Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2011, 22921 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2011, 22921 | Besluiten van algemene strekking |
Categorie: Strafvordering
Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130, lid 4 Wet RO (nieuw)
Afzender: College van Procureurs-Generaal
Adressaat: Hoofden van de parketten
Registratienummer: 2011R023
Datum vaststelling: 09-12-2011
Datum inwerkingtreding: 01-01-2012
Geldigheidsduur:31-12-2015
Publicatie in Stcrt.: PM
Vervallen: Richtlijn voor strafvordering Drank- en Horecawet (2010R019)
Relevante beleidsregels OM: Aanwijzing Ontneming (2009A003)
Wetsbepalingen: Artikel 44a lid 3 Drank- en Horecawet
Bijlage(n): 1
De boetebedragen in deze richtlijn zijn geïndexeerd met 20 procent conform de door de minister voorgestelde verhoging per 1 januari 2012, waarbij de bedragen conform de Aanwijzing kader voor strafvordering zijn afgerond. Voor de waarde van één sanctiepunt wordt verwezen naar genoemde aanwijzing.
Bij wet van 9 juli 2004 is artikel 44a van de Drank- en Horecawet vastgesteld en is de bestuurlijke boete in de handhaving van de Drank- en Horecawet geïntroduceerd, Stb. 2004, nr. 429. De bestuursrechtelijke handhaving van de Drank- en Horecawet is in het bijzonder opgedragen aan de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). De bestuurlijke boete wordt de facto opgelegd door de Afdeling (JZ,team) Bestuurlijke Maatregelen van de VWA.
De hoogte van de bestuurlijke boete is gefixeerd en de opgelegde boetes cumuleren. Dit betekent dat per overtreding van een voorschrift uit de Drank- en Horecawet een vaste boete is bepaald en dat per geconstateerd feit een boete wordt opgelegd. Ingevolge artikel 5:46 lid 3 van Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een lagere bestuurlijke boete worden opgelegd indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog moet worden geacht. Uit artikel 5:8 Awb volgt dat indien twee of meer voorschriften worden overtreden voor de overtreding van elk afzonderlijk voorschrift een bestuurlijke sanctie kan worden opgelegd.
Artikel 44b van de Drank- en Horecawet bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur een bijlage wordt vastgesteld, die bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete bepaalt. Een overzicht van de bestuurlijke boeten is opgenomen in het Besluit van 1 december 2004, houdende vaststelling van boetetarieven voor overtredingen van de Drank- en Horecawet (Besluit bestuurlijke boete Drank- en Horecawet), Stb. 2004, nr. 647 (inwerkingtreding per 1 maart 2005).
Artikel 44a, lid 3, van de Drank- en Horecawet bepaalt dat geen bestuurlijke boete kan worden opgelegd:
a) als sprake is vanovertredingen – met uitzondering van artikel 9, tweede lid, of artikel 29, tweede lid, van de Drank- en Horecawet – die een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg hebben, of
b) als het economisch voordeel de op te leggen bestuurlijke boete aanmerkelijk overtreft.
Ingevolge artikel 5:44 lid 1 Awb vervalt de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete indien:
a) strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel
b) het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 of 74c van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Ingevolge artikel 243 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) vervalt het recht tot strafvervolging indien reeds een bestuurlijke boete is opgelegd.
Het openbaar ministerie kan via het aanbieden van een transactie (artikel 74 Sr jo artikel 37 Wet op de Economische Delicten (WED)) of via dagvaarding een strafzaak afhandelen.
Indien het openbaar ministerie een zaak afdoet met inachtneming van artikel 74 Sr jo art. 36 WED, zal het voorwaarden stellen bij vrijwillige voldoening waaraan het recht tot strafvordering vervalt. De voorwaarden die kunnen worden gesteld, zijn vermeld in genoemde artikelen.
Met het oog op de gewenste eenheid in het strafvorderingsbeleid in economische strafzaken heeft het College van procureurs-generaal tarieven vastgesteld die landelijk als uitgangspunt dienen voor de bepaling van de bedragen, die als transactie worden gehanteerd.
De systematiek van het Polarissysteem voor commune delicten volgend, is in deze richtlijn gekozen voor een puntensysteem zoals beschreven in de Aanwijzing kader voor strafvordering.
