhef van de artikelen 25a, 28a en 58e, van het Kentekenreglement, gewijzigd zodat meer ondubbelzinnig verwezen wordt naar het handelsregister. De inschrijvingsplicht van in Nederland gevestigde rechtspersonen volgt uit artikel 6 van de Handelsregisterwet 2007.

De wijziging, bedoeld in artikel I, onderdeel B, leidt tot enige daling van de administratieve lasten voor grotere zogeheten LLP’s, een rechtsvorm naar Angelsaksisch recht. De verplichting om de gegevens met betrekking tot partners te doen inschrijven in het handelsregister wordt voor hen beperkt tot partners die betrokken zijn bij de activiteiten van de LLP binnen Nederland. De daling laat zich als volgt becijferen op basis van de gegevens uit de nulmeting 2007. Het aantal LLP’s met vestiging in Nederland en meer dan 20 vennoten kan worden geschat op 20; het aantal mutaties in partners dat zodanige LLP gemiddeld jaarlijks moet doorgeven aan het handelsregister daalt van 25 naar 5. De kosten per mutatie bedragen € 34,50; in totaal bedraagt de lastenverlichting dus € 13.800 op jaarbasis.

II. Wijzigingen in verband met het vervallen van de verplichting een uittreksel aan te leveren

De artikelen II tot en met X van dit besluit strekken ertoe de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te verminderen. In veel algemene maatregelen van bestuur staat de verplichting om als onderneming bij een bepaald contact met een overheidsinstantie – bijvoorbeeld bij het aanvragen van een bepaalde vergunning – een uittreksel uit het handelsregister aan te leveren. Een kamer van koophandel rekent voor de afgifte van een elektronisch gewaarmerkt uittreksel (d.i. de goedkoopste variant) € 7,50.

Het kabinet Balkenende-IV heeft in het aanvullend regeerakkoord aangegeven dat die verplichting dient te vervallen; de bedoeling is dat de betreffende overheidsinstantie zelf in het handelsregister de gegevens van de onderneming of rechtspersoon opzoekt. Weliswaar gaat de overheid daarmee kosten op zich nemen die tot dusver door de bedrijven werden gedragen maar ook gesaldeerd is sprake van een forse besparing. Een overheidsinstantie kan namelijk door een abonnement te nemen op Handelsregister Online de gegevens inzien tegen een veel lager tarief dan de eerder genoemde € 7,50.

Bijkomend voordeel is dat de overheidsinstantie daarmee met zekerheid over de meest actuele gegevens beschikt. In het handelsverkeer is het gebruikelijk dat een uittreksel ten hoogste drie maanden oud mag zijn; dat kan dus achterlopen bij de actualiteit.

Dit besluit sluit aan bij overeenkomstige actie die inmiddels door vele gemeenten is genomen: deze hebben hun regelgeving reeds aangepast.

De omvang van de reductie van de administratieve lasten kan als volgt worden benaderd. Het opvragen van een (elektronisch gewaarmerkt) uittreksel en het samenvoegen van dat uittreksel met de betreffende aanvraag of andere formele correspondentie, kost circa een half uur (niveau administratief medewerker, uurtarief € 28). Per uittreksel dat niet langer behoeft te worden aangeleverd bespaart een onderneming dus € 14 aan arbeidskosten plus het tarief van een elektronisch gewaarmerkt uittreksel (€ 7,50).

De besparing op macro-niveau kan niet worden aangegeven. Het gaat om een veelheid aan algemene maatregelen van bestuur die elk gewijzigd worden; bij meerdere daarvan is de frequentie (de hoeveelheid uittreksels dat op grond van de betreffende regeling jaarlijks wordt gevraagd) niet bekend. Wel staat vast dat het veelal gaat om beperkte aantallen; de lastenbesparing voor bedrijven uit zich dan ook vooral in vermindering van ergernis.

III. Afwijken van het beleid inzake vaste verandermomenten

De inwerkingtredingsbepaling van dit wijzigingsbesluit wijkt af van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten, voor wat betreft de termijn waarop gepubliceerd is. Vasthouden aan dat kabinetsbeleid zou betekenen dat de lastenverlichting van artikel I, onderdeel B, en de artikelen II tot en met X, later gerealiseerd wordt waardoor ondernemingen onnodig hogere kosten blijven maken.

