Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 31 januari 2011, nr. DP/2011037217 tot wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij

Directoraat-Generaal Milieubeheer, Directie Duurzaam Produceren en Afdeling Natuurlijke Hulpbronnen

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op artikel 1, eerste lid, van de Wet ammoniak en veehouderij;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling ammoniak en veehouderij1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, wordt ‘Directoraat-Generaal Milieubeheer, t.a.v. de directeur BWL – IPC 625, Postbus 30945, 2500 GX Den Haag’ vervangen door: Agentschap NL, t.a.v. het secretariaat Rav, Postbus 8242, 3503 RE Utrecht.

2. In het derde lid, onderdeel d, wordt ‘de ter uitvoering van het Convenant Groen Label (Stcrt. 1993, 21) vastgestelde beoordelingsrichtlijn’ vervangen door: het Protocol voor meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij 2010.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Voor eenzelfde type huisvestingssysteem kan voor ten hoogste vier veehouderijen – en per veehouderij slechts voor een huisvestingssysteem – een bijzondere emissiefactor worden vastgesteld.

B

De bijlage wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 31 januari 2011

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.

BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL I

Bijlage als bedoeld in artikel 2

Emissiefactoren voor de emissie vanuit het dierenverblijf, inclusief de emissie van de mest die in het dierenverblijf is opgeslagen.

 

Categorie

Emissie in kg NH3 per dierplaats per jaar

HOOFDCATEGORIE A: RUNDVEE

 

A 1

diercategorie melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar

 

A 1.1

grupstal met drijfmest, emitterend mestoppervlak van grup en kelder max. 1,2 m2 per koe (Groen Label BB 93.06.009)

4,3

A 1.2

loopstal met hellende vloer en giergoot of met roostervloer; beide met spoelsysteem (BWL 2001.28)

 

A 1.2.1

beweiden

7,5

A 1.2.2

permanent opstallen

8,6

A 1.3

loopstal met hellende vloer en giergoot; max. 3 m2 mestbesmeurd oppervlak per koe (Groen Label BB 93.03.003V1; BB 93.03.003/A 93.04.004V1; BB 93.03.003/B 93.04.005V1; BB 93.03.003/C 93.04.006V1; BB 93.03.003/D 94.06.020V1)

 

A 1.3.1

beweiden

7,5

A 1.3.2

permanent opstallen

8,6

A 1.4

loopstal met hellende vloer en spoelsysteem; max. 3,75 m2 mestbesmeurd oppervlak per koe (Groen Label BB 94.02.015V1)

 

A 1.4.1

beweiden

6,8

A 1.4.2

permanent opstallen

7,8

A 1.5

loopstal met sleufvloer en mestschuif (BWL 2010.24.V1)

 

A 1.5.1

beweiden

7,7

A 1.5.2

permanent opstallen

9,2

A 1.6

ligboxenstal met dichte hellende vloer, met profilering, met snelle gierafvoer met mestschuif (BWL 2009.11.V1)

 

A 1.6.1

beweiden

7,5

A 1.6.2

permanent opstallen

8,6

A 1.7

ligboxenstal met dichte hellende vloer, met rubbertoplaag, met snelle gierafvoer met mestschuif (BWL 2009.22.V1)

 

A 1.7.1

beweiden

7,5

A 1.7.2

permanent opstallen

8,6

A 1.8

ligboxenstal met sleufvloer met noppen en mestschuif (BWL 2010.14.V1)

 

A 1.8.1

beweiden

7,7

A 1.8.2

permanent opstallen

9,2

A 1.9

ligboxenstal met roostervloer voorzien van een bolle rubber toplaag en afdichtflappen in de roosterspleten (BWL 2010.30)

 

A 1.9.1

beweiden19

4,1

A 1.9.2

permanent opstallen19

4,7

A 1.10

ligboxenstal met roostervloer voorzien van een bolle rubber toplaag (BWL 2010.31)

 

A 1.10.1

beweiden19

6,5

A 1.10.2

permanent opstallen19

7,4

A 1.11

ligboxenstal met geprofileerde vlakke vloer met hellende gleuven, regelmatige mestafstorten en hoog frequente mestverwijdering met een vingerschuif (BWL 2010.32)

 

A 1.11.1

beweiden19

8,1

A 1.11.2

permanent opstallen19

9,2

A 1.12

ligboxenstal met geprofileerde vlakke vloer met hellende gleuven, regelmatige mestafstorten en frequent schuiven (BWL 2010.33)

 

A 1.12.1

beweiden19

8,3

A 1.12.2

permanent opstallen19

9,5

A 1.13

ligboxenstal met roostervloer voorzien van cassettes in de roosterspleten (BWL 2010.34)

 

A 1.13.1

beweiden19

7,1

A 1.13.2

permanent opstallen19

8,1

A 1.14

ligboxenstal met geprofileerde vlakke vloer met hellende gleuven, regelmatige mestafstorten voorzien van afdichtflappen, frequent schuiven en dakisolatie (BWL 2010.35)

 

A 1.14.1

beweiden19

7,1

A 1.14.2

permanent opstallen19

8,1

A 1.15

ligboxenstal met geprofileerde vlakke vloer met hellende gleuven, regelmatige mestafstorten voorzien van afdichtflappen en frequente mestverwijdering met een vingerschuif (BWL 2010.36)

 

A 1.15.1

beweiden19

7,0

A 1.15.2

permanent opstallen19

8,0

A 1.100

overige huisvestingssystemen

 

A 1.100.1

beweiden

9,5

A 1.100.2

permanent opstallen

11,0

A 2

diercategorie zoogkoeien ouder dan 2 jaar

5,3

A 3

diercategorie vrouwelijk jongvee tot 2 jaar

3,9

A 4

diercategorie vleeskalveren tot circa 8 maanden

 

A 4.1

mechanisch geventileerde stal met een chemisch luchtwassysteem met 90% emissiereductie (BWL 2001.29.V1; BWL 2007.04.V2)

0,25

A 4.2

mechanisch geventileerde stal met een biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2006.01.V1; BWL 2009.13.V1)

0,75

A 4.3

mechanisch geventileerde stal met een chemisch luchtwassysteem met 70% emissiereductie (BWL 2008.06.V2; BWL 2008.07.V1; BWL 2004.02.V2; BWL 2005.01.V2; BWL 2006.04.V1; BWL 2006.05.V1; BWL 2009.01.V1; BWL 2010.25)

0,75

A 4.4

mechanisch geventileerde stal met een chemisch luchtwassysteem met 95% emissiereductie (BWL 2008.08.V2; BWL 2008.09.V2; BWL 2007.05.V2; BWL 2010.26)

0,13

A 4.100

overige huisvestingssystemen

2,5

A 5

vervallen

 

A 6

diercategorie vleesstieren en overig vleesvee van circa 8 tot 24 maanden (roodvleesproductie)

7,2

A 7

diercategorie fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar

9,5

HOOFDCATEGORIE B: SCHAPEN

 

B 1

diercategorie schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg1, 2

0,7

HOOFDCATEGORIE C: GEITEN

 

C 1

diercategorie geiten ouder dan 1 jaar

1,9

C 2

diercategorie opfokgeiten van 61 dagen tot en met één jaar

0,8

C 3

diercategorie opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen

0,2

HOOFDCATEGORIE D: VARKENS

 

D 1

fokzeugen, inclusief biggen tot 25 kg

 

D 1.1

diercategorie biggenopfok (gespeende biggen)

 

D 1.1.1

vlakke gecoate keldervloer met tandheugelschuifsysteem (Groen Label BB 93.03.001V1)

 

D 1.1.1.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2 per big

0,18

D 1.1.1.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2 per big

0,23

D 1.1.2

spoelgotensysteem met dunne mest en gedeeltelijk roostervloer (Groen Label BB 94.06.021V3; BB 94.06.021V1/A 97.01.049V1)

 

D 1.1.2.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2 per big

0,21

D 1.1.2.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2 per big

0,27

D 1.1.3

mestopvang in water in combinatie met een mestafvoersysteem

 

D 1.1.3.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2 per big (BWL 2006.06)

0,13

D 1.1.3.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2 per big (BWL 2006.07)

0,16

D 1.1.4

ondiepe mestkelders met water- en mestkanaal

 

D 1.1.4.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2 per big (Groen Label BB 96.03.033V2)

0,26

D 1.1.4.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2 per big (BWL 2001.14)

0,33

D 1.1.5

halfrooster met verkleind mestoppervlak (max. 60% van het totale hokoppervlak bestaat uit een roostervloer)

 

D 1.1.5.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2 per big (BWL 2001.15)

0,34

D 1.1.5.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2 per big (BWL 2001.16)

0,43

D 1.1.6

mestopvang in en spoelen met aangezuurde vloeistof (Groen Label (volledig roostervloer) BB 96.04.038V2)

 

D 1.1.6.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2 per big

0,16

D 1.1.6.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2 per big

0,20

D 1.1.7

mestopvang in en spoelen met aangezuurde vloeistof (Groen Label (gedeeltelijk roostervloer) BB 96.04.038V2)

 

D 1.1.7.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2 per big

0,22

D 1.1.7.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2 per big

0,28

D 1.1.8

gescheiden afvoer van mest en urine door middel van hellende mestband (Groen Label BB 96.06.040V1)

 

D 1.1.8.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2 per big

0,20

D 1.1.8.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2 per big

0,25

D 1.1.9

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2008.01.V1; BWL 2008.02.V1; BWL 2008.03.V1; BWL 2008.04.V1; BWL 2008.05.V1; BWL 2004.01.V2; BWL 2006.02.V1; BWL 2007.03.V3; BWL 2008.12.V1; BWL 2009.20; BWL 2009.21; BWL 2010.28)

 

D 1.1.9.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2 per big3

0,18

D 1.1.9.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2 per big3

0,23

D 1.1.10

chemisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2008.06.V2; BWL 2008.07.V1; BWL 2004.02.V2; BWL 2005.01.V2; BWL 2006.04.V1; BWL 2006.05.V1; BWL 2009.01.V1; BWL 2010.25)