In deze richtlijn wordt bij bedragen die als transactie worden gehanteerd, een onderscheid gemaakt tussen kleine bedrijven (tot 50 werknemers) en overige bedrijven (vanaf 50 werknemers). De redenen om van deze tweedeling uit te gaan is gelegen in het feit dat gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek uitwijzen dat (op 1 januari 2002) 99% van de bedrijven in de horecasector, de detailhandel voedingsmiddelen en de slijtersbranche minder dan vijftig werknemers telde. De overige 1% (middelgrote en grote bedrijven) is – vanwege praktische overwegingen – onder één categorie gebracht.
In deze richtlijn wordt onder recidive verstaan: een zelfde of vergelijkbare overtreding van de Drank- en Horecawet, gepleegd binnen twee jaar na een eerdere (onherroepelijke) veroordeling of (betaalde) transactie.
In deze richtlijn wordt de mogelijkheid van toepassing van een voorlopige maatregel op grond van artikel 28 WED aangegeven.
Met ingang van 1 november 2000 is de Drank en Horecawet onder de Wet op de economische delicten (WED) gebracht, Stb 2000, 185.
Overtredingen van artikel 2, 3, 12 t/m 25, 35, tweede lid, en 38 worden ingevolge artikel 1 onder 4 van de WED aangemerkt als economische delicten. Gelet op artikel 2, lid 4 van die Wet worden deze gedragingen gekwalificeerd als overtreding. De maximale straf die hiervoor kan worden opgelegd is 6 maanden hechtenis of een geldboete van de vierde categorie (artikel 6 lid 1 sub 4).
In de Hoofdlijnenbrief alcoholbeleid1 wordt onder meer de problematiek rond alcoholmisbruik door jongeren beschreven. Kinderen drinken steeds jonger en steeds meer. Het aantal tien tot vijftienjarigen dat in een ziekenhuis wordt behandeld wegens alcoholvergiftiging is sinds het jaar 2000 verzesvoudigd.
De Drank- en Horecawet biedt een handvat bij het terugdringen van alcoholgerelateerde problemen. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft de handhaving van deze wet een hoge prioriteit gegeven en er wordt een aanzienlijke investering in personele capaciteit gedaan.
Handhaving is opgedragen aan de VWA/Divisie Horeca, Ambacht, Instellingen en Retail (HAIR). De Divisie HAIR voert gerichte acties op de handhaving van specifieke onderdelen van de Drank- en Horeacwet, zoals de verkoop van alcohol aan minderjarigen en de verkoop in benzinestations. Deze acties hebben gevolgen voor de instroom van zaken bij het openbaar ministerie.
Enkele bepalingen uit de Drank- en Horecawet worden door de VWA projectmatig gehandhaafd, hetgeen heeft geleid tot een grote bekendheid met de Drank- en Horecawet in de betrokken branches.
Deze richtlijn gaat in op de afhandeling van zaken door het openbaar ministerie. De richtlijn bevat niet alleen transactierichtlijnen, maar geeft ook aan in welke gevallen de bijzondere dwangmiddelen van de WED kunnen worden ingezet.
In de richtlijn worden alle bepalingen uit de Drank- en Horecawet specifiek genoemd. Enkele daarvan worden nader toegelicht aangezien die bepalingen door de VWA ook projectmatig gehandhaafd worden.
Vier categorieën overtredingen zijn te onderscheiden:
A) administratieve tekortkomingen
– een voorbeeld van een ‘administratieve tekortkoming’ is het ‘niet aangeven leeftijdsgrenzen bij verstrekkingspunt’ (artikel 20, zesde lid),
B) geboden en verboden
– een voorbeeld van een ‘verbod’ is het ‘verrichten van andere bedrijfsactiviteiten in slijterij’ (artikel 14, eerste lid),
C) speerpunten illegale exploitatie en overtreding leeftijdsgrenzen
– een voorbeeld van ‘illegale exploitatie’ is ‘het uitoefenen van het horeca- of slijtersbedrijf zonder dat daartoe een vergunning is aangevraagd / verleend’ (art. 3),
– een voorbeeld van overtreding van ‘leeftijdsgrenzen’ is ‘het verstrekken van alcoholhoudende drank aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt’ (artikel 20, eerste lid),
D) regels in het kader van de openbare orde en veiligheid
– een voorbeeld van regels i.h.k.v. openbare orde en veiligheid is het handelen in strijd met gemeentelijke regels, voorschriften of beperkingen m.b.t. alcoholverstrekking (art. 23, tweede en derde lid).
– Toezicht op naleving van het bepaalde bij of krachtens de DHW:
Ingevolge artikel 41 DHW en de ‘Aanwijzing ambtenaren, belast met het toezicht op naleving van de DHW’, zijn de controle-ambtenaren van de VWA belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de DHW bepaalde.