Ook voor wat artikel I, onderdeel A, betreft is een spoedige inwerkingtreding gunstig, omdat het een lacune repareert die ontstaan is met de Wet van 23 december 2009 tot wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek in verband met de totstandbrenging van een inlenersaansprakelijkheid met betrekking tot de voldoening van het toepasselijke minimumloon en de toepasselijke minimumvakantiebijslag. Uitstel zou betekenen dat de partijen waar het in die wet om gaat, die geen vestiging hebben in Nederland, nog niet tot inschrijving over kunnen gaan, waardoor de in die wet genoemde accreditatie bemoeilijkt wordt.

De inwerkingtreding van onderdeel C van artikel I is mede ingegeven door de verwachte spoedige inwerkingtreding van de Wet van 7 juli 2010 tot wijziging van onder meer Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet documentatie vennootschappen in verband met het vervallen van de verklaring van geen bezwaar en het verbeteren en uitbreiden van de controle op rechtspersonen met het oog op de voorkoming en bestrijding van misbruik van rechtspersonen (Stb. 2010, 280). De automatisering van de gegevensuitwisseling tussen Belastingdienst en kamers van koophandel en de uitlevering van gegevens door de kamers is mede afhankelijk van de toekenning van de unieke nummers aan deze functionarissen. Vasthouden aan het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten zou uitstel van de effectieve handhaving met zich meebrengen, hetgeen tevens gepaard gaat met hogere kosten.

De wijziging bedoeld in onderdeel D van artikel I kan reeds doorgevoerd worden, maar wordt effectief op het moment dat het Wetsvoorstel houdende de vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken 28 746, nr. A) in werking treedt.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Advies Raad van State

No. W15.10.0508/IV

’s-Gravenhage, 23 december 2010

Aan de Koningin

Bij Kabinetsmissive van 11 november 2010, no.10.003088, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, mede namens de Minister van Financiën, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 in verband met de inschrijving van een onderneming zonder vestiging, de toekenning van een uniek nummer aan functionarissen en enkele andere besluiten in verband met het vervallen van de plicht een uittreksel te verschaffen, met nota van toelichting.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot de vrijwillige inschrijving in het handelsregister van ondernemingen zonder vestiging in Nederland en de opneming van gegevens van vennoten van vennootschappen en rechtspersonen naar buitenlands recht. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.

1. Inschrijving ondernemingen zonder vestiging in Nederland

In het voorgestelde artikel 11a, eerste lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 wordt bepaald dat een onderneming zonder vestiging in Nederland kan worden ingeschreven in het handelsregister, indien de activiteiten van de onderneming in Nederland zelfstandig zouden kwalificeren als een onderneming in de zin van artikel 2. Met deze bepaling wordt een beletsel weggenomen dat aan het licht is gekomen bij de voorbereiding van de Wet van 23 december 2009 tot wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek in verband met het tot stand brengen van een inlenersaansprakelijkheid met betrekking tot de voldoening van het toepasselijke minimumloon en de toepasselijke minimumvakantiebijslag.1

Ondernemingen die actief zijn op de Nederlandse markt maar hier geen vestiging hebben, kunnen zich thans niet inschrijven in het handelsregister. Zogenoemde ‘mobiele’ uitzendondernemingen, waaronder worden verstaan ondernemingen zonder vestiging die bijvoorbeeld werken vanuit een rondreizend busje of via een 06-nummer, kunnen daardoor niet voor certificering2 in aanmerking komen. Deze uitsluiting van certificering wordt ongewenst geacht, aangezien het ontbreken van een vestiging geen belemmering hoeft te zijn voor een bonafide bedrijfsuitoefening. De voorgestelde bepaling ziet blijkens de toelichting primair op deze ‘mobiele’ uitzendondernemingen, maar ook op buiten Nederland gevestigde ondernemingen die activiteiten in Nederland uitvoeren.

a. Wettelijke grondslag

Het voorgestelde artikel 11a van het Handelsregisterbesluit 2008 berust blijkens de aanhef op artikel 51 van de Handelsregisterwet 2007.3 Daarin is bepaald dat, indien in die wet geregelde of daarmee verband houdende onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van de wet of in het belang van de uitvoering van een bindend besluit van de Raad van de Europese Unie of de Europese Commissie regeling of nadere regeling behoeven, deze kan geschieden bij algemene maatregel van bestuur. Het laatst vermelde motief voor regeling of nadere regeling is blijkens de toelichting niet aan de orde.

Dat het in het belang van een goede uitvoering van de Handelsregisterwet 2007 nodig is om ondernemingen zonder vestiging in Nederland de mogelijkheid te bieden zich op vrijwillige basis in te schrijven in het handelsregister, is niet zonder meer evident. De Handelsregisterwet 2007 schrijft voor welke ondernemingen en rechtspersonen in het handelsregister worden ingeschreven en welke gegevens daarbij, met het oog op de in artikel 2 van die wet vermelde doelen, worden geregistreerd. Voor een goede uitvoering daarvan kan nadere regelgeving nodig zijn, zoals regels betreffende de inrichting van het handelsregister en het toezicht daarop.4 Het voorgestelde artikel 11a is blijkens de toelichting gericht op het wegnemen van het hiervoor aangeduide, onbedoelde, beletsel voor ruimere toepasselijkheid van het vigerende certificeringstelsel dat geldt voor de Nederlandse uitzendmarkt. De Afdeling acht het noodzakelijk dat de toelichting duidelijk maakt om welke redenen het voorgestelde artikel 11a van het Handelsregisterbesluit 2008, mede in het licht van de doelstelling van de wet en mogelijk in samenhang met andere bepalingen daarvan, het belang dient van een goede uitvoering van de Handelsregisterwet 2007.

De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

b. Doelstelling

Met ingang van 1 januari 2003 is het vergunningsysteem voor arbeidsbemiddeling afgeschaft. In de memorie van toelichting bij het desbetreffende wetsvoorstel werd ervan uitgegaan dat, voor zover gedragingen van particuliere arbeidsbemiddelaars regulering behoefden, dit ook langs andere weg kon geschieden dan via vergunningverlening. Enkele gedragsnormen zouden wettelijk moeten worden voorgeschreven en de resterende normen zouden door zelfregulering en certificering kunnen worden gewaarborgd.5 Ter bestrijding van fraude en illegaliteit in de uitzendbranche is zelfregulering in de vorm van NEN-normen tot stand gebracht. Uitzendondernemingen die aan deze NEN-normen voldoen, kunnen een certificaat aanvragen en zich laten registreren in het register van de Stichting Normering Arbeid. Die stichting stelt als voorwaarde voor inschrijving in haar register dat de onderneming is ingeschreven in het handelsregister.6

De Afdeling heeft begrip voor het doel van het voorgestelde artikel 11a om ook bonafide ‘mobiele’ uitzendondernemingen voor certificering in aanmerking te doen komen. Zij acht het echter niet ondenkbaar dat slechts een gering aantal van die ondernemingen zal overgaan tot inschrijving in het handelsregister. Het is daarom niet zonder meer evident dat de bepaling bijdraagt aan het doel van het privaatrechtelijke stelsel van certificering, te weten het tegengaan van fraude en illegaliteit, zolang het om een vrijwillige en niet om een verplichte inschrijving gaat.

Daarbij merkt de Afdeling op dat een verplichting tot inschrijving alleen bij wet kan worden opgelegd.7

De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op het feitelijke belang van de voorgestelde bepaling.

c. Doelgroepen

De in de toelichting vermelde voorbeelden van ondernemingen die belang zouden hebben bij de langs de weg van het voorgestelde artikel 11a geopende mogelijkheid tot inschrijving in het handelsregister, kunnen niet alle dienen ter motivering van het ontwerpbesluit. Voor in de Europese Unie gevestigde ondernemingen die in Nederland activiteiten uitvoeren, zoals de in de toelichting vermelde Belgische koopman, is het recht van de Europese Unie van belang. In het licht van het binnen de Europese Unie geldende recht op vrij verkeer van diensten mag aan hen in de regel niet de eis van inschrijving in het Nederlandse handelsregister worden gesteld.8

De Afdeling adviseert de toelichting in zoverre aan te vullen.

d. Gegevens over degene aan wie de onderneming toebehoort

In het voorgestelde artikel 11a, tweede lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 wordt bepaald dat in het handelsregister over een onderneming zonder vestiging in Nederland het adres wordt opgenomen waarop degene aan wie de onderneming toebehoort fysiek bereikbaar is. Het begrip ‘woonplaats’9 wordt in deze bepaling niet gebruikt. Daaruit zou, mede gelet op de toelichting, kunnen worden afgeleid dat de betrokken persoon ook een ander adres mag opgeven.