 

D 1.1.10.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2 per big3

0,18

D 1.1.10.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2 per big3

0,23

D 1.1.11

koeldeksysteem (150% koeloppervlak)

 

D 1.1.11.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2 per big (BWL 2010.11.V1)

0,15

D 1.1.11.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2 per big (BWL 2010.12.V1)

0,19

D 1.1.12

opfokhok met schuine putwand

 

D 1.1.12.1

emitterend mestoppervlak maximaal 0,07 m2 per big, ongeacht groepsgrootte (BWL 2001.13.V1)

0,17

D 1.1.12.2

emitterend mestoppervlak groter dan 0,07 m2 per big, echter kleiner dan 0,10 m2, en in kleine groepen, tot 30 biggen, gehuisvest (BWL 2004.06.V1)

0,21

D 1.1.12.3

hokoppervlak groter dan 0,35 m2 , emitterend mestoppervlak groter dan 0,07 m2 echter kleiner dan 0,10 m2, in grote groepen, vanaf 30 biggen, gehuisvest (Groen Label; BB 99.06.072/A 99.11.080; BB 99.06.072/A 99.11.082) (BWL 2010.04.V1)

0,18

D 1.1.13

volledig rooster met water- en mestkanalen, eventueel voorzien van schuine putwand(en), emitterend mestoppervlak kleiner dan 0,10 m2(BWL 2010.05.V1)

0,20

D 1.1.14

chemisch luchtwassysteem 95% emissiereductie (BWL 2008.08.V2; BWL 2008.09.V2; BWL 2007.05.V2; BWL 2010.26)

 

D 1.1.14.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2 per big3

0,03

D 1.1.14.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2 per big3

0,04

D 1.1.15

luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch

 

D 1.1.15.1

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met chemische wasser (lamellenfilter) en waterwasser (BWL 2006.14.V2)

 

D 1.1.15.1.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2 per big3

0,09

D 1.1.15.1.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2 per big3

0,11

D 1.1.15.2

gecombineerd luchtwassysteem 70 % emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter (BWL 2006.15.V3)

 

D 1.1.15.2.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2 per big3

0,18

D 1.1.15.2.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2 per big3

0,23

D 1.1.15.3

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter (BWL 2007.01.V2)

 

D 1.1.15.3.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2 per big3

0,09

D 1.1.15.3.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2 per big3

0,11

D 1.1.15.4

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2007.02.V1; BWL 2009.12; BWL 2010.02)

 

D 1.1.15.4.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2 per big3

0,09

D 1.1.15.4.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2 per big3

0,11

D 1.1.100

overige huisvestingssystemen

 

D 1.1.100.1

hokoppervlak maximaal 0,35 m2 per big

0,60

D 1.1.100.2

hokoppervlak groter dan 0,35 m2 per big

0,75

D 1.2

diercategorie kraamzeugen (incl. biggen tot spenen)

 

D 1.2.1

spoelgotensysteem, spoelen met dunne mest (Groen Label BB 93.11.012V2; BB 93.11.012V2/A 99.11.077)

3,3

D 1.2.2

kunststof schijnvloer met schuif onder de roosters (voormalig Groen Label BB 94.02.014V1)4

3,7

D 1.2.3

vlakke, gecoate keldervloer met tandheugelschuifsysteem (voormalig Groen Label BB 94.04.018)4

4,0

D 1.2.4

mestschuif met gecoate, hellende keldervloer en giergoot (Groen Label BB 94.06.019)

3,1

D 1.2.5

mestgoot met mestafvoersysteem (BWL 2010.06.V1)

3,2

D 1.2.6

ondiepe mestkelders met mest- en waterkanaal (voormalig Groen Label BB 95.12.032)4

4,0

D 1.2.7

kraamopfokhok met hellende plaat (BWL 2001.17)

5,0

D 1.2.8

mestopvang in en spoelen met aangezuurde vloeistof (Groen Label BB 96.04.037V1)

3,1

D 1.2.9

schuiven in mestgoot (BWL 2001.18)

2,5

D 1.2.10

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2008.01.V1; BWL 2008.02.V1; BWL 2008.03.V1; BWL 2008.04.V1; BWL 2008.05.V1; BWL 2004.01.V2; BWL 2006.02.V1; BWL 2007.03.V3; BWL 2008.12.V1; BWL 2009.20; BWL 2009.21; BWL 2010.28) 3

2,5

D 1.2.11

chemisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2008.06.V2; BWL 2008.07.V1; BWL 2004.02.V2; BWL 2005.01.V2; BWL 2006.04.V1; BWL 2006.05.V1; BWL 2009.01.V1; BWL 2010.25)3

2,5

D 1.2.12

koeldeksysteem (150% koeloppervlak) (BWL 2010.15.V1)

2,4

D 1.2.13

mestpan onder kraamhok (BWL 2006.08)

2,9

D 1.2.14

mestpan met water- en mestkanaal onder kraamhok (BWL 2010.07.V1)

2,9

D 1.2.15

chemisch luchtwassysteem 95% emissiereductie (BWL 2008.08.V2; BWL 2008.09.V2; BWL 2007.05.V2; BWL 2010.26)3

0,42

D 1.2.16

waterkanaal in combinatie met een afgescheiden mestkanaal of mestbak (BWL 2004.07.V1)

2,9

D 1.2.17

luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch

 

D 1.2.17.1

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met chemische wasser (lamellenfilter) en waterwasser (BWL 2006.14.V2)3

1,25

D 1.2.17.2

gecombineerd luchtwassysteem 70% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter (BWL 2006.15.V3)3

2,49

D 1.2.17.3

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter(BWL 2007.01.V2) 3

1,25

D 1.2.17.4

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser(BWL 2007.02.V1; BWL 2009.12; BWL 2010.02) 3

1,25

D 1.2.100

overige huisvestingssystemen

8,3

D 1.3

diercategorie guste en dragende zeugen

 

D 1.3.1

smalle ondiepe mestkanalen met metalen driekantroostervloer en rioleringssysteem (alleen toepasbaar bij individuele huisvesting) (Groen Label BB 95.02.027V1)

2,4

D 1.3.2

mestgoot met combinatierooster en frequente mestafvoer (alleen toepasbaar bij individuele huisvesting) (Groen Label BB 95.06.028)

1,8

D 1.3.3

spoelgotensysteem met dunne mest (Groen Label bij individuele huisvesting BB 95.10.030) (Groen Label bij groepshuisvesting BB 95.10.030/A 98.10.060; BB 95.10.030/B 99.11.078)

2,5

D 1.3.4

mestopvang in en spoelen met aangezuurde vloeistof (Groen Label bij individuele huisvesting BB 96.04.036V1) (Groen Label bij groepshuisvesting BB 96.04.036V1/A 98.10.061)

1,8

D 1.3.5

schuiven in mestgoot (alleen toepasbaar bij individuele huisvesting) (BWL 2001.19)

2,2

D 1.3.6

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (bij individuele en groepshuisvesting BWL 2008.01.V1; BWL 2008.02.V1; BWL 2008.03.V1; BWL 2008.04.V1; BWL 2008.05.V1; BWL 2004.01.V2; BWL 2006.02.V1; BWL 2007.03.V3; BWL 2008.12.V1; BWL 2009.20; BWL 2009.21; BWL 2010.28)3

1,3

D 1.3.7

chemisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (bij individuele en groepshuisvesting BWL 2008.06.V2; BWL 2008.07.V1; BWL 2004.02.V2; BWL 2005.01.V2; BWL 2006.04.V1; BWL 2006.05.V1; BWL 2009.01.V1; BWL 2010.25) 3

1,3

D 1.3.8

koeldeksysteem

 

D 1.3.8.1

115% koeloppervlak (bij individuele huisvesting BWL 2010.16.V1)

2,2

D 1.3.8.2

135% koeloppervlak (bij groepshuisvesting BWL 2010.17.V1)

2,2

D 1.3.9

groepshuisvestingssysteem met voerligboxen of zeugenvoerstations, zonder strobed, met schuine putwanden in het mestkanaal

 

D 1.3.9.1

met metalen driekantroosters (BWL 2010.08.V1)

2,3

D 1.3.9.2

roosters anders dan metalen driekant(BWL 2006.09)

2,5

D 1.3.10

rondloopstal met zeugenvoerstation en strobed (BWL 2010.09.V1)

2,6

D 1.3.11

chemisch luchtwassysteem 95% emissiereductie (bij individuele en groepshuisvesting BWL 2008.08.V2; BWL 2008.09.V2; BWL 2007.05.V2; BWL 2010.26)3

0,21

D 1.3.12

luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch

 

D 1.3.12.1

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met chemische wasser (lamellenfilter) en waterwasser (BWL 2006.14.V2)3

0,63

D 1.3.12.2

gecombineerd luchtwassysteem 70% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter(BWL 2006.15.V3)3

1,26

D 1.3.12.3

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter (BWL 2007.01.V2)3

0,63

D 1.3.12.4

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2007.02.V1; BWL 2009.12; BWL 2010.02)3

0,63

D 1.3.100

overige huisvestingssystemen, groepshuisvesting

4,2

D 1.3.101

overige huisvestingssystemen, individuele huisvesting

4,2

D 2

diercategorie dekberen, 7 maanden en ouder

 

D 2.1

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2008.01.V1; BWL 2008.02.V1; BWL 2008.03.V1; BWL 2008.04.V1; BWL 2008.05.V1; BWL 2004.01.V2; BWL 2006.02.V1; BWL 2007.03.V3; BWL 2008.12.V1; BWL 2009.20; BWL 2009.21; BWL 2010.28)3

1,7

D 2.2

chemisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2008.06.V2; BWL 2008.07.V1; BWL 2004.02.V2; BWL 2005.01.V2; BWL 2006.04.V1; BWL 2006.05.V1; BWL 2009.01.V1; BWL 2010.25)3