Dit betekent dat de opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141 Sv – waaronder de politie – niet bevoegd is om in het kader van deze wetgeving toezicht uit te oefenen.
– Opsporing overtredingen van de DHW:
Belast met de opsporing van strafbare feiten zijn de politie, de Koninklijke Marechaussee (artikel 141 Sv) en de Buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s) (artikel 142 Sv).
Ingevolge artikel 142, lid 2 Sv is de BOA bevoegd voor feiten die specifiek zijn vermeld in de akte of de aanwijzing. Voor de VWA is dat het Besluit BOA VWA van 1 mei 2007, Staatscourant 2007, nr. 90.
– Bestuurlijke versus strafrechtelijke handhaving:
Ingevolge artikel 5:48 Awb mag uitsluitend de krachtens artikel 41 DHW aangewezen ambtenaar – nadat hij een in de bijlage omschreven overtreding (zie het Besluit bestuurlijke boete DHW) heeft vastgesteld – een zogenaamd boeterapport opmaken. Dit betekent dat overtredingen vastgesteld door de politie (in het kader van de opsporingstaak bij een eerder gerezen verdenking) niet door middel van een bestuurlijke boete kunnen worden afgedaan, maar strafrechtelijk vervolgd dienen te worden.
In die gevallen waarbij een afweging gemaakt moet worden tussen bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving, is het uitgangspunt dat het strafrecht met name wordt toegepast als het strafrecht meerwaarde heeft. Onderscheid wordt gemaakt tussen (I) zaken die strafrechtelijk moeten worden afgedaan en (II) overige zaken die voor strafrechtelijke afdoening in aanmerking komen. Een en ander is uitgewerkt in de navolgende opsommingen.
I. Indien één van de volgende situaties zich voordoet, wordt deze strafrechtelijk afgedaan:
– Als de overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft (artikel 44a, lid 3, onder a, van de Drank- en Horecawet).
– Als de op te leggen boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economisch voordeel (artikel 44a, lid 3, onder b, van de Drank- en Horecawet).
– Indien strafrechtelijke handhavingsinstrumenten (zoals verbeurdverklaring, onttrekking aan het verkeer, maatregelen ex artikel 28 of 29 WED of bijkomende straffen) gebruikt moeten worden om de zaak af te handelen.
II. Indien één van de volgende situaties zich voordoet, wordt per zaak in overleg met het OM beoordeeld welk stelstel (bestuursrecht of strafrecht) de beste aanpak garandeert.
Onder de volgende voorwaarden wordt gekozen voor het strafrecht:
– De ontstane economische schade als gevolg van de overtreding is hoger dan € 5.000,–.
– Het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel is wenselijk.
– Een openbare terechtzitting is wenselijk.
– Optreden tegen de (Rijks)overheid is nodig.
– Aanpak van feitelijk leidinggevenden als bedoeld in artikel 51 Sr is wenselijk (uitsluitend in die gevallen dat met een bestuurlijke boete aan een leidinggevende niet kan worden volstaan en de mogelijkheid van het opleggen van vrijheidsstraffen wordt overwogen).
Deze richtlijn voor strafvordering is uitsluitend geldig ten aanzien van strafbare feiten gepleegd vanaf de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.
In de richtlijn worden alle bepalingen uit de Drank- en Horecawet specifiek genoemd.
Vier categorieën overtredingen zijn te onderscheiden:
A) administratieve tekortkomingen
B) geboden en verboden
C) speerpunten illegale exploitatie en overtreding leeftijdsgrenzen
D) regels in het kader van de openbare orde en veiligheid
Per categorie wordt hierna het strafvorderingsbeleid weergegeven.
Bestuurlijke versus strafrechtelijke handhaving:
– Uitgangspunt: de overtredingen vermeld onder de categorieën A tot en met C worden genoemd in de bijlage bedoeld in artikel 44b, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, waarvoor in beginsel (zie toelichting) een bestuurlijke boete wordt opgelegd (indien de overtreding is vastgesteld door een controle-ambtenaar van de VWA; wanneer de overtreding is vastgesteld door een opsporingsambtenaar van de politie wordt deze strafrechtelijk gehandhaafd). (N.B. De overtredingen vermeld onder de categorie D worden niet genoemd in de bijlage bedoeld in artikel 44b, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, en worden dan ook niet met een bestuurlijke boete afgedaan; strafrechtelijk handhaving van deze feiten is dan ook vereist)
– Toelichting: pas als er sprake is van één van de uitzonderingen zoals hiervoor genoemd onder I en II is het nodig c.q. wenselijk om de onder de categorieën A tot en met C genoemde overtredingen strafrechtelijk te handhaven.
