Beleidsregels van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, van 2 mei 2011, nr. 198920, houdende wijziging van de Beleidsregels dierenwelzijn 2009

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op artikel 59a en 106 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 3, onderdeel g, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening 1255/97 (PbEU 2005 L 1);

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregels dierenwelzijn 20091 worden als volgt gewijzigd:

Artikel 16a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De onderdelen b en c worden geletterd c en d.

b. Onderdeel a wordt gewijzigd als volgt:

Na ‘runderen’ wordt ingevoegd: , behoudens voor slachtrunderen ouder dan één jaar,.

c. Ingevoegd wordt een nieuw onderdeel:

  • b. Voor slachtrunderen ouder dan één jaar: ten minste 25 centimeter boven de schofthoogte van het hoogste dier.

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt als maximum toegestane hoogte van bedrijfsauto’s de hoogte gehanteerd die bepaald is bij artikel 5.3.6 van de Regeling voertuigen.

ARTIKEL II

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 4 mei 2011.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.

TOELICHTING

Deze regeling bevat een wijziging van de Beleidsregels dierenwelzijn 2009 betreffende de stahoogte voor runderen.

Op basis van artikel 3, onderdeel g, van de verordening (EG) nr. 1/20051 (hierna: Transportverordening) dienen de dieren te beschikken over voldoende vloeroppervlak en stahoogte gelet op hun grootte en op het voorgenomen transport. In de bijlage van de Transportverordening is bepaald dat vervoermiddelen, containers en toebehoren op zodanige wijze dienen te worden gebruikt dat letsel en onnodig lijden van de dieren wordt voorkomen. Ook dient in het dierencompartiment en op de verschillende laadvloeren voldoende ruimte te zijn voor adequate ventilatie boven de dieren, wanneer deze in hun natuurlijke houding rechtop staan, zonder dat zij gehinderd worden in hun natuurlijke bewegingen.

Bij wijziging van 25 juni 20092 van de Beleidsregels dierenwelzijn 2009 zijn voor verschillende categorieën dieren, waaronder runderen, minimum stahoogtes bepaald. Hiermee zijn de open normen van de Transportverordening voor de praktijk en ten behoeve van het toezicht op de naleving uitgewerkt. De in de bovengenoemde wijziging opgenomen stahoogtes waren gebaseerd op aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité voor dierenwelzijn en diergezondheid (EFSA) in het rapport ‘The welfare of animals during transport’ van 11 maart 2002.

Na de inwerkingtreding van de wijziging van 25 juni 2009 bleek echter dat de sector van mening was dat de aanbevelingen inzake de stahoogte in het rapport van de EFSA onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd waren. In overleg met de sector heeft daarom de toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit besloten dat er een nieuw onderzoek zou worden uitgevoerd naar de minimale stahoogte bij runderen. Totdat de resultaten van dit onderzoek beschikbaar zouden zijn, zou een vrije ruimte geaccepteerd worden van minimaal 10 cm boven de schoft van het hoogste dier bij een door het Wegenverkeerswet 1994 (Regeling voertuigen) maximaal toegestane hoogte van 4 meter van een bedrijfsauto. De Tweede Kamer is bij brief van 28 september 2009 hierover geïnformeerd3.

Het onderzoek naar de minimale stahoogte bij runderen tijdens transport is uitgevoerd door Wageningen UR Livestock Research en is in november 2010 afgerond4. Het onderzoek toont aan dat 10, 15 en 20 cm vrije ruimte boven de schoft niet en 40 cm wel (ruim) voldoende is voor dieren om niet gehinderd te worden in hun natuurlijke bewegingen, één van de voorwaarden uit de Transportverordening. De resultaten rechtvaardigen de conclusie dat er zich minimaal 25 cm vrije ruimte boven de schoft van het hoogste dier dient te bevinden.

In de praktijk blijkt dat voor het vervoer van slachtrunderen veelal gebruik wordt gemaakt van dubbeldeks laden, waarbij met name bij volwassen runderen ernstige welzijnsproblemen voorkomen (open ruggen, uitgebreide onderhuidse bloedingen). Met de overeengekomen norm van 10 cm boven schofthoogte, gecombineerd met een maximaal toegestane wagenhoogte van 4 meter, is het nu al niet mogelijk om op reguliere wagens dubbeldeks slachtrunderen te vervoeren. Bij constateringen door de toezichthouder wordt hierop ook gehandhaafd. Het verhogen van de vrije ruimte naar 25 cm zal dan ook geen wijziging aanbrengen in de bestaande situatie. Om die reden is het niet opportuun om eventueel een overgangstermijn in te stellen voor het vervoer van deze categorie runderen.

Voor de gemiddeld genomen kleinere dieren (kalveren en fokvaarzen) kan meerdeks laden in beginsel wel mogelijk zijn. Hiervoor is met de sector overeengekomen dat zij voor de zomer a.s. een plan van aanpak opstelt dat tegemoet komt aan de resultaten van het onderzoek. In het plan van aanpak zou tevens een voorstel voor een reële overgangstermijn worden opgenomen, mede gelet op de afschrijvingstermijnen voor een gedeelte van de transportwagens als er omgeschakeld zou moeten worden naar een ander type wagen voor deze categorie dieren. Daarbij kunnen, voor zover relevant voor het welzijn tijdens transport, ook andere aspecten worden betrokken, bijvoorbeeld de bezettingsgraad bij het vervoer van fokvaarzen.

De onderhavige wijziging verankert naast de stahoogte voor runderen tevens de maximaal toegestane hoogte van bedrijfsauto’s. Gebleken is dat er in de handhavingspraktijk regelmatig onduidelijkheden bestaan over de maximaal toegestane hoogte van de bedrijfsauto’s waarin de dieren worden vervoerd. De maximaal toegestane hoogte van 4 meter is vastgelegd in artikel 5.3.6 van de Regeling voertuigen onder de Wegenverkeerswet 1994. Om elke onduidelijkheid te voorkomen, zullen de beleidsregels op dit punt worden aangevuld.

Vaste verandermomenten

In verband met de systematiek van de vaste verandermomenten gelden vier vaste inwerkingtredingsdata per jaar en geldt een minimale invoeringstermijn van twee maanden. Het beleid inzake vaste verandermomenten is neergelegd in de brief van de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 april 2008 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2007/2008, 29 515 en 31 201, nr. 243) en de brief van 11 december 2009 van de Minister van Justitie, de Staatssecretarissen van Economische Zaken, Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstukken II, 2009/2010, 29 515, nr. 309).

De wijziging zal, gezien de urgentie van de onderhavige wijziging in verband met dierenwelzijn, per 4 mei 2011 in werking treden; dit in afwijking van de vaste verandermomenten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.


X Noot
1

Laatstelijk gewijzigd op 31 augustus 2010, Stcrt. 2010, 13633.

X Noot
1

Verordening (EG) Nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2009/2010, 28286, nr. 317.

X Noot
4

Wageningen UR Livestock Research, rapport nr. 407, november 2010.

Naar boven