1,7

D 2.3

chemisch luchtwassysteem 95% emissiereductie (BWL 2008.08.V2; BWL 2008.09.V2; BWL 2007.05.V2; BWL 2010.26)3

0,28

D 2.4

luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch

 

D 2.4.1

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met chemische wasser (lamellenfilter) en waterwasser (BWL 2006.14.V2)3

0,83

D 2.4.2

gecombineerd luchtwassysteem 70% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter (BWL 2006.15.V3)3

1,65

D 2.4.3

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter(BWL 2007.01.V2)3

0,83

D 2.4.4

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser(BWL 2007.02.V1;BWL 2009.12; BWL 2010.02)3

0,83

D 2.100

overige huisvestingssystemen

5,5

D 3

diercategorie vleesvarkens, opfokberen van circa 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van circa 25 kg tot eerste dekking

 

D 3.1

volledig roostervloer

 

D 3.1.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken (BWL 2001.20)5

3,0

D 3.1.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken (BWL 2001.21)5

4,0

D 3.2

gedeeltelijk roostervloer

 

D 3.2.1

gehele dierplaats onderkelderd zonder stankafsluiter

 

D 3.2.1.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken (BWL 2001.22)5

3,0

D 3.2.1.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken (BWL 2001.23)5

4,0

D 3.2.2

mestopvang in en spoelen met NH3-arme vloeistof (inclusief aanzuren)

 

D 3.2.2.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken (Groen Label BB 93.06.010V1; BB 93.11.011; BB 93.11.011/A 95.04.024)5

1,4

D 3.2.2.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken (BWL 2001.24)5

2,0

D 3.2.3

koeldeksysteem met metalen driekantroostervloer (170% koeloppervlak)

 

D 3.2.3.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken (BWL 2010.18.V1)5

1,4

D 3.2.3.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken (BWL 2001.25.V1)5

2,0

D 3.2.4

mestopvang in met formaldehyde behandelde mestvloeistof in combinatie met metalen driekantroostervloer(Groen Label BB 95.02.025V2)

 

D 3.2.4.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken5

0,8

D 3.2.4.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken5

1,1

D 3.2.5

mestopvang in water in combinatie met metalen driekant roostervloer (Groen Label BB 95.10.029V3)

 

D 3.2.5.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken5

1,1

D 3.2.5.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken5

1,5

D 3.2.6

koeldeksysteem (200% koeloppervlak)

 

D 3.2.6.1

met metalen roostervloer

 

D 3.2.6.1.1

emitterend mestoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken (BWL 2010.19.V1)5

1,2

D 3.2.6.1.2

emitterend mestoppervlak maximaal 0,5 m2(BWL 2004.08.V1)5

1,0

D 3.2.6.2

met roostervloer anders dan metaal

 

D 3.2.6.2.1

emitterend mestoppervlak maximaal 0,6 m2 per varken (BWL 2010.20.V1)5

1,4

D 3.2.6.2.2

emitterend mestoppervlak groter dan 0,6 m2, doch kleiner dan 0,8 m2 per varken (BWL 2001.01.V1)5

2,0

D 3.2.7

mestkelders met (water- en) mestkanaal; mestkanaal met schuine putwand

 

D 3.2.7.1

met metalen driekantroosters op het mestkanaal

 

D 3.2.7.1.1

emitterend mestoppervlak maximaal 0,18 m2 per varken (Groen Label BB 97.07.056/A 97.11.059V2) (BWL 2004.03.V1)5

1,0

D 3.2.7.1.2

emitterend mestoppervlak groter dan 0,18 m2, maar kleiner dan 0,27 m2 per varken (Groen Label BB 97.07.056/A 97.11.059V2) (BWL 2004.04.V1)5

1,4

D 3.2.7.2

met roosters anders dan metalen driekant op het mestkanaal

 

D 3.2.7.2.1

emitterend mestoppervlak maximaal 0,18 m2 per varken (BWL 2004.05.V1)5

1,2

D 3.2.7.2.2

emitterend mestoppervlak groter dan 0,18 m2, maar kleiner dan 0,27 m2 per varken (BWL 2010.10.V1)5

1,5

D 3.2.8

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2008.01.V1; BWL 2008.02.V1; BWL 2008.03.V1; BWL 2008.04.V1; BWL 2008.05.V1; BWL 2004.01.V2; BWL 2006.02.V1; BWL 2007.03.V3; BWL 2008.12.V1; BWL 2009.20; BWL 2009.21; BWL 2010.28)

 

D 3.2.8.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken3, 5

0,8

D 3.2.8.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken3, 5

1,1

D 3.2.9

chemisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2008.06.V2; BWL 2008.07.V1; BWL 2004.02.V2; BWL 2005.01.V2; BWL 2006.04.V1; BWL 2006.05.V1; BWL 2009.01.V1; BWL 2010.25)

 

D 3.2.9.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken3, 5

0,8

D 3.2.9.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken3, 5

1,1

D 3.2.10

bollevloerhok met betonnen morsrooster en metalen driekantrooster

 

D 3.2.10.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken (BWL 2001.26.V1)5

1,4

D 3.2.10.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken (BWL 2001.27.V1)5

2,0

D 3.2.11

hok met gescheiden mestkanalen

 

D 3.2.11.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken (BWL 2001.02) 5

1,8

D 3.2.11.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken (BWL 2001.03) 5

2,5

D 3.2.12

spoelgotensysteem met metalen driekantroosters (Groen Label BB 98.10.064)

 

D 3.2.12.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken5

1,0

D 3.2.12.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken5

1,3

D 3.2.13

spoelgotensysteem met roosters (Groen Label BB 98.10.065; BB 98.10.065/A 99.11.079V1)

 

D 3.2.13.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken5

1,2

D 3.2.13.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken5

1,5

D 3.2.14

chemisch luchtwassysteem 95% emissiereductie (BWL 2008.08.V2; BWL 2008.09.V2; BWL 2007.05.V2; BWL 2010.26)

 

D 3.2.14.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken3, 5

0,13

D 3.2.14.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken3, 5

0,18

D 3.2.15

luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch

 

D 3.2.15.1

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met chemische wasser (lamellenfilter) en waterwasser (BWL 2006.14.V2)

 

D 3.2.15.1.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken3, 5

0,38

D 3.2.15.1.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken3, 5

0,53

D 3.2.15.2

gecombineerd luchtwassysteem 70% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter (BWL 2006.15.V3)

 

D 3.2.15.2.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken3, 5

0,75

D 3.2.15.2.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken3, 5

1,05

D 3.2.15.3

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met waterwasser, chemische wasser en biofilter (BWL 2007.01.V2)

 

D 3.2.15.3.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken3, 5

0,38

D 3.2.15.3.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken3, 5

0,53

D 3.2.15.4

gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2007.02.V1; BWL 2009.12; BWL 2010.02)

 

D 3.2.15.4.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken3, 5

0,38

D 3.2.15.4.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken3, 5

0,53

D 3.2.16

gescheiden afvoer van mest en urine door middel van een V-vormige mestband in het mestkanaal met metalen driekant roosters op het mestkanaal

 

D 3.2.16.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken (BWL 2008.10) 5

0,9

D 3.2.16.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken (BWL 2008.11) 5

1,2

D 3.3

scharrel vleesvarkens

 

D 3.3.1

beddenstal met maximaal 0,14 m2 emitterend mestoppervlak per dier tot 50 kg levend gewicht en met maximaal 0,29 m2 emitterend mestoppervlak per dier vanaf 50 kg levend gewicht (BWL 2001.30) 5

1,9

D 3.3.2

overige huisvestingssystemen scharrel vleesvarkens5

3,0

D 3.100

overige huisvestingssystemen

 

D 3.100.1

hokoppervlak maximaal 0,8 m2 per varken5

2,5

D 3.100.2

hokoppervlak groter dan 0,8 m2 per varken5

3,5

D 4

additionele technieken

 

D 4.1

drijvende ballen in de mest 29% emissiereductie

(BWL 2010.01)17

 

HOOFDCATEGORIE E: KIPPEN

 

E 1

diercategorie opfokhennen en hanen van legrassen; jonger dan 18 weken

 

E 1.1

open mestopslag onder de batterij al dan niet voorzien van een mestschuif (flat-deck-kooien, trapkooien of compactkooien voor natte mest) (BWL 2001.04)

0,045

E 1.2

mestbandbatterij voor natte mest met afvoer naar een gesloten opslag (minimaal 2 maal per week ontmesten) (voormalig Groen Label BB 93.06.007)4

0,020

E 1.3

compactbatterij waarvan de natte mest 2 maal daags door middel van mestschuiven en een centrale mestband afgevoerd wordt naar een gesloten opslag (voormalig Groen Label BB 95.06.026)4

0,011

E 1.4

batterij met geforceerde mestdroging (kanalenstal) (BWL 2001.05)

0,208

E 1.5

mestbandbatterij met geforceerde mestdroging

 

E 1.5.1

mestbandbatterij voor droge mest met geforceerde mestdroging (voormalig Groen Label BB 93.06.008)4, 6

0,020

E 1.5.2

mestbandbatterij met geforceerde mestdroging, belucht met 0,4 m3 lucht per opfokhen per uur; mestafdraaien per vijf dagen, de mest heeft dan een droge stofgehalte van minimaal 55% (Groen Label BB 97.07.058)6

0,006

E 1.5.3

batterijhuisvesting volgens categorie E 1.5.1 met chemisch luchtwassysteem met 90% emissiereductie (BWL 2001.31.V1; BWL 2007.06.V2)6

0,002

E 1.5.4

batterijhuisvesting volgens categorie E 1.5.2 met chemisch luchtwassysteem met 90% emissiereductie (BWL 2001.32.V1; BWL 2007.07.V2)6

0,001

E 1.5.5

koloniehuisvesting met mestbandbeluchting (0,7 m3 per dier per uur) (BWL 2009.10.V1)6

0,016

E 1.6

batterijsysteem met mestbandbeluchting en bovenliggende droogtunnel (Groen Label BB 99.06.071)

