Beleidsregels van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 juni 2009, nr. 13546, houdende wijziging van de Beleidsregels dierenwelzijn 2009

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 59a en 106 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 3, onderdeel g, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van verordening 1255/97 (PbEU 2005 L 1);

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregels dierenwelzijn 20091 worden als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, onderdeel d wordt ‘als bedoeld in artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht’ vervangen door: als bedoeld in artikel 5:31d van de Algemene wet bestuursrecht.

B

In artikel 16 van wordt ‘toepassing van bestuursdwang’ vervangen door: oplegging van een last onder bestuursdwang.

C

Na artikel 16 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 5 overige bepalingen

Artikel 16a (stahoogte dieren tijdens transport)
  • 1. Als voldoende stahoogte als bedoeld in artikel 3, onderdeel g, van de transportverordening wordt beschouwd:

    • a. Voor runderen: ten minste 20 centimeter ruimte boven de kruin van het grootste dier;

    • b. Voor schapen en geiten: ten minste 20 centimeter ruimte boven de kruin van het grootste dier;

    • c. Voor varkens: ten minste 30 centimeter ruimte boven het hoogste punt van het grootste dier.

  • 2. Indien het vervoermiddels is voorzien van een geforceerd ventilatiesysteem wordt in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, 15 centimeter ruimte boven het hoogste punt van het grootste dier als voldoende stahoogte beschouwd.

ARTIKEL II

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

TOELICHTING

Op 1 juli 2009 is de ‘Aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb)’ in werking getreden. In verband met deze wijziging worden in de Beleidsregels dierenwelzijn 2009 twee wettechnische aanpassingen doorgevoerd. Voorts worden de beleidsregels aangepast in verband met een in de praktijk bestaande onduidelijkheid over de vereiste stahoogte voor dieren tijdens het transport.

Op basis van artikel 3, onderdeel g, van de EG-verordening 1/2005 dienen de dieren te beschikken over voldoende vloeroppervlak en stahoogte gelet op hun grootte en op het voorgenomen transport. In de bijlage van de verordening is deze bepaling uitgewerkt, waarbij is bepaald dat vervoermiddelen, containers en toebehoren op zodanige wijze worden gebruikt dat letsel en onnodig lijden van de dieren wordt voorkomen. Ook schrijft de bijlage voor dat in het dierencompartiment en op de verschillende laadvloeren voldoende ruimte dient te zijn voor adequate ventilatie boven de dieren wanneer deze in hun natuurlijke houding rechtop staan, zonder dat zij gehinderd worden in hun natuurlijke bewegingen.

In de praktijk is herhaaldelijk geconstateerd dat met name volwassen runderen dubbeldeks worden geladen in vervoermiddelen waarbij dermate weinig ruimte boven de dieren beschikbaar is dat ernstige verwondingen worden geconstateerd bij controle van het vervoer. Teneinde duidelijkheid te verschaffen aan de transporteurs worden de voorschriften van de verordening waarin wordt bepaald dat de dieren over voldoende stahoogte dienen te beschikken, in deze beleidsregels uitgewerkt.

De in de beleidsregels opgenomen stahoogten zijn gebaseerd op aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité voor dierenwelzijn en diergezondheid in het rapport ‘The welfare of animals during transport’ van 11 maart 2002. Voor runderen schapen en geiten wordt uitgegaan van de kruin van het hoogste dier omdat de kruin het hoogste punt is vanaf waar gerekend kan worden. Het hoogste punt van een varken varieert naar gelang het dier ouder wordt. Bij oudere dieren zal niet langer de kruin maar de rug van het dier zal als uitgangspunt moeten worden genomen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.


XNoot
1

Stcrt. 2008, 252.

Naar boven