Artikel 10, tweede lid, van de Handelsregisterwet 2007 regelt welke gegevens worden opgenomen over degene aan wie de onderneming toebehoort, indien deze een natuurlijke persoon is. Daartoe behoort onder meer het adres van deze persoon, hetgeen ingevolge artikel 15 een authentiek gegeven in de zin van de Handelsregisterwet 2007 is. Het is niet zonder meer duidelijk hoe de voorgestelde bepaling zich verhoudt tot artikel 10, tweede lid, van de Handelsregisterwet 2007.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het vorenstaande in te gaan.

2. Gegevens over vennootschappen en rechtspersonen naar buitenlands recht

In artikel 26, tweede lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 wordt geregeld welke gegevens in voorkomend geval in het handelsregister moeten worden opgenomen over een vennootschap of rechtspersoon opgericht naar het recht van een ander land dan Nederland. Ingevolge onderdeel a van dit artikellid betreft het gegevens over iedere vennoot, bestuurder en commissaris van die vennootschap of rechtspersoon.

Het ontwerpbesluit voegt aan dit artikel een vijfde lid toe, inhoudende dat, in afwijking van het tweede lid onderdeel a, over een rechtspersoon met meer dan 20 vennoten, niet de in dat lid genoemde gegevens worden opgenomen over de vennoten die niet aan de Nederlandse vestiging van de rechtspersoon zijn verbonden. De toelichting vermeldt hierover dat het opnemen van alle vennoten van grotere rechtspersonen, met potentieel zeer veel buitenlandse vennoten, een onevenredig zware belasting van het register en van de onderneming zelf zou meebrengen. De toelichting vermeldt hierbij dat het overgrote deel van de vennootschappen minder dan 20 vennoten heeft en derhalve alle vennoten moet inschrijven.

Als gevolg van deze keuze kent het ontwerpbesluit drie soorten vennoten:

  • 1. de aan de Nederlandse vestiging verbonden vennoten;

  • 2. de niet aan de Nederlandse vestiging verbonden vennoten van een vennootschap waaraan niet meer dan 20 vennoten zijn verbonden; en

  • 3. de niet aan de Nederlandse vestiging verbonden vennoten van een vennootschap waaraan meer dan 20 vennoten zijn verbonden;

waarbij de groepen vennoten 1 en 2 in het Handelsregister moeten worden ingeschreven, terwijl dat voor de tot groep 3 behorende vennoten niet mogelijk is.

Blijkens de toelichting wordt het niet wenselijk geacht een algehele uitzondering voor alle buitenlandse vennoten te regelen, in verband met de aansprakelijkheid van en het verhaalsrecht op deze vennoten.

De Afdeling merkt op dat de toelichting niet vermeldt wanneer een vennoot geacht wordt aan een Nederlandse vestiging van de vennootschap te zijn verbonden. Daarnaast maakt de toelichting niet duidelijk waarom de in het voorgestelde artikel 26, vijfde lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 opgenomen criteria van het al dan niet ‘verbonden’ zijn van een vennoot aan de Nederlandse vestiging en het aantal van meer dan 20 van dergelijke vennoten (mede), bepalend zouden moeten zijn voor registratie van gegevens van vennoten. De Afdeling acht deze criteria in het licht van aansprakelijkheid en verhaalsrecht niet direct voor de hand liggend.

De Afdeling wijst er voorts op dat het voorgestelde artikel 26, vijfde lid, ertoe kan leiden dat bij een rechtspersoon met meer dan 20 vennoten slechts een gering aantal of mogelijk zelfs geen gegevens van vennoten behoeven te worden opgenomen, indien weinig of geen van de vennoten ‘verbonden’ zijn aan een Nederlandse vestiging.

Gegeven de doelstelling van de inschrijving – het bieden van rechtszekerheid in het economisch verkeer – valt niet zonder meer in te zien hoe het genoemde nadeel van onevenredige belasting van het register en van de onderneming zich verhoudt tot het risico dat aanspraken van derden jegens niet geregistreerde vennoten in de praktijk mogelijkerwijs in rechte moeilijker geldend zijn te maken dan tegenover geregistreerde vennoten. Dat risico doet zich onder meer voor ten aanzien vennoten die zodanig met de rechtspersoon zijn verbonden dat zij bevoegd zijn de rechtspersoon met een of meer anderen te vertegenwoordigen. In zoverre ligt het wellicht meer in de rede als criterium voor registratie van gegevens van vennoten te hanteren het (mede) vertegenwoordigingsbevoegd zijn.10

De Afdeling adviseert het voorgestelde artikel 26, vijfde lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 nader te bezien.