– Basis afdoening: de hoogte van de bestuurlijke boete is het uitgangspunt bij het bepalen van de hoogte van de te bepalen transactie dan wel de eis ter zitting, waarbij onderscheid wordt gemaakt in kleine bedrijven (tot 50 werknemers) en overige bedrijven (vanaf 50 werknemers).
– Strafverzwarende indicatoren: de volgende indicatoren zijn richtinggevend bij het bepalen van een hogere transactie of bij de beslissing tot dagvaarden:
• de overtreding heeft een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg (artikel 44a, lid 3, onder a, Drank- en Horecawet);
• de op te leggen sanctie wordt aanmerkelijk overschreden door het met de overtreding behaalde economisch voordeel (in voorkomende gevallen: de wenselijkheid van een afzonderlijke ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel) (art. 44a, lid 3, onder b, Drank- en Horecawet);
• gebruik van strafrechtelijke handhavingsinstrumenten (zoals onttrekking aan het verkeer, maatregelen ex artikel 28 of 29 WED of bijkomende straffen);
Overtreding |
Globale omschrijving |
Transactie kleine bedrijven |
Transactie overige bedrijven |
---|---|---|---|
art. 31 |
uitoefening horeca- of slijtersbedrijf zonder vergunning (administratieve omissie c.q. vergunning wel aangevraagd maar nog niet verleend) |
first offender 20 punten 1e recidive: 30 punten 2e recidive: 40 punten 3e en volgende recidive: dagvaarden (eis vanaf 50 punten) |
first offender: 40 punten 1e recidive: 60 punten 2e recidive: 80 punten 3e en volgende recidive: dagvaarden (eis vanaf 100 punten) |
art. 20, zesde lid |
niet aangeven leeftijdsgrenzen bij verstrekkingspunt |
Overtreding |
Globale omschrijving |
Transactie kleine bedrijven |
Transactie overige bedrijven |
---|---|---|---|
art. 12, eerste lid |
verstrekking alcohol voor gebruik ter plaatse buiten horecalokaliteit of terras |
first offender: 30 punten 1e recidive: 45 punten 2e recidive: 60 punten 3e en volgende recidive: Dagvaarden (eis vanaf 75 punten) |
first offender: 60 punten 1e recidive: 90 punten 2e recidive: 120 punten 3e en volgende recidive: Dagvaarden (eis vanaf 150 punten) |
art. 12, tweede lid |
verstrekking sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse anders dan in een slijtlokaliteit die in de vergunning is vermeld |
||
art. 14, eerste lid |
verrichten van andere bedrijfsactiviteiten in slijterij |
||
art. 14, tweede lid |
uitoefening van kleinhandel in horecalokaliteit |
||
art. 15, eerste lid |
uitoefening van kleinhandel in lokaliteit die alleen toegankelijk is via horecalokaliteit |
||
art. 15, tweede lid |
niet naleven verbod op rechtstreekse verbinding tussen slijterij en levensmiddelenzaak |
||
art. 16 |
niet naleven verbod op aanwezigheid drankautomaten |
||
art. 17 |
verstrekking in open verpakking |
||
art. 18, derde lid |
Geen duidelijk onderscheid tussen zwakalcoholhoudende drank en frisdrank |
||
art. 19, eerste lid |
niet naleven verbod op gelegenheid bieden m.b.t. afleveren sterke drank anders dan d.m.v. slijtersbedrijf of partijen-cateringbedrijf |
||
art. 19, tweede lid |
Niet naleven verbod op gelegenheid bieden m.b.t. afleveren zwakalcoholhoudende drank anders dan vermeld onder a, b en c van dit artikel |
||
art. 24, eerste lid1 |
Niet naleven verbod op geopende slijt- of horecalokaliteit zonder aanwezigheid van leidinggevende |
||
art. 24, tweede lid |
niet naleven verbod op het dienst laten doen van een persoon onder de 16 jaar in een slijt- of horecalokaliteit |
Overtreding |
Globale omschrijving |
Transactie kleine bedrijven |
Transactie overige bedrijven |
---|---|---|---|
art. 2 tweede lid |
niet naleven verbod op reclame voor alcoholhoudende drank1 |
first offender: 40 punten 1e recