28 746
Vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

Wetsvoorstel

1. De aanduiding «nieuwe» voor Burgerlijk Wetboek is geschrapt in het opschrift, de considerans en de aanhef van artikel I, alsmede in de memorie van toelichting.

2. Artikel 803 luidde:

Artikel 803

Indien de overeenkomst van vennootschap nietig is terwijl in de overeenkomst is bepaald dat de vennootschap rechtspersoon is en ten name van deze niet bestaande rechtspersoon een vermogen is gevormd, benoemt de rechter op verzoek van een belanghebbende of op vordering van het openbaar ministerie een of meer vereffenaars. Het vermogen wordt zo veel mogelijk vereffend en verdeeld overeenkomstig artikel 830. Degenen die zijn opgetreden als besturende vennoten of als ten behoeve van het vermogen handelende personen, zijn hoofdelijk verbonden voor de tot dit vermogen behorende schulden overeenkomstig de laatste drie volzinnen van artikel 4 lid 4 van Boek 2.

3. In artikel 805 lid 1 stond voor «prestatie»: positieve.

4. Artikel 805 kende een tweede lid, dat luidde:

2. Een vennoot kan niet al zijn goederen of een evenredig deel daarvan inbrengen.

5. In artikel 805 lid 2 (was 3), eerste zin, stond een komma na «een openbare vennootschap die rechtspersoon is».

6. Artikel 809 lid 3 luidde: Hij is over het gevoerde bestuur tenminste éénmaal per jaar rekening en verantwoording verschuldigd aan ieder van zijn medevennoten.

7. In artikel 810 lid 1 stond in de eerste volzin na de woorden «alle rechtshandelingen»: zonder beperking. In de tweede volzin stond na «vennootschap»: en daarmee van de gezamenlijke vennoten.

8. In artikel 814 lid 4 stond in plaats van «of door een of meer derden»: of door een accountant als bedoeld in artikel 393 lid 1 van Boek 2.

9. Artikel 815 lid 5 luidde:

5. Aan een vennoot kan in de overeenkomst een bepaalde rente over of een vaste vergoeding voor zijn inbreng in de vennootschap worden toegekend, mits dit niet tot strekking heeft dat een andere vennoot stelselmatig niet in de winst zal kunnen delen.

10. In artikel 816 lid 2 stonden voor «verlies» de woorden: uit de in lid 1 bedoelde stukken blijkend.

11. Artikel 817 lid 1, onderdeel b, kwam in het wetsvoorstel oorspronkelijk niet voor.

12. In plaats van het tweede lid bevatte artikel 817 lid 1 een onderdeel e, luidende:

e. in het geval van faillissement van een vennootschap die rechtspersoon is, door opheffing van het faillissement wegens de toestand van de boedel of door haar insolventie.

13. Artikel 818 lid 1 luidde oorspronkelijk:

1. De vennootschap wordt alleen ontbonden ten aanzien van een vennoot die uittreedt, en voortgezet door de overblijvende vennoten:

a. ingevolge een daartoe strekkende overeenkomst van de vennoten;

b. door zijn dood, zijn onbekwaam worden of zijn faillissement, en door het ophouden te bestaan indien hij een rechtspersoon is;

c. met ingang van een in de overeenkomst van vennootschap voor die uittreding aangeduid tijdstip;

d. door zijn opzegging aan de andere vennoten of door opzegging aan hem door een of meer andere vennoten, doch slechts indien zulks in de overeenkomst van vennootschap is voorzien;

e. door de rechter in de gevallen die de wet bepaalt.

De vennootschap wordt overigens ten aanzien van een vennoot niet ontbonden door het in vervulling gaan van een in de overeenkomst van vennootschap opgenomen ontbindende voorwaarde.

14. In artikel 820 lid 4 stonden in de tweede zin voor «het openbaar ministerie» de woorden: op vordering van.

15. In artikel 821 lid 2, eerste zin, ontbraken na «overlijden» de woorden: ten behoeve.

16. Artikel 822 lid 2 luidde:

2. Bij de overeenkomst van vennootschap kan worden bepaald of en in hoeverre de aangewezen erfgenaam of erfgenamen besturende vennoten zullen zijn of niet, en in het geval van een openbare vennootschap of zij commanditaire vennoten zullen zijn.

17. In artikel 824 lid 1 stond in plaats van «het tijdstip waarop ook»: hetzelfde tijdstip waarop.

18. Artikel 824 lid 2 luidde:

2. Indien een nieuwe vennoot tot de vennootschap toetreedt of een vennoot in de vennootschap opvolgt, is deze slechts verbonden voor de verbintenissen na zijn toetreding of opvolging ontstaan.

19. artikel 826 lid 3 luidde:

3. Vereffenaars geven aan de rechter die een of meer van hen heeft benoemd, alle door deze gewenste inlichtingen, en zijn verplicht diens aanwijzingen op te volgen. Tegen de aanwijzingen staan geen rechtsmiddelen open.

20. In artikel 827 lid 1, eerste zin, stond na «vereffening»: ingevolge artikel 831 lid 1.

21. Artikel 831 lid 1, eerste volzin, luidde:

De vereffening eindigt op het tijdstip dat de toedelingen of uitkeringen overeenkomstig het door de vereffenaar opgestelde plan als bedoeld in artikel 830 lid 6 hebben plaatsgevonden, dat bij een tekort de gewezen vennoten overeenkomstig dit plan hebben bijgedragen in het verlies, of dat aan de ingevolge artikel 830 lid 7 door de rechter gegeven bevelen gevolg is gegeven.

Memorie van toelichting

1. De paragraaf «Algemeen» bij afdeling 1 kwam in het wetsvoorstel zoals voorgelegd aan de Raad van State niet voor.

2. Bij artikel 800 lid 2 luidde de vierde zin: Men vergelijke voorts artikel 8 van Boek 2.

3. Bij artikel 801, onder 4, kwamen de laatste twee volzinnen niet voor.

4. Bij artikel 802 bevatte de toelichting een eerste onderdeel, dat als volgt luidde:

1. Volgens het Ontwerp-Van der Grinten is de openbare vennootschap van rechtswege rechtspersoon, zie artikel 801 lid 2 van dit ontwerp. Aan dit stelsel zijn echter wel bezwaren verbonden. In de eerste plaats behoeft in de opzet van het Ontwerp-Van der Grinten niet altijd zonder meer duidelijk te zijn wanneer van een openbare vennootschap sprake is, nu dit uitsluitend afhangt van het al dan niet handelen onder gemeenschappelijke naam, en het in de praktijk niet steeds buiten twijfel is wanneer dit het geval is; vgl. hierbij de Toelichting-Van der Grinten, p. 1056, die verwijst naar de verkeersopvattingen. Een formeel kenmerk of oprichtingsvereiste (notariële akte, inschrijving in het handelsregister) zou tenminste zijn vereist, en de vraag zou dan rijzen wat de situatie zou zijn, indien niet zou zijn voldaan aan het vereiste. Zou er dan toch een openbare vennootschap zijn, die evenwel geen rechtspersoon is? Een tweede bezwaar is het rigide karakter: denkbaar is dat de vennoten wel een openbare vennootschap wensen, maar bepaalde consequenties van de rechtspersoonlijkheid afwijzen, waarbij bijvoorbeeld kan worden gedacht aan fiscale consequenties. Zie met betrekking tot dit laatste: Verslag vergadering Vereeniging Handelsrecht van 6 november 1998, p. 40, en bijlage 1 van dit verslag, p. 5.

Gelet op dit alles is het niet verwonderlijk dat een levendige discussie is gevoerd over de vraag of naar komend recht de openbare vennootschap al dan niet rechtspersoonlijkheid zou moeten bezitten; zie Asser-Maeijer, V-5, nr. 12 en de daar aangehaalde literatuur, en voorts het verslag van de vergadering van de Vereeniging Handelsrecht van 6 november 1998.1

In het onderhavige wetsvoorstel is met het oog hierop en in overeenstemming met de wensen van de praktijk gekozen voor een flexibele oplossing, in die zin dat bij de openbare vennootschap een keuzemogelijkheid bestaat. Indien aan bepaalde vereisten wordt voldaan – waartoe ook behoort dat de overeenkomst van vennootschap wordt opgenomen in een notariële akte – bezit de openbare vennootschap rechtspersoonlijkheid. De op dit punt bij het aangaan van de vennootschapsovereenkomst gemaakte keuze is evenwel niet definitief: ook tijdens het bestaan van de vennootschap kan alsnog rechtspersoonlijkheid worden verworven, of kan een bestaande rechtspersoonlijkheid worden prijsgegeven. Dit stelsel is neergelegd in de eerste zin van lid 1, alsmede in de artikelen 832 en 833. Zie hiervoor de toelichting op deze artikelen. In het gekozen stelsel zijn er ook veel minder problemen van overgangsrecht. Bestaande openbare vennootschappen en vennootschappen onder firma zijn vrij voor rechtspersoonlijkheid te kiezen en worden niet tot een dergelijke keuze gedwongen.

5. In de toelichting bij artikel 802, onderdeel 2, ontbrak in de laatste zin de verwijzing naar artikel 803 lid 1.

6. De toelichting bij artikel 803 luidde als volgt:

In deze bepaling is de situatie onder ogen gezien dat de overeenkomst van vennootschap nietig is. Er is dan geen vennootschap ontstaan, en in het geval van beoogde rechtspersoonlijkheid is er gelet op het vereiste van lid 1 van artikel 802 (rechtspersoonlijkheid dient in de overeenkomst van vennootschap te zijn bepaald) ook geen rechtspersoon. Voor deze situatie is in dit artikel aansluiting gezocht bij het bepaalde in de leden 3 en 4 van artikel 4 Boek 2. Het als afgescheiden te behandelen vermogen dat is gevormd ten name van de beoogde doch niet bestaande rechtspersoon, kan dan door de op verzoek van een belanghebbende of op vordering van het openbaar ministerie door de rechter te benoemen vereffenaars worden vereffend en verdeeld, zoveel mogelijk overeenkomstig artikel 830. Na de vereffening en verdeling kunnen de vennoten alsnog een geldige overeenkomst van vennootschap aangaan met de daarbij behorende inbreng. Aan een bepaling in de trant van lid 5 van artikel 4 Boek 2 bestaat geen behoefte. De laatste drie zinnen van lid 4 Boek 2 zijn van overeenkomstige toepassing verklaard. Zie voor de situatie dat er gronden zijn tot vernietiging van de overeenkomst van vennootschap die rechtspersoon is: artikel 820 lid 4.

7. Bij artikel 805, onder 1, ontbrak de laatste zin van de tweede alinea.

8. De toelichting op het vervallen artikel 805 lid 2 luidde als volgt:

2. Het tweede lid bevat in een andere vorm de in artikel 7A:1658 in verbinding met artikel 7A:1657 neergelegde regel dat een algehele maatschap verboden is. Hetgeen eerstgenoemd artikel overigens nog bepaalt, is overbodig en behoeft derhalve geen uitdrukkelijke regeling: bij de algehele maatschap van winst gaat het niet om inbreng van vermogen, maar, zoals blijkt uit artikel 7A:1659, om inbreng van arbeid, terwijl evenmin tot uitdrukking behoeft te worden gebracht dat de huwelijksgoederengemeenschap, die immers geen maatschap is, niet wordt geraakt door het verbod van algehele maatschap. Vgl. bij dit een en ander Asser-Maeijer, 5-V, nr 26.

Naar moet worden aangenomen heeft artikel 7A 1658 met «een bepaald gedeelte» van het vermogen, door de bijstelling «onder eenen algemeenen titel» het oog op een evenredig gedeelte van het vermogen, zoals de helft, een kwart e.d. (vgl. artikel 4:1001).

Indien door een of meer vennoten in strijd met deze regel wordt gehandeld, is er geen sprake van inbreng zoals bedoeld in artikel 800 lid 1 en nader uitgewerkt in dit artikel; er is dan geen overeenkomst van vennootschap.

Een bepaling in de trant van artikel 7A:1660 is naast de omschrijving van vennootschap in het algemeen in artikel 800 lid 1 niet nodig.

9. De leden 2 en 3 van artikel 805 waren oorspronkelijk de leden 3 en 4. In verband met de hernummering zijn ook verwijzingen naar die bepalingen aangepast.

10. Bij afdeling 3, onder Algemeen, stond in de laatste volzin in plaats van «slechts in beperkte mate»: geen.

11. In de toelichting bij artikel 814, onder 3, stond vóór de laatste volzin een volzin, luidende:

Dat deze stukken op papier moeten worden gesteld, komt overeen met hetgeen in lid 2 van artikel 2:10 wordt geëist.

12. In de toelichting bij artikel 814, onder 4, stond in plaats van de laatste zin van de tweede alinea:

In de overeenkomst kan ook worden voorzien dat een accountant als bedoeld in artikel 2:393 lid 1 de stukken kan vaststellen. In het Ontwerp-Van der Grinten wordt gesproken van «een derde», maar het ligt hier voor de hand aan zulk een accountant te denken.

13. Bij artikel 816, onder 2, stond in plaats van de laatste twee zinnen van de eerste alinea: Daarom ook wordt in het thans voorgesteld lid 2 gesproken van aanzuivering van zijn aandeel in het uit de vastgestelde balans en staat van baten en lasten blijkend verlies.

14. Bij artikel 817 kwam onderdeel 3 niet als afzonderlijk onderdeel voor, doch vormde een laatste alinea van onderdeel 2. De laatste zin van onderdeel 3 ontbrak.

15. Bij artikel 817, onder 7, luidde de eerste zin: Op de bijzondere ontbindingsgrond geldend voor een vennootschap die rechtspersoon is, en vervat in lid 1 onder e (faillissement, opheffing daarvan, insolventie) is hierboven sub 1 reeds gewezen.

16. Bij artikel 820, onder 3, stonden in de vierde zin voor «het openbaar ministerie» de woorden: op vordering van.

17. Bij artikel 821, onder 5, en artikel 822, onder 3, is bij de verwijzing naar het nieuwe Boek 4 rekening gehouden met de definitieve nummering van Boek 4.

18. Bij artikel 822, onder 2, ontbraken de vijfde en negende volzin.

19. Bij artikel 822, onder 4, ontbraken in de eerste alinea de laatste vijf volzinnen.


XNoot
1

De discussie sluit aan bij die welke momenteel in het Verenigd Koninkrijk wordt gevoerd naar aanleiding van het Joint Consultation Paper betreffende Partnership Law (september 2000), zie hierboven Inleiding onder 1.2. Hierin wordt de introductie van een separate legal personality voorgesteld ofwel als een regel van aanvullend recht ofwel als een optie voor de partners. Thans geldt voor het Engelse recht (anders dan voor het Schotse recht) dat een partnership geen rechtspersoonlijkheid heeft; zie Lindley & Banks on Partnership (1995) nr. 2–25. Ook in Duitsland hebben de BGB-Gesellschaft, de Offene Handelsgesellschaft en Kommanditgesellschaft (behalve die op aandelen) geen rechtspersoonlijkheid. Men kent daar wel de Gesamthandsgesellschaft. Zie in dit verband § 124 en 161 HGB. Aldus ook het Zwitserse recht; zie artikel 562 en 602 OR. In het Franse recht is er rechtspersoonlijkheid voorzien zowel voor de Société civile als voor de Sociétés en nom collectif et en commandite. Zie artikel 1842 C.C. en artikel 5 Loi sur les Sociétés commerciales. In België kan men sinds de wetswijziging van 1996 kiezen tussen de «commerciële» maatschap zonder rechtspersoonlijkheid en de handelsmaatschap (vennootschap onder firma en commanditaire vennootschap) met rechtspersoonlijkheid. Zie artikel 2 leden 2 en 4 van het op 6 februari 2001 in werking getreden Wetboek van Vennootschappen. De maatschap heeft geen rechtspersoonlijkheid; zie artikel 2 lid 1 van dit Wetboek.

Naar boven