BIJLAGE ONDERWIJSCONTROLEPROTOCOL OCW/EL&I 2010, VERSIE 22-12-2010
Welkom 1 december 2010
Dit is het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. De opzet en de structuur zijn gewijzigd ten opzichte van eerdere jaren.
De belangrijkste wijzigingen betreffen:
1. Verhoging van de controletolerantie. De controletolerantie voor het oordeel over de financiële rechtmatigheid (waaronder de
specifieke tolerantie voor de geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting) is verhoogd naar 3%. De controletolerantie
voor het onderzoek naar de verkrijging van de bekostiging is verhoogd naar 2%.
2. De indeling van hoofdstuk 2 is ingrijpend veranderd. In de hoofdindeling is een onderscheid gemaakt naar getrouwheid, financiële
rechtmatigheid en overige rechtmatigheid. Herhalingen zijn zoveel mogelijk voorkomen. Aanwijzingen die voor alle drie de genoemde
paragrafen van toepassing zijn worden onder algemeen in hoofdstuk 2 opgenomen.
3. Op aanwijzing van de NBA (Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants) betekent het niet voldoen aan de WOPT in de jaarrekening
vanaf 2010 automatisch een ander dan goedkeurend getrouwheidsoordeel. De standaard controle verklaringen en paragraaf 2.2.4.
Bezoldiging bestuurders en paragraaf 2.4.4. Topinkomens zijn hiervoor aangepast.
In het onderwijscontroleprotocol 2010 is geen wijziging opgenomen ten aanzien van de fiscale en sociale wet- en regelgeving
in het kader van rechtmatigheid. Deze wet- en regelgeving valt nu buiten het rechtmatigheidskader.
In het onderwijscontroleprotocol wordt aangesloten op de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Gebruiksaanwijzing 1 december 2010
Deze gebruiksaanwijzing heeft uitsluitend betrekking op de webapplicatie van het onderwijscontroleprotocol.
Vanaf 2009 wordt het onderwijscontroleprotocol beschikbaar gesteld op de website van de Inspectie van het Onderwijs en de
website van DUO. Om u bij het gebruik van de webapplicatie op weg te helpen staan hieronder een aantal tips. Aangezien begin
2010 steeds meer functionaliteiten van de website beschikbaar worden gesteld, zal deze gebruiksaanwijzing steeds worden bijgesteld.
Internetbrowser
Voor de goede werking van de website is het noodzakelijk dat u gebruik maakt van één van de volgende internetbrowsers:
Navigeren
Met ingang van 2009 is de structuur van het controleprotocol gewijzigd en zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met
de wensen van de gebruikers. Bij het navigeren wordt gebruik gemaakt van een indeling in hoofdstukken en dit is handig bij
het verwijzen naar bepaalde passages in het controleprotocol.
Het controleprotocol bestaat uit vier hoofdonderdelen:
• Algemene uitgangspunten
• Controle op de jaarstukken
• Onderzoek naar de bekostigingsgegevens
• Controle Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR)
Door te klikken op het hoofdstuk/onderwerp van uw keuze in de inhoudsopgave aan de linkerzijde van de startpagina krijgt u
alle onderliggende hoofdstukken/onderwerpen te zien en kunt vervolgens weer een keuze maken uit een hoofdstuk/onderwerp van
uw keuze.
Wijzigingen
Bij elk onderwerp is boven de daarop betrekking hebbende passages de datum vermeld waarop de tekst voor het laatst is gewijzigd.
Links
In het controleprotocol staan twee pagina’s met links, die u nog meer informatie geven, t.w.
• Hoofdstuk 1.6 Informatie/documentatie, hier vindt u informatie die van belang is bij het
• uitvoeren van de controle en het onderzoek door de instellingsaccountant.
• Hoofdstuk 5 Onderwijslinks, hier vindt u de internetadressen van onderwijsgerelateerde
• organisaties.
Verder zijn in de tekst geregeld links opgenomen die verwijzen naar documenten of andere websites. Deze links kunt u herkennen
aan de blauwe tekst op de website.
1 Algemene uitgangspunten
1.1 Algemeen
• Doelstelling van het controleprotocol
• Indeling van het controleprotocol
• Accountantsproducten / Rapportering
1.1.1 Doelstelling van het controleprotocol1 december 2010
Voor elke onderwijssector is geregeld dat bepaalde informatie (jaarrekening en opgave van bekostigingsgegevens of over besteding
van bekostiging) moet zijn voorzien van een controleverklaring. Ook is geregeld dat de minister via een ministeriële regeling
aanwijzingen of voorschriften kan geven voor de controle door de instellingsaccountant. Hier is invulling aan gegeven met
het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I, hierna te noemen controleprotocol. Het controleprotocol vormt daarmee de schakel tussen
enerzijds de wet- en regelgeving en anderzijds de uit te voeren werkzaamheden door instellingsaccountants. Het geeft een toelichting
op het te hanteren referentiekader, het accountantsonderzoek en de gewenste accountantsproducten.
Het controleprotocol is opgesteld naar analogie van de door de NBA uitgegeven ‘Handreiking Controleprotocollen’. De daarin
opgenomen uitgangspunten zijn specifiek gemaakt voor de OCW-situatie. Waar mogelijk zijn tekstpassages uit de handreiking
in dit controleprotocol overgenomen.
1.1.2 Indeling van het controleprotocol1 juli 2009
Het controleprotocol heeft betrekking op het volgende controleobject en onderzoeksobject:
Voor goede orde wordt opgemerkt dat de gegevens zoals bedoeld in artikel 3, lid j van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs
(resultatenbox) niet vallen onder de reikwijdte van de accountantscontrole.
1.1.3 Accountantsproducten/Rapportering1 december 2010
De accountantscontrole op de jaarstukken mondt uit in een controleverklaring. Het onderzoek naar de bekostigingsverantwoording,
waaronder de leerlingentelling, leidt tot een assurance-rapport. Deze aanduidingen worden in het controleprotocol gehanteerd,
hoewel de term ‘accountantsverklaring’ (nog) in de OCW-wet- en regelgeving staat vermeld. De instellingsaccountant maakt voor
beide producten gebruik van de in het controleprotocol opgenomen modelteksten. De instellingsaccountant mag ervoor kiezen
om ten behoeve van OCW een zogenaamde ‘WG-verklaring’ af te geven, waarbij uitsluitend de naam van de instellingsaccountant
met aanduiding w.g. (was getekend) wordt vermeld. De originele ondertekende verklaring/rapport met de persoonlijke handtekening
van de instellingsaccountant moet in het archief van de school/instelling worden opgenomen (zie ook Praktijkhandreiking 1103
van de NBA).
Ten aanzien van de in het controleprotocol opgenomen werkzaamheden geldt een rapportagetolerantie. De rapportagetolerantie
geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden. Het controleprotocol geeft per onderdeel aan welke rapportagetolerantie
van toepassing is zodra deze afwijkt van het standaardpercentage van 0,1%. Omdat het uitgangspunt wordt gehanteerd dat geconstateerde
fouten zoveel mogelijk moeten worden gecorrigeerd, beperkt de instellingsaccountant zich tot een uitzonderingsrapportage.
Hiervoor gebruikt hij een rapport van bevindingen, waarin hij de aard en omvang van de geconstateerde fouten vermeldt. Het
rapport van bevindingen is vormvrij. Op het aanbiedingsformulier geeft de instellingsaccountant aan dat er sprake is van een
rapport van bevindingen. Het bevoegd gezag/bestuur van de school/instelling stuurt in een dergelijk geval het rapport van
bevindingen samen met de controleverklaring en verantwoording naar OCW. Het bevoegd gezag/bestuur kan daarbij aangeven hoe
het heeft ge(re)ageerd op de geconstateerde bevindingen. Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten wordt verwezen
naar de in de hoofdstukken jaarstukken (2) en bekostigingscontrole (3) daarover opgenomen toelichting.
Tabel accountantsproductenSoort controle | Product | Ontvanger |
---|
Jaarrekeningcontrole | • Controleverklaring • Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage) | DUO vestiging Zoetermeer Postbus 606 2700 ML Zoetermeer |
Bekostigingsonderzoek | Sector PO • Assurance-rapport • Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage) | DUO vestiging Zoetermeer Postbus 606 2700 ML Zoetermeer |
| Sectoren VO en BVE (exclusief kbb) • Assurance-rapport • Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage) | DUO vestiging Groningen Afdeling OS/Onderwijsnummer Postbus 30152 9700 LC Groningen |
| Kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven (kbb) • Assurance-rapport • Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage) | DUO vestiging Zoetermeer Postbus 606 2700 ML Zoetermeer |
| Sector HO • Asssurance-rapport • Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage) | DUO vestiging Groningen Afdeling OS/Onderwijsnummer /CRI-HO Postbus 30152 9700 LC Groningen |
FSR | Sector HO • Controleverklaring • Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage) | DUO vestiging Zoetermeer Postbus 606 2700 ML Zoetermeer |
Per 1 januari 2010 zijn CFI in Zoetermeer en de IB-Groep in Groningen opgegaan in de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De
vestigingen in Zoetermeer en Groningen blijven bestaan.
Om het onderscheid in de vestigingen aan te geven wordt in dit controleprotocol waar nodig gesproken over DUO vestiging Zoetermeer
en Groningen.
1.2 Definities
1.2.1 Onderwijssectoren1 december 2010
Het controleprotocol is van toepassing op de door de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) bekostigde rechtspersonen in de onderwijssectoren Primair Onderwijs (PO), Voortgezet Onderwijs
(VO), Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (BVE) en Hoger Onderwijs (HO).
Het controleprotocol geldt ook voor subsidies die door EL&I aan instellingen worden verstrekt vanuit het vakdepartementaal
onderwijsbeleid. Deze subsidies worden eventueel ook verantwoord volgens hiervoor binnen EL&I geldende en met de betreffende
scholen en instellingen gecommuniceerde aanvullende voorwaarden.
Sector PO 1 juli 2010
Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WPO en WEC is het controleprotocol een leidraad/regeling als bedoeld in artikel 171,
4e lid, van de WPO en in artikel 157, 4e lid van de WEC.
Sector VO 1 december 2010
Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WVO is het controleprotocol een leidraad die ingevolge de artikel 14a, 3e lid,
en artikel 18, 6e lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O. in een ministeriële regeling wordt vastgesteld. De WVO vermeldt
in de hoofdstukken I, III en IV de bekostigingsvoorwaarden van een school.
Voor de SLOA-instellingen vloeit dit controleprotocol voort uit artikel 5, lid 5 van het Uitvoeringsbesluit Wet SLOA en is
van toepassing op:
• Stichting voor Leerplanontwikkeling (SLO).
• Stichting CITO Instituut voor Toetsontwikkeling (CITO).
• Stichting Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (APS).
• Stichting KPC Onderwijs Innovatie Centrum (KPC Groep).
• Stichting Christelijk Pedagogisch Studiecentrum (CPS).
• Stichting Centrum voor Innovatie van Opleidingen (CINOP).
De beleidsdirectie VO is belast met de coördinatie van de subsidies van alle SLOA-instellingen. Met uitzondering van het CINOP
is de beleidsdirectie VO tevens beleidsverantwoordelijk. De beleidsdirectie BVE is beleidsverantwoordelijk voor het CINOP.
Verder is de directie Kennis en Innovatie van het ministerie van EL&I belast met de coördinatie van SLOA-subsidies voor wat
betreft het groene onderwijs. In het controleprotocol zijn de SLOA-instellingen gerangschikt onder de sector VO.
Sector BVE 1 juli 2009
Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WEB is het controleprotocol een leidraad, die ingevolge artikel 5.2.5. 1e lid van het Uitvoeringsbesluit WEB in een ministeriële regeling wordt vastgesteld.
Voor de Technocentra vloeit het controleprotocol voort uit artikel 23, 8e lid van de Kaderregeling Technocentra 2006 tot en met 2010.
Sector HO 1 december 2010
Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WHW is het controleprotocol een leidraad, die ingevolge van artikel 4.5, 2e lid van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in een ministeriële regeling wordt vastgesteld. Het controleprotocol voor deze sector
(ex art. 2.10a WHW) bevat aanwijzingen voor de controle die ten grondslag liggen aan het afgeven van de controleverklaring,
zoals genoemd in artikel 2.9 lid 3 van de WHW.
1.2.2 Referentiekader1 juli 2009
Het referentiekader voor de controle ligt vast in de wet- en regelgeving. Het controleprotocol treedt niet in de plaats van
de oorspronkelijke wet- en regelgeving.
1.2.3 Minimale controle werkzaamheden1 december 2010
Per onderdeel van het controleobject zijn aanwijzingen opgenomen:
• een omschrijving van het object (of onderdeel daarvan);
• het referentiekader: controle- en verslaggevingscriteria;
• reikwijdte en diepgang van de accountantscontrole:
Voor de controle van de jaarstukken en het onderzoek naar de bekostigingsgegevens zijn verplichte teksten voor de controleverklaring(en)
en assurance-rapport(en) opgenomen.
Het controleprotocol bevat:
– minimale controlewerkzaamheden, die vetgedrukt zijn opgenomen en
– niet vetgedrukte toelichtingen op deze werkzaamheden.
De beschreven (minimale) controlewerkzaamheden zijn bedoeld als aanvulling op de ’Nadere voorschriften Controle- en overige
standaarden’ (NV COS).
1.2.4 Rechtmatigheid 1 december 2010
De instellingsaccountant moet controleren of de rijksbijdrage rechtmatig is verkregen (onderzoek bekostigingsverantwoording)
en besteed (controle jaarrekening).
Ten aanzien van de verkrijging van de rijksbijdrage stelt hij vast dat de in de bekostigingsverantwoording van de school of
instelling opgenomen aantallen voldoen aan de eisen van rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze aantallen in overeenstemming
zijn met de in de wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het gaat hier om rechtmatigheid van niet-financiële informatie.
De instellingsaccountant geeft een assurance-rapport bij de bekostigingsverantwoording af.
Ten aanzien van de in de jaarstukken van de school of instelling verantwoorde baten, lasten en balansmutaties stelt de instellingsaccountant
vast dat deze voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. De financiële rechtmatigheid heeft betrekking op publieke
middelen. Financiële rechtmatigheid in het algemeen houdt in dat een financiële transactie betrekking hebbende op publieke
middelen waarvan de uitkomst in de jaarrekening dient te worden verantwoord in overeenstemming is met de in internationale
regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst
van de financiële transactie beïnvloeden.
1.3 Procedures 1 december 2010
Het controleprotocol wordt jaarlijks opgesteld en in juli en december beschikbaar gesteld.
De juliversie is uitsluitend bedoeld voor planningsdoeleinden. De decemberversie is de definitieve versie van het controleprotocol,
die bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Deze publicatie geschiedt niet dan nadat het concept is besproken met vertegenwoordigers
van alle betrokken partijen: accountantskantoren, NIVRA en koepelorganisaties. Bespreking van het concept-controleprotocol
met sectororganisaties c.q. hun koepelorganisaties is mede bedoeld ter voorkoming van formuleringen die onbedoeld in het nadeel
van de scholen en instellingen kunnen worden uitgelegd. Op de derde woensdag van de maand november vindt het jaarlijkse afstemmingsoverleg
plaats met alle betrokkenen over de uiteindelijke tekst, die de op dat moment meest actuele stand van zaken weergeeft.
Nieuwe versies van het definitieve controleprotocol worden bij ministeriële regeling vastgesteld. De regeling wordt met de
bijlage, het controleprotocol, in de Staatscourant geplaatst en wordt ook bekend gemaakt op de internetsite van de Inspectie
van het Onderwijs en DUO.
De publicatie van het definitieve controleprotocol OCW/EL&I 2010 vindt plaats in december 2010.
1.4 Wijzigingen 1 juli 2010
Als het nodig blijkt en het gaat om taalkundige onvolkomenheden zal OCW gaande het jaar snel aanpassingen aanbrengen in de
tekst van het controleprotocol. Voor overige aanpassingen van meer ingrijpende aard wordt rekening gehouden met het feit dat
het controleprotocol een stabiel document moet zijn. Deze aanpassingen worden daarom pas verwerkt in de juli- en decemberversie
van het controleprotocol van het betreffende jaar.
1.5 Dossiervorming1 december 2010
Voor de documentatie van verrichte controlewerkzaamheden, de bevindingen en de conclusie daarbij gelden de eisen zoals genoemd
in Standaard 230. Tijdens reviews is gebleken dat er onduidelijkheid bestaat over de implicatie van deze richtlijn op de aard
en omvang van de documentatie van verrichte werkzaamheden bij de controle van de bekostigingsgegevens en jaarstukken van scholen
en instellingen. In het controledossier van de instellingsaccountant dient per aandachtspunt van het controleprotocol minimaal aanwezig te
zijn: de uitgevoerde werkzaamheden, de identificatie van het gecontroleerde stuk (opschrift, totaalsaldo) of een kopie van
de laatste pagina, de bevindingen en de conclusie. Indien bijvoorbeeld proceduretests zijn uitgevoerd, dan zijn niet kopieën van de inkoopfacturen in het dossier aanwezig,
maar wel een lijst met factuurnummers en van items waarop de facturen zijn gecontroleerd.
1.6 Informatie/documentatie 1 december 2010
Hier vindt u aanvullende informatie die bij de controle door de instellingsaccountant relevant is.
• Overzicht wet- en regelgeving
• Regeling onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010
• Regeling jaarverslaggeving onderwijs
• Regeling jaarverslaggeving onderwijs; toelichtende brochure
• Notitie ’Helderheid in de bekostiging van het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie 2004’
• De oorspronkelijk in 2003 uitgebrachte notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het Hoger Onderwijs’
• De aanvulling in 2004 op de notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs’
• Procedure ontoereikende accountantscontrole
• Handleiding subsidiëringsmodel WSLOA
• Verrekenformulier met toelichting SLOA-instellingen
• Brief HO/CBV/05/22162 van 20 juli 2005 over de verantwoording inzet publieke middelen
• Informatie van Gemeenschappelijk procesmanagement over inschrijving en registratie van deelnemers
• Convenant lastenreductie doelsubsidies instellingen (SISA FSR)
• Rapport Univers(ele) vereenvoudiging (SISA FSR)
2 Controle op de jaarstukken
2.1 Algemeen
• Doelstelling controle op de jaarstukken
• Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
• Tolerantietabel
• Omgaan met fouten (foutdefinities)
• Algemeen referentiekader
• Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren
• Steunen op de werkzaamheden van een AK
• Specifieke voorschriften SLOA-instellingen
2.1.1 Doelstelling controle op de jaarstukken1 december 2010
In dit deel van het controleprotocol staan de jaarstukken 2010 centraal. Met ‘jaarstukken’ wordt in dit controleprotocol bedoeld:
de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens (artikel 1, lid c, van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs).
De controleverklaring van de instellingsaccountant bij de jaarrekening betreft de getrouwheid van de grootte en de samenstelling
van het vermogen en het resultaat, evenals de naleving van de wet- en regelgeving. Het oordeel omtrent de naleving van wet-
en regelgeving vloeit voort uit het voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde
baten, lasten en balansmutaties. De instellingsaccountant stelt verder vast dat het jaarverslag verenigbaar is met de jaarrekening.
2.1.2 Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole 1 juli 2010
Het begrip omvangsbasis geeft aan tegen welke omvang (bedrag) het percentage goedkeuringstolerantie moet worden afgezet, bijvoorbeeld
een bepaalde geldstroom of post in de verantwoording. De te hanteren omvangsbases bij de controle van de jaarstukken zijn
afhankelijk van de te controleren massa: de totale publieke middelen en bestedingen van de (geoormerkte) aanvullende subsidies/bekostiging.
Bij zijn oordeelsvorming over de naleving van de wet- en regelgeving streeft de instellingsaccountant naar een hoge mate van
zekerheid. De instellingsaccountant richt zijn controle daartoe zodanig in, dat hij met een redelijke mate van zekerheid kan
verklaren dat in de jaarrekening geen onjuistheden voorkomen met een belang dat groter is dan de voorgeschreven toleranties.
Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, moet uitgegaan worden van een
betrouwbaarheid van 95 procent.
2.1.3 Tolerantietabel 1 december 2010
Voor de strekking van de controleverklaring gelden de volgende toleranties:
| Onjuistheden (in de verantwoording | Onzekerheden (in de controle) |
---|
Beperking | Afkeuring | Beperking | Oordeelonthouding |
---|
Rechtmatigheid | | | | |
---|
Rechtmatigheid besteding (% van de totale publieke middelen) | >3 en <5 | ≥5 | >5 en <10 | ≥10 |
---|
De tolerantie is van toepassing voor het oordeel over de financiële rechtmatigheid en de overige rechtmatigheid, tenzij sprake
is van een specifieke controletolerantie.
In het controleprotocol worden geen toleranties meer voorgeschreven voor de getrouwheid. Vanuit OCW is een maximale tolerantie
van 2% van het totaal van de baten en 5% van het balanstotaal aanvaardbaar. Het is de verantwoordelijkheid van de instellingsaccountant
om deze te bepalen met inachtneming van hetgeen hierover in NV COS is opgenomen.
Voor elke post gelden voor de foutevaluatie bij de oordeelvorming de goedkeuringstoleranties op jaarrekeningniveau zoals opgenomen
in de tolerantietabel.
Voor alle in het controleprotocol genoemde posten, exclusief de hieronder opgenomen posten, geldt een standaard rapportagetolerantie
van 0,1%. De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden aan OCW in het Rapport van Bevindingen.
Zie verder omgaan met fouten.