0,010

E 1.7

grondhuisvesting (strooiselvloer, roostervloer) (BWL 2001.06)

0,170

E 1.8

volièrehuisvesting

 

E 1.8.1

minimaal 50% van de leef ruimte is rooster, met daaronder een mestband. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages (BWL 2005.02.V1)6, 10

0,050

E 1.8.2

65–70% van de leefruimte is rooster, met daaronder een mestband met 0,3 m3 per dier per uur mestbeluchting. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. (BWL 2005.03.V1)6, 10

0,030

E 1.8.3

45–55 % van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband met 0,1 m3 per dier per uur beluchting, mestbanden minimaal tweemaal per week afdraaien (BWL 2006.10.V1)6, 10

0,030

E 1.8.4

30–35 % van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband met 0,4 m3 per dier per uur beluchting, mestbanden minimaal éénmaal per week afdraaien (BWL 2006.11.V1)6, 10

0,014

E 1.8.5

55–60 % van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband met 0,4 m³ per dier per uur beluchting, mestbanden minimaal éénmaal per week afdraaien (BWL 2006.12.V1)6, 10

0,020

E 1.9

chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie (BWL 2001.35.V2; BWL 2007.08.V2)3

0,017

E 1.10

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2006.03.V1; BWL 2009.13.V1; BWL 2010.27)3

0,051

E 1.11

stal met verwarmingssysteem met warmteheaters en ventilatoren (BWL 2009.14.V2)

0,150

E 1.100

overige huisvestingssystemen niet-batterijhuisvesting

0,170

E 1.101

overige huisvestingssystemen batterijhuisvesting

0,045

E 2

diercategorie legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen

 

E 2.1

open mestopslag onder de batterij al dan niet voorzien van een mestschuif (flat-deck-kooien, trapkooien of compactkooien voor natte mest)(BWL 2001.07)

0,100

E 2.2

mestbandbatterij voor natte mest met afvoer naar een gesloten opslag (minimaal 2 maal per week ontmesten) (voormalig Groen Label BB 93.06.007)4

0,042

E 2.3

compactbatterij waarvan de natte mest 2 maal daags door middel van mestschuiven en een centrale mestband afgevoerd wordt naar een gesloten opslag (voormalig Groen Label BB 95.06.026)4

0,024

E 2.4

batterij met geforceerde mestdroging (deeppitstal of highrisestal, kanalenstal) (BWL 2001.08)

0,463

E 2.5

mestbandbatterij met geforceerde mestdroging

 

E 2.5.1

mestbandbatterij voor droge mest met geforceerde mestdroging(voormalig Groen Label BB 93.06.008)4, 6

0,042

E 2.5.2

mestbandbatterij met geforceerde mestdroging, belucht met 0,7 m3 lucht per dier per uur. Mestafdraaien per vijf dagen; de mest heeft dan een droge stofgehalte van minimaal 55% (Groen Label BB 97.07.058)6

0,012

E 2.5.3

batterijhuisvesting volgens categorie E 2.5.1 met chemisch luchtwassysteem met 90% emissiereductie (BWL 2001.31.V1; BWL 2007.06.V2)6

0,004

E 2.5.4

batterijhuisvesting volgens categorie E 2.5.2 met chemisch luchtwassysteem met 90% emissiereductie (BWL 2001.32.V1; BWL 2007.07.V2)6

0,001

E 2.5.5

verrijkte kooien met mestbandbeluchting (0,7 m3 per dier per uur) (BWL 2005.02)6

0,030

E 2.5.6

koloniehuisvesting met mestbandbeluchting (0,7 m3 per dier per uur) (BWL 2009.10.V1)6

0,030

E 2.6

batterijsysteem met mestbandbeluchting en bovenliggende droogtunnel (Groen Label BB 99.06.071)

0,018

E 2.7

grondhuisvesting van legrassen (circa 1/3 strooiselvloer en circa 2/3 roostervloer) (BWL 2001.09)11

0,315

E 2.8

grondhuisvesting met beluchting onder gedeeltelijk verhoogde roostervloer (perfosysteem) (BWL 2010.21.V1)11

0,110

E 2.9

grondhuisvesting met mestbeluchting via buizen onder de beun (BWL 2001.10.V1)11

0,125

E 2.10

chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie (BWL 2001.35.V2; BWL 2007.08.V2)3, 11

0,032

E 2.11

volièrehuisvesting

 

E 2.11.1

minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages.(BWL 2004.09.V1)6, 10, 11

0,090

E 2.11.2

45–55% van de leefruimte roosters met daaronder een mestband met beluchting. Mestbanden minimaal tweemaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. (BWL 2004.10.V1)6, 10, 11

0,055

E 2.11.3

30–35 % van de leefruimte roosters met daaronder een mestband met 0,7 m3 per dier per uur mestbeluchting. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. (BWL 2005.04.V1)6, 10, 11

0,025

E 2.11.4

55–60 % van de leefruimte roosters met daaronder een mestband met 0,7 m3 per dier per uur mestbeluchting. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. (BWL 2005.05.V1) 6, 10, 11

0,037

E 2.12

scharrelhuisvesting

 

E 2.12.1

scharrelstal in twee verdiepingen met mestbanden onder de roosters (twee maal per week afdraaien), bezetting 9 dieren per m2(BWL 2004.11)6, 11

0,068

E 2.12.2

scharrelhuisvesting met frequente mest- en strooiselverwijdering (BWL 2004.12)6, 11

0,106

E 2.13

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2006.03.V1; BWL 2009.13.V1; BWL 2010.27)3, 11

0,095

E 2.100

overige huisvestingssystemen niet-batterijhuisvesting

0,315

E 2.101

overige huisvestingssystemen batterijhuisvesting

0,100

E 3

diercategorie (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken

 

E 3.1

chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie (BWL 2001.35.V2; BWL 2007.08.V2)3

0,025

E 3.2

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2006.03.V1; BWL 2009.13.V1; BWL 2010.27)3

0,075

E 3.3

stal met mixluchtventilatie (BWL 2005.10.V2)

0,183

E 3.4

stal met verwarmingssysteem met warmteheaters en ventilatoren (BWL 2009.14.V2)

0,180

E 3.100

overige huisvestingssystemen

0,250

E 4

diercategorie (groot-)ouderdieren van vleeskuikens

 

E 4.1

groepskooi voorzien van mestband en geforceerde mestdroging (Groen Label BB 95.12.039; BB 95.12.039/A 96.06.041;BWL 2009.23)6

0,080

E 4.2

volièrehuisvesting met geforceerde mestdroging (BWL 2010.22.V1)6

0,170

E 4.3

volièrehuisvesting met geforceerde mest- en strooiseldroging (BWL 2010.23.V1)6

0,130

E 4.4

grondhuisvesting met mestbeluchting

 

E 4.4.1

mestbeluchting van bovenaf (BWL 2004.13)

0,250

E 4.4.2

mestbeluchting met verticale slangen in de mest (BWL 2004.14)

0,435

E 4.4.3

grondhuisvesting met mestbeluchting via buizen onder de beun (BWL 2010.03)

0,435

E 4.4.4

grondhuisvesting met mestbeluchting door middel van verticale ventilatiekokers (BWL 2010.37)

0,435

E 4.5

perfosysteem op gedeeltelijk verhoogde roostervloer (Groen Label BB 98.10.066)

0,230

E 4.6

chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie (BWL 2001.35.V2; BWL 2007.08.V2)3

0,058

E 4.7

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2006.03.V1; BWL 2009.13.V1; BWL 2010.27)3

0,174

E 4.8

grondhuisvesting, mestbanden onder de roosters, mestbanden minimaal tweemaal per week afdraaien(BWL 2007.10) 6

0,245

E 4.100

overige huisvestingssystemen

0,580

E 5

diercategorie vleeskuikens

 

E 5.1

zwevende vloer met strooiseldroging

(Groen Label BB 93.03.002; BB 93.03.002/A 94.04.017V1; BB 93.03.002/B 96.04.034; BB 93.03.002/C 96.10.048)

0,005

E 5.2

geperforeerde vloer met strooiseldroging (Groen Label BB 94.04.016; BB 94.04.016/A 96.10.047)

0,014

E 5.3

etagesysteem met volledige roostervloer en mestbandbeluchting (Groen Label BB 97.07.057)

0,005

E 5.4

chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie (BWL 2008.13.V1; BWL 2001.35.V2; BWL 2007.08.V2)3

0,008

E 5.5

grondhuisvesting met vloerverwarming en vloerkoeling (BWL 2001.11.V1)

0,045

E 5.6

stal met mixluchtventilatie (BWL 2005.10.V3)

0,037

E 5.7

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2006.03.V1; BWL 2009.13.V1; BWL 2010.27)3

0,024

E 5.8

etagesysteem met mestband en strooiseldroging (BWL 2006.13)6

0,020

E 5.9

uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens met aparte vervolghuisvesting

 

E 5.9.1

uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens in etages met vervolghuisvesting

 

E 5.9.1.1

uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting

 

E 5.9.1.1.1

uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.5 (grondhuisvesting met vloerverwarming en vloerkoeling) (BWL 2009.02)12

0,040

E 5.9.1.1.2

uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.6 (stal met mixluchtventilatie) (BWL 2009.03)12

0,033

E 5.9.1.1.3

uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.8 (etagesysteem met mestband en strooiseldroging) (BWL 2009.04)6, 12

0,018

E 5.9.1.1.4

uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.10 (stal met verwarmingssysteem met warmteheaters en ventilatoren)

(BWL 2009.15)12

0,031

E 5.9.1.1.100

uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 13 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.100 (overige huisvestingsystemen) (BWL 2009.08)12

0,070

E 5.9.1.2

uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 19 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting

 

E 5.9.1.2.1

uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 19 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.5 (grondhuisvesting met vloerverwarming en vloerkoeling) (BWL 2009.05)13

0,038

E 5.9.1.2.2

uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 19 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.6 (stal met mixluchtventilatie) (BWL 2009.06)13