3. Redactionele kanttekeningen

Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H.D. Tjeenk Willink.

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W15.10.0508/IV met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft

  • In artikel III na ‘47, tweede lid’ invoegen: en vijfde lid.

  • In verband met de samenhang tussen artikel 26, tweede en vijfde lid, ‘de rechtspersoon’ vervangen door: de vennootschap of rechtspersoon.

Nader Rapport

’s-Gravenhage, 18 april 2011

WJZ / 10200189

Aan de Koningin

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur, houdende wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 in verband met de inschrijving van een onderneming zonder vestiging, de toekenning van een uniek nummer aan functionarissen en enkele andere besluiten in verband met het vervallen van de plicht een uittreksel te verschaffen

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 11 november 2010, nr. 10.003088, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 23 december 2010, nr. W15.10.0508/IV, bied ik U hierbij aan.

1. Inschrijving ondernemingen zonder vestiging in Nederland

a. Wettelijke grondslag

De Afdeling acht het noodzakelijk dat de toelichting duidelijk maakt om welke redenen het voorgestelde artikel 11a het belang dient van een goede uitvoering van de Handelsregisterwet 2007.

Een goede uitvoering van de Handelsregisterwet 2007 vergt dat de gegevens die opgenomen zijn over een onderneming, zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met de realiteit. In de Handelsregisterwet 1996 bestond de mogelijkheid om de ondernemingen te registeren zonder vestiging in Nederland. Zij werden dan ingeschreven bij kamer Rotterdam. Deze mogelijkheid is in de huidige wet komen te vervallen. Tegelijkertijd bestaat bij een aantal van die ondernemingen wel behoefte om zich in te kunnen schrijven in het handelsregister, bijvoorbeeld omdat een registratie elders niet mogelijk is. In het handelsregister zijn nu nog enkele honderden ondernemingen opgenomen die geen vestiging hebben in Nederland, maar die op gedoogbasis ingeschreven blijven staan met als fictieve vestiging het kantoor van de kamer van koophandel Rotterdam.

Doordat er geen reële maar fictieve vestigingsgegevens zijn opgenomen in het handelsregister wordt op deze wijze niet bijgedragen aan het doel van rechtszekerheid in het economische verkeer en zijn de gegevens over deze ondernemingen minder goed te gebruiken door overheidsorganen.

Met de voorgestelde wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 wordt het mogelijk dat de ondernemingen een adres opgeven waarop ze daadwerkelijk bereikbaar zijn en hoeven ze niet langer een fictief adres als vestigingsadres op te geven.

Onder vestiging in de Handelsregisterwet 2007 wordt verstaan een gebouw of complex van gebouwen van waaruit duurzaam de bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend. Er zijn tal van ondernemingen die ondanks het ontbreken van een vestiging in Nederland actief zijn. Bij deze ondernemingen en bij de overheden die met hen zaken doen, bestaat de wens om die ondernemingen te kunnen registreren. Het handelsregister is, als basisregistratie voor gegevens over ondernemingen, de logische plek om deze gegevens op te nemen.

In het handelsregister worden gegevens van hoge kwaliteit en betrouwbaarheid beschikbaar gesteld. De opgegeven gegevens kunnen door meerdere partijen, publiek en privaat, worden gebruikt. Dit komt tegemoet aan de aan het handelsregister ten grondslag liggende gedachte dat gegevens slechts eenmaal verstrekt hoeven te worden ten behoeve van meervoudig gebruik. Het register heeft ten doel, blijkens artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, de rechtszekerheid in het economisch verkeer te bevorderen en het efficiënt functioneren van de overheid te vergemakkelijken. Het alternatief, te weten dat elke overheidsorganisatie een eigen register aanlegt voor deze ondernemingen (ondernemingen die actief zijn binnen Nederland maar alhier geen vestiging hebben) is minder wenselijk, omdat in dat geval de gegevens mogelijk uiteen gaan lopen doordat elke afzonderlijke overheidsorganisatie samen met de betreffende organisatie de gegevens up-to-date moet houden. Dat komt de kwaliteit van de gegevens niet ten goede en het brengt extra lasten met zich mee. Daarnaast zijn die gegevens vaak niet beschikbaar voor andere overheden en private partijen. Door de gegevens in het Handelsregister op te nemen wordt ook de rechtszekerheid in het economische verkeer en uiteindelijk het efficiënt functioneren van de overheid gediend.