Voor de volgende posten/onderwerpen geldt een specifieke controletolerantie (CT) en rapportagetolerantie (RT):
• Treasurybeleid (0% CT, 0% RT)
• Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren (0% CT, 0% RT)
• Geoormerkte aanvullende subsidies / bekostiging met een bestedingsverplichting (3% CT, 0% RT)
• Verklaring omtrent het gedrag (1% CT, 0% RT)
• Bezoldiging bestuurders (0% CT, 0% RT)
• Wachtgelden PO (0% CT, 0% RT)
• Visueel gehandicapte leerlingen WVO en deelnemers WEB (1% CT, 0% RT)
De fouten die bij deze controlewerkzaamheden worden geconstateerd worden door de instellingsaccountant ook betrokken in de
foutevaluatie bij de oordeelvorming bij de jaarrekening als geheel.
2.1.4 Omgaan met fouten (foutdefinities) 1 december 2010
Van een fout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van de uitgevoerde controle is gebleken dat een (gedeelte
van) een post niet in overeenstemming is met één of meer aspecten van de wet- en regelgeving. Fouten worden in absolute zin
opgevat, voor zover het de naleving van de wet- en regelgeving betreft. Saldering van fouten is daarom niet toegestaan.
Van een onzekerheid in het onderzoek is sprake als er onvoldoende (controle-)informatie beschikbaar is om een (gedeelte van
een) post als goed of fout aan te merken. Bijvoorbeeld als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de wet- en
regelgeving. Voor een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de instellingsaccountant fouten en onzekerheden
zoveel mogelijk kwantificeert.
Het uitgangspunt is dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk door de school/instelling moeten worden gecorrigeerd. Ten aanzien
van fouten, die betrekking hebben op rechtmatigheid geldt dat correctie veelal niet mogelijk is omdat de besteding reeds plaats
heeft gevonden.
Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten geldt voor de accountantscontrole van de jaarstukken:
• Ten aanzien van het getrouwe beeld van de jaarrekening hoeven scholen en instellingen fouten met een gezamenlijk financieel
belang beneden de goedkeuringstolerantie niet te corrigeren en de instellingsaccountant hoeft ze niet te rapporteren. Het
effect op de vermogenspositie (de belangrijkste informatievraag voor OCW) is namelijk gering.
• Met betrekking tot de financiële rechtmatigheid wordt onderscheid gemaakt tussen materiële en niet-materiële fouten. De school/instelling
corrigeert voor zover mogelijk geconstateerde fouten. De school/ instelling kan echter dergelijke fouten meestal niet corrigeren.
De instellingsaccountant informeert het bestuur en het interne toezichthoudende orgaan hierover conform de geldende beroepsvoorschriften.
Materiële fouten (dwz fouten groter dan de goedkeuringstolerantie) hebben invloed op de strekking van de controleverklaring
en worden uit dien hoofde in de controleverklaring toegelicht. Ten aanzien van niet-materiële fouten (dwz fouten kleiner dan
de goedkeuringstolerantie) stelt de instellingsaccountant een rapport van bevindingen op zoals opgenomen in Accountantsproducten
/ Rapportering met inachtneming van de geldende rapportagetolerantie.
2.1.5 Algemeen referentiekader 1 juli 2010
In het controleprotocol is op het hoogste niveau het referentiekader opgenomen. Met betrekking tot een aantal posten en/of
stromen is in dit controleprotocol ook een aantal specifieke criteria opgenomen die voortvloeien uit de wet- en regelgeving.
De beroepsvoorschriften voor instellingsaccountants zoals opgenomen in de Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden
(NV COS) zijn altijd onderdeel van de controlecriteria.
2.1.6 Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren 1 juli 2010
De instellingsaccountant stelt vast dat de school of de instelling de aanwijzingen heeft verwerkt en/of de correcties heeft
opgevolgd waarover DUO eerder met de school of de instelling heeft gecorrespondeerd in een jaarlijkse brief. Indien de aanwijzingen
niet zijn verwerkt en/of de correcties niet zijn opgevolgd dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen
zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.
2.1.7 Steunen op de werkzaamheden van een AK1 juli 2010
Schoolbesturen in het PO hebben in veel gevallen hun administratie uitbesteed aan een administratiekantoor (AK). In mindere
mate geldt dit ook voor VO-scholen. De AK’s verrichten ten behoeve van deze schoolbesturen en de onder hen ressorterende scholen
veelal de financiële, personele en salarisadministratie en vervaardigen de jaarrekening van de besturen. De scholen leveren
daartoe hun primaire vastleggingen (inkoopfacturen, mutaties ten aanzien van in- en uitdiensttredingen en andere mutaties
in salarissen) aan de AK’s, de AK’s verrichten hierop controle op o.a. deugdelijkheid en autorisatie en verwerken deze. Op
onder andere deze controles en op verwerkingscontroles van AK’s steunen instellingsaccountants bij de controle van de bekostigingsgegevens
en de jaarstukken.
Bij de toepassing van risicoanalyse bij de accountantscontrole dient de instellingsaccountant voor het bepalen van de aard
en omvang van het risico van een afwijking van materieel belang onder andere kennis te verkrijgen van de entiteit en haar
omgeving. Onder de entiteit wordt hier, ook in geval van een AK-gerichte aanpak, de organisatie van de school en het schoolbestuur
verstaan. De interne beheersingsomgeving wordt in geval van een AK-gerichte aanpak op het niveau van een administratiekantoor
(en niet per afzonderlijk schoolbestuur) ingericht. De instellingsaccountant toetst daarom op dit niveau of hij kan steunen
op de getroffen maatregelen van interne beheersing. (Een en ander hoeft niet te betekenen dat iedere afzonderlijke school
in de systeemcontrole dient te worden betrokken). Bij de toetsing van de maatregelen van IB dient hij rekening te houden met
verschillen in de zogenaamde ‘service level agreement’ tussen het AK en de individuele besturen. Ook dient hij na te gaan
of de controle van het AK alle rechtmatigheidsaspecten van het controleprotocol raakt. Indien dit niet het geval is zal de
instellingsaccountant ook andere controles (dan gericht op het AK) moeten verrichten.
Ongeacht het ingeschat risico van een afwijking van materieel belang en ongeacht de keuze voor hetzij een bestuurgerichte,
hetzij een AK-gerichte controleaanpak dient de instellingsaccountant gegevensgerichte werkzaamheden op te zetten en uit te
voeren voor elke transactiestroom, post van de jaarrekening en elk onderdeel van de toelichting op de jaarrekening van materieel
belang.
2.1.8 Specifieke voorschriften SLOA-instellingen 1 juli 2010
Bij de SLOA-instellingen wordt met jaarstukken bedoeld: Het financieel verslag als bedoeld in artikel 8, derde lid van de
Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (SLOA) dat bestaat uit het verrekenformulier voorschotten
en een activiteitenverslag. Het financieel verslag is onderdeel van de jaarrekening en gaat vergezeld van een vergelijking
tussen de uitgaven en inkomsten die aan de projecten verbonden zijn in de periode waarop het financieel verslag betrekking
heeft. Het financieel verslag beoogt de aanvraag tot vaststelling van de subsidie en gaat vergezeld van een afschrift van
de jaarrekening van de aanvragende instelling betreffende het kalenderjaar of eventueel kalenderjaren waarop het financieel
verslag betrekking heeft.
De ‘Regeling jaarverslaggeving onderwijs’ is niet van toepassing op de SLOA-instellingen.
Ook de ‘Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010’ is niet van toepassing op de SLOA-instellingen.
Deze instellingen hebben als referentiekader het gestelde in de Wet SLOA, het Uitvoeringsbesluit Wet SLOA en de Handleiding
subsidiëringmodel Wet SLOA. Naast de Handleiding subsidiëringmodel WSLOA geldt er een aantal algemene bepalingen voor instellingen
die omvangrijke gesubsidieerde activiteiten uitvoeren. De instellingsaccountant stelt vast dat deze bepalingen zijn gevolgd.De hiermee verband houdende minimale controlewerkzaamheden zijn hieronder opgesomd.
Volgens artikel 5 van het Uitvoeringsbesluit Wet SLOA is het controle-object het financieel verslag dat onderdeel uitmaakt
van de jaarrekening. Minimale controlewerkzaamheden zijn opgenomen ten aanzien van:
• Afhandelingscorrespondentie van voorgaande jaren (zie afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren).
• Besteding van de geoormerkte subsidies 2010 van OCW (zie Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting)
• Overheidsgelden mogen worden doorbetaald of ter beschikking worden gesteld aan derden, indien daar een schriftelijk vastgelegde
economische tegenprestatie tegenover staat, de doorbetaling of de terbeschikkingstelling past binnen de wettelijke taakuitvoering
van de instelling en de minister daar vooraf in de beschikking toestemming voor heeft gegeven (zie Overige baten).
• De Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT). De Wet is gepubliceerd in het Staatsbladnummer
95 d.d. 9 februari 2006. Op grond van deze wet moeten rechtspersonen of organisaties die volledig of in aanzienlijke mate
uit publieke middelen worden gefinancierd beloningen openbaar maken voor zover deze het gemiddelde belastbare loon per jaar
van ministers te boven gaat. (zie Topinkomens)
De overige in dit controleprotocol opgenomen minimale controlewerkzaamheden zijn voor de instellingsaccountant van de SLOA-instelling
niet van toepassing.
2.2 Getrouwheid
2.2.1 Verslaggevingscriteria 1 juli 2010
De verslaggevingscriteria vloeien voornamelijk voort uit de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, maar in een aantal gevallen
kan ook andere wet- en regelgeving bepalingen bevatten over de wijze waarop een school/instelling verslag doet. De rechtspersoon
richt de jaarstukken in op basis van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Voor de instellingsaccountant vormt de regeling
een verslaggevingscriterium. De instellingsaccountant stelt vast dat de jaarstukken aan de Regeling jaarverslaggeving onderwijs voldoen.
Technocentra
Bij de technocentra wordt met jaarstukken bedoeld: het jaarverslag, bedoeld in artikel 18, en de jaarrekening, de overige
gegevens en de bijlagen, zoals bedoeld in artikel 23 van de Kaderregeling Technocentra 2006 tot en met 2010.
Op grond van artikel 23, lid 4 van de Kaderregeling Technocentra 2006 tot en met 2010 is de Regeling Financieel jaarverslag
(jaarrekening) voor instellingen/organen in de BVE-sector met ingang van het verslagjaar 2002 ook van toepassing op de technocentra.
Deze regeling is met ingang van 1 januari 2008 ingetrokken, daarom is titel 9 BW2 van toepassing.
2.2.2 BAPO en SOP1 december 2010
De instellingsaccountant stelt vast dat de BAPO en SOP conform de aanwijzingen in de regeling jaarverslaggeving onderwijs
zijn opgenomen in de jaarrekening.
2.2.3 Rijksgegarandeerde leningen1 december 2010
Op de balanspost Vreemd Vermogen op lange termijn kunnen in de onderwijssectoren VO, BVE en HO ook Rijksgegarandeerde leningen
voorkomen. De scholen/instellingen die ultimo 2010 rijksgegarandeerde leningen hadden, ontvangen begin 2011 een geactualiseerde
specificatie van de rijksgegarandeerde leningen ultimo 2010.
Op nieuwe leningen wordt geen rijksgarantie verleend, in verband met de decentralisatie van de huisvestingsverantwoordelijkheid.
De instellingsaccountant controleert de juistheid en volledigheid van de specificatie van rijksgegarandeerde leningen ultimo
2010 (die van DUO is ontvangen) en de mutaties gedurende 2010. Eventuele correcties worden aangebracht op de specificatie
van DUO. Correcties voor Wageningen Universiteit dienen op de specificatie van EL&I te worden aangebracht. De specificatie
wordt gewaarmerkt door de instellingsaccountant en meegezonden met het formulier ‘Aanbieding jaarstukken 2010’. De wijzigingen die de instellingsaccountant heeft aangebracht, brengt DUO tot uitdrukking op het overzicht ultimo 2011. Daarnaast stelt de instellingsaccountant vast of in de jaarrekening 2010 een correcte specificatie is opgenomen van de rijksgegarandeerde
geldleningen ultimo 2010.
2.2.4 Bezoldiging bestuurders 1 december 2010
Aanvullende verslaggevingscriteria: RJO art 3d, RJ 660.306 en Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens
(WOPT)
Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel
voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).
De instellingsaccountant stelt vast dat de opgave van het bedrag van de bezoldiging voor de bestuurders juist en volledig
is. Volgens de regeling jaarverslaggeving onderwijs artikel 3d, zijn de verplichtingen, bedoeld in artikel 383 c van Titel 9
Boek 2 BW van toepassing. Dit betekent voor de betreffende scholen/instellingen in alle sectoren dat zij een opgave op naamsniveau
moeten doen van alle bestuurders en gewezen bestuurders.
De instellingsaccountant stelt, aan de hand van de administratie van de school/instelling integraal vast of de opgave in de
toelichting van de jaarrekening van de school/instelling op grond van de Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde
Topinkomens (WOPT) juist en volledig is. Indien dit niet het geval is, geeft de instellingsaccountant een ander dan goedkeurend
getrouwheidsoordeel af en vermeldt hij de ontbrekende informatie in zijn verklaring.
2.2.5 Jaarverslag1 december 2010
Aanvullende verslaggevingscriteria: Notities Helderheid, Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en
onderzoek 2010 artikel 2, Regeling kwaliteit voortgezet onderwijs artikel 3 lid 3, WPO artikel 17c lid 1 onder e en artikel 171
lid 1 onder a, WEC artikel 28i lid 1 onder e en artikel 157 lid 1 onder a, WVO artikel 24e1 lid 1 onder e en artikel 103 lid 1 onder a, WEB artikel 2.5.4., WHW artikel 9.8 lid 1, 9.51 lid 2, 10.3d en 11.6, Regeling
subsidie regionale expertisecentra in verband met de pakketmaatregel AWBZ 2009 artikel 8 lid 2.
• Algemeen
• Specifieke elementen
• Rapportering
Algemeen 1 december 2010
Met betrekking tot het jaarverslag stelt de instellingsaccountant vast dat:
Specifieke elementen 1 december 2010
• Helderheid BVE en HO
De instellingsaccountant stelt vast dat aan de in de helderheidsnotitie opgenomen verslaggevingseisen is voldaan. Hij stelt
tevens vast dat over niet-gesubsidieerde of niet bekostigde activiteiten verslag wordt gedaan in het jaarverslag.
• Artikel 2 van de regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 (Treasurybeleid)
• De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in de jaarverslaggeving ten aanzien van de publieke middelen ten minste
verslag doet van:
° het beleid en de uitvoering ten aanzien van het beleggen en belenen;
° de soorten en omvang van de beleggingen en beleningen;
° de looptijden van de beleggingen en beleningen.
• Artikel 3 lid 3 van de regeling kwaliteit voortgezet onderwijs
De instellingsaccountant stelt vast dat het bevoegd gezag van de school in de jaarverslaggeving op schoolniveau verslag doet
over de gepleegde inspanningen ten behoeve van elk van de in artikel 2, tweede lid, genoemde beleidsprioriteiten, en over
de voortgang op de geboekte resultaten ten aanzien van de geformuleerde doelen ter zake.
• Sector PO en VO (WPO artikel 17c lid 1 onder e en artikel 171 lid 1 onder a, WEC artikel 28i lid 1 onder e en artikel 157
lid 1 onder a, WVO artikel 24e1 lid 1 onder e en artikel 103 lid 1 onder a)
De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in het jaarverslag:
° een verslag van de interne toezichthouder of het interne toezichthoudende orgaan heeft opgenomen, waarin deze verantwoording
aflegt over de uitvoering van haar taken en bevoegdheden;
° de gehanteerde code voor goed bestuur wordt vermeld, alsmede verantwoording over afwijkingen van die code voor goed bestuur.
• Branche code Goed bestuur in de bve sector (artikel 2.5.4. WEB)
De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in het jaarverslag:
• Sector HO (WHW artikel 9.8 lid 1, artikel 9.51 lid 2,artikel 10.3d en artikel 11.6)
De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in het jaarverslag:
° een verslag van de Raad van Toezicht heeft opgenomen, waarin deze verantwoording aflegt over de uitvoering van haar taken
en bevoegdheden;
° als de instelling afwijkt van het hoofdmodel RvT/CvB dan zijn de redenen daarvoor verantwoord in het jaarverslag.
• Regeling subsidie regionale expertisecentra in verband met de pakketmaatregel AWBZ 2009 (artikel 8 lid 2, sector PO/VO)
De instellingsaccountant stelt vast dat het REC de gevraagde informatie in het jaarverslag heeft opgenomen.
Rapportering 1 december 2010
De instellingsaccountant neemt, indien niet voldaan is aan de wettelijke bepalingen een tekstpassage hieromtrent op in de
controleverklaring onder de ‘Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties’.
2.3 Financiële rechtmatigheid
• Referentiekader
• Treasurybeleid
• Huisvesting PO
• Samenwerking universiteit en academisch ziekenhuis
• Basissubsidie technocentra
• Leerlinggebonden financiering VO en MBO
• Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting
• Overige baten
• Personele lasten
• Overige instellingslasten sector PO en VO
2.3.1 Referentiekader1 december 2010
De volgende wet- en regelgeving valt onder de reikwijdte van het oordeel van de instellingsaccountant over de financiële rechtmatigheid:
• de relevante bepalingen in de onderwijswet- en regelgeving, deze zijn in detail opgenomen in bijlage 1;
• aanbestedingswetgeving (zowel europees, als nationaal: Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten);
• CAO PO.
De overige van toepassing zijnde wet- en regelgeving, zoals de belastingwetgeving valt dus buiten het kader voor de financiële
rechtmatigheid. Deze overige wet- en regelgeving neemt de instellingsaccountant wel mee in zijn werkzaamheden ten aanzien
van de getrouwbeeld verklaring in het kader van Standaard 250. Het belang van wet- en regelgeving bij de controle van financiële
overzichten.
Hoewel de aanbestedingswetgeving onderdeel uitmaakt van het referentiekader zijn hiervoor geen minimale werkzaamheden beschreven
en geldt hiervoor de normale rapportagetolerantie.
Toelichting Kader Financiële Rechtmatigheid OCW/EL&I wet- en regelgeving
Het kader bevat bepalingen (gehele regelingen of individuele (delen van) artikelen) uit de wet- en regelgeving van OCW en
EL&I voor onderwijsinstellingen.
Opgenomen zijn bepalingen die de uitkomsten van de financiële transactie beïnvloeden. Deze bepalingen geven aan welke uitgaven
(en incidenteel: inkomsten) zijn toegestaan.
Het kader vervangt voor de scholen en instellingen niet de gehele wet- en regelgeving. Beoogd is om volledig te zijn, maar
het abusievelijk niet opnemen van een bepaling betekent niet dat een school of instelling zich er niet aan hoeft te houden.
Wel betekent het dat de instellingsaccountant bij zijn controle kan uitgaan van het kader. Slechts als de instellingsaccountant
kennis krijgt van het niet naleven van relevante en materiële, niet opgenomen, bepalingen dient de instellingsaccountant in
overeenstemming met de beroepsvoorschriften (Standaard 240 en Standaard 250) te handelen.
Het kader bevat dus niet:
• bepalingen voor de inrichting van het onderwijs;
• bepalingen voor het verkrijgen van bekostiging (bekostigingsparameters, aanvragen, termijnen etc.);
• bepalingen voor derden zoals gemeenten;
• bepalingen over hoe OCW om moet gaan met de (rechten van) scholen en instellingen;
• bepalingen voor het afleggen van verantwoording (voor jaarrekening, jaarverslag, specifieke subsidieverantwoordingen);
• bepalingen voor het inrichten van administraties.
De bepalingen vallen uiteen in de volgende categorieën:
• de activiteiten waarvoor kosten mogen worden gemaakt;
• de toegestane kostensoorten;
• de maximale hoogte van bepaalde uitgaven;
• de maximale en minimale hoogte van bepaalde inkomsten;
• invloed op balansmutaties.
Als er sprake is van algemene bepalingen voor toegestane uitgaven, dan zijn ook de bepalingen opgenomen die de algemene bepalingen
beperken, doch niet de bepalingen die een verruiming bieden. Als een instellingsaccountant vast kan stellen (positieve controle)
dat de verruimende bepaling van toepassing is, kan hij de uitgaven of inkomsten alsnog goedkeuren.
Soms wordt in een opgenomen bepaling verwezen naar een andere bepaling (artikel). Die is voor de overzichtelijkheid van het
kader dan niet opgenomen.
Niet voor alle bepalingen die zijn opgenomen in het kader zijn expliciet minimale werkzaamheden opgenomen. Van de instellingsaccountant
wordt verwacht dat hij zijn controle in het kader van de financiële rechtmatigheid zo inricht, dat hij met inachtneming van
de gegeven controletolerantie tot een oordeel over de financiële rechtmatigheid kan komen.
2.3.2 Treasurybeleid1 juli 2010
Aanvullend controlecriterium: Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010.
De instellingsaccountant stelt vast dat aan artikel 3, lid 2, 3 en 4 van de Regeling beleggen en belenen door instellingen
voor onderwijs en onderzoek 2010 is voldaan.
2.3.3 Huisvesting PO1 juli 2010
De instellingsaccountant stelt vast dat er geen rijksmiddelen zijn gebruikt voor huisvestingsvoorzieningen waar de gemeente
verantwoordelijk voor is, tenzij de uitgave aan een huisvestingsvoorziening aanvullend is en bekostigd is uit de reserve die
vóór invoering van lumpsum (1 augustus 2006) is opgebouwd.