0,033

E 5.9.1.2.3

uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 19 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.8 (etagesysteem met mestband en strooiseldroging) (BWL 2009.07)6, 13

0,015

E 5.9.1.2.4

uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 19 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.10 (stal met verwarmingssysteem met warmteheaters en ventilatoren)

(BWL 2009.16)13

0,030

E 5.9.1.2.100

uitbroeden eieren en opfokken vleeskuikens tot 19 dagen in stal met etages en vervolghuisvesting in E 5.100 (overige huisvestingsystemen) (BWL 2009.09)13

0,060

E 5.10

stal met verwarmingssysteem met warmteheaters en ventilatoren (BWL 2009.14.V2)

0,035

E 5.11

warmtewisselaar met luchtmengsysteem voor droging strooisellaag (BWL 2010.13.V1)

0,045

E 5.100

overige huisvestingssystemen

0,080

E 6

additionele technieken voor mestbewerking en mestopslag

 

E 6.1

mestdroogsystemen met geperforeerde doek (BWL 2001.36.V1) 7

0,010/0,015

E 6.2

droogtunnel met oppervlaktedroging (dichte banden) (BWL 2001.37)7

0,010/0,015

E 6.3

lucht uit een composteringsunit met chemische luchtwassing (BWL 2001.38)7

0,003/0,005

E 6.4

droogtunnel

 

E 6.4.1

droogtunnel met geperforeerde banden (BWL 2005.06.V1)7

0,001/0,002

E 6.4.2

droogtunnel met geperforeerde metalen platen (BWL 2007.09.V1)7

0,001/0,002

E6.100

overige opslag van mest7

0,030/0,050

E 7

additionele technieken voor emissiereductie van fijn stof

 

E 7.1

oliefilmsysteem met drukleidingen; 54% emissiereductie fijn stof (BWL 2009.17)14

0

E 7.2

ionisatiesysteem met negatieve coronadraden;

49% emissiereductiefijn stof (BWL 2009.18)15

0

E 7.3

waterluchtwassysteem; 33% emissiereductie fijn stof (BWL 2009.19.V1)16

0

E 7.4

droogfilter; 30% emissiereductie fijn stof(BWL 2010.29)18

0

HOOFDCATEGORIE F: KALKOENEN

 

F 1

diercategorie ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; tot 6 weken

 

F 1.1

chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie (BWL 2008.13.V1; BWL 2001.35.V2; BWL 2007.08.V2)3

0,02

F 1.2

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2006.03.V1; BWL 2009.13.V1; BWL 2010.27)3

0,05

F 1.3

stal met verwarmingssysteem met warmteheaters en ventilatoren (BWL 2009.14.V2)

0,11

F 1.100

overige huisvestingssystemen

0,15

F 2

diercategorie ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; van 6 tot 30 weken

 

F 2.1

chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie

(BWL 2008.13.V1; BWL 2001.35.V2; BWL 2007.08.V2)3

0,05

F 2.2

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2006.03.V1; BWL 2009.13.V1; BWL 2010.27)3

0,14

F 2.3

stal met verwarmingssysteem met warmteheaters en ventilatoren (BWL 2009.14.V2)

0,34

F2.100

overige huisvestingssystemen

0,47

F 3

diercategorie ouderdieren van vleeskalkoenen van 30 weken en ouder

 

F 3.1

chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie (BWL 2008.13.V1; BWL 2001.35.V2; BWL 2007.08.V2)3

0,06

F 3.2

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2006.03.V1; BWL 2009.13.V1; BWL 2010.27)3

0,18

F 3.100

overige huisvestingssystemen

0,59

F 4

diercategorie vleeskalkoenen

 

F 4.1

gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer (BWL 2001.12)9

0,36

F 4.2

chemisch luchtwassysteem 90% emissiereductie (BWL 2001.35.V2; BWL 2007.08.V2; BWL 2008.13.V1)3, 9

0,07

F 4.3

mechanisch geventileerde stal met frequente strooiselverwijdering (BWL 2005.07)9

0,26

F 4.4

biologisch luchtwassysteem 70% emissiereductie (BWL 2006.03.V1; BWL 2009.13.V1; BWL 2010.27)3, 9

0,20

F 4.5

stal met verwarmingssysteem met warmteheaters en ventilatoren (BWL 2009.14.V2)

0,49

F 4.100

overige huisvestingssystemen9

0,68

F 6

additionele technieken voor emissiereductie van fijn stof

 

F 6.1

oliefilmsysteem met drukleidingen; 54% emissiereductie fijn stof (BWL 2009.17)14

0

F 6.2

waterluchtwassysteem; 33% emissiereductie fijn stof (BWL 2009.19.V1)16

0

HOOFDCATEGORIE G: EENDEN

 

G 1

diercategorie ouderdieren van vleeseenden tot 24 maanden

0,32

G 2

diercategorie vleeseenden

 

G 2.1

binnen mesten

0,210

G 2.2

buiten mesten (per afgeleverde eend)

0,019

G 4

additionele technieken voor emissiereductie van fijn stof

 

G 4.1

waterluchtwassysteem; 33% emissiereductie fijn stof (BWL 2009.19.V1)16

0

HOOFDCATEGORIE H: PELSDIEREN

 

H 1

diercategorie nertsen, per fokteef

 

H 1.1

open mestopslag onder de kooi2

0,58

H 1.2

dagontmesting met afvoer naar een gesloten opslag

(Groen Label BB 94.02.013)2

0,25

HOOFDCATEGORIE I: KONIJNEN

 

I 1

diercategorie voedster inclusief 0,15 ram en bijbehorende jongen tot speenleeftijd

 

I 1.1

mechanisch geventileerde stal met gescheiden afvoer van mest en urine (BWL 2005.08)

0,77

I 1.100

overige systemen

1,20

I 2

diercategorie vlees en opfokkonijnen tot dekleeftijd

 

I 2.1

mechanisch geventileerde stal met gescheiden afvoer van mest en urine (BWL 2005.09)

0,12

I 2.100

overige systemen

0,20

HOOFDCATEGORIE J: PARELHOENDERS

 

J 1

diercategorie parelhoenders voor de vleesproductie20

 

HOOFDCATEGORIE K: PAARDEN

 

K 1

diercategorie volwassen paarden (3 jaar en ouder)8

5,0

K 2

diercategorie paarden in opfok (jonger dan 3 jaar)8

2,1

K 3

diercategorie volwassen pony's (3 jaar en ouder)8

3,1

K 4

diercategorie pony's in opfok (jonger dan 3 jaar)8

1,3

HOOFDCATEGORIE L: STRUISVOGELS

 

L 1

diercategorie struisvogelouderdieren

2,5

L 2

diercategorie opfokstruisvogels (tot 4 maanden)

0,30

L 3

diercategorie vleesstruisvogels (4 tot 12 maanden)

1,8

Eindnoten:

1 De emissie heeft betrekking op een stalperiode van maximaal drie maanden in de winter.

2 De emissiefactor geldt inclusief opfok, jongvee onderscheidenlijk jongen, en reuen, waardoor zij niet apart meetellen voor de berekening van de ammoniakemissie.

3 De emissiefactor die bij de betreffende luchtwassystemen staat vermeld, is gebaseerd op de toepassing van het luchtwassysteem bij een traditioneel (niet emissiearm) huisvestingssysteem. Indien het luchtwassysteem wordt toegepast in combinatie met een ander emissiearm huisvestingssysteem – niet zijnde een ander luchtwassysteem – , wordt de emissiefactor van die combinatie als volgt berekend: efc = 0,01 x (100 – rpl) x efa (efc en efa zijn daarbij de emissiefactoren van de combinatie respectievelijk van het andere emissiearme systeem is; rpl geeft het reductiepercentage van de luchtwasser weer). Indien het reductiepercentage van het andere huisvestingssysteem evenwel hoger is dan 70 (efa < 0,3efo, waarbij efo de emissiefactor van overige huisvestingssystemen van de betreffende diercategorie is), dan geldt evenwel: efc = 0,01 x (100 – rpl) x 0,3efo.

4 In verband met wijziging van de grenswaarden (Stcrt. 1999, 60) is de Groen-Label-erkenning per 1 juli 1999 ingetrokken.

5 Voor opfokzeugen na de eerste dekking wordt de emissiefactor voor fokzeugen gehanteerd.

6 De aangegeven emissiefactor geldt in gevallen waarin de mest direct van het bedrijf wordt afgevoerd, of gedurende een periode van ten hoogste twee weken op het bedrijfsterrein wordt opgeslagen in een afgedekte container. In overige situaties dient bij deze emissiefactor de emissiefactor van de toegepaste additionele techniek (E 6) te worden opgeteld.

7 Additionele technieken voor mestbewerking en mestopslag

a) Additioneel aan de emissiefactor van E 1.5, E 1.8, E 2.5, E 2.11, E 2.12, E 4.1 t/m E 4.3, E 4.8, E 5.8, E 5.9.1.1.3 en E 5.9.1.2.3

b) Het eerste getal geldt voor de huisvestingssystemen onder E 1.5, E 1.8, E 5.8, E 5.9.1.1.3 en E 5.9.1.2.3; het tweede getal geldt voor huisvestingssystemen onder E 2.5, E 2.11, E 2.12, E 4.1 t/m E 4.3 en E 4.8. De emissiefactor voor E 6.100 (overige opslag van mest) geldt alleen indien er geen andere additionele technieken (E 6.1, E 6.2, E 6.3 of E 6.4) worden toegepast.

8 Het onderscheid tussen paarden en pony's ligt bij een stokmaat (schofthoogte) van 156,0 cm.

9 Het aantal dierplaatsen dient te worden vastgesteld door het aantal dieren in de 10e week na opzetten te tellen.

10 Het volièresysteem is al dan niet van mestbandbeluchting voorzien. Bij toepassing van een mestnadroogsysteem moet de mest echter minimaal tweemaal per week worden afgedraaid.