Gezien het karakter van basisregister, waardoor men in eerste instantie bij het handelsregister te rade gaat over gegevens betreffende een onderneming, komt het de uitvoering ten goede wanneer het niet hebben van een vestiging in Nederland niet langer een belemmering is om opgenomen te worden in het handelsregister.

Naar aanleiding van het advies is de toelichting aldus aangevuld.

b. Doelstelling

De Afdeling acht het niet zonder meer evident dat een vrijwillige inschrijving bijdraagt aan het tegengaan van fraude en illegaliteit.

Naar aanleiding van de opmerking van de Afdeling is de passage met deze strekking geschrapt.

c. Doelgroepen

De Afdeling stelt terecht dat in de toelichting voorbeelden van ondernemingen genoemd staan, waaraan op grond van de Dienstenrichtlijn (Richtlijn nr. 2006/123/EG) geen inschrijving in het handelsregister verlangd mag worden.

In de toelichting is naar aanleiding van het advies uitgebreider ingegaan op de verhouding tussen Dienstenwet en de mogelijkheid om ingeschreven te worden in het handelsregister.

d. Gegevens over degene aan wie de onderneming toebehoort

Ten slotte adviseert de Afdeling in de toelichting in te gaan op de gegevens die worden opgenomen over degene aan wie de onderneming toebehoort.

De toelichting is aangevuld met een aanduiding van de gevraagde gegevens en de grondslag daarvan in de regelgeving.

2. Gegevens over vennootschappen en rechtspersonen naar buitenlands recht

De Afdeling merkt op dat niet geheel duidelijk is welke vennoten geacht moeten worden aan de Nederlandse vestiging verbonden te zijn.

De meeste LLP’s zijn zo georganiseerd dat er over de aan een vestiging verbonden vennoten geen twijfel zal bestaan. Omdat de mate van verbondenheid in principe zeer kan variëren, is het inderdaad wenselijk om daar duidelijkheid over te verschaffen.

Met het oog op de functie van het handelsregister zal het gaan om vennoten die bevoegd zijn om in Nederland de LLP of de vestiging juridisch te binden. Vennoten die het merendeel van de tijd doorbrengen in Nederland worden eveneens geacht verbonden te zijn met de Nederlandse vestiging. Ook kan de verbondenheid blijken uit afspraken die de vennootschap of rechtspersoon naar buitenlands recht heeft gemaakt. De toelichting is aangevuld met deze overwegingen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om twee technische wijzigingen in andere algemene maatregelen van bestuur aan te brengen. De eerste in artikel 5, tweede lid van het Besluit instelling, gebiedsindeling en bestuursgrootte kamers van koophandel en fabrieken en de tweede in artikel 21, vierde lid van het Frequentiebesluit.

Ik moge U hierbij, mede namens de Minister van Financiën, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Infrastructuur en Milieu, het gewijzigde ontwerp-besluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.


X Noot
2

Uitzendondernemingen kunnen een certificaat aanvragen bij een geaccrediteerde instelling, die beoordeelt of de onderneming voldoet aan de normen NEN 4400-1 of 4400-2. Gecertificeerde ondernemingen zijn die ondernemingen die voldoen aan de NEN-normen en zijn ingeschreven in het register van de Stichting Normering Arbeid.

X Noot
3

De verwijzing in de aanhef naar artikel 64 van de Handelsregisterwet 2007 heeft geen zelfstandige betekenis.

X Noot
4

Kamerstukken II 1994/95, 23 970, nr. 3, blz. 16 (betreffende het gelijkluidende artikel 27 van de Handelsregisterwet 1996).

X Noot
5

Kamerstukken 2001/02, 28 465, nr. 3, blz. 2 en 3.

X Noot
6

Uit het register voor buitenlandse ondernemingen maakt de Afdeling op dat dit niet het Nederlandse handelsregister behoeft te zijn.

X Noot
7

Vg. Aanwijzing 22 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

X Noot
8

Zie artikel 16, tweede lid, aanhef en onder b, van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (Pb. L 376/36).

X Noot
9

Titel 3 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

X Noot
10

Zie ook artikel 26, tweede lid, onder a, van het Handelsregisterbesluit 2008.

Naar boven