Zie ook brief PO/B&S/121802
2.3.4 Samenwerking universiteit en academisch ziekenhuis 1 juli 2010
Aanvullend controle criterium: academische ziekenhuizen: art. 2.12 WHW
Dit controlepunt geldt alleen voor universiteiten, waaraan een academisch ziekenhuis is verbonden. De universiteit die ondersteund
wordt door het academisch ziekenhuis bij het verzorgen van geneeskundig onderwijs en onderzoek, krijgt hiervoor een rijksbijdrage
toegekend. De instellingsaccountant controleert of deze bijdrage onverwijld aan het academisch ziekenhuis is doorbetaald.
2.3.5 Basissubsidie Technocentra 1 december 2010
Aanvullend controle criterium: Kaderregeling Technocentra 2006 tot en met 2010
De accountant van het technocentrum stelt vast of de basissubsidie rechtmatig is besteed, dat wil zeggen isaangewend voor de doelen, welke zijn omschreven in artikel 7, lid 1 van de Kaderregeling Technocentra 2006 tot en met 2010.
In verband met de beëindiging van de subsidie per 31 december 2010 stelt de instellingsaccountant vast dat artikel 23 lid
6 en 7 van de Kaderregeling Technocentra 2006 tot en met 2010 zijn nageleefd. Verder is het noodzakelijk dat de instellingsaccountant kennisneemt van de inhoud van de brief van OCW d.d. 3 november 2010
met referentie 245051.
2.3.6 Leerlinggebonden financiering VO en MBO1 december 2010
Aanvullend controle criterium: Uitvoeringsbesluit WEB artikel 2.7.1 tot en met artikel 2.7.3.
De instellingsaccountant stelt vast dat er overeenstemming bestaat tussen:
• de door de Commissie voor de Indicatiestelling(CvI) afgegeven beschikking;
• het door DUO vestiging Zoetermeer verstrekte terugmeldingsformulier enerzijds;
• de door DUO vestiging Zoetermeer afgegeven LGF-beschikkingen anderzijds;
• voor het mbo: de onderwijsovereenkomst bij de inschrijving van de deelnemer voor het volgen van de beroepsopleiding;
De instellingsaccountant stelt vast dat de leerlingen/deelnemers waarvoor LGF-subsidie wordt verkregen, ook daadwerkelijk
zijn ingeschreven op de school/ instelling en daar het onderwijs daadwerkelijk volgen.
In de praktijk blijkt dat scholen in het administratieve proces niet consequent de toegevoegde letters van de CvI-beschikking
verwijderen, waardoor er geen overeenstemming is met de subsidiebeschikking. Dit kan tot gevolg hebben dat de instellingsaccountant
ten onrechte leerlingen/deelnemers als niet-LGF leerling aanmerkt. Instellingsaccountants mogen ervan uitgaan dat wanneer
de cijfers van de CvI-nummers op genoemde documenten overeenkomen, er sprake is van dezelfde leerling/deelnemer.
2.3.7 Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting
Algemeen 1 december 2010
De instellingsaccountant stelt op grond van de bekostigings/subsidievoorwaarden vast dat de (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidie
met bestedingsverplichting rechtmatig is besteed. Voor nog te besteden (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidies uit voorgaande jaren blijven de aanwijzingen uit voorgaande
controleprotocollen van kracht (overzicht wet- en regelgeving).
Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel
voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).
Het totaalbedrag van de bestedingen van de geoormerkte aanvullende bekostiging/subsidies vormt een afzonderlijke massa waarop
de toleranties voor de controle van de bestedingen moeten worden toegepast. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij een redelijke mate van zekerheid kan verkrijgen dat geen
onrechtmatige bestedingen voorkomen met een belang dat groter is dan 3% van de totale bestedingen van de (geoormerkte) aanvullende
bekostiging/subsidies.
Als deze tolerantie wordt overschreden, maar de tolerantiegrens voor de jaarrekeningcontrole niet, dan heeft dit geen invloed
op de controleverklaring bij de jaarrekening. Zie voor een nadere toelichting Algemeen. Het kan eventueel voor de school/instelling
wel consequenties hebben voor terugbetalingsverplichtingen, zoals uit de desbetreffende regeling blijkt.
Als de instellingsaccountant bestedingen constateert die in strijd zijn met de subsidievoorwaarden dan wel bekostigingsvoorwaarden
en deze hebben mogelijk invloed op de totale omvang van de (geoormerkte) aanvullende subsidies/bekostiging, dan moet de school/instelling
deze corrigeren. Indien de instellingsaccountant constateert dat de bekostiging niet rechtmatig is, dan ziet de instellingsaccountant erop
toe dat de school/instelling dit corrigeert.
Indien de correctie niet plaatsvindt dan neemt de instellingsaccountant dat op in een rapport van bevindingen zoals vermeld
in Omgaan met fouten.
Ten aanzien van onderstaande geoormerkte subsidies schrijft het controleprotocol specifieke minimale controlewerkzaamheden
voor.
Besteding in 2010 van geoormerkte subsidies met een bestedingsverplichting op basis van de Wet SLOA 1 december 2010
Aanvullend controlecriterium: Uitvoeringsbesluit Wet SLOA.
De instellingsaccountant stelt vast dat de geoormerkte subsidies van OCW en EL&I rechtmatig zijn besteed. Onder geoormerkte subsidies worden subsidies verstaan die het ministerie van OCW en EL&I hebben verstrekt op basis van de
wet SLOA. Er zijn derhalve specifieke rechtmatigheideisen die worden gesteld aan de besteding.
Indien uit de toewijzingsbrief blijkt dat de projecten in het verslagjaar moeten worden afgerekend of dat eventuele overschotten
moeten worden gerestitueerd aan OCW en EL&I, dan stelt de instellingsaccountant vast of afrekening of restitutie reeds heeft
plaatsgevonden en/of de gespecificeerde schulden aan OCW en EL&I in de jaarrekening zijn verantwoord.
Gaat het om subsidies of vergoedingen, die voor meerdere jaren zijn verstrekt, dan is het gebruikelijk de eindverantwoording
daarvan op te nemen in het jaar waarin de activiteiten zijn afgerond dan wel moeten zijn afgerond.
De instellingsaccountant controleert de voorschotten op het verrekenformulier en ziet erop toe dat de school/instelling de
noodzakelijke correcties aanbrengt, ook als bij deze correcties de tolerantiegrens niet wordt overschreden. Vervolgens waarmerkt
de instellingsaccountant het verrekenformulier ter identificatie.
Technocentra 1 december 2010
Aanvullend controlecriterium: Kaderregeling Technocentra 2006 t/m 2010
Speerpuntsubsidie(s)
De speerpuntsubsidie wordt aangewend voor de doelen, welke zijn omschreven in artikel 7, lid 3 van Kaderregeling Technocentra
2006 tot en met 2010. De instellingsaccountant stelt vast dat alle speerpuntsubsidies die in 2010 aflopen juist in de jaarrekening zijn verantwoord.
Voor nog te besteden subsidies uit voorgaande jaren blijven de aanwijzingen uit voorgaande protocollen van kracht.
De accountant van het technocentrum richt zijn controle zodanig in dat hij kan verklaren dat geen onrechtmatige bestedingen
voorkomen met een materieel belang dat groter is dan 3% van de totale bestedingen van de (geoormerkte) speerpuntsubsidies.
Het totaalbedrag van de bestedingen van de (geoormerkte) speerpuntsubsidies vormt een afzonderlijke massa waarop de toleranties
voor de controle van de bestedingen moeten worden toegepast.
NWO-subsidies 1 juli 2010
Naast OCW verstrekt ook de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) subsidies aan de universiteiten.
Onder deze subsidies worden ook begrepen de subsidies van Technologiestichting STW (STW) en ZonMw. De financiële verantwoording
over deze subsidies vindt plaats via de jaarrekening van de universiteit. Op grond van een akkoord gesloten tussen VSNU, NWO
en de vereniging Sectie Gezondheidsfondsen (SGF) kunnen ook de subsidies van de gezondheidsfondsen aangesloten bij deze vereniging
op deze wijze worden verantwoord. Bij de controle van deze subsidies gelden dezelfde bepalingen en controletoleranties, zoals
vermeld in deze paragraaf voor de besteding van geoormerkte aanvullende subsidies. De controlecriteria vloeien voort uit de
afzonderlijke subsidiebeschikkingen.
De instellingsaccountant controleert de rechtmatigheid van de besteding van deze subsidiegelden. In afwijking van hetgeen
is opgenomen in Accountantsproducten / rapportering, stuurt de instelling, indien van toepassing, een rapport van bevindingen naar NWO.
2.3.8 Overige baten 1 juli 2010
Uitbesteding en contractactiviteiten voor derden 1 juli 2010
Aanvullend controlecriterium: EU verdrag oneerlijke concurrentie.
Uitbesteding
De instellingsaccountant stelt vast dat bij de uitbesteding de kosten en tegenprestatie schriftelijk zijn vastgelegd in een
contract/overeenkomst. Tevens stelt de instellingsaccountant vast dat de uitbestede activiteit(en) passen binnen de wettelijke
taakuitvoering van de instelling.
Contractactiviteiten voor derden
Overheidsgelden mogen niet zodanig worden aangewend dat er oneerlijke concurrentie ontstaat. Van de instellingsaccountant
wordt geen marktonderzoek verlangd. Wel stelt hij vast dat minimaal een kostendekkend tarief is berekend.
Notitie Helderheid BVE (Publieke middelen in private activiteiten) 1 juli 2010
Voor het aanwenden van publieke middelen voor private activiteiten gelden de voorwaarden, zoals die zijn opgenomen in de notitie
Helderheid BVE, gepubliceerd in het gele katern 18/19 2004. Voor verdere uitleg van de toegestane aanwending en verantwoording
van publieke middelen voor private activiteiten wordt verwezen naar de brief met kenmerk HO/CBV/05/22162 die staatssecretaris
Rutte op 20 juli 2005 aan de Tweede Kamer heeft gezonden en de brief van 24 februari 2009 met kenmerk BVE/stelsel/104878.
De instelling heeft een proces ingericht om vast te stellen of niet-gesubsidieerde of niet bekostigde activiteiten een meerwaarde
hebben voor de publieke activiteiten in de zin van de door de staatssecretaris van Onderwijs omschreven wijze (Tweede Kamer
28 248, nr. 84). De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling heeft voldaan aan de in Notitie Helderheid en de brief aan de Tweede
Kamer van 20 juli 2005 opgenomen voorwaarden ten aanzien van de aanwending van publieke middelen in private activiteiten.
Notitie Helderheid HO (Publieke middelen in private activiteiten) 1 juli 2010
Voor het aanwenden van publieke middelen voor private activiteiten gelden de voorwaarden, zoals opgenomen in de notitie Helderheid
in de bekostiging van het hoger onderwijs d.d. 29 augustus 2003 en in de notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het hoger
onderwijs’ d.d. 27 augustus 2004. Voor verdere uitleg van de toegestane aanwending en verantwoording van publieke middelen
voor private activiteiten wordt verwezen naar de brief met kenmerk HO/CBV/05/22162 die de staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap op 20 juli 2005 aan de Tweede Kamer heeft gezonden.
De instelling heeft een procedure ingericht om vast te stellen of niet bekostigde activiteiten een meerwaarde hebben voor
de publieke activiteiten in de zin van in de brief van 20 juli 2005 van de de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
aan de tweede kamer omschreven wijze (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004 -2005, 28 248, nr. 84). De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling heeft voldaan aan de in Notitie Helderheid en de brief aan de Tweede
Kamer van 20 juli 2005 opgenomen voorwaarden ten aanzien van de aanwending van publieke middelen in private activiteiten.
2.3.9 Personele lasten
Omvang werkzaamheden sector PO en VO 1 december 2010
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie vast in zijn dossier.
Bij de uitvoering van de risicoanalyse neemt de instellingsaccountant in acht hetgeen is opgenomen in het onderwerp ‘Steunen
op de werkzaamheden van een AK.’
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240. In de hierna beschreven controleaanpak
wordt uitgegaan van een voor een school of REC normaal laag inherent risico. Als er sprake is van verhoogd inherent risico
past de instellingsaccountant de omvang van de werkzaamheden aan. Daarnaast heeft de risicoanalyse als doel om tot een uitspraak
te komen of de instellingsaccountant bij zijn verdere werkzaamheden kan steunen op de aanwezige interne beheersingsmaatregelen
(IB).
De werkzaamheden verricht door een administratiekantoor kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden
vervangen. De werkzaamheden van het administratiekantoor maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.
Om tot een uitspraak over de kwaliteit van de IB te komen dient de instellingsaccountant werkzaamheden te verrichten. Deze werkzaamheden bestaan uit:
• minimaal 25 procedure testen of
• werkzaamheden, op grond waarvan de instellingsaccountant een uitspraak kan doen over de kwaliteit van de interne beheersing
van het administratiekantoor.
Bovenstaande werkzaamheden sluiten niet uit hetgeen in Standaard 330 (De wijze van inspelen door de accountant op ingeschatte
risico’s ) is opgenomen ten aanzien van gebruikmaken van controle-informatie die tijdens vorige controles is verkregen.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de
werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier
vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Indien de instellingsaccountant tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB verricht hij daarnaast
nog de volgende minimale werkzaamheden:
• De instellingsaccountant analyseert de formatieoverzichten en de verzamelloonstaat van de scholen ressorterend onder het bestuur.
In deze analyse wordt betrokken: salarisschalen, de omvang en samenstelling van eventuele niet norm-functies binnen de formatie,
de betrekkingsomvang van de dienstbetrekkingen en ongebruikelijke beloningen. Deze analyse wordt door de instellingsaccountant
uitgevoerd op bestuursniveau.
• Daarnaast voert de instellingsaccountant een cijferbeoordeling uit op de personele kosten, in relatie tot de begroting en
de jaarrekening van het voorgaande jaar. Bij sterke fluctuaties en ongebruikelijke saldi controleert de instellingsaccountant
met detailstukken. De cijferbeoordeling vindt plaats op bestuursniveau.
De instellingsaccountant moet het gestelde in Standaard 520 Cijferanalyses in bovenstaande werkzaamheden betrekken.
Overig sector PO 1 december 2010
Kaderbesluit rechtspositie en CAO
Aanvullende controlecriteria: Kaderbesluit Rechtspositie PO, CAO-PO, Regeling formalisering bijlagen, verschillende berekeningswijzen
en percentages in het Kaderbesluit Rechtspositie PO.
De instellingsaccountant controleert of de PO-school het kaderbesluit naleeft. Hierbij neemt de instellingsaccountant als
actuele norm mee de wijzigingen van het kaderbesluit, zoals die in de ‘Regeling formalisering bijlagen, verschillende berekeningswijzen
en percentages in het Kaderbesluit Rechtspositie PO’. De instellingsaccountant controleert of overeenkomstig de CAO-PO is
gehandeld. Van de CAO afwijkende betalingen zijn onrechtmatig als zij in strijd zijn met de wettelijke bepalingen rond aanstelling.
Rechtmatig is alles wat binnen de CAO-afspraken valt, zolang deze niet strijdig zijn met de wet.
Wachtgelden PO 1 december 2010
Specifieke controlecriteria: art. 137, 138 en 139 WPO en art. 131, 132 en 133 WEC, Regeling achterwege laten vermindering
van de bekostiging bij niet-herbenoeming ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemers primair onderwijsregeling , Regeling betreffende
aftrekposten WBO, ISOVSO en WVO.
Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel
voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).
De instellingsaccountant controleert of het bevoegd gezag de bepalingen over voorrang bij benoemingen (eigenwachtgelderbepalingen)
naleeft.
Als deze bepalingen niet worden nageleefd controleert de instellingsaccountant of op de bekostiging in mindering gebracht
is: de salarissen, toelagen, uitkeringen of andere bijdragen waarop aanspraak wordt gemaakt door personeel dat is benoemd
met voorbijgaan aan de eigenwachtgelderbepalingen of aan personeel dat gebruik maakt van een regeling voor onvrijwillige werkloosheid
of taakvermindering.
De instellingsaccountant stelt in geval van vacatures waarvoor een (toekomstige) ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemer
(‘eigen wachtgelder’) beschikbaar is, vast dat:
° geen nieuw personeel is aangesteld;
° van geen enkel personeelslid de betrekkingsomvang is uitgebreid;
° van geen enkel personeelslid de tijdelijke aanstelling is verlengd;
° van geen enkel personeelslid de tijdelijke aanstelling is omgezet in een vast dienstverband.
De instellingsaccountant controleert of het bevoegd gezag de salarissen, toelagen, uitkeringen of andere bijdragen waarop
aanspraak wordt gemaakt door personeel dat langer dan 1 jaar anders dan wegens vervanging onafgebroken, met een onderbreking
van een week of minder, dan wel met een of meer onderbrekingen gedurende een schoolvakantie, in een gelijksoortige functie
in tijdelijke dienst verbonden is geweest aan een school van het bevoegd gezag op de bekostiging in mindering heeft gebracht.
De instellingsaccountant controleert of het bevoegd gezag rekening houdt met de vermindering op de bekostiging van de kosten
van werkloosheidsuitkeringen, suppleties inzake arbeidsongeschiktheid alsmede uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid
van gewezen personeel anders dan op grond van de Ziektewet, die DUO Zoetermeer uitvoert in het kader van de instroom van de
werkloosheidsuitkeringen. Deze vermindering op de bekostiging is niet van toepassing, indien het Participatiefonds heeft ingestemd
met het ten laste van het Participatiefonds brengen van de kosten van uitkeringen of suppleties als bedoeld in de eerste volzin.
De instellingsaccountant moet de toepassing van bovenstaande procedures jaarlijks integraal controleren. Als blijkt dat een
bevoegd gezag zich niet aan de wachtgeldregelgeving heeft gehouden, neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van
bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering. De instellingsaccountant vermeldt de financiële gevolgen van het niet-naleven van de wachtgeldbepalingen.
Documenten:
• de publicatie ‘Toepassing bepaling eigen wachtgelders’ van 1 november 1995 met kenmerk CFI/FPV-95/1680 (Uitleg/Gele Katern
1995, nummer 26 van 8 november 1995);
• de ‘Regeling achterwege laten vermindering van de bekostiging bij niet-herbenoeming ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemers
primair onderwijs’ van 17 mei 2005 met kenmerk CFI/BPO-2005/57525 (Gele Katern nummer 9 van 1 juni 2005).
• de regeling betreffende aftrekposten WBO, ISOVSO en WVO.
De Uitvoeringsorganisatie Participatiefonds (email helpdesk@vfpf.nl of telefoon: 045 579 3953) kan op verzoek een overzicht
verstrekken van voormalig personeel dat een ontslaguitkering geniet. Dit overzicht kan als hulpmiddel dienen de uitkeringsgenietenden
te traceren die langer dan een jaar direct voorafgaand aan hun uitkering onafgebroken in dienst waren bij het bestuur.
2.3.10 Overige instellingslasten sector PO en VO 1 december 2010
De instellingsaccountant voert een cijferbeoordeling uit op de materiële kosten, in relatie tot de begroting en de jaarrekening
van het voorgaande jaar. Bij sterke fluctuaties en ongebruikelijke saldi controleert de instellingsaccountant met detailstukken.
De cijferbeoordeling vindt plaats op bestuursniveau.
Bij bovenstaande werkzaamheden moet de instellingsaccountant hetgeen in Standaard 520 Cijferanalyses is opgenomen betrekken.
2.4 Overige rechtmatigheid
• Treasurybeleid
• Visueel gehandicapte leerlingen WVO en deelnemers WEB
• Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en BVE
• Topinkomens
2.4.1 Treasurybeleid1 juli 2010
Aanvullend controlecriterium: Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010.
Voor het onderwerp ao/ib geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting). Het voorschrijven
van een controle- en rapportagetolerantie verhoudt zich lastig tot werkzaamheden van de instellingsaccountant die zijn gericht
op het vaststellen van elementen van administratieve organisatie en interne beheersing. In dit geval wordt hiermee bedoeld
dat de instellingsaccountant ongeacht de materialiteit vaststelt dat de school/instelling de hieronder bedoelde vastlegging
toereikend heeft uitgevoerd. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.
De instellingsaccountant stelt vast dat aan artikel 3, 1e lid van de Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 is voldaan.
2.4.2 Visueel gehandicapte leerlingen WVO en deelnemers WEB 1 juli 2010
Aanvullend controle criterium: Regeling visueel gehandicapte leerlingen WVO en deelnemers WEB 2010-2012.
Voor dit onderwerp geldt een specifieke rapportage tolerantie(zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel voor
de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie). De instellingsaccountant controleert of in de administratie van de school/instelling de verklaring van de medisch specialist
voor de desbetreffende leerling(en)/deelnemer(s) aanwezig is en dat de leerling/deelnemer op 1 oktober 2009 is ingeschreven
en daadwerkelijk onderwijs volgt op de school/instelling.
Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld inAccountantsproducten/rapportering.
2.4.3 Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en BVE 1 december 2010
Aanvullende controlecriteria:
* PO: art. 3 lid 1 onder a, art. 3a lid 1 onder a , art. 32 lid 2 onder a, onder 1 en lid 9 WPO
* PO: art. 3 lid 1 onder a, art. 3a lid 1 onder a en art. 32 lid 2 onder a, onder 1 en lid 9 WEC
* VO: art. 33 lid 1 onder a, art. 34, lid 1 onder a en art. 35 lid 1 onder a WVO
* WEB: art. 4.2.1., 2e lid onder a , 4.2.2, 1e lid onder a, 4.2a.1.