11 De emissiefactor die bij het betreffende huisvestingssysteem staat vermeld, geldt ook bij aanwezigheid van een vrije, niet overdekte uitloop evenals bij de aanwezigheid van een overdekte uitloop, voor zover deze niet als permanente huisvesting wordt gebruikt.

12 Op het moment van overplaatsen naar de vervolghuisvesting bedraagt de bezetting in de stal met etages maximaal 71 dieren per m2.

13 Op het moment van overplaatsen naar de vervolghuisvesting bedraagt de bezetting in de stal met etages maximaal 48 dieren per m2.

14 Deze techniek heeft geen invloed op de ammoniakemissie en kan worden gecombineerd met de huisvestingssystemen: E 3.1, E 3.2, E 3.3 E 3.100, E 5.1, E 5.2, E 5.4, E 5.5 E 5.6, E 5.7, E 5.9.1.1.1, E 5.9.1.1.2, E 5.9.1.1.4, E 5.9.1.2.1, E 5.9.1.2.2, E 5.9.1.2.4, E 5.10, E 5.100, F4.1, F4.2, F4.3, F 4.4 en F 4.100.

15 Deze techniek heeft geen invloed op de ammoniakemissie en kan worden gecombineerd met de huisvestingssystemen: E 5.1, E 5.2, E 5.3, E5.4, E 5.5, E 5.6, E5.7, E 5.9.1.1.1, E 5.9.1.1.2, E 5.9.1.1.4, E 5.9.1.2.1, E 5.9.1.2.2, E 5.9.1.2.4, E5.10 en E 5.100.

16 Deze techniek heeft geen invloed op de ammoniakemissie en kan worden gecombineerd met alle huisvestingssystemen binnen de hoofdcategorieën E (kippen), F (kalkoenen) en G (eenden)met uitzondering van andere luchtwassystemen, de additionele technieken voor mestbewerking en mestopslagE 6.3, E 6.4, E 6.100 en het huisvestingssysteem G 2.2.

17 Deze techniek kan worden gecombineerd met de huisvestingssystemen D 1.1.4, D 1.1.100, D 1.2.100, D 1.3.1, D 1.3.100, D 2.100, D 3.1, D 3.2.1 en D 3.100. Daarnaast is de techniek te combineren met de huisvestingssystemen D 1.1.5, D 3.2.10 en D 3.2.11 indien het mestkanaal dieper is dan 0,7 m.

18 Deze techniek heeft geen invloed op de ammoniakemissie en kan worden gecombineerd met de huisvestingssystemen: E 2.7, E 2.8, E 2.9, E 2.11, E 2.12 en E 2.100.

19 Voor dit systeem is een voorlopige emissiefactor vastgesteld als bedoeld in de Beleidsregels voorlopige emissiefactoren Regeling ammoniak en veehouderij.

20 Bij deze diercategorie kunnen dezelfde huisvestingssystemen en de bijbehorende emissiefactoren worden toegepast als die welke zijn opgenomen bij de diercategorie vleeskuikens (E 5).

Indien in de tabel wordt verwezen naar een huisvestingssysteem wordt de bijbehorende emissiefactor uitsluitend gehanteerd bij de berekening van de emissie vanuit een dierenverblijf dat is of zal worden gebouwd overeenkomstig de beschrijving van dat huisvestingssysteem. De meest recente beschrijving kan worden opgevraagd bij Infomil (088.6025575, www.infomil.nl).

TOELICHTING

1. Algemeen

1.1 De wijziging op hoofdlijnen

De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij (hierna: Rav), de uitvoeringsregeling bij de Wet ammoniak en veehouderij.

De belangrijkste wijzigingen betreffen de wijziging van artikel 3 in verband met de invoering van een nieuwe methode voor het meten van de ammoniakemissie en de aanvulling van de bijlage van de Rav met een aantal nieuwe huisvestingssystemen en een nieuwe additionele techniek voor de reductie van fijn stof bij legkippen. Verder wordt in deze bijlage bij een aantal huisvestingssystemen het systeemnummer aangepast in verband met actualisering van de betreffende systeembeschrijvingen.

1.2 Nieuwe meetmethode

Met het oog op de toepassing van nieuwe emissiearme huisvestingssystemen is in de Rav de mogelijkheid opgenomen om een bijzondere emissiefactor vast te stellen (artikel 3, derde lid). Daardoor kan bij deze nieuwe huisvestingssystemen de ammoniakemissie worden gemeten, zodat een emissiefactor kan worden vastgesteld en het systeem vervolgens in de bijlage bij de Rav kan worden opgenomen. Het meten van de ammoniakemissie moet daarbij gebeuren volgens de methode die in de Rav is aangewezen (in artikel 3, derde lid, onder d). Tot nu toe was de Beoordelingsrichtlijn Groen Label als zodanig aangewezen. De Beoordelingsrichtlijn Groen Label dateert van 1993 en is inmiddels sterk verouderd. Daarom is door het voormalige ministerie van VROM aan de Universiteit Wageningen opdracht gegeven een nieuwe meetmethode te ontwikkelen. Dit heeft in 2007 geleid tot een voorstel dat vervolgens de afgelopen jaren in de praktijk verder is ontwikkeld met als resultaat het ‘Protocol voor meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij 2010’. Bij deze wijziging wordt dit nieuwe meetprotocol aangewezen als verplichte methode voor het meten van de ammoniakemissie in de plaats van de verouderde beoordelingsrichtlijn. Het nieuwe meetprotocol is gepubliceerd op de websites van Agentschap NL, www.agentschapnl.nl/rav en van InfoMil, www.infomil.nl. Het blijft overigens toegestaan om in plaats van de aangewezen meetmethode een gelijkwaardige meetmethode te hanteren.

1.3 Voorlopige emissiefactoren

In deze wijzigingsregeling worden voor het eerst nieuwe huisvestingssystemen opgenomen met een voorlopige emissiefactor die is vastgesteld volgens de methodiek die is opgenomen in de Beleidsregels voorlopige emissiefactoren Regeling ammoniak en veehouderij. In deze beleidsregels is vastgelegd op welke wijze en onder welke voorwaarden de minister van Infrastructuur en Milieu voor een nieuw huisvestingssysteem een voorlopige emissiefactor kan vaststellen. Tot nu toe werd een nieuw type huisvestingssysteem pas in de Rav opgenomen, wanneer op basis van metingen bij één of meer zogenaamde ‘proefstallen’ (huisvestingssystemen waarvoor een bijzondere emissiefactor is vastgesteld) een (definitieve) emissiefactor kon worden vastgesteld. In de praktijk duurt dat veelal enkele jaren. Voor het op de markt introduceren van nieuwe innovatieve systemen wordt dat als te lang ervaren. Dit probleem manifesteert zich momenteel vooral in de melkveehouderij, waar na het in werking treden van het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (hierna: Besluit huisvesting) een grote behoefte is ontstaan aan het snel beschikbaar komen van emissiearme huisvestingssystemen. Met het oog op het bevorderen van innovatie is vanuit het bedrijfsleven en de Tweede Kamer aangedrongen op een oplossing voor dit probleem. Daarom is in overleg met het landbouwbedrijfsleven en deskundigen onderzocht op welke wijze aan deze behoefte tegemoet zou kunnen worden gekomen. Dat heeft geresulteerd in genoemde beleidsregels. Op basis van deze beleidsregels zal de minister van Infrastructuur en Milieu nieuwe, innovatieve huisvestingssystemen waarbij nog geen metingen hebben plaatsgevonden maar die wel voldoen aan de in de beleidsregels genoemde voorwaarden, met een voorlopige emissiefactor in de Rav opnemen. Een voorlopig vastgestelde emissiefactor geldt in beginsel maximaal voor drie jaar. Zodra aan de hand van metingen bij de ‘proefstallen’ voor het nieuwe huisvestingssysteem een definitieve emissiefactor kan worden vastgesteld, zal de voorlopige emissiefactor in de Rav worden vervangen door een definitieve factor. De definitieve emissiefactor zal over het algemeen lager zijn dan de voorlopige emissiefactor. Bij het vaststellen van de voorlopige emissiefactor wordt namelijk een veiligheidsmarge aangehouden om te voorkomen dat bij tegenvallende meetresultaten de definitieve emissiefactor hoger uitvalt dan de maximale emissiewaarde die op grond van het Besluit huisvesting voor de betreffende diercategorie geldt.

1.4 Nieuwe systemen

Bij deze wijziging worden in totaal elf nieuwe systemen in de bijlage opgenomen: zeven verschillende typen emissiearme ligboxenstallen voor melkvee, een chemisch luchtwassysteem voor de varkens- en kalverhouderij, een stal met mestbeluchting door middel van verticale ventilatiekokers voor grondhuisvesting van (groot)ouderdieren van vleeskuikens, een biologisch luchtwassysteem voor kippen en kalkoenen en een droogfilter dat de emissie van fijn stof reduceert bij de grondhuisvesting van legkippen. Daarnaast zijn een aantal bestaande systemen geschikt gemaakt voor toepassing bij andere diercategorieën. Het betreft een biologisch en elf chemische luchtwassystemen voor de kalverhouderij en een stal met verwarmingssysteem met warmteheaters en ventilatoren voor opfokhennen, (groot)ouderdieren van vleeskuikens in opfok, ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok en vleeskalkoenen.

De emissiefactoren die bij de nieuwe huisvestingssystemen horen, zijn toegekend op basis van metingen, uitgevoerd door een deskundig onderzoeksinstituut volgens de Beoordelingsrichtlijn Groen Label of een gelijkwaardige meetmethode, of op grond van afleiding van of vergelijking met reeds eerder in de bijlage opgenomen (en bemeten) systemen, indien dat voldoende verantwoord was.

De verschillende meetrapporten en systeembeschrijvingen die de basis vormen voor de emissiefactoren, zijn in opdracht van het voormalige ministerie van VROM (thans het ministerie van Infrastructuur en Milieu) door deskundigen op volledigheid en juistheid beoordeeld. Zij hebben advies uitgebracht over de te hanteren emissiefactoren voor de verschillende huisvestingssystemen.

2. Toelichting per artikel en bijlage

2.1 Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

In onderdeel A van artikel I wordt artikel 3 van de Rav op drie onderdelen gewijzigd. In verband met wijzigingen in de organisatie wordt in het tweede lid van artikel 3 thans het secretariaat van het Agentschap NL aangeduid als instantie waar de aanvraag van een bijzondere emissiefactor moet worden gedaan. Verder wordt in artikel 3, derde lid, onder d, voor het meten van de ammoniakemissie thans een nieuwe meetmethode voorgeschreven (zie hiervoor de toelichting in paragraaf 1.2). In verband met de introductie van deze nieuwe meetmethode is ook het vierde lid van artikel 3 gewijzigd. Tot nu toe kon voor een nieuw huisvestingssysteem maar voor één systeem (‘proefstal’) een bijzondere emissiefactor worden vastgesteld. In de praktijk is echter gebleken dat voor een voldoende nauwkeurige vaststelling van een emissiefactor het wenselijk is bij meerdere systemen van hetzelfde type op verschillende locaties de ammoniakemissie te meten. Het nieuwe meetprotocol hanteert als uitgangspunt dat voor een betrouwbaar meetresultaat in beginsel op vier locaties dient te worden gemeten. Bij nieuwe luchtwassystemen kan over het algemeen met meting op twee locaties worden volstaan en afhankelijk van het soort huisvesting en de omstandigheden zal soms ook in andere gevallen met minder dan vier ‘proefstallen’ kunnen worden volstaan.

Artikel I, onderdeel B

Onderdeel B van artikel I regelt de vervanging van de bijlage die de lijst met huisvestingssystemen en de bijbehorende emissiefactoren bevat. Ten behoeve van de hanteerbaarheid van de bijlage in de praktijk wordt deze in zijn geheel vervangen.

Artikel II

De gegevens uit de Rav worden gebruikt bij de verlening van milieuvergunningen aan veehouderijen. Een actuele regeling, met recente gegevens, is voor de praktijk van groot belang. Dit geldt niet alleen voor producenten en verkopers van nieuwe huisvestingssystemen (commercieel belang) of voor de veehouders die deze systemen willen toepassen, maar in veel gevallen ook voor het milieu. Veelal betreft het namelijk innovatieve technieken die de emissie van ammoniak, maar vaak ook de emissie van geur en fijn stof, verder reduceren dan de bestaande technieken. Door het opnemen van deze nieuwe, innovatieve technieken in de Rav kunnen deze worden vergund en daardoor ook daadwerkelijk in de praktijk worden toegepast. Om die reden is afgezien van inwerkingtreding op één van de ‘vaste verandermomenten’ en van het stellen van een termijn van ten minste drie maanden tussen publicatie en inwerkingtreding. Als gevolg daarvan is de gewijzigde Rav vanaf de datum van inwerkingtreding van onderhavige regeling van toepassing op vergunningaanvragen die op of na die datum worden ingediend.

Evenals bij vorige wijzigingen van de Rav is ook nu weer afgezien van het opnemen van bijzonder overgangsrecht. Dit vanwege het uitgangspunt dat bij een beslissing op een aanvraag om een milieuvergunning de meest recente milieutechnische inzichten moeten worden toegepast. Gezien de huidige jurisprudentie, betekent het afzien van overgangsrecht, dat de gewijzigde Rav ook moet worden toegepast op vóór die datum ingediende aanvragen, waarop het bevoegd gezag op de datum van inwerkingtreding nog een beslissing moet nemen.

2.2 Toelichting op de bijlage

Hierna wordt per hoofdcategorie aangegeven welke huisvestingssystemen aan de bijlage zijn toegevoegd, dan wel welke andere aanvullingen en verbeteringen in de bijlage zijn aangebracht.

Hoofdcategorie A: Rundvee

Bij de diercategorie melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar (A 1) zijn onder de nieuwe subcategorieën A 1.9 tot en met A 1.15 zeven nieuwe huisvestingssystemen (emissiearme ligboxenstallen) toegevoegd, respectievelijk met de systeemnummers BWL 2010.30 tot en met BWL 2010.36. Voor al deze huisvestingssystemen zijn voorlopige emissiefactoren vastgesteld overeenkomstig de ‘Beleidsregels voorlopige emissiefactoren Regeling ammoniak en veehouderij’.

Voorts zijn bij de subcategorieën A 1.5 tot en met A 1.8 de systeemnummers van de bijbehorende huisvestingssystemen aangepast vanwege een wijziging van de systeembeschrijvingen (de oude systeemnummers Groen Label BB 97.05.055, BWL 2009.11, BWL 2009.22 en BWL 2010.14 zijn vervangen door respectievelijk BWL 2010.24.V1, BWL 2009.11.V1, BWL 2009.22.V1 en BWL 2010.14.V1).

In de gewijzigde systeembeschrijvingen wordt aangegeven dat de emissiefactor geldt bij een mestbesmeurde oppervlak per koe van tussen de 3,5 m2 en 5,5 m2. Tot nu toe werd in de stalbeschrijving uitgegaan van een oppervlak per koe van maximaal 3,5 tot 4,0 m2. Daardoor konden deze huisvestingssystemen formeel gezien niet worden toegepast bij een groter oppervlak per koe, terwijl het oppervlak per koe bij de huidige bedrijfsvoering juist is toegenomen. Om de toepasbaarheid van de nieuwe huisvestingssystemen te vergroten is er voor gekozen om ten aanzien van het oppervlak per koe met een range te werken die aansluit bij de huidige praktijk. Uit het oogpunt van doelmatigheid en flexibiliteit is bewust niet gekozen voor het hanteren van verschillende emissiefactoren, naar rato van de verschillen in oppervlak per koe. Ook zijn de emissiefactoren van de bestaande huisvestingssystemen niet aangepast aan het gemiddeld grotere met mest besmeurde oppervlak per koe. Dat zou namelijk ongewenste gevolgen hebben, omdat ook de emissiefactoren van de subcategorie ‘overige huisvestingssystemen’ en de maximale emissiewaarde voor deze diercategorie in het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (hierna: Besluit huisvesting) nog zijn gebaseerd op het kleinere oppervlak per koe. Het voornemen bestaat om de emissiefactoren van deze huisvestingssystemen aan te passen tegelijk met de eerstvolgende wijziging van het Besluit huisvesting, naar verwachting in 2012. Tot die tijd gelden de huidige emissiefactoren dus ook bij een grotere met mest besmeurde oppervlak per koe, tot maximaal 5,5 m2.

Bovendien is bij deze wijziging het onderscheid dat tussen het houden van vleeskalveren tot 8 maanden (diercategorie A 4) en van vleesstierkalveren tot 6 maanden (diercategorie A 5) tot nu toe werd gemaakt, ongedaan gemaakt. In de praktijk blijkt er namelijk geen wezenlijk verschil tussen de wijze waarop de verschillende categorieën vleeskalveren worden gehouden. Beide diercategorieën zijn daarom samengevoegd tot de nieuwe diercategorie ‘vleeskalveren tot circa 8 maanden’ (A 4), waardoor de diercategorie A 5 is komen te vervallen. In verband met deze samenvoeging is de omschrijving van de diercategorie A 6 gewijzigd in ‘diercategorie vleesstieren en overig vleesvee van circa 8 tot 24 maanden (roodvleesproductie)’.

Bij deze nieuwe diercategorie (A 4) is onder de subcategorie A 4.2 aan het bestaande biologische luchtwassysteem met 70% emissiereductie (BWL 2006.01.V1) een gelijksoortig luchtwassysteem toegevoegd (BWL 2009.13.V1). Tot nu toe was dit systeem alleen toepasbaar bij kippen en kalkoenen (onder nummer BWL 2009.13 bij de subcategorieën E 1.10, E 2.13, E 3.2, E 4.7, E 5.7, F 1.2, F 2.2, F 3.2 en F 4.4). Daarnaast zijn onder de nieuwe subcategorie A 4.3 een achttal chemische luchtwassystemen met een emissiereductie van 70% opgenomen en onder de nieuwe subcategorie A.4.4 een viertal (3 bestaande en één nieuw systeem) chemische luchtwassystemen met een emissiereductie van 95%. Tot nu toe konden de bestaande systemen alleen bij varkens worden toegepast (onder de subcategorieën D 1.1.10, D 1.2.11, D 1.3.7, D 2.2 en D 3.2.9 respectievelijk D 1.1.14, D 1.2.15, D 1.3.11, D 2.3 en D 3.2.14). Het nieuwe chemisch luchtwassysteem (BWL 2010.26) is ook toepasbaar bij varkens (zie hierna).

Hoofdcategorie D: Varkens

Bij alle diercategorieën (D 1.1 biggenopfok, D1.2 kraamzeugen e.a., D 1.3 guste en dragende zeugen, D 2 dekberen en D 3 vleesvarkens e.a.) is een nieuw biologisch luchtwassysteem met 70% emissiereductie opgenomen, aangeduid met systeemnummer BWL 2010.28 (onder de subcategorieën D 1.1.9, D 1.2.10, D 1.3.6, D 2.1 en D 3.2.8), evenals een nieuw chemisch luchtwassysteem met 70% emissiereductie, aangeduid met systeemnummer BWL 2010.25 (onder de subcategorieën D 1.1.10, D 1.2.11, D 1.3.7, D 2.2 en D 3.2.9) en een nieuw chemisch luchtwassysteem met 95% emissiereductie, aangeduid met systeemnummer BWL 2010.26 (onder de subcategorieën D 1.1.14, D 1.2.15, D 1.3.11, D 2.3 en D 3.2.14).