Voor dit onderwerp geldt een specifieke rapportage tolerantie(zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel voor
de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie). De instellingsaccountant stelt vast dat de verklaring omtrent het gedrag – met inachtneming van de controletolerantie – is
opgenomen in het personeelsdossier voor alle personeelsleden, waarvoor dit wettelijk vereist is. Indien dit niet het geval
is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld inAccountantsproducten/rapportering. Hierin vermeld de instellingsaccountant het aantal ontbrekende verklaringen omtrent het gedrag per categorie personeel (directie,
onderwijsgevend personeel en overig personeel) en de reden voor het ontbreken.
2.4.4 Topinkomens1 december 2010
Aanvullend controlecriterium: Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT)
De instellingsaccountant stelt, aan de hand van de administratie van de school/instelling integraal vast of de opgave aan
de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties op grond van de Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde
Topinkomens (WOPT) juist en volledig is. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport
van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering.
Documenten:
Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT); Staatsblad nummer 95 d.d. 9-2-2006.
Wet op de Loonbelasting 1964.
Informatiebrief over de Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT), brief BZK dd. 8 februari
2006, zonder kenmerk. Inclusief het stroomschema waarmee kan worden bepaald of de rechtspersoon onder de Wet valt.
Informatiebrief over de Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT), brief BZK dd. 21 maart
2006, kenmerk 2006-0000086399.
2.5 Controleverklaringen inzake de jaarrekening
• Algemeen
• Sector PO (zelfstandige scholen en REC’s)
• Sector PO (gemeentelijke scholen voor PO zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid)
• Sector VO
• Sector VO (gemeentelijke scholen voor VO zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid)
• Sector VO (SLOA-instellingen)
• Sector BVE (m.u.v. technocentra)
• Sector BVE (Technocentra)
• Sector HO
Algemeen 1 december 2010
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een andere dan een goedkeurende verklaring afgeeft, moet hij een
afwijkende tekst hanteren. Het feit dat hij een andere dan een goedkeurende verklaring heeft afgegeven moet hij vermelden
op het zogenoemde Aanbiedingsformulier, dat bij de indiening van de jaarrekening bij DUO moet worden gebruikt.
Ook geeft de instellingsaccountant op het Aanbiedingsformulier aan of er een afzonderlijk rapport van bevindingen is opgesteld.
Als de instellingsaccountant een andere dan een goedkeurende verklaring afgeeft, dan sluit hij voor wat betreft de oordeelsparagraaf
aan bij de teksten van hoofdstuk 1 van de ‘Controle en Overige Standaarden’ deel Voorbeeldteksten), uitgegeven door de NBA.
Sector PO 1 december 2010
Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening PO zelfstandige scholen, REC’s en CDen(1a)
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Opdrachtgever
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2010 van .......... (naam entiteit) te .......... (statutaire
vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per .......... 2010 en de staat van baten en lasten
over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving
en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw
dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde
baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet-
en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het
noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken
zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 171,
vierde lid van de Wet op het primair onderwijs respectievelijk artikel 157, vierde lid van de Wet op de expertisecentra2. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden
en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en
dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening
geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen
in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming,
met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van
fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die
relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de betreffende
wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen
hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van het interne beheersing van de
entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving
en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte
schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel
te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel3 geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van ..... (naam entiteit) per
..... 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2010 voldoen aan
de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet-
en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I
2010.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van
het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en
of de in artikel 2:393 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag,
voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Plaats, datum
Naam accountantspraktijk
........... (naam accountant)
Sector PO (scholen zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid) 1 december 2010
Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening PO gemeentelijke scholen (1b)
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Opdrachtgever
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2010 van de gemeentelijke scho(o)l(en) voor primair onderwijs
zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van gemeente .......... (naam gemeente) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat
uit de balans per .......... 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een
overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het College van Burgemeester en Wethouders
Het College van Burgemeester en Wethouders van gemeente ..........(naam gemeente) is verantwoordelijk voor het opmaken van
de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag,
beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Het College van Burgemeester en Wethouders is tevens
verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties.
Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen.
Het College van Burgemeester en Wethouders is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk
acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen
van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 171,
vierde lid van de Wet op het primair onderwijs respectievelijk artikel 157, vierde lid van de Wet op de expertisecentra4. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden
en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en
dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening
geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen
in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming,
met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van
fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die
relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de betreffende
wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen
hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van het interne beheersing van de
entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving
en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte
schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel
te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel5 geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de gemeentelijke scho(o)l(en)
voor primair onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van gemeente .......... (naam gemeente) per .......... 2010
en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2010 voldoen aan
de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet-
en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I
2010.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van
het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en
of de in artikel 2:393 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag,
voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Plaats, datum
Naam accountantspraktijk
.......... (naam accountant)
Sector VO 1 december 2010
Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening VO zelfstandige scholen (2a)
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Opdrachtgever
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2010 van .......... (naam bevoegd gezag) te .......... (statutaire
vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per .......... 2010 en de staat van baten en lasten
over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving
en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag
Het bevoegd gezag van de scho(o)l (en) is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat
getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs. Het bevoegd gezag is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde
baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet-
en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bevoegd gezag is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing
als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk
te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 18,
derde lid van het Bekostigingsbesluit W.V.O. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder
de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons
geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid
wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen
in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming,
met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van
fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die
relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de betreffende
wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen
hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van het interne beheersing van de
entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving
en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bevoegd gezag van de entiteit gemaakte
schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel
te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel6 geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van ....... (naam bevoegd gezag)
per ..... 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2010 voldoen aan
de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet-
en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I
2010.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van
het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en
of de in artikel 2:393 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag,
voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Plaats, datum
Naam accountantspraktijk.
........... (naam accountant)
Sector VO (gemeentelijke scholen) 1 december 2010
Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening VO gemeentelijke scholen (2b)
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Opdrachtgever
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2010 van de gemeentelijke scho(o)l(en) voor voortgezet onderwijs
zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van gemeente ..... (naam gemeente) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit
de balans per ..... 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht
van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag
Het bevoegd gezag van de scho(o)l (en) is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat
getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs.
Het bevoegd gezag is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten,
lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en
regelgeving opgenomen bepalingen. Het bevoegd gezag is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als
het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken
zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 18,
derde lid van het Bekostigingsbesluit W.V.O. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder
de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons
geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid
wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen
in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming,
met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van
fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die
relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de betreffende
wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen
hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van het interne beheersing van de
entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving
en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bevoegd gezag van de entiteit gemaakte
schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel
te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel7 geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de gemeentelijke scho(o)l(en)
voor voortgezet onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van gemeente .......... (naam gemeente) per ..........
2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2010 voldoen aan
de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet-
en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I
2010.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van
het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en
of de in artikel 2:393 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag,
voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Plaats, datum
Naam accountantspraktijk
........... (naam accountant)
Sector VO (SLOA-instellingen) 1 december 2010
Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening SLOA-instellingen (2c)
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: opdrachtgever
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2010 van ..........(naam bevoegd gezag) te ..........(statutaire
vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de geconsolideerde en enkelvoudige balans per 31 december 2010
en de geconsolideerde en enkelvoudige winst-en-verliesrekening over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht
van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen, waaronder het financiële verslag.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw
dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Het bestuur
is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties.
Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen.
Het bestuur is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van
de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang
als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle en op grond van artikel 5,
lid 2 en 3 van het uitvoeringsbesluit wet SLOA (Stb 1999, 37). Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden
en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en
dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening
geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen
in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming,
met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van
fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die
relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de betreffende
wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen
hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van het interne beheersing van de
entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving
en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte
schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel
te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel8 geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van .......... (naam bevoegd
gezag) per 31 december 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2010 voldoen aan
de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet-
en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I
2010.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van
het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en
of de in artikel 2:393 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag,
voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Plaats, datum
Naam accountantspraktijk
.......... (naam accountant)
Sector BVE1 december 2010
Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening BVE (3a)
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Opdrachtgever
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2010 van .......... (naam entiteit) te .......... (statutaire
vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per .......... 2010 en de staat van baten en lasten
over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving
en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw
dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde
baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet-
en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het
noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken
zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 2.5.3,
vierde lid van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht,
waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen aan
voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van
zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen
in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming,
met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van
fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die
relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de betreffende
wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen
hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van het interne beheersing van de
entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving
en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte
schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel
te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel9 geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van .......... (naam entiteit)
per .......... 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2010 voldoen aan
de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet-
en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I
2010.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van
het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en
of de in artikel 2:393 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag,
voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Plaats, datum
Naam accountantspraktijk
.......... (naam accountant)
Sector BVE (Technocentra) 1 december 2010
Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening Technocentrum (3b)
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Opdrachtgever
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2010 van .......... (naam entiteit) te .......... (statutaire
vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per .......... 2010 en de staat van baten en lasten
over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving
en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw
dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Het bestuur
is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties.
Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen.
Het bestuur is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van
de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang
als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 23
lid 3 van de Kaderregeling Technocentra 2006 tot en met 2010. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands
recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen
aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate
van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen
in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming,
met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van
fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die
relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de betreffende
wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen
hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van het interne beheersing van de
entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving
en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte
schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel
te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel10 geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van .......... (naam entiteit)
per .......... 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2010 voldoen aan
de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet-
en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I
2010.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van
het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en
of de in artikel 2:393 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag,
voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Plaats, datum
Naam accountantspraktijk
.......... (naam accountant)
Sector HO 1 december 2010
Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening HO (4a)
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Opdrachtgever
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2010 van .......... (naam entiteit) te .......... (statutaire
vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per .......... 2010 en de staat van baten en lasten
over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving
en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw
dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs.
Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten
en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving
opgenomen bepalingen. Het bestuur is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk
acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen
van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 2.9,
derde lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en
het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat
wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen
afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen
in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming,
met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van
fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die
relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de betreffende
wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen
hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van het interne beheersing van de
entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving
en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte
schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel
te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel11 geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van .......... (naam entiteit)
per .......... 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2010 voldoen aan
de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet-
en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I
2010.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van
het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en
of de in artikel 2:393 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag,
voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Plaats, datum
Naam accountantspraktijk
.......... (naam accountant)
3 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens
3.1 Inleiding1 december 2010
De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de bekostiging/rijksbijdrage en zijn in de sectoren BVE
en HO ook van belang bij het verstrekken van studiefinanciering. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant
primair de juistheid van deze bekostigingsgegevens vaststelt. Hij geeft daarover een afzonderlijk assurance-rapport af.
Krachtens de onderwijswetgeving wordt een accountantsverklaring bij de bekostigingsgegevens gevraagd. Door de wijziging van
het verklaringenstelsel geeft de instellingsaccountant vanaf 2007 echter niet langer een accountantsverklaring af bij de bekostigingsgegevens
maar een assurance-rapport. Deze rapportagevorm wordt gebruikt als andere aspecten dan alleen de getrouwheid van de financiële
informatie moeten worden getoetst en als het andere informatie dan historische financiële informatie betreft, zoals bij de
bekostigingsgegevens het geval is. Voor een assurance-rapport is COS 3000 leidend, waarbij OCW bepaalt dat het assurance-rapport
hetzelfde zekerheidsniveau dient te verschaffen als voorheen de accountantsverklaring. Assurance-opdrachten die leiden tot
een assurance-rapport moeten aan vergelijkbare kwaliteitseisen voldoen als assurance-opdrachten die leiden tot een controleverklaring.
In dit controleprotocol wordt voor elke sector in een afzonderlijk gedeelte in gegaan op de meest relevante wet- en regelgeving
en het onderzoek van de bekostigingsgegevens. Aan het einde van elk onderdeel is de tekst van het af te geven goedkeurende
assurance-rapport opgenomen.
Voor het omgaan met geconstateerde fouten met betrekking tot de rechtmatigheid geldt voor het accountantsonderzoek van de
bekostigingsgegevens dat fouten die invloed kunnen hebben op de hoogte van de rijksbijdrage OCW/EL&I moeten worden gecorrigeerd
door de school/instelling. Als deze fouten niet door de school/instelling (kunnen) worden gecorrigeerd dan informeert de instellingsaccountant
het bevoegd gezag/bestuur en het interne toezichthoudende orgaan hierover conform de geldende beroepsvoorschriften en handelt
als volgt:
• bij materiële fouten (≥ 2% van de rijksbijdrage): materiële fouten hebben invloed op de strekking van het assurance-rapport
en worden uit dien hoofde in het assurance-rapport toegelicht;
• bij niet-materiële fouten (< 2% van de rijksbijdrage): niet-materiële fouten worden opgenomen in een rapport van bevindingen
zoals uiteengezet in Accountantsproducten / rapportering. Omdat OCW het uitgangspunt hanteert dat fouten door de school/instelling
worden gecorrigeerd is dit rapport een uitzonderingsrapportage. Voor de sectoren VO, BVE(exclusief de kenniscentra beroepsonderwijs
bedrijfsleven) en HO wordt het rapport van bevindingen door de DUO vestiging Groningen doorgezonden aan de DUO vestiging Zoetermeer.
Laatstgenoemde vestiging van DUO ontvangt van de besturen van de PO-scholen en de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven
de rapporten rechtstreeks. DUO zal indien nodig op basis van het rapport overgaan tot bijstelling van de rijksbijdrage van
de school/instelling.
Het is de verantwoordelijkheid van de school/instelling in de sectoren VO, BVE (exclusief de kenniscentra beroepsonderwijs
bedrijfsleven) en HO om de bekostigingsgegevens voorzien van een goedkeurend assurance-rapport bij DUO vestiging Groningen
in te dienen. DUO vestiging Groningen accepteert alleen goedkeurende assurance-rapporten. DUO vestiging Groningen kan en zal
geen interpretatie doen van de gestuurde gegevens. Niet-goedkeurende assurance-rapporten en/of die niet voldoen aan de eisen
van dit controleprotocol, worden door DUO vestiging Groningen teruggestuurd naar de school/instelling. De school/instelling
is ervoor verantwoordelijk dat er alsnog binnen de gestelde termijn een assurance-rapport wordt ingestuurd dat voldoet aan
de eisen van dit controleprotocol.
De scholen in de sector PO en de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven sturen het assurance-rapport naar DUO vestiging
Zoetermeer.
Als de instellingsaccountant een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft of een eventueel separaat rapport van
bevindingen moet hij dat duidelijk aangeven op de aanbiedingsbrief bij het assurance-rapport en het aanbiedingsformulier dat
bij de indiening van de bekostigingsgegevens bij DUO moet worden gebruikt. Daarbij worden alle fouten, onjuistheden en onzekerheden
opgenomen die van invloed (kunnen) zijn op de totale omvang van de door OCW dan wel EL&I verstrekte en/of te verstrekken bijdragen.
Tot slot wordt opgemerkt dat bij het ontbreken van een tijdig ingediend goedkeurend assurance-rapport voor de betreffende
scholen/instellingen het sanctiebeleid van toepassing is.
3.2 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector PO
3.2.1 Algemeen 1 december 2010
Het controleprotocol PO is een leidraad/regeling als bedoeld in artikel 171, 4e lid van de Wet op het Primair Onderwijs (WPO)
en in artikel 157, 4e lid van de Wet op de Expertisecentra (WEC).
Het controleprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden
die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring), zoals genoemd in artikel 172
lid 1 van de WPO en artikel 158 lid 1 van de Wet op de Expertisecentra. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format
opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Hiermee wordt tevens het sluitstuk van het toezicht verankerd.
Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform de WPO en de WEC; deze gegevens
kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.
Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens PO is van toepassing op (artikel 1 van de WPO):
− basisscholen;
− speciale scholen voor basisonderwijs;
− scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs;
− Centrale Dienst (CD);
− Regionaal Expertise Centra (REC).
Hierna worden de eerste drie categorieën ‘de scholen’ genoemd en de laatste twee categorieën ‘de CD’en’ en ‘de REC’s’.
De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat uit:
− de WPO;
− de WEC;
− het besluit bekostiging WPO;
− het besluit bekostiging WEC;
− de Regeling structurele gegevenslevering WPO en WEC met kenmerk PO/BenB-2007/29983 van 13 september 2007;
− het kaderbesluit rechtspositie PO;
− de Regeling In mindering brengen uitkeringen met kenmerk PO/BenB-2006/26267 gepubliceerd in Staatscourant nummer 227 van 21 november 2006;
− De brieven die jaarlijks in februari door DUO aan de instellingen worden verzonden over de controle op de bekostigingsgegevens
over het afgelopen jaar (zie hiervoor de website van DUO in het Nieuwsarchief).
De wet- en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl
In februari 2011 ontvangt het bevoegd gezag van een school of een REC een brief van DUO over de informatie-uitwisseling met
DUO. Het is noodzakelijk dat de instellingsaccountant op de hoogte is van de inhoud van deze brief.
3.2.2 Onderzoek bekostigingsgegevens
3.2.2.1 Object van onderzoek 1 december 2010
De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage. Het is daarom van groot belang dat de
instellingsaccountant primair de juistheid van de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft
daarover een assurance-rapport af.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in datonjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt.
Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
De voor de bekostiging relevante soorten gegevens van de scholen betreffen:
De voor de bekostiging relevante gegevens van de CD’en betreffen:
De voor de bekostiging relevante gegevens van de REC’s betreffen:
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
Bij de scholen
Bij de Centrale Diensten
Bij de Regionale Expertise Centra
3.2.2.2 Minimale werkzaamheden 1 december 2010
Gewogen Gemiddelde Leeftijd leraren 1-10-2010
Bij het onderzoek op de juistheid van de geregistreerde leeftijden en betrekkingsomvang van de leraren die voor de GGL van
belang zijn, stelt de instellingsaccountant op niveau van het bevoegd gezag vast dat:
Item | Te verrichten werkzaamheden |
---|
GGL | – de personeelsleden die zijn uitgezonderd op het begrip leraar buiten de gegevens voor de berekening zijn gelaten; – alle personeelsleden die bij de berekening betrokken moeten worden ook daadwerkelijk in de berekeningen zijn opgenomen; – direct voor de teldatum leraren zijn ontslagen c.q. direct na de teldatum leraren zijn aangesteld. Als de instellingsaccountant
hierbij acties constateert die uitsluitend de bedoeling hebben om de GGL positief te beïnvloeden of bij twijfel hierover,
dan neemt de instellingsaccountant dat op in een rapport van bevindingen; – de leeftijd (rekening houdend met minimum en maximum leeftijd) juist is opgenomen; – de berekeningen rekenkundig juist zijn; – eventuele correcties uit voorgaande jaren door DUO juist zijn verwerkt. |
Overzicht GGL | – Het overzicht is ondertekend door het bevoegd gezag van de school. |
Naast bovengenoemde werkzaamheden zal de instellingsaccountant ook werkzaamheden moeten verrichten om de juistheid van de betrekkingsomvang en de juistheid van de opgenomen leeftijd vast te stellen. Hiervoor kan de instellingsaccountant steunen op werkzaamheden, die hij al verricht heeft in het kader van de jaarrekeningcontrole,
waarbij wel rekening gehouden moet worden met de specifieke onderzoekseisen voor de bekostiging en de afwijkende controletolerantie.
Het bevoegd gezag van de school kan ervoor kiezen om het onderzoek op de juistheid van de berekening van de GGL door de instellingsaccountant
te laten ondersteunen door een third party mededeling (TPM) over de juistheid van de berekening door het salarispakket.
Op basis van de bevindingen van de instellingsaccountant brengt het bevoegd bezag op het formulier ‘gewogen gemiddelde leeftijd’
voor de peildatum 1 oktober 2010 correcties aan. De gegevens over de gewogen gemiddelde leeftijd worden begin 2011 op de site
van DUO vestiging Zoetermeer onder instellingsinformatie bij bekostigingsinformatie beschikbaar gesteld. Alleen het gecorrigeerde
overzicht wordt door de instellingsaccountant gewaarmerkt. Het bevoegd gezag zendt voor elke school het overzicht GGL, de
gewaarmerkte en de niet-gewaarmerkte overzichten uiterlijk 1 juli 2011 in.
Ontvangen uitkeringen in mindering gebracht
De instellingsaccountant stelt op niveau van het bevoegd gezag vast dat:
Item | Te verrichten werkzaamheden |
---|
Ontvangen uitkeringen in mindering gebracht | – de bedragen die via de vangnetapplicatie van Raet onderwijsadministratie zijn opgegeven of zijn vermeld op het DUO overzicht
van per school verrekende bedragen over de periode 1 december 2009 tot 1 december 2010 overeenkomen met: ° de ontvangen uitkeringen, zoals geregistreerd in de administratie van de instelling gedurende de overeenkomstige periode; – de in 2009 niet verrekende bedragen (alsnog) in de vangnetapplicatie of op het DUO overzicht zijn geregistreerd. – de bedragen voor WAO uitkeringen zijn afgedragen aan het Vervangingsfonds ingeval: ° Het gaat om WAO uitkeringen van personeelsleden die korter dan 30 maanden arbeidsongeschikt zijn; ° De personeelsleden langer dan 30 maanden arbeidsongeschikt zijn en de kosten van de vervanging ten laste komen van het Vervangingsfonds. – eventuele correcties uit voorgaande jaren door DUO juist zijn verwerkt. |
Indien er afwijkingen zijn in de bedragen dan corrigeert het bevoegd gezag dit in de vangnetapplicatie of met een elektronisch
formulier op mijn DUO. De instellingsaccountant stelt vast dat het bevoegd gezag de correcties juist en volledig heeft aangepast in de vangnetapplicatie
of met het elektronische formulier via mijn DUO.