Verder zijn de systeemnummers van een aantal luchtwassystemen aangepast in verband met de actualisering van de systeembeschrijvingen. Het betreft nummer BWL 2007.03.V3, een biologisch luchtwassysteem met 70% emissiereductie (oud nummer BWL 2007.03 V2, opgenomen bij de subcategorieën D 1.1.9, D 1.2.10, D 1.3.6, D 2.1 en D 3.2.8), nummer BWL 2008.06.V2, een chemisch luchtwassysteem met 70% emissiereductie (oud nummer BWL 2008.06.V1, opgenomen bij de subcategorieën D 1.1.10, D 1.2.11, D 1.3.7, D 2.2 en D 3.2.9), nummer BWL 2008.08.V2, een chemisch luchtwassysteem met 95% emissiereductie (oud nummer BWL 2008.08.V1, opgenomen bij de subcategorieën D 1.1.14, D 1.2.15, D 1.3.11, D 2.3 en D.3.2.14) en nummer BWL 2006.15.V3, een gecombineerd luchtwassysteem met 70% emissiereductie (oud nummer BWL 2006.15.V2, opgenomen bij de subcategorieën D 1.1.15.2, D 1.2.17.2, D 1.3.12.2, D 2.4.2 en D 3.2.15.2).

Hoofdcategorie E: Kippen

Bij alle diercategorieën (E 1 opfokhennen e.a., E 2 legkippen e.a., E 3 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok, E 4 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens en E 5 vleeskuikens) is een nieuw biologisch luchtwassysteem met 70% emissiereductie toegevoegd, aangeduid met systeemnummer BWL 2010.27 (onder de subcategorieën E 1.10, E 2.13, E 3.2, E 4.7 en E 5.7).

Bij de diercategorieën E 1 (opfokhennen e.a.) en E 3 ((groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok) is onder de nieuwe subcategorie E 1.11 respectievelijk E 3.4 een huisvestingssysteem toegevoegd, (‘stal met verwarmingssysteem met warmteheaters en ventilatoren’, aangeduid met systeemnummer BWL 2009.14.V2), dat tot nu toe alleen kon worden toegepast bij de diercategorie vleeskuikens (met systeemnummer BWL 2009.14.V1 onder subcategorie E 5.10).

Bij de diercategorie (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok (onder subcategorie E 3.3) is de emissiefactor van het huisvestingssysteem ‘stal met mixluchtventilatie’ aangepast van 0,188 naar 0,183. Deze was bij de opname in de Rav in december 2009 (Stcrt. 2009, 20189) abusievelijk foutief vermeld.

Bij de diercategorie E 4 ((groot-)ouderdieren van vleeskuikens) is onder de subcategorie E 4.4.4 een nieuw huisvestingssysteem toegevoegd, genaamd ‘grondhuisvesting met mestbeluchting door middel van verticale ventilatiekokers’ en aangeduid met systeemnummer BWL 2010.37.

Bij categorie E 6 (additionele technieken voor mestbewerking en mestopslag) is aan de technieken vermeld onder de subcategorieën E 6.1, E 6.2 en E 6.3 alsnog een systeemnummer toegekend (nummers BWL 2001.36, respectievelijk BWL 2001.37 en BWL 2001.38). Tevens zijn de systeemnummers van de mestdroogtechnieken die staan vermeld onder de subcategorieën E 6.1, E 6.4.1 en E 6.4.2, gewijzigd in verband met een aanpassing van de systeemomschrijvingen (nummers BWL 2001.36, BWL 2005.06 en BWL 2007.09 zijn gewijzigd in respectievelijk BWL 2001.36.V1, BWL 2005.06.V1 en BWL 2007.09.V1). Deze aanpassing vloeit voort uit de metingen die zijn uitgevoerd om de reductie van fijn stof door droogtunnels vast te stellen. Daarbij bleek deze techniek van mestdroging inderdaad een reducerende werking heeft op de emissie van fijn stof uit huisvestingssystemen, maar bleek de emissie van ammoniak tegelijkertijd aanzienlijk hoger te zijn dan op basis van de vastgestelde emissiefactoren mocht worden verwacht. Nader onderzoek wees uit dat de hogere ammoniakemissie vooral werd veroorzaakt doordat het drogestofgehalte van de mest die de droogtunnel ingaat in de praktijk veel lager is dan tijdens de metingen die in het verleden ter vaststelling van de emissiefactor zijn uitgevoerd. Om deze hoge ammoniakemissie te voorkomen, wordt nu in de systeembeschrijvingen de eis gesteld dat het drogestofgehalte tenminste 50% moet bedragen en dient ter controle de ingaande mest driemaandelijks te worden bemonsterd.

Bij categorie E 7 (additionele technieken voor emissiereductie van fijn stof) is de omschrijving van de technieken vermeld onder de subcategorieën E 7.1, E 7.2 en E 7.3 aangepast, omdat de percentages voor de reductie van fijn stof op basis van recente meetresultaten nauwkeuriger konden worden vastgesteld. Op de reductie van ammoniak hebben deze wijzigingen geen invloed. Daarnaast is onder subcategorie E 7.4 een nieuwe techniek toegevoegd (BWL 2010.29), een droogfilter dat de emissie van fijn stof met 30% reduceert en toegepast kan worden in combinatie met een aantal huisvestingssystemen voor legkippen (zie eindnoot 18). Ook deze nieuwe techniek heeft geen invloed op de reductie van de ammoniakemissie vanuit het huisvestingssysteem waarbij het wordt toegepast.

Verder zijn de systeemnummers van een tweetal luchtwassystemen aangepast in verband met de actualisering van de systeembeschrijvingen. Het betreft nummer BWL 2001.35.V2, een chemisch luchtwassysteem met 90% emissiereductie (oud nummer BWL 2001.35.V1, opgenomen bij de subcategorieën E 1.9, E 2.10, E 3.1, E 4.6 en E 5.4) en nummer BWL 2009.13.V1, een biologisch luchtwassysteem met 70% emissiereductie (oud nummer BWL 2009.13), opgenomen bij de subcategorieën E 1.10, E 2.13, E 3.2, E 4.7 en E 5.7).

Hoofdcategorie F: Kalkoenen

Bij alle diercategorieën (F 1 ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; tot 6 weken, F 2 ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; van 6 tot 30 weken, F 3 ouderdieren van vleeskalkoenen van 30 weken en ouder en F 4 vleeskalkoenen) is een nieuw biologisch luchtwassysteem met 70% emissiereductie toegevoegd, aangeduid met systeemnummer BWL 2010.27 (onder de subcategorieën F 1.2, F 2.2, F 3.2 en F 4.4). Het is hetzelfde systeem dat bij de hoofdcategorie ‘Kippen’ is toegevoegd (onder de subcategorieën E 1.10, E 2.13, E 3.2, E 4.7 en E 5.7).

Bij de diercategorieën F1 (ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; tot 6 weken), F2 (ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; van 6 tot 30 weken ) en F4 (vleeskalkoenen) is onder de nieuwe subcategorieën F 1.3, F 2.3 respectievelijk F 4.5 een huisvestingssysteem toegevoegd (stal met verwarmingssysteem met warmteheaters en ventilatoren, aangeduid met systeemnummer BWL 2009.14.V2), dat tot nu toe alleen kon worden toegepast bij de diercategorie vleeskuikens (onder subcategorie E 5.10). Het is hetzelfde systeem dat bij de bij de diercategorieën E 1 (opfokhennen e.a.) en E 3 ((groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok) is toegevoegd (onder de subcategorie E 1.11 respectievelijk E 3.4).

Daarnaast zijn evenals bij de hoofdcategorie ‘Kippen’ de systeemnummers van een tweetal luchtwassystemen aangepast in verband met de actualisering van de systeembeschrijvingen. Het betreft nummer BWL 2001.35.V2, een chemisch luchtwassysteem met 90% emissiereductie (oud nummer BWL 2001.35.V1, opgenomen bij de subcategorieën F 1.1, F 2.1, F 3.1 en F 4.2) en nummer BWL 2009.13.V1, een biologisch luchtwassysteem met 70% emissiereductie (oud nummer BWL 2009.13, opgenomen bij de subcategorieën F 1.2, F 2.2, F 3.2 en F 4.4).

Verder is bij de categorie F 6 (additionele technieken voor emissiereductie van fijn stof) de omschrijving van de technieken vermeld onder de subcategorieën F 6.1 en F 6.2 aangepast, omdat de percentages voor de reductie van fijn stof op basis van recente meetresultaten nauwkeuriger konden worden vastgesteld. Op de reductie van ammoniak hebben deze wijzigingen geen invloed.

Hoofdcategorie G: Eenden

Bij de categorie E 7 (additionele technieken voor emissiereductie van fijn stof) is de omschrijving van de techniek vermeld onder de subcategorie G 4.1 aangepast, omdat het percentage voor de reductie van fijn stof op basis van recente meetresultaten nauwkeuriger konden worden vastgesteld. Op de reductie van ammoniak heeft deze wijziging geen invloed.

Hoofdcategorie J: Parelhoenders

De emissiefactor voor parelhoenders voor de vleesproductie is bijgesteld van 50 naar 80 gram NH3 per dierplaats per jaar. De emissiefactor voor parelhoenders is namelijk afgeleid van de factor voor vleeskuikens. Tot 2002 waren de emissiefactoren voor beide diercategorieën, voor zover het traditionele huisvesting betreft, aan elkaar gelijk (50 gram). Bij de inwerkingtreding van de Rav in 2002 is de emissiefactor voor vleeskuikens (overige huisvestingssystemen) op basis van nieuwe gegevens verhoogd tot 80 gram, maar is abusievelijk nagelaten de emissiefactor van parelhoenders eveneens aan te passen (zie de toelichting bij de Rav, Stcrt. 2002, 82 blz. 16).

Anders dan voorheen zijn bij deze diercategorie (J 1) thans geen huisvestingssystemen meer opgenomen, maar wordt voor de toepasselijke huisvestingssystemen en emissiefactoren verwezen (via eindnoot 20) naar de diercategorie vleeskuikens (E 5). De reden daarvoor is dat voor het houden van parelhoenders voor de vleesproductie in de praktijk dezelfde typen huisvestingssystemen worden gebruikt als voor het houden van vleeskuikens.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.


XNoot
1

Stcrt. 2002, 82; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 29 juni 2010 (Stcrt. 2010, 9996).

Naar boven