Overzicht Geregistreerde Telgegevens REC’s
De instellingsaccountant stelt op niveau van het bevoegd gezag vast dat:
Item | Te verrichten werkzaamheden |
---|
aantal leerlingen dat in de periode 1 oktober 2009 tot 1 oktober 2010 een bevestigende beoordeling heeft ontvangen. | − het aantal geïndiceerde leerlingen per 1 oktober 2010 zoals opgenomen in het Overzicht financiële beschikkingen overeenkomt
met de administratie van de indicaties en het OGT formulier op de peildatum 1 oktober 2010; − eventuele correcties uit voorgaande jaren door DUO juist zijn verwerkt. |
3.2.3 Assurance-rapporten
• Algemeen
• Assurance-rapport PO
• Assurance-rapport CD
• Assurance-rapport REC
Algemeen 1 december 2010
De assurance-rapporten voor PO en REC’s worden opgesteld op bestuursniveau (niveau bevoegd gezag). De aan het oordeel ten
grondslag liggende bevindingen moeten echter herleidbaar zijn tot op schoolniveau.
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft, moet hij
een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard 3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige
standaarden (NV COS)’ van de NBA.
Als er bij een Centrale Dienst geen opgave is van de bekostigingsgegevens die gecontroleerd moeten worden door de instellingsaccountant
dan verklaart de instellingsaccountant dit op het formulier ‘Aanbieding jaarstukken 2010’.
Goedkeurend assurance rapport PO 1 december 2010
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens voor scholen voor
Primair Onderwijs (1c)
Aan: Opdrachtgever
Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage 2011, afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering
Onderwijs en de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap.
Opdracht en verantwoordelijkheden
Wij hebben onderzocht of de (bijgevoegde, door ons gewaarmerkte12 opgave(n) van de bekostigingsgegevens van ..... (naam bevoegd gezag) ..... te ..... (zetel) de bekostigingsgegevens ten behoeve
van de berekening van de rijksbijdrage 2011, als bedoeld in artikel 69, lid 1 van de wet op het primair onderwijs juist weergeeft
(weergeven). Deze bekostigingsgegevens betreffen de gegevens van leraren vermeld op het formulier ‘Gewogen Gemiddelde Leeftijd’
per 1 oktober 2010 en de gegevens van de uitkeringen vermeld op het ‘Overzicht van per school verrekende bedragen over de
periode 1 december 2009 tot 1 december 2010’. De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bevoegd
gezag van de scho(o)l(en). Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van de opgave(n) te
verstrekken.
Werkzaamheden
Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I
2010 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle en beoordeling van historische financiële informatie.
Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt
verkregen dat de opgave geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden
ter verkrijging van assurance-informatie over de bekostigingsgegevens. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk
van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen
van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken
van en juist weergeven in de bekostigingsgegevens alsmede het voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving relevante
interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de assurance-werkzaamheden die onder de gegeven
omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem
van de school/instelling.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor onze conclusie.
Conclusie
Op grond van onze werkzaamheden komen wij tot de conclusie dat de opgave(n) van de bekostigingsgegevens, de bekostigingsgegevens
ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2011 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weergeeft (weergeven)
in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.
Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring
De bekostigingsgegevens en ons assurance-rapport daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor de school, DUO en het Ministerie van
OCW en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
Plaats, datum
Naam accountantsorganisatie
Naam externe accountant en ondertekening met die naam
Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:
Goedkeurend assurance-rapport Centrale Dienst (CD) 1 december 2010
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens voor Centrale diensten
(1d)
Aan: Opdrachtgever
Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage 2011, afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering
Onderwijs en de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap.
Opdracht en verantwoordelijkheden
Wij hebben onderzocht of de (bijgevoegde, door ons gewaarmerkte13 opgave(n) van de bekostigingsgegevens van ..... (naam bevoegd gezag) ..... te ..... (zetel) de bekostigingsgegevens ten behoeve
van de berekening van de rijksbijdrage 2011, als bedoeld in artikel 69, lid 1 van de wet op het primair onderwijs juist weergeeft
(weergeven). Deze bekostigingsgegevens betreffen de gegevens van de uitkeringen vermeld op het ‘Overzicht van per school verrekende
bedragen over de periode 1 december 2009 tot 1 december 2010’. De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid
van het bevoegd gezag van de Centrale Dienst. Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van
de opgave(n) te verstrekken.
Werkzaamheden
Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I
2010 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle en beoordeling van historische financiële informatie.
Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt
verkregen dat de opgave geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden
ter verkrijging van assurance-informatie over de bekostigingsgegevens. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk
van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen
van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken
van en juist weergeven in de bekostigingsgegevens alsmede het voor de naleving van de betreffende wet- en regelgeving relevante
interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de assurance-werkzaamheden die onder de gegeven
omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem
van de school/instelling.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor onze conclusie.
Conclusie
Op grond van onze werkzaamheden komen wij tot de conclusie dat de opgave(n) van de bekostigingsgegevens, de bekostigingsgegevens
ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2011 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weergeeft (weergeven)
in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.
Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring
De bekostigingsgegevens en ons assurance-rapport daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor de Centrale Dienst, DUO en het Ministerie
van OCW en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
Plaats, datum
Naam accountantsorganisatie
Naam externe accountant en ondertekening met die naam
Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:
Goedkeurend assurance-rapport REC 1 december 2010
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens van Regionale expertisecentra
(REC) (1e)
Aan: Opdrachtgever
Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage 2011, afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering
Onderwijs en de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap.
Opdracht en verantwoordelijkheden
Wij hebben onderzocht of de (bijgevoegde, door ons gewaarmerkte14 opgave(n) van de bekostigingsgegevens van ..... (naam) ..... te ..... (zetel) de bekostigingsgegevens ten behoeve van de
berekening van de rijksbijdrage 2011, als bedoeld in artikel 71a van de wet op de expertisecentra, juist weergeeft (weergeven).
Deze bekostigingsgegevens betreffen voor de bekostiging van het schooljaar 2011–2012 het aantal bevestigende beoordelingen
vermeld op het Overzicht Geregistreerde Telgegevens op peildatum 1 oktober 2010. De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid
van het bevoegd gezag van het expertisecentrum. Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid
van de opgave(n) te verstrekken.
Werkzaamheden
Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I
2010 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot onderzoek en beoordeling van historische financiële
informatie. Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid
wordt verkregen dat de opgave geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van
werkzaamheden ter verkrijging van assurance-informatie over de bekostigingsgegevens. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden
is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s
van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking
het voor het opmaken van en juist weergeven in de bekostigingsgegevens alsmede het voor de naleving van de betreffende wet-
en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de assurance-werkzaamheden
die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit
van het interne beheersingssysteem van de school/instelling.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor onze conclusie.
Conclusie
Op grond van onze werkzaamheden komen wij tot de conclusie dat de opgave(n) van de bekostigingsgegevens, de bekostigingsgegevens
ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2011 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weergeeft (weergeven)
in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.
Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring
De bekostigingsgegevens en ons assurance-rapport daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor het expertisecentrum, DUO en het Ministerie
van OCW en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
Plaats, datum
Naam accountantsorganisatie
Naam externe accountant en ondertekening met die naam
Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:
3.3 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector VO
3.3.1 Algemeen1 december 2010
Het controleprotocol VO wordt conform artikel 14a, 3e lid en artikel 18, 6e lid van het Bekostigingsbesluit WVO vastgesteld bij ministeriële regeling. Het controleprotocol bevat de vertaalslag van
de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan
het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring), zoals genoemd in artikel 14a, 2e lid van het Bekostigingsbesluit
WVO. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt.
Hiermee wordt tevens het sluitstuk van het toezicht verankerd. Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening
van de rijksbijdrage conform de WVO; deze gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.
Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens VO is van toepassing op de in artikel 5 van de WVO vermelde schoolsoorten:
− een school voor praktijkonderwijs;
− een school voor vbo;
− een school voor mavo;
− een school voor havo;
− een school voor vwo;
− andere vormen van voortgezet onderwijs, zoals een afdeling lwoo;
− een scholengemeenschap waarin twee of meer van deze scholen zijn samengevoegd;
− een cursus ingevolge artikel 73 van de WVO.
De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat uit:
− de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO);
− het Bekostigingsbesluit WVO;
− het Formatiebesluit WVO;
− het Inrichtingsbesluit WVO;
− het Besluit Informatievoorziening WVO;
− de Leerplichtwet 1969;
− de Regeling leerplusarrangement VO, nieuwkomers VO, eerste opvang Vreemdelingen;
− het Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WVO;
− het Besluit Regionaal Zorgbudget;
− het Besluit vbo-groen in een AOC;
− het Besluit samenwerking VO-BVE;
− de Regeling gegevenslevering onderwijsnummer VO;
− de Regeling assistentopleiding in het VMBO;
− de Tijdelijke subsidiering experimenten leergang vmbo-mbo2 2008-2013
− de Regeling Voorzieningenplanning VO;
− de Beleidsregel bekostiging als nevenvestiging of als tijdelijke nevenvestiging van dislocaties VO;
− Beleidsregel Internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs (IGVO) 2010.
De wet en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl
De procedure ten aanzien van de bekostigingsgegevens en de uitwisseling van informatie met DUO is beschreven in de ‘Handleiding
BRON Voortgezet Onderwijs’, deze is te vinden op de website van DUO.
Bij onderzoeken bekostigingsgegevens van AOC’s
Het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) in een AOC wordt geheel bekostigd op grond van de WEB, overeenkomstig artikel 2.3.2
van het Uitvoeringsbesluit WEB. In tegenstelling tot het BVE- onderwijs wordt voor het vbo in een AOC uitgegaan van de teldatum
t-1.
Voor het onderzoek van de gegevens van een vbo en mavo binnen een AOC gelden de onderzoeksitems van de sector VO.
In februari 2011 ontvangt het bevoegd gezag van een school een brief van DUO over de informatie-uitwisseling met DUO. Het
is noodzakelijk dat de instellingsaccountant op de hoogte is van de inhoud van deze brief.
3.3.2 Onderzoek bekostigingsgegevens
3.3.2.1 Object van onderzoek1 juli 2010
De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage. Het is daarom van groot belang dat de
instellingsaccountant primair de juistheid van de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft
daarover een assurance-rapport af.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in datonjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt.
Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
Het voor de bekostiging relevante soort gegeven van de scholen betreft:
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
Bij de scholen
• (leerlingen)administratie van de te onderzoeken school;
• de actuele BRON-foto van DUO vestiging Groningen: dit is een afslag van BRON voor de
• betreffende school inclusief de mutaties die de school heeft aangebracht tot de mutatiestop.
• Voor de betekenis van de door DUO vestiging Groningen uitgevoerde controles en eventuele signalen wordt verwezen naar de handleiding
BRON die op de school aanwezig is (of beschikbaar via de site van DUO);
• het overzicht geregistreerde leerlingen per 1 oktober 2010 afkomstig van DUO vestiging Zoetermeer;
• een lijst van accountantsmutaties;
• de goedkeuringsbrief van OCW voor het gebruik van een nevenvestiging en het onderwijsaanbod op die vestiging.
3.3.2.2
Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
1 december 2010
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie vast in zijn dossier.
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240. In de hierna beschreven onderzoeksaanpak
wordt uitgegaan van een voor een school normaal laag inherent risico. Als er sprake is van verhoogd inherent risico past de
instellingsaccountant de omvang van de werkzaamheden aan. Daarnaast heeft de risicoanalyse als doel om tot een uitspraak te
komen of de instellingsaccountant bij zijn verdere werkzaamheden kan steunen op de aanwezige interne beheersingsmaatregelen
(IB).
De werkzaamheden verricht door een administratiekantoor of een interne controle-afdeling van de school kunnen niet de door
de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van het administratiekantoor of de interne
controle- afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.
Om tot een uitspraak over de kwaliteit van de IB te komen dient de instellingsaccountant werkzaamheden te verrichten. Deze werkzaamheden bestaan uit:
• minimaal 20 procedure testen; of
• werkzaamheden, op grond waarvan de instellingsaccountant een uitspraak kan doen over de kwaliteit van de interne beheersing
van het administratiekantoor of een interne controle-afdeling.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de
werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier
vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Steunen op IB
Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie komt, dat hij kan steunen op de
aanwezige IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:
Aantal records | Omvang gegevensgerichte werkzaamheden |
---|
< 101 | 5 deelwaarnemingen |
>100 en < 501 | 10 deelwaarnemingen |
>500 en < 1001 | 15 deelwaarnemingen |
>1000 en < 5001 | 20 deelwaarnemingen |
>5000 | 25 deelwaarnemingen |
Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.
Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant worden geconstateerd, wordt het onderzoek
uitgebreid naar een onderzoek met een omvang op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch
bepaalde steekproef omvang).
Niet steunen op IB
Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET kan steunen op de aanwezige IB of bij een
gegevensgerichte onderzoeksaanpak, wordt gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.
In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van de instellingsaccountant aanwezig te
zijn:
– bepaling van de massa;
– bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;
– wijze van selectie van de posten;
– een foutenevaluatie.
–
3.3.2.3 Minimale werkzaamheden 1 december 2010
Algemene werkzaamheden scholen
De instellingsaccountant stelt vast dat:
Item | Te verrichten werkzaamheden |
---|
Aansluiting actuele foto op leerlingenadministratie | – het aantal leerlingen per 1 oktober 2010 volgens de actuele BRON-foto aansluit op de gegevens zoals opgenomen in de te onderzoeken
leerlingenadministratie. |
Voldoen leerlingen- administratie. Artikel 3 t/m 6 bekostigingsbesluit WVO | – de leerlingenadministratie voldoet aan de minimaal daaraan te stellen eisen en aan de bewaartermijn (de gegevens die in de
leerlingenadministratie zijn opgenomen, blijven daarvan in ieder geval deel uitmaken gedurende 5 jaar nadat de desbetreffende
leerling van de school is uitgeschreven). |
Vaststellen ongeoorloofd verzuim. Artikel 7 eerste en tweede lid bekostigingsbesluit WVO | – alle leerlingen die vanaf het begin van het schooljaar (de eerste werkelijke schooldag) tot de teldatum meer dan de helft
van het aantal schooldagen zonder geldige reden hebben verzuimd niet mee tellen voor de bekostiging. |
Verplichte melding ongeoorloofd verzuim aan DUO vestiging Groningen. Artikel 27a, vijfde lid, van de WVO | – het bevoegd gezag een procedure omtrent de, verplichte melding aan DUO vestiging Groningen volgt en indien noodzakelijk meldingen
doet over alle leerlingen die zonder opgave van geldige reden gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 5 weken
niet aan het onderwijs hebben deelgenomen. |
Licenties. Artikel 65 t/m 68 en art 72 WVO. | – het bevoegd gezag op de vestigingen van de school alleen onderwijs aanbiedt zoals per vestiging is geregistreerd in de basisregistratie
instellingen. Dit doet de instellingsaccountant aan de hand van informatie waaruit de daadwerkelijk aangeboden onderwijssoort
per vestiging blijkt; zoals de schoolgids en de internetsite van de school. |
Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO | – de Nieuwkomersgegevens waarvan de opgave van de school afwijkt van de GBA en de school daarvoor een signaal heeft gekregen
van DUO vestiging Groningen juist zijn opgegeven. Daar waar de opgave van de school afwijkt van de GBA moet een document in
de administratie aanwezig zijn waaruit de juistheid blijkt. Het gaat om de gegevens ‘nationaliteit’ en ‘datum van vestiging
in Nederland’. |
Artikel 4, lid 4 | – de postcode juist is indien sprake is van opgave door de school, omdat de betreffende leerling nog niet in de GBA geregistreerd
staat. Dit doet de instellingsaccountant aan de hand van documenten in de administratie van de school. |
Leerlingen per 1-10-2010
Van de ingeschreven leerlingen per 1 oktober 2010, stelt de instellingsaccountant vast dat:
Item | Te verrichten werkzaamheden |
---|
Daadwerkelijk schoolgaand. Artikel 7, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O. | – leerlingen alleen meetellen als ze daadwerkelijk schoolgaand zijn op de school (brinnummer). |
Licenties. Artikel 65 t/m 68 en artikel 72 WVO | – de voor de leerling gebruikte elementcode overeenstemt met het door de leerling daadwerkelijk gevolgde onderwijs (indien van
toepassing de leerweg, sector, afdeling of profiel) op de vestiging. |
Daadwerkelijk schoolgaand leerlingen samenwerkingsverbanden VO/BVE. Artikel 25a W.V.O. | – VO-leerlingen die onderwijs volgen aan een andere school of instelling op basis van een samenwerkingsovereenkomst daadwerkelijk
schoolgaand zijn. |
Datum geboorte artikel 7 van het Inrichtingsbesluit WVO en artikel 27, lid 3 van de W.V.O. | – de leerling niet te jong of te oud is voor het praktijkonderwijs |
Datum in- en uitschrijving artikel 14a, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O. | – de in- en uitschrijfdatum juist in de leerlingenadministratie is opgenomen. |
Leerjaar artikel 14a, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O. | – de leerling in het juiste leerjaar (bij praktijkonderwijs inschrijvingsjaar genoemd) is ingeschreven en de onderwijssoort
volgt overeenkomstig de elementcode. |
Praktijkonderwijs/LWOO artikel 7a van het Bekostigingsbesluit W.V.O en artikel 27, derde lid van de W.V.O. | – de regionale verwijzingscommissie voor leerlingen praktijkonderwijs (pro) en leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) die per
1 oktober 2010 voor het eerst als leerling pro of lwoo staan ingeschreven, voor 15 november 2010 een beschikking heeft afgegeven
waaruit blijkt dat betrokkene toelaatbaar is. – de leerling rechtmatig is ingeschreven op het praktijkonderwijs. |
Afronding van het onderzoek en bepaling van het controlegetal
Indien de school elektronische accountantsmutaties heeft aangeleverd moet het assurance-rapport zijn voorzien van het aanbiedingsformulier
accountantsmutaties VO/BVE, zie de website van DUO. Indien van toepassing waarmerkt de instellingsaccountant ook het registratieformulier
‘Verzuim en/of ontbrekende (tijdige) indicatiestelling’ .
Het wordt aan de instellingsaccountant overgelaten in welke mate de accountantsmutaties worden onderzocht. Hij zal hierbij
de normen die voor dit werk bestaan, dienen te volgen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat hij, als het aantal mutaties in
de honderden loopt, deze niet allemaal onderzoekt, maar alleen een steekproef. Hij dient zelf te bepalen hoe groot die moet
zijn, hierbij rekening houdend met de tolerantie van 2% per soort bekostigingsgegeven. De instellingsaccountant stelt de juiste en volledige verwerking vast van de mutaties die hij zelf heeft opgedragen. Daarnaast
stelt de instellingsaccountant de juistheid van het controlegetal vast.
Het controlegetal is op te vatten als een soort waarmerk van het bestand met inschrijvingsgegevens. Het wordt berekend door
het totaliseren van de inhoud van de bekostigingsrelevante gegevens van alle inschrijvingen voortgezet onderwijs in het schooljaar 2010/2011 (van 1 augustus 2010 tot en met 31 juli 2011) die in de BRON-foto
aanwezig zijn.
De berekening van het controlegetal is beschreven in het programma van eisen (PVE), dat u kunt vinden op de website van DUO.
3.3.3 Assurance-rapport
Algemeen 1 december 2010
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft, moet hij
een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard 3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige
standaarden (NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance-rapport VO 1 december 2010
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens (2d)
Aan: Opdrachtgever
Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage 2011 afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering
Onderwijs en de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap.
Opdracht en verantwoordelijkheden
Wij hebben onderzocht of de door ons gewaarmerkte opgave(n) van de controletotalen van ..... (naam vo-school) ..... te .....
(zetel) de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2011, als bedoeld in artikel 96d van de
WVO juist weergeeft (weergeven). Deze bekostigingsgegevens zijn op de datum van het assurance-rapport opgenomen in BRON en
betreffen de stand op 1 oktober 2010. De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van
de school. De opgave(n) sluiten met een controlegetal van ..... . Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake
de juistheid van de opgave(n) te verstrekken.
Werkzaamheden
Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I
2010 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle en beoordeling van historische financiële informatie.
Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt
verkregen dat de opgave(n) geen afwijkingen van materieel belang bevat(ten). Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van
werkzaamheden ter verkrijging van assurance-informatie over de controletotalen in de opgave(n). De keuze van de uit te voeren
werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van
de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in
aanmerking het voor het opmaken van en juist weergeven in de opgave(n) van controletotalen alsmede het voor de naleving van
de betreffende wet- en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van
de assurance-werkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te
geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de school.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor onze conclusie.
Conclusie
Op grond van onze werkzaamheden komen wij tot de conclusie dat de opgave(n) van de controletotalen de bekostigingsgegevens
ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2011 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weergeeft (weergeven)
in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.
Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring
De opgave(n) van de controletotalen en ons assurance-rapport daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor de school, DUO en het Ministerie
van OCW en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
Plaats, datum
Naam accountantsorganisatie
Naam externe accountant en ondertekening met die naam
Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:
3.4 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector BVE
3.4.1 Algemeen 1 december 2010
Het controleprotocol bve wordt conform artikel 2.5.7a van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) en krachtens het Uitvoeringsbesluit
WEB (artikel 5.2.5) vastgesteld bij ministeriële regeling. Het controleprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden
uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport
(voorheen accountantsverklaring), zoals genoemd in artikel 2.2.4, lid v van de WEB. Voor de tekst van het assurance-rapport
is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Hiermee wordt tevens het sluitstuk van het
toezicht verankerd. Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform het Uitvoeringsbesluit
WEB; deze gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.
Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens bve is van toepassing op (artikel 1.1.1 van de WEB):
− de regionale opleidingscentra (ROC’s);
− de vakinstellingen;
− de agrarische opleidingscentra (AOC’s);
− de instituten voor doven en de hogescholen, die deeltijd BOL in het mbo verzorgen (overige BVE-instellingen);
− de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (KBB’s).
Hierna worden de eerste vier categorieën ‘de onderwijsinstellingen’ genoemd en de laatste categorie ‘de KBB’s’.
De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat uit:
− de WEB;
− het Uitvoeringsbesluit WEB;
− de Uitvoeringsregeling WEB 2007;
− de Les- en Cursusgeld Wet (LCW) 2000;
− het Uitvoeringsbesluit LCW 2000;
− de Notitie Helderheid BVE 2004;
− het Besluit samenwerking VO-BVE;
− de ‘Regeling gegevensverstrekkingmet persoonsgebonden nummer BVE 2009;
− de brief BVE/Stelsel/104878 van 24 februari 2009;
− de brief BVE/I&I/171783 van 6 januari 2010;
− de brief BVE/I&I/198334 van 23 maart 2010.
De wet- en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl
De procedure ten aanzien van de bekostigingsgegevens en de uitwisseling van informatie is beschreven in de ‘Handleiding BRON
Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie’, deze is te vinden op de website van DUO.
Bij onderzoeken bekostigingsgegevens van AOC’s
De hier beschreven werkwijze en onderzoeksitems gelden onverkort voor het BVE deel van de AOC’s.
Het voorbereidend beroepsonderwijs in een AOC wordt geheel bekostigd op grond van de WEB, overeenkomstig artikel 2.3.2 van
het Uitvoeringsbesluit WEB. In tegenstelling tot het BVE- onderwijs wordt hier uitgegaan van de teldatum t-1.
Voor het onderzoek van de gegevens van een VMBO en MAVO binnen een AOC gelden de onderzoeksitems van de sector VO.
3.4.2 Onderzoek bekostigingsgegevens
3.4.2.1 Object van onderzoek 1 december 2010
De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage. Het is daarom van groot belang dat de
instellingsaccountant primair de juistheid van de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft
daarover een assurance-rapport af.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in datonjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt.
Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
De voor de bekostiging relevante soorten gegevens van de onderwijsinstellingen betreffen:
− aantal deelnemers per 1 oktober 2010;
− aantal deelnemers per 1 februari 2011;
− aantal afgegeven diploma’s in kalender jaar 2010.
De voor de bekostiging relevante gegevens van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (KBB’s) betreffen:
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
Bij de onderwijsinstellingen
• (deelnemers)administratie van de te onderzoeken instelling;
• de actuele BRON-foto van DUO: dit is een afslag van BRON voor de betreffende
• instelling inclusief de mutaties die de instelling heeft aangebracht tot de mutatiestop. Dit heeft ook betrekking op de mutaties
van de beroepspraktijkvorming (BPV). Voor de betekenis van de door DUO uitgevoerde controles en eventuele signalen wordt verwezen
naar de handleiding BRON die op de instelling aanwezig is (of beschikbaar via de site van DUO);
• het voorlopige overzicht aantallen te bekostigen inschrijvingen en diploma’s, afkomstig van DUO;
• een lijst van accountantsmutaties;
• de afgegeven signalen inzake niet bekostigde inschrijvingen en diploma’s op geaggregeerd en individueel niveau (als onderdeel van het voorlopige overzicht
van DUO).
Bij de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven
De telling leerbedrijven en de controle hierop door de instellingsaccountant is niet van toepassing op het kenniscentrum voor
beroepsonderwijs en bedrijfsleven van EL&I, omdat EL&I maar één kenniscentrum heeft, t.w. Aequor. Aequor ontvangt van EL&I
een budget dat niet is gebaseerd op het aantal erkende leerbedrijven.
3.4.2.2 Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant1 december 2010
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie vast in zijn dossier.
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240 en de notitie ‘Helderheid in de bekostiging
Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie 2004’. In de hierna beschreven onderzoeksaanpak wordt uitgegaan van een voor een onderwijsinstelling
of een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven normaal laag inherent risico. Als er sprake is van verhoogd inherent risico
past de instellingsaccountant de omvang van de werkzaamheden aan. Daarnaast heeft de risicoanalyse als doel om tot een uitspraak
te komen of de instellingsaccountant bij zijn verdere werkzaamheden kan steunen op de aanwezige interne beheersingsmaatregelen
(IB).
De werkzaamheden verricht door een interne controle afdeling van de instelling kunnen niet de door de instellingsaccountant
te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van de interne controle afdeling maken onderdeel uit van de interne
beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.
Om tot een uitspraak over de kwaliteit van de IB te komen dient de instellingsaccountant werkzaamheden te verrichten. Deze werkzaamheden bestaan uit:
• minimaal 20 procedure testen of
• werkzaamheden, op grond waarvan de instellingsaccountant een uitspraak kan doen over de kwaliteit van de werkzaamheden van
een interne controle afdeling.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de
werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier
vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Steunen op IB
Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie komt, dat hij kan steunen op de
aanwezige IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:
Aantal records | Omvang gegevensgerichte werkzaamheden |
---|
< 101 | 5 deelwaarnemingen |
>100 en < 501 | 10 deelwaarnemingen |
>500 en < 1001 | 15 deelwaarnemingen |
>1000 en < 5001 | 20 deelwaarnemingen |
>5000 | 25 deelwaarnemingen |
Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIETde bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.
Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant worden geconstateerd, wordt het onderzoek
uitgebreid naar een onderzoek met een omvang op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch
bepaalde steekproef omvang).
Niet steunen op IB
Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET kan steunen op de aanwezige IB of bij een
gegevensgerichte onderzoeksaanpak, wordt gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.
In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van de instellingsaccountant aanwezig te
zijn:
− bepaling van de massa;
− bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;
− wijze van selectie van de posten;
− een foutenevaluatie.
3.4.2.3 Minimale werkzaamheden 1 december 2010
Algemene werkzaamheden onderwijsinstellingen
De instellingsaccountant stelt vast dat:
Item | Te verrichten werkzaamheden |
---|
Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie |
– het aantal deelnemers per 1 oktober 2010 volgens de actuele BRON-foto (na mutatiestop 1 maart 2011) aansluit op de gegevens
volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.
|
Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie | – Het aantal deelnemers per 1 februari 2011 volgens de actuele BRON-foto (na mutatiestop 1 maart 2011) aansluit op de gegevens
volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie |
Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie | – Het aantal diploma’s 2010 volgens de actuele BRON-foto (na mutatiestop 1 maart 2011) aansluit op de gegevens volgens de te
onderzoeken deelnemersadministratie. |
Naleving van Koppelingswet | – de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert voor de inschrijving van de deelnemers die vallen onder de Koppelingswet
(bij de inschrijving 18 jaar of ouder en niet over een Nederlandse Nationaliteit beschikken). |
Systeem presentieregistratie voor o.a. de melding van langdurige afwezigheid in het kader van (WEB: artikel 8.1.7) | – de instelling een sluitend en controleerbaar systeem heeft voor de registratie van de presentie van elke BOL – en BBL- deelnemer; – de instelling voor deelnemers die vallen onder de Wet studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en
schoolkosten, een procedure ten behoeve van de naleving van artikel 8.1.7 heeft beschreven en hanteert. |
Notitie Helderheid BVE 2004 | – de instelling verantwoording heeft afgelegd in het jaarverslag over de naleving van de thema’s van de Notitie Helderheid die
de bekostigingsgegevens betreffen;
– de door instelling verantwoorde informatie juist en volledig is. |
Deelnemers per 1-10-2010
Van de ingeschreven deelnemers per 1 oktober 2010, stelt de instellingsaccountant vast dat:
Item | Te verrichten werkzaamheden |
---|
Onderwijsovereenkomst (WEB:artikel 8.1.3) | – voor elke geselecteerde BOL- en BBL-deelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig is; – de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3 van de WEB; – de gegevens op de onderwijsovereenkomst overeenkomen met de gegevens in BRON. Voor het onderzoek van de instellingsaccountant zijn de volgende gegevens van belang: – de NAW- gegevens van de deelnemer; – de startdatum van de opleiding en de duur van de opleiding; – de kwalificatiecode, de leerweg en bij BOL opleidingen de intensiviteit (deeltijd/voltijd); – de ondertekening door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer |
Naleving van Koppelingswet (WEB: artikel 8.1.1, lid 1, onder c) | – voor deze categorie deelnemers (in de selectie) bij de inschrijving de Koppelingswet is nageleefd. |
Presentie van deelnemers (UWEB: artikel 2.2.3) | – de geselecteerde deelnemer op 1 oktober 2010 daadwerkelijk de opleiding volgt waarvoor hij is ingeschreven. |
Melding van langdurige afwezigheid in het kader van (WEB: artikel 8.1.7) | – voor de geselecteerde deelnemers, indien noodzakelijk, meldingen zijn verricht aan DUO vestiging Groningen. |
Onderwijskaart bij BOL voltijd deelnemers 18 jaar en ouder (Uitvoeringsbesluit LCW 2000; artikel 2, lid 1) | – van elke geselecteerde deelnemer van 18 jaar of ouder aan voltijd BOL opleidingen een volledig ingevulde en getekende onderwijskaart
aanwezig is. |
Betaling van het Cursusgeld (Uitvoeringsbesluit LCW 2000; artikel 11, lid 1) | – van elke geselecteerde deelnemer van 18 jaar of ouder aan deeltijd BOL of BBL het wettelijke cursusgeld is geïnd dan wel een
betalingregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden een machtiging aanwezig is. |
BPV bij BBL deelnemers (WEB: artikel 7.2.8 en 7.2.9 en UWEB artikel 2.2.3, lid 1) | – voor elke geselecteerde BBL deelnemer uiterlijk op 31 december 2010 een praktijkovereenkomst voor de opleiding waarvoor de
deelnemer in dat schooljaar is bekostigd, die uiterlijk op 31 december 2010 is ingegaan, is afgesloten. Uitzondering geldt voor de opleidingen verpleging en verzorging, waarbij de praktijkovereenkomst moet zijn afgesloten uiterlijk
op 31 december 2010 en moet zijn ingegaan uiterlijk op 1 juni 2011. |
BBL deelnemers zonder BPV (WEB: artikel 2.2.2, lid 6 en UWEB artikel 2.2.3, lid 5) | – voor de geselecteerde BBL deelnemers zonder BPV voldaan is aan de bekostigingsvoorwaarden en minimaal 300 uur in IIVO (door
de instelling zelf) is geprogrammeerd – Een bekostiging van een deelnemer als BBL zonder BPV kan slechts 1 keer bij een instelling binnen een termijn van 3 bekostigingsjaren
(artikel 2.2.3. vijfde lid UWEB). Voor de controle kan de instellingaccountant onder andere gebruik maken van het terugmeldingsoverzicht(signaal
5 ) van DUO dat de instelling heeft ontvangen bij de terugkoppeling van de bekostigingsgegevens deelnemers per 1 oktober 2007(bekostigingsjaar
2009) en 1 oktober 2008(bekostigingsjaar 2010) en 1 oktober 2009 (bekostigingsjaar 2011) |
Onderwijstijd (min. 300 en 850 urennorm onderwijstijd) (WEB: artikel 2.2.2, lid 6 en artikel 7.2.7, lid 3 tot en met lid 5) | – voor elke geselecteerde deelnemer voldoende onderwijstijd is geprogrammeerd. – Deelnemers voltijd BOL; minimaal 850 uur in IIVO; – Voor deeltijd BOL en BBL; minimaal 300 uur in IIVO; – Bij de programmering heeft de instelling rekening gehouden met de voorzienbare uitval van de lessen wegens feestdagen, cursussen,
vergadertijden en inschatbare ziekte van docenten.
|
Deelnemers per 1-2-2011
Van de ingeschreven deelnemers per 1 februari 2011, stelt de instellingsaccountant vast dat:
Item | Te verrichten werkzaamheden |
---|
Onderwijsovereenkomst (WEB:artikel 8.1.3) | – voor elke geselecteerde BOL- en BBL-deelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig is; – de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3 van de WEB; – de gegevens op de onderwijsovereenkomst overeenkomen met de gegevens in BRON. Voor het onderzoek van de instellingsaccountant zijn de volgende gegevens van belang: – de NAW- gegevens van de deelnemer; – de startdatum van de opleiding en de duur van de opleiding; – de kwalificatiecode, de leerweg en bij BOL opleidingen de intensiviteit (deeltijd/voltijd); – de ondertekening door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer |
Presentie van deelnemers (UWEB: artikel 2.2.3) | – de geselecteerde deelnemer op 1 februari 2011 daadwerkelijk de opleiding volgt waarvoor hij is ingeschreven.
|
Indien de geselecteerde deelnemer pas ná 1 oktober 2010 is ingeschreven of bij de telling 1 oktober 2010 niet mocht worden
bekostigd, stelt de instellingsaccountant alsnog vast dat:
Item | Te verrichten werkzaamheden |
---|
Naleving van Koppelingswet (WEB: artikel 8.1.1, lid 1, onder c) | – voor deze categorie deelnemers (in de selectie) bij de inschrijving de Koppelingswet is nageleefd. |
Melding van langdurige afwezigheid in het kader van (WEB: artikel 8.1.7) | – voor de geselecteerde deelnemers, indien noodzakelijk, meldingen zijn verricht aan DUO vestiging Groningen. |
Onderwijskaart bij BOL voltijd deelnemers 18 jaar en ouder (Uitvoeringsbesluit LCW 2000; artikel 2, lid 1) | – van elke geselecteerde deelnemer van 18 jaar of ouder aan voltijd BOL opleidingen een volledig ingevulde en getekende onderwijskaart
aanwezig is. |
Betaling van het Cursusgeld (Uitvoeringsbesluit LCW 2000; artikel 11, lid 1) | – van elke geselecteerde deelnemer van 18 jaar of ouder aan deeltijd BOL of BBL het wettelijke cursusgeld is geïnd dan wel een
betalingregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden, een machtiging aanwezig is. |
Afgegeven diploma’s in 2010
Van de afgegeven diploma’s in 2010, stelt de instellingsaccountant vast dat:
Item | Te verrichten werkzaamheden |
---|
Inschrijvingseis (WEB: artikel 8.1.1, lid 1) | – de geselecteerde gediplomeerde deelnemer tijdens het examen is ingeschreven bij de instelling op basis van een onderwijs-
of examenovereenkomst. |
Tijdvak en examencommissie (WEB: artikel 7.4.6) | – het diploma in 2010 is afgegeven; – het diploma door een examencommissie is afgegeven. |
Afronding van het onderzoek en bepaling van het controlegetal
Indien de instelling elektronische accountantsmutaties heeft aangeleverd moet het assurance-rapport zijn voorzien van het
aanbiedingsformulier accountantsmutaties VO/BVE, zie de website van DUO.
Het wordt aan de instellingsaccountant overgelaten in welke mate de accountantsmutaties worden onderzocht. Hij zal hierbij
de normen die voor dit werk bestaan, dienen te volgen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat hij, als het aantal mutaties in
de honderden loopt, deze niet allemaal onderzoekt, maar steekproefsgewijs. Hij dient zelf te bepalen hoe groot die moet zijn,
hierbij rekening houdend met de tolerantie van 2% per soort bekostigingsgegeven. De instellingsaccountant stelt de juiste en volledige verwerking vast van de mutaties die hij zelf heeft opgedragen. Daarnaast
stelt de instellingsaccountant de juistheid van het controlegetal vast.
Het controlegetal is op te vatten als een soort waarmerk van het bestand met inschrijvingsgegevens. Het wordt berekend door
het totaliseren van de inhoud van de bekostigingsrelevante gegevens van alle inschrijvingen beroepsonderwijs in het studiejaar 2010/2011 (van 1 augustus 2010 tot en met 31 juli 2011) die in de BRON-foto
aanwezig zijn.
De berekening van het controlegetal is beschreven in het programma van eisen (PVE), deze is te vinden op de website van DUO.
Algemene werkzaamheden kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven
De instellingsaccountant stelt vast dat:
Item | Te verrichten werkzaamheden |
---|
Aansluiting opgave leerbedrijven op deelnemersadministratie UWEB:artikel 4.2.6 en 4.2.8) | – Het aantal erkende leerbedrijven volgens de opgave aan DUO aansluit op de te onderzoeken administratie (het register leerbedrijven)
van het kenniscentrum. – De leerbedrijven zijn aangeduid met de code leerbedrijf. |
Erkenningsreglement (het reglement bevat ondermeer criteria waaraan een leerbedrijf moet voldoen; WEB artikel 7.2.10) | – Het kenniscentrum over een erkenningsreglement beschikt; – het reglement is goedgekeurd door het bestuur; – het goedgekeurde reglement in de staatscourant is gepubliceerd. |
Telling register leerbedrijven per 1 oktober 2010
Ten behoeve van de vaststelling van de juistheid van de opgaven van het aantal erkende leerbedrijven per 1 oktober 2010 stelt
de instellingsaccountant vast dat:
Item | Te verrichten werkzaamheden |
---|
Erkenning van leerbedrijven (WEB; artikel 7.2.10) | – Bij erkenning, herbeoordeling en intrekking van de erkenning van de leerbedrijven het door het bestuur goedgekeurde reglement
is nageleefd. |
Herbeoordeling van leerbedrijven (WEB: artikel 7.2.10) | – Indien het bedrijf al langer dan 4 jaar is erkend, een herbeoordeling binnen 4 jaar heeft plaatsgevonden.
|
3.4.3 Assurance-rapporten
Algemeen 1 december 2010
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft, moet hij
een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard 3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige
standaarden (NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance rapport BVE 1 december 2010
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens van ROC’s, AOC’s,
Vakinstellingen, de instituten voor doven en de Hogescholen, die deeltijd BOL in het mbo verzorgen (3c).
Aan: Opdrachtgever
Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage 2012(bij AOC’s toevoegen: voor het BVE en de
rijksbijdrage 2011 voor het VO) afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering Onderwijs en de minister van onderwijs, cultuur
en wetenschap (bij AOC’s: het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie).
Opdracht en verantwoordelijkheden
Wij hebben onderzocht of de door ons gewaarmerkte opgave(n) van de controletotalen van ..... (naam bve-onderwijsinstelling)
..... te ..... (zetel) de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2012, als bedoeld in artikel 2.2.1,
lid 1 van de wet educatie en beroepsonderwijs, (bij AOC’s: en de rijksbijdrage 2011 voor het VO) juist weergeeft (weergeven).
Deze bekostigingsgegevens betreffende de deelnemersgegevens op de peildata 1 oktober 2010 en 1 februari 2011 evenals de diplomagegevens
over het kalenderjaar 2010 zijn op de datum van het assurance-rapport opgenomen in BRON. De opgave(n) is (zijn) opgesteld
onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van de instelling. De opgave(n) sluiten met een controlegetal van .....(bij
AOC’s: voor het BVE en ..... voor het VO). Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van
de opgave(n) te verstrekken.
Werkzaamheden
Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I
2010 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle en beoordeling van historische financiële informatie.
Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt
verkregen dat de opgave(n) geen afwijkingen van materieel belang bevat(ten). Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van
werkzaamheden ter verkrijging van assurance-informatie over de controletotalen in de opgave(n). De keuze van de uit te voeren
werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van
de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in
aanmerking het voor het opmaken van en juist weergeven in de opgave(n) van controletotalen alsmede het voor de naleving van
de betreffende wet- en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van
de assurance-werkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te
geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de school/instelling.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor onze conclusie.
Conclusie
Op grond van onze werkzaamheden komen wij tot de conclusie dat de opgave(n) van de controletotalen de bekostigingsgegevens
ten behoeve van de berekening van (bij AOC: respectievelijk de rijksbijdrage 2011 en) de rijksbijdrage 2012 in alle van materieel
belang zijnde aspecten juist weergeeft (weergeven) in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.
Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring
De opgave(n) van de controletotalen en ons assurance-rapport daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor de instelling, DUO en het
Ministerie van OCW (bij AOC: en het Ministerie van EL&I) en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
Plaats, datum
Naam accountantsorganisatie
Naam externe accountant en ondertekening met die naam
Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:
Goedkeurend assurance-rapport kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven 1 december 2010
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens van de kenniscentra
beroepsonderwijs bedrijfsleven (3d).
Aan: Opdrachtgever
Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage 2012 afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering
Onderwijs en de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap.
Opdracht en verantwoordelijkheden
Wij hebben onderzocht of de opgave(n) van het aantal leerbedrijven, zoals vermeld op het formulier ‘Telling leerbedrijven
peildatum 1 oktober 2010’ van ..... (naam kenniscentrum) .......... te .......... (zetel) de bekostigingsgegevens ten behoeve
van de berekening van de rijksbijdrage 20121, als bedoeld in artikel 2.4.1 van de wet educatie en beroepsonderwijs, juist
weergeeft (weergeven). De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van het kenniscentrum.
Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van de opgave(n) te verstrekken.
Werkzaamheden
Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I
2010 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle en beoordeling van historische financiële informatie.
Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt
verkregen dat de opgave(n) geen afwijkingen van materieel belang bevat(ten). Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van
werkzaamheden ter verkrijging van assurance-informatie over de controletotalen in de opgave(n). De keuze van de uit te voeren
werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van
de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in
aanmerking het voor het opmaken van en juist weergeven in de opgave(n) van controletotalen alsmede het voor de naleving van
de betreffende wet- en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van
de assurance-werkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te
geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van het kenniscentrum.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor onze conclusie.
Conclusie
Op grond van onze werkzaamheden komen wij tot de conclusie dat de opgave(n) van de leerbedrijven per 1 oktober 2010 ten behoeve
van de berekening van de rijksbijdrage 2012 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weergeeft (weergeven) in overeenstemming
met het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.
Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring
De opgave(n) van de controletotalen en ons assurance-rapport daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor de instelling, DUO en het Ministerie van OCW en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
Plaats, datum
Naam accountantsorganisatie
Naam externe accountant en ondertekening met die naam
Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:
3.5 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector HO
3.5.1 Algemeen 1 juli 2010
Het controleprotocol ho wordt conform de WHW (artikel 2.10a) en krachtens het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (artikel 4.5) vastgesteld
bij ministeriële regeling. Het controleprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving
naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring
conform artikel 2.9 lid 3 van de WHW) bij de bekostigingsgegevens die nodig zijn voor uitvoering van de WHW, de WSF 2000,
het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format
opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Hiermee wordt tevens het sluitstuk van het toezicht verankerd.
Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform het Uitvoeringsbesluit WHW
2008; deze gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.
Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens sector HO is van toepassing op de in artikel 1.8 van de WHW genoemde bekostigde
instellingen , waaronder begrepen de conform het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 bekostigde Transnationale Universiteit Limburg.
De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat uit:
• de Wet op het Hoger Onderwijs en Onderzoek (WHW);
• de Wet Studiefinanciering 2000 (WSF 2000);
• de Vreemdelingenwet 2000;
• het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (UWHW 2008);
• de Regeling financiën hoger onderwijs;
• de notities Helderheid HO;
• de Regeling aanmelding en selectie hoger onderwijs;
• de Regeling aanvullende eisen voor hoger onderwijs en kunstonderwijs 2007;
• de Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007;
• het Verdrag inzake de Transnationale Universiteit Limburg.
De wet- en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl
Een belangrijk deel van deze gegevens worden ontleend aan het Centraal Register Inschrijving Hoger Onderwijs (CRI-HO). Het
CRI-HO wordt beheerd door de DUO. De procedures ten aanzien van de levering en registratie van de gegevens in, en de uitwisseling
van informatie hierover met DUO is beschreven in de ‘Handleiding CRI-HO’; deze is te vinden op de website van DUO. DUO verzorgt
tevens de opvraag van bekostigingsgegevens die niet in CRI-HO zijn geregistreerd.
3.5.2 Onderzoek bekostigingsgegevens
3.5.2.1 Object van onderzoek1 december 2010
De gegevens inzake inschrijvingen en graadverleningen bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage en zijn daarnaast
van belang voor de uitvoering van de WHW, de WSF 2000 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het is daarom van groot belang
dat de instellingsaccountant primair de juistheid van deze gegevens vaststelt. Deze gegevens worden voor een belangrijk deel
ontleend aan het CRI-HO; daarnaast worden een aantal gegevens afzonderlijk door instellingen voor hoger onderwijs opgegeven.
De instellingsaccountant geeft een assurance-rapport af over de registraties in CRI-HO en de afzonderlijke opgaven door de
instellingen.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt.
Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
De relevante soorten gegevens voor instellingen voor hoger onderwijs betreffen:
• het aantal inschrijvingen als student in de periode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010;
• het aantal studenten dat een graad (Bachelor of Master) heeft gehaald in de peilperiode 1 oktober 2009 tot en met 30 september
2010;
• het aantal studenten dat het examen behorend bij een ongedeelde opleiding of een voortgezette opleiding met succes heeft afgerond
in de periode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010;
• het aantal proefschriften leidend tot een promotie in het kalenderjaar 2010 en/of het aantal ontwerpcertificaten dat is uitgereikt
in het kalenderjaar 2010.
Gelet op deze gegevens, vormt het object van onderzoek van de instellingsaccountant:
• de gegevens over de deelname aan het hoger onderwijs zoals die zijn verstrekt door instellingen voor registratie in het Centraal
Register Inschrijving Hoger Onderwijs (CRI-HO) dat wordt beheerd door DUO;
• de afzonderlijke opgave van het aantal proefschriften leidend tot een promotie en ontwerperscertificaten door instellingen
voor wetenschappelijk onderwijs (deze gegevens zijn niet opgenomen in het CRI-HO):
• de afzonderlijke opgaven van inschrijvingen en behaalde graden in de peilperiode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010
aan de Transnationale Universiteit Limburg (gelieerd aan de Universiteit Maastricht);
• de afzonderlijke opgave van behaalde graden in de peilperiode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 en het aantal proefschriften
leidend tot een promotie en het aantal ontwerperscertificaten in 2010 aan de Open Universiteit Nederland.
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
• de studentenadministratie van de te onderzoeken instelling;
• de in CRI-HO geregistreerde studentgegevens en mutaties op deze gegevens tot en met het moment waarop de instelling een mutatiestop
aanvraagt;
• een overzicht met accountantsmutaties;
• het promotieregister dat volgens de WHW bij een instelling voor hoger onderwijs aanwezig moet zijn;
• de afzonderlijke opgaven van het aantal proefschriften en/of ontwerperscertificaten van instellingen voor wetenschappelijk
onderwijs;
• voor de Open Universiteit en Transnationale Universiteit Limburg: de afzonderlijke opgaven van de hiervoor van deze instellingen
genoemde gegevens;
• het Centrale register opleidingen hoger 0nderwijs (CROHO).
Voor de betekenis van de door DUO uitgevoerde controles en eventuele signalen bij de verwerking van de studentgegevens in
CRI-HO wordt verwezen naar het Handboek CRI-HO (beschikbaar via de site van DUO).
Indien Studielink een verklaring kan overleggen waaruit blijkt dat de maatregelen en procedures ter waarborging van de betrouwbaarheid
en de continuïteit van de geautomatiseerde gegevensverwerking door of namens de Stichting Studielink voldoen aan de gestelde
normen kan de instellingsaccountant, indien en voor zover aanmeld-, inschrijf- en betalingsgegevens via Studielink worden
verstrekt aan de instelling, bij de beoordeling van de juistheid van de gegevens uitgaan van een correcte werking en aflevering
van de gegevens door Studielink. Indien de bedoelde verklaring niet aanwezig is kan de instellingsaccountant volstaan met
een disclaimer in het assurance-rapport.
3.5.2.2 Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant 1 december 2010
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie hierover vast in zijn dossier.
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240 en de notitie ‘Helderheid in de bekostiging
van het hoger onderwijs’. In de hierna beschreven onderzoeksaanpak wordt uitgegaan van een voor een onderwijsinstelling normaal
laag inherent risico. Als er sprake is van verhoogd inherent risico past de instellingsaccountant de omvang van de werkzaamheden
aan. Daarnaast heeft de risicoanalyse als doel om tot een uitspraak te komen over de vraag of de instellingsaccountant bij
zijn verdere werkzaamheden kan steunen op de aanwezige interne beheersingsmaatregelen (IB).
De werkzaamheden verricht door een interne controle afdeling van de instelling kunnen niet de door de instellingsaccountant
te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van de interne controle afdeling maken onderdeel uit van de interne
beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.
Om tot een uitspraak over de kwaliteit van de IB te komen dient de instellingsaccountant werkzaamheden te verrichten.Deze werkzaamheden bestaan uit:
• minimaal 20 procedure testen of
• werkzaamheden, op grond waarvan de instellingsaccountant een uitspraak kan doen over de kwaliteit van de werkzaamheden van
een interne controle afdeling.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de
werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier
vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Steunen op IB
Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie komt, dat hij kan steunen op de
aanwezige IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:
Aantal records | Omvang gegevensgerichte werkzaamheden |
---|
< 101 | 5 deelwaarnemingen |
>100 en < 501 | 10 deelwaarnemingen |
>500 en < 1001 | 15 deelwaarnemingen |
>1000 en < 5001 | 20 deelwaarnemingen |
>5000 | 25 deelwaarnemingen |
Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.
Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant worden geconstateerd, wordt het onderzoek
uitgebreid naar een onderzoek met een omvang op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch
bepaalde steekproef omvang).
Niet steunen op IB
Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET kan steunen op de aanwezige IB of in het
geval de instellingsaccountant kiest voor een gegevensgerichte onderzoeksaanpak, wordt gebruik gemaakt van een statistisch
bepaalde steekproef omvang.
In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van de instellingsaccountant aanwezig te
zijn:
– bepaling van de massa;
– bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;
– wijze van selectie van de posten;
– een foutenevaluatie.
–
3.5.2.3 Minimale werkzaamheden1 december 2010
Algemene werkzaamheden
De instellingsaccountant stelt vast dat:
Item | Te verrichten werkzaamheden |
---|
Aansluiting van de actuele foto CRI-HO (of de afzonderlijke opgave van bekostigings-gegevens) op de administratie van de instelling | – de gegevens CRI-HO over de periode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 aansluiten op de gegevens volgens de te onderzoeken
studentenadministratie; – de opgaven van het aantal proefschriften leidend tot een promotie en het aantal ontwerperscertificaten aansluiten op het register
dat hiervan wordt aangehouden door de instelling; – de overige afzonderlijke opgegeven bekostigingsgegevens aansluiten op de gegevens uit de administratie van de betreffende
instelling. |
Verificatie adres- en woonplaats- en nationaliteitsgegevens | – de instelling een procedure heeft ingericht voor de verificatie van adres-, woonplaats- en nationaliteitsgegevens voorzover
deze gegevens niet zijn opgenomen in een basisadministratie (GBA) volgens de Wet Gemeentelijk Basisadministratie. |
Naleving van Koppelingswet | – de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert voor de inschrijving van studenten die vallen onder de Koppelingswet
(bij de inschrijving 18 jaar of ouder en niet over een Nederlandse Nationaliteit beschikken). |
Notitie Helderheid HO | – de instelling verantwoording heeft afgelegd in het jaarverslag over de naleving van de thema’s van de Notitie Helderheid die
de bekostigingsgegevens betreffen; – de door instelling verantwoorde informatie juist en volledig is. |
Detectie van dubbele inschrijvingen bij ‘opleiding van eerste inschrijving’. | – in CRI-HO geen dubbele inschrijvingen van een student voorkomen met een ‘opleiding van eerste inschrijving’ met code ‘J’.
|
Afzonderlijke opgave van promoties WO | – het aantal proefschriften dat in 2010 heeft geleid tot een promotie, overeenkomt met het aantal proefschriften dat is opgenomen
in het promotieregister van de betreffende instelling wegens een in 2010 met goed gevolg verdedigd proefschrift |
Afzonderlijke opgave ontwerperscertificaten WO | – het aantal in 2010 uitgereikte ontwerperscertificaten overeenkomt met het aantal getuigschriften wegens het met goed gevolg
afronden van onderwijs als bedoeld in bijlage 7 bij het UWHW 2008. |
Beoordeling van inschrijvingen in de periode 1-10-2009 tot en met 30-9-2010 (HO)
Voor wat betreft inschrijvingen gedurende de periode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 (HO) stelt de instellingsaccountant
vast dat:
Item | Te verrichten werkzaamheden |
---|
Toetsing gegevens vooropleiding (titel 2 WHW) | – bij een nieuwe inschrijving: de student voldoet aan de vooropleidingseisen ex titel 2 WHW op basis van digitale verificatie
door DUO of afschriften van getuigschriften; – bij een nieuwe inschrijving: de student aan een opleiding met een landelijke beperkte instroom, een bewijs namens DUO heeft
overhandigd van de toelating tot deze opleiding; |
Het voldoen aan de verplichting tot het betalen van collegegeld (art. 7.37 WHW) | – de student op het moment van inschrijving heeft voldaan aan de verplichting tot het voldoen van collegegeld ex artikel 7.37
van de WHW, dat wil zeggen een betaling van het collegegeld ineens of op basis van een machtiging tot het innen van het collegegeld
via een regeling tot gespreide betaling; – bij het voldoen van het collegegeld voor de student door een derde, de student schriftelijk of via digitale mogelijkheid in
Studielink heeft verklaard hiermee akkoord te zijn gegaan; – de student niet is vrijgesteld van het voldoen van collegegeld ex artikel 7.48 1eof 2elid. |
Toetsing inschrijving aan een opleiding (art. 2.6, art. 7.17, art. 7.32) | – de student is ingeschreven aan een initiële in het CROHO geregistreerde opleiding die de instelling verzorgt in de vestigingsplaats(en)
van de opleiding; – indien de student als vreemdeling moet worden beschouwd – ex art. 7.32, lid 5 WHW:
• de student jonger is dan 18 jaar, of • rechtmatig verblijf houdt in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000 (naleving koppelingswet).
op basis van bij de instelling aanwezige kopieën van documenten of uit een verificatie door DUO; – dat bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen ouder dan 18 jaar een van de volgende gegevens beschikbaar is (voor zover
geen verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden): • een definitieve verblijfsvergunning, of • een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig verblijf, of-; • een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of • een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges voor een verblijfsvergunning. – indien de student niet is opgenomen in een GBA, aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig zijn duidelijk
is dat: • waar de student woonachtig is, welke nationaliteit de student heeft en dat de registratie hiervan in CRI-HO juist is. NB:
Een student die woonachtig is in het buitenland kan slechts voor bekostiging in aanmerking komen voorzover hij: ° woonachtig is in België, Luxemburg of een van de bondsstaten Noord-Rijnland-Westfalen, Nedersaksen en Bremen van de Bondsrepubliek
Duitsland (in relatie tot indicatie adres); ° de Nederlandse, Surinaamse of Zwitserse nationaliteit bezit of burger is van 1 van de lidstaten van de EER op basis van bij
de instelling aanwezige kopieën van documenten of uit een verificatie door DUO (in relatie tot indicatie EER); – indien geen verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden op de verblijfstatus van de student, dat aan de hand van bewijsstukken
die bij de instelling aanwezig zijn duidelijk is dat de student behoort tot een van de groepen studerenden, bedoeld in artikel 2.2,
lid 1 , van de Wet studiefinanciering 2000. |
Toetsing delen van opleidingen en/of maatwerktrajecten (notities helderheid in het hoger onderwijs 2004) | – de student niet is ingeschreven voor het slechts volgen van delen van een opleiding; – in het geval een student deelneemt aan een maatwerktraject: • er ook sprake is een aanbod van een regulier traject van de CROHO opleiding, en • dat contractueel is vastgelegd wat de meerkosten van het maatwerktraject zijn ten opzichte van de kosten van een reguliere
opleiding en de rijksbijdrage die voor deze opleiding wordt ontvangen. |
Toetsing over gegevens van het betreffende record van de student in CRI-HO | – de bekostigingsrelevante velden in CRI-HO van de betreffende student juist zijn gevuld; het betreft de volgende velden: • Inschrijvingsjaar • Adm.nr. van de instelling • Opleidingscode • Opleidingsfase • Opleidingsvorm • Inschrijvingsvorm • Maand vanaf • Maand tot • Opleiding van eerste inschrijving • Maand examenresultaat • Code examenresultaat • Indicatie adres • Woonplaatsvereiste • Nationaliteitsvereiste SF • Code beëindiging • Bron adres |
Voor wat betreft de Transnationale Universiteit Limburg voert de instellingsaccountant deze onderzoeken uit op de opgave van
inschrijvingen met een Nederlandse nationaliteit en op de inschrijvingen met de niet-Belgische nationaliteit. Conform het
Verdrag tussen Nederland en Vlaanderen over de Transnationale Universiteit Limburg, wordt het aantal studenten dat niet de
Nederlandse of Belgische nationaliteit beschikt naar rato van de verhouding Nederlandse en Belgische studenten toegerekend
aan Nederland. Voor dit aandeel stelt de instellingsaccountant vast dat de studenten overigens voldoen aan de bekostigingsvoorwaarden
zoals die gelden onder de bepalingen van de WHW.
Verlening van graden in de periode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010
Voor wat betreft de graden (bachelor, master) die aan een student zijn verleend in de peilperiode 1 oktober 2009 tot en met
30 september 2010 stelt de instellingsaccountant vast dat:
Item | Te verrichten werkzaamheden |
---|
Toetsing velden ‘maand examenresultaat’ en ‘code examenresultaat’ (handleiding CRI-HO) en ter validering van art. 7.10a, art.
18.15 en art. 18.20 WHW en artikel 4.1, 4.9 en 4.20 van UWHW 2008.
| – de waarneming bij de beoordeling van graden Bachelor of Master of het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen is
gericht op de velden ‘maand examenresultaat’ (moet bij een graadverlening zijn ingevuld) en ‘code examenresultaat’ (moet bij
een graadverlening de code 1 of code 9 bevatten); – het verlenen van de graad Bachelor en/of graad Master geschiedt na of op het moment dat sprake is van het met goed gevolg
afleggen van het afsluitend examen, zoals vastgesteld door de examencommissie; – de datum van het examenresultaat overeenkomt met de datum waarop de examencommissie heeft vastgesteld dat het afsluitend examen
met goed gevolg is afgelegd of de datum op het namens de examencommissie uitgereikte getuigschrift. |
Voor wat betreft de Open Universiteit (waarvan de gegevens niet in CRI-HO zijn opgenomen) stelt de instellingsaccountant vast
dat de opgegeven verleende graden in de periode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 voldoen aan de bovenvermelde toetsingspunten.
Voor wat betreft de Transnationale Universiteit Limburg voert de instellingsaccountant deze onderzoeken uit op de opgave van
het aantal in deze periode verleende graden aan studenten met een Nederlandse nationaliteit en studenten met de niet-Belgische
nationaliteit. Conform het Verdrag tussen Nederland en Vlaanderen over de Transnationale Universiteit Limburg, wordt het aantal
studenten dat niet de Nederlandse of Belgische nationaliteit beschikt naar rato van de verhouding Nederlandse en Belgische
studenten toegerekend aan Nederland. Voor dit aandeel stelt de instellingsaccountant vast dat de studenten overigens voldoen
aan de bekostigingsvoorwaarden zoals die gelden onder de bepalingen van de WHW.
Proefschriften leiden tot promoties en het verlenen van ontwerperscertificaten in 2010
De universiteiten doen afzonderlijk opgaven van het aantal proefschriften dat in 2010 heeft geleid tot een promotie en van
het aantal ontwerperscertificaten dat in 2010 is uitgereikt wegens het met goed gevolg afronden van onderwijs als bedoeld
in bijlage 7 bij het UWHW 2008.
De instellingsaccountant stelt vast dat:
Item | Te verrichten werkzaamheden |
---|
Vaststellen van de aanwezigheid van de getuigschriften en het succesvol verdedigde proefschrift | – in de administratie van de instelling de met succes verdedigde proefschriften en ontwerperscertificaten aanwezig zijn; – in de administratie van de instelling kopieën aanwezig zijn van het getuigschrift horend bij de promotie die met deze proefschriften
en ontwerperscertificaten samenhangen; – de getuigschriften zijn afgegeven door de instelling mede namens een promotiecommissie die aan de betreffende instelling is
verbonden. |
Werkzaamheden in verband met het te bepalen controletotaal
Bij het accountantsonderzoek wordt vastgesteld dat de inhoud van de actuele CRI-HO-foto – vanaf het moment dat de instelling
zelf heeft gevraagd om een mutatiestop – voldoet aan de eisen en dat de ingediende mutaties naar aanleiding van het accountantsonderzoek
zijn verwerkt door DUO. Vervolgens stelt de instellingsaccountant een assurance-rapport op bij deze actuele foto; in een bijlage
bij dit assurance-rapport neemt de instellingsaccountant de controletotalen op die horen bij de gecontroleerde CRI-HO foto.
In het geval er nog mutaties moeten worden doorgevoerd in CRI-HO beoordeelt de instellingsaccountant deze mutaties en voegt
een gewaarmerkt overzicht van deze mutaties als bijlage bij het assurance-rapport; tevens bepaalt de instellingsaccountant
in dat geval de invloed van deze mutaties op het controletotaal. DUO controleert het assurance-rapport en de controletotalen
en maakt (na acceptatie van het assurance-rapport) vervolgens een definitieve foto. DUO stelt de definitieve CRI-HO-foto ter
beschikking aan de ho-instelling.
De ho-instelling verstuurt het assurance-rapport en de gewaarmerkte bijlage met de controletotalen in het onderstaande format
naar DUO.
Controle items | Actuele foto | Correcties | Definitieve foto |
---|
Administratienummer OWI | | | |
Totaal inschrijvingsjaar | | | |
Totaal administratienummer OWI | | | |
Totaal opleidingscode | | | |
Totaal opleidingsfase | | | |
Totaal opleidingsvorm | | | |
Totaal inschrijvingsvorm | | | |
Totaal maand vanaf | | | |
Totaal maand tot | | | |
Totaal opleiding van eerste inschrijving | | | |
Totaal maand examenresultaat | | | |
Totaal code examenresultaat | | | |
Totaal aantal records | | | |
Totaal (som attributen) | | | |
In het Programma van Levering (PvL) van CRI-HO is beschreven hoe het controletotaal wordt bepaald. De berekening van de correcties
staat beschreven in het Handboek CRI-HO.
3.5.3 Assurance-rapport
Algemeen 1 december 2010
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft, moet hij
een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard 3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige
standaarden (NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance-rapport HO 1 december 2010
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens van HO-instellingen
(4b).
Aan: Opdrachtgever
Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens peilperiode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010, afgegeven voor Dienst
Uitvoering Onderwijs en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of indien van toepassing, de minister van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie.
Opdracht en verantwoordelijkheden
Wij hebben onderzocht of de bijgevoegde, door ons gewaarmerkte opgave(n) van de gegevens van ..... (naam ho-instelling) .....
te ..... (zetel) de gegevens inzake inschrijvingen, graadverleningen en afsluitend examen, proefschriften en ontwerperscertificaten,
juist weergeeft (weergeven). Deze gegevens bestaan uit gegevens inzake inschrijvingen, graadverleningen en afsluitende examens
die op de datum van het assurance-rapport zijn opgenomen in het Centraal register inschrijving hoger onderwijs en worden weergegeven
via een opgave van controletotalen en betreffen de stand over de onderzoeksperiode 1 oktober 2009 tot en met 30 september
2010. Deze gegevens kunnen tevens betreffen de afzonderlijke opgave van proefschriften leidend tot een promotie en ontwerperscertificaten
in het kalenderjaar 2010. De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de instelling. Het
is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van de opgave(n) te verstrekken.
Werkzaamheden
Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I
2010 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle en beoordeling van historische financiële informatie.
Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt
verkregen dat de opgave geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden
ter verkrijging van assurance-informatie over de controletotalen in de opgave(n). De keuze van de uit te voeren werkzaamheden
is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s
van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking
het voor het opmaken van en juist weergeven in de opgave(n) van controletotalen alsmede het voor de naleving van de betreffende
wet- en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de assurance-werkzaamheden
die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit
van het interne beheersingssysteem van de instelling.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor onze conclusie.
Conclusie
Op grond van onze werkzaamheden komen wij tot de conclusie dat de opgave(n) van de gegevens, de gegevens in alle van materieel
belang zijnde aspecten juist weergeeft (weergeven) in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010.
Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring
De opgave(n) van de controletotalen en ons assurance-rapport daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor de instelling, DUO en het
Ministerie van OCW of indien van toepassing, het ministerie van EL&I en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden
gebruikt.
Plaats, datum
Naam accountantsorganisatie
Naam externe accountant en ondertekening met die naam
Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:
4 Controle FSR
1 juli 2009
Referentiekader: |
Controlecriteria | * Controlecriteria zijn opgenomen in de van de FSR deel uitmakende afzonderlijke subsidieregeling * Rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging’ |
Verslaggevingscriteria | * Regeling jaarverslaggeving onderwijs * Bijlage bij de Regeling jaarverslaggeving onderwijs van 17 december 2007, kenmerk WJZ-2007/50507 (FSR) * ‘Convenant lastenreductie doelsubsidies universiteiten’ * Rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging’ |
Toleranties |
| Rechtmatigheid | Getrouwe weergave |
Goedkeuringstolerantie | 1% van het totaal van de specifieke doelsubsidies(bestedingen) | 1% van de totale baten |
Rapportagetolerantie | 0,1% | 0,1% |
4.1 Algemeen 1 juli 2010
Uitgangspunten 1 december 2010
De verantwoording door de instellingen voor Hoger Onderwijs over de specifieke doelsubsidies wordt opgenomen in één verantwoordingsdocument(single
information): de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR), waarbij de accountant een controleverklaring afgeeft.
Op grond van de Richtlijn Jaarverslaggeving Onderwijs artikel 3 lid g is FSR verplicht.
In het rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging’ is in hoofdstuk 3 en in de bijlagen bij het rapport het normenkader voor de
FSR opgenomen. De werking hiervan is geformaliseerd via de RJO artikel 3 lid g en het model overeenkomstig de tabel in de
bijlage van de RJO. Dit normenkader vormt het uitgangspunt voor de controle door de instellingsaccountant.
FSR 1 juli 2009
De FSR bestaat uit het verantwoordingsdocument en een toelichting.
De FSR bevat:
• de financiële verantwoording over alle subsidiegeldstromen vanuit het Rijk (derde geldstroom) exclusief de lumpsumbijdrage
van OCW/EL&I (eerste geldstroom) en exclusief de subsidies van NWO/KNAW (tweede geldstroom);
• de in dat jaar afgeronde en lopende projecten. Zo wordt jaarlijks zekerheid gegeven over de meerjarige projecten;
• alléén de informatie die van invloed is op de (financiële) vaststelling van de subsidie. De inhoudelijke (niet-financiële)
verantwoordingen worden rechtstreeks aan de subsidieverstrekker overgelegd en niet gecontroleerd door een accountant;
• een toelichting. In de toelichting op de FSR:
° rapporteert de instelling de niet-gecorrigeerde fouten (rapportagetolerantie van 0,1%). Voor zover fouten in de controle worden
gevonden is het uitgangspunt dat gevonden fouten worden gecorrigeerd. Voor zover dat (om bepaalde redenen) niet gebeurt, worden
de fouten die voortkomen uit de interne en externe controle gemeld. Hiervoor geldt een zogenaamde rapportagetolerantie(voor
fouten 0,1% van de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording) die aangeeft wanneer de gevonden fouten moeten worden
gerapporteerd.; en
° beschrijft de instelling de gehanteerde grondslagen. De instelling hanteert daarbij de Rijksbrede voorwaarden en begrippen
conform de onderliggende subsidieregelingen. Het gaat daarbij om gestandaardiseerde kostengrondslagen (gelimiteerd tot drie
vormen), gestandaardiseerde begrippen en gestandaardiseerde voorwaarden. Ook de voorwaarden voor het gebruik van een systeem
van integrale kosten worden vastgelegd in de afzonderlijke subsidieregelingen. Deze begrippen en voorwaarden zijn ontleend
aan het rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging’.
Format FSR 1 december 2010
De instelling verstuurt de FSR (subsidieoverzicht) jaarlijks gelijktijdig met de jaarrekening naar DUO vestiging Zoetermeer.
In de bijlage bij de Regeling jaarverslaggeving onderwijs is het format voor het overzicht opgenomen. De FSR wordt zowel in
papieren vorm als digitaal (EFJ) verzonden.
Het DUO stelt de FSR en controleverklaring van de instellingen elektronisch beschikbaar aan de subsidieverstrekker en overige
belanghebbenden. Om deze ‘shared service’ effectief uit te kunnen voeren moet de instelling aan de volgende voorwaarden voldoen:
– de financiële rijkssubsidieverantwoording wordt gelijktijdig met het jaarverslag/jaarrekening meegestuurd (dus voor 1 juli);
– voor elke projectsubsidie moeten de volgende kenmerken vermeld worden: projectnummer, opdrachtgever (subsidieverstrekker),
uitvoeringsinstantie, looptijd, hoogte van de projectsubsidie, het totale projectbudget, de maximale projectsubsidie en eventuele
specifieke verantwoordingseisen (zie ook het format voor het subsidieoverzicht).
Onderzoeksaanpak 1 juli 2009
De instellingsaccountant voert de volgende werkzaamheden uit.
De instellingsaccountant:
• stelt vast dat de FSR de grootte en de samenstelling van de specifieke doelsubsidies juist weergeeft.
Uit de (subsidie)voorwaarden van de afzonderlijke specifieke doelsubsidies blijkt of deze via de FSR verantwoord dienen te
worden. Het is de instelling en niet de instellingsaccountant die verantwoordelijk is voor de volledigheid van de FSR. Het
niet opnemen van een specifieke doelsubsidie door de instelling kan consequenties hebben voor het verantwoordingstraject van
die subsidie.
• stelt op grond van de subsidievoorwaarden van de desbetreffende in de FSR opgenomen afzonderlijke specifieke doelsubsidies
vast dat de specifieke doelsubsidies rechtmatig zijn besteed. De instellingsaccountant controleert, met inachtneming van de
goedkeuringstolerantie, het totaal van alle specifieke doelsubsidies. Ten aanzien van de in paragraaf ‘Controlewerkzaamheden
per regeling’ opgenomen specifieke doelsubsidies schrijft het controleprotocol minimale controlewerkzaamheden voor.
Voor nog te besteden subsidies uit voorgaande jaren blijven de aanwijzingen uit voorgaande controleprotocollen van kracht.
• stelt vast dat de in de toelichting op de FSR beschreven gehanteerde grondslagen:
° voldoen aan Rijksbrede voorwaarden en begrippen. Dit betekent dat de beschreven grondslagen in overeenstemming zijn met de
in de onderliggende subsidieregelingen opgenomen gestandaardiseerde kostengrondslagen, gestandaardiseerde begrippen en gestandaardiseerde
voorwaarden;
° juist door de instelling zijn toegepast. Ten aanzien van de kostengrondslag ‘integrale kosten’ zijn extra voorwaarden gesteld.
De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling voldaan heeft aan deze voorwaarden.
De toetsing van de gehanteerde grondslagen maakt onderdeel uit van de rechtmatigheidscontrole van de FSR.
• stelt vast dat de instelling heeft voldaan aan de voorwaarden zoals beschreven in ‘Format FSR’.
• stelt de aansluiting van de FSR vast met de jaarrekening van de instelling.
Toleranties 1 december 2010
Voor deze controle geldt een specifieke goedkeurings- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting). Het totaalbedrag
van de bestedingen van de specifieke doelsubsidies vormt een afzonderlijke massa waarop de toleranties voor de controle van
de bestedingen moeten worden toegepast. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij kan verklaren dat geen onrechtmatige bestedingen voorkomen
met een belang dat groter is dan 1% van de totale bestedingen van de specifieke doelsubsidies.
Als deze tolerantie wordt overschreden, maar de tolerantiegrens voor de jaarrekeningcontrole niet, dan heeft dit geen invloed
op de controleverklaring bij de jaarrekening. Zie voor een nadere toelichting Algemeen. Het kan eventueel voor de instelling
wel consequenties hebben voor terugbetalingsverplichtingen, zoals uit de desbetreffende regeling blijkt.
Als de instellingsaccountant bestedingen constateert die in strijd zijn met de subsidievoorwaarden en deze hebben mogelijk
invloed op de totale omvang van de specifieke doelsubsidies, dan moet de instelling deze corrigeren. Indien de instellingsaccountant constateert dat de besteding niet rechtmatig is, dan ziet de instellingsaccountant erop toe
dat de instelling dit corrigeert.
Indien de correctie niet plaatsvindt dan neemt de instelling deze op in de toelichting op de FSR.
De rapportagetolerantie is 0,1% van de totale bestedingen van de specifieke doelsubsidies.
Aansluiting tussen FSR en jaarrekening 1 juli 2009
De instellingsaccountant stelt de aansluiting vast tussen de FSR en de jaarrekening.
Accountantsproducten 1 december 2010
De instellingsaccountant geeft een controleverklaring af over zowel de juistheid als de financiële rechtmatigheid van de specifieke
doelsubsidies in de FSR.
Naast de juistheid van de FSR vallen de financiële informatie in de rapportage van de instelling over de niet-gecorrigeerde
fouten en de toelichting op de gehanteerde grondslagen onder de reikwijdte van de controleverklaring.
Voor overige bevindingen maakt de instellingsaccountant gebruik van een rapport van bevindingen, waarin hij de aard en de
omvang van de bevindingen opneemt. Hij hanteert daarbij de bij ‘toleranties’ opgenomen rapportagetolerantie. Hij maakt hier
in ieder geval gebruik van indien:
• de instelling niet-gecorrigeerde fouten niet opneemt in de toelichting bij de FSR;
• de grondslagen niet in overeenstemming zijn met de Rijksbrede voorwaarden en begrippen zoals opgenomen in de onderliggende
subsidieregelingen of niet juist worden toegepast;
• de instelling de voorwaarden zoals opgenomen in ‘Format FSR’ niet naleeft;
4.2 Controlewerkzaamheden per regeling 1 juli 2009
Algemeen
De instellingsaccountant controleert alle specifieke doelsubsidies.Het controleprotocol kan minimale controlewerkzaamheden voorschrijven ten aanzien van één of meerdere met name genoemde doelsubsidies.
Subsidiebeschikking Beta-techniek (fes-middelen)
Ten aanzien van de Subsidiebeschikking Beta-techniek (fes-middelen) betrekt de instellingsaccountant bij zijn controlewerkzaamheden
de kwantitatieve doelstelling van de subsidie en dat daartoe een administratie aanwezig dient te zijn. Hij stelt vast dat
de administratie voldoet aan de onderstaande criteria:
• dat er een administratie is van de aantallen die in de doelstelling van de subsidie zijn genoemd in artikel 6 van de subsidiebeschikking
HO/CBV/2007/43454, te weten
° HO-docenten die worden ingezet in de bovenbouw van HAVO/VWO en/of
° VO-docenten die worden ingezet in het HO en
° Pabo-studenten die versneld op het gewenste kennis- en waardigheidsniveau worden geschoold in het domein wetenschap en techniek.
• dat de aantallen in het Verslag van activiteiten, genoemd in artikel 7 van bovengenoemde beschikking, overeenkomen met de
aantallen in de administratie.
4.3 Controleverklaring bij FSR 1 december 2010
Goedkeurende controleverklaring bij de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR) 2010 (5a)
Controle verklaring van de onafhankelijke accountant15
Aan: Opdrachtgever
Verklaring betreffende de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR)
Wij hebben de bijgevoegde Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR) 2010 van ..... (naam instelling) te .....
(statutaire vestigingsplaats) bestaande uit het verantwoordingsdocument FSR en de toelichting daarop gecontroleerd. De FSR
is opgesteld door het bestuur van de instelling op basis van de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs en de relevante wet-
en regelgeving.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor het opstellen van de FSR in overeenstemming met de Regeling Jaarverslaggeving
Onderwijs. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de opgenomen bedragen in de FSR. Dat houdt in
dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur
is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opstellen van de FSR en
de naleving van de relevante wet- regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude
of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de FSR op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 3, lid
g van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en
het onderwijscontroleprotocol OCW/EL&I 2010. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat
wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de FSR geen afwijkingen
van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen
in de FSR. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip
van het inschatten van de risico’s dat de FSR een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij
het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken
van de FSR van de specifieke doelsubsidies en het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de naleving van de relevante wet- en
regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen
hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de
entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving
en de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de instelling gemaakte
schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de FSR.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel
te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel geeft de FSR de grootte en de samenstelling van de specifieke doelsubsidies van .......... (naam entiteit)
over 2010 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weer in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze FSR verantwoorde specifieke doelsubsidies over 2010 voldoen aan de eisen van financiële
rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen
bepalingen.
Beperking in gebruik en verspreidingskring
Wij vestigen de aandacht op punt .. in de toelichting van de FSR, waarin is uiteengezet voor welk doel de FSR is opgesteld
en met welke basis voor financiële verslaggeving. Hieruit volgt dat de FSR is opgesteld voor het Ministerie van OCW16 met als doel het vaststellen van de specifieke doelsubsidies die in de FSR zijn opgenomen. De FSR hoeft derhalve niet geschikt
te zijn voor andere doeleinden. Onze controleverklaring is uitsluitend bedoeld voor .......... (naam instelling) en dient
niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen dan het Ministerie van OCW16
Plaats, datum
Naam accountantspraktijk
........... (naam onafhankelijke (of bevoegde interne) accountant)
5 Onderwijslinks 1 december 2010
• | Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: | www.rijksoverheid.nl |
• | Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie | www.rijksoverheid.nl |
• | DUO-CFI: | www.ocwduo.nl |
• | Koninklijk NIVRA: | www.nivra.nl |
• | Raad voor de Jaarverslaggeving: | www.rjnet.nl |
• | Lumpsum PO: | www.lumpsumportaal.nl |
• | PO-raad | www.poraad.nl |
• | WEC-raad | www.wec-raad.nl |
• | VO-raad | www.vo-raad.nl |
• | MBO-Raad: | www.mboraad.nl |
• | AOC-raad: | www.aocraad.nl |
• | HBO-Raad: | www.hbo-raad.nl |
• | VSNU: | www.vsnu.nl |
• | Immigratie- en Naturalisatiedienst: | www.ind.nl |
• | Inspectie van het Onderwijs: | www.onderwijsinspectie.nl |
• | Voortijdig Schoolverlaten: | www.voortijdigschoolverlaten.nl |
• | Vervangingsfonds/Participatiefonds: | www.vfpf.nl |
• | Instroomtoets PF | www.instroomtoets.nl |
• | Kennisnet: | www.kennisnet.nl |
• | Groen Kennisnet: | www.groenkennisnet.nl |
• | Overheid (inclusief wet- en regelgeving) | www.overheid.nl |
Voor actuele informatie over het onderwijsnummer kunt u terecht op de volgende internetsites: |
• | Wet- en regelgeving over het persoonsgebonden nummer | www.minocw.nl/onderwijsnummer |
• | Informatie over bekostiging en relevante regelingen | www.ocwduo.nl |
• | Gegevensuitwisseling met het Basisregister Onderwijs (BRON) | www.ocwduo.nl |
• | Invoering persoonsgebonden nummer in het primair onderwijs | www.pgno.nl/po |
• | Informatie over het burgerservicenummer | www.programmabsn.nl |
6 Lijst met afkortingen 1 december 2010
AD | Auditdienst |
ao/ib | administratieve organisatie en interne beheersing |
AOC | Agrarisch opleidingscentrum |
APS | Algemeen Pedagogisch Studiecentrum |
BAPO | Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen |
BBL | Beroepsbegeleidende leerweg |
BOL | Beroepsopleidende leerweg |
BPV | Beroepspraktijkvorming |
BRON | Basisregister Onderwijs |
BVE | Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie |
BWOO | Besluit Werkloosheid Onderwijs- en Onderzoekspersoneel |
CD | Centrale Dienst |
CINOP | Centrum voor Innovatie van Opleidingen |
CITO | Instituut voor Toetsontwikkeling |
COS | Controle- en Overige Standaarden |
CP | Controleprotocol |
CPS | Christelijk Pedagogisch Studiecentrum |
CREBO | Centraal Register Beroepsopleidingen |
CRI-HO | Centraal Register Inschrijving Hoger Onderwijs |
CROHO | Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs |
DT | Deeltijd |
CT | controletolerantie |
CVI | Commissie van Indicatiestelling |
DUO | Dienst Uitvoering Onderwijs |
DT | Deeltijd |
EFJ | Elektronisch Financieel Jaarverslag |
EPP | Expertisecentrum Publiek-Privaat |
FES | Fonds Economische Structuurversterking |
FSR | Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording |
GGL | gewogen gemiddelde leeftijd |
HARo | Handboek Auditing Rijksoverheid |
HBO | Hoger Beroepsonderwijs |
HO | Hoger onderwijs |
IB | Interne beheersingsmaatregelen |
IIVO | In Instellingstijd Verzorgd Onderwijsprogramma |
ILT | Integrale leerlingentelling |
IMBU | In mindering brengen van uitkeringen |
IODAD | Interdepartementaal Overleg Departementale Auditdiensten |
IPC | Innovatie- en praktijkcentrum |
ISP | Intrasectoraal programma |
LGF | leerling gebonden financiering |
EL&I | (Ministerie van) Economische Zaken, Landbouw en Innovatie |
LWOO | Leerwegondersteunend onderwijs |
NBA | Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants |
NIVRA | Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants |
NV COS | Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden |
NWO | Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek |
OCW | (ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
OER | Onderwijs- en examenregeling |
OGT | Overzicht Geregistreerde Telgegevens |
OFB | Overzicht Financiële Beschikkingen |
OU | Open Universiteit |
OWB | Onderzoek- en wetenschapsbeleid |
PF | Participatiefonds |
PO | Primair onderwijs |
PvL | Programma van Levering |
REC | Regionaal Expertise Centrum |
RJ | Raad voor de Jaarverslaggeving |
ROC | Regionaal opleidingscentrum |
RT | rapportagetolerantie |
RVC | Regionale Verwijzingscommissie |
RWT | Rechtspersonen met een wettelijke taakl |
SBAO | Speciale School voor Basisonderwijs |
SF | Studiefinanciering |
SGF | Sectie Gezondheidsfondsen |
SISA | Single information Single audit |
SLO | Stichting voor Leerplanontwikkeling |
SLOA | Subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten |
so | speciaal onderwijs |
SOP | Seniorenregeling Onderwijs Personeel |
TPM | Third Party Mededeling |
UWEB | Uitvoeringsbesluit Wet educatie en beroepsonderwijs |
UWHW | Uitvoeringsbesluit Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek |
VAVO | Voortgezet Algemeen Volwassenenonderwijs |
VO | Voortgezet onderwijs |
VSNU | Vereniging van Universiteiten |
vso | voortgezet speciaal onderwijs |
VT | Voltijd |
WEB | Wet educatie en beroepsonderwijs |
WEC | Wet op de expertisecentra |
WHW | Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek |
WJZ | Afdeling wetgeving en juridische zaken |
WO | Wetenschappelijk onderwijs |
WOPT | Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens |
WPO | Wet op het primair onderwijs |
WSLOA | Wet Subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten |
WSNS | Weer Samen Naar School |
WTOS | Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten |
WVO | Wet op het voortgezet onderwijs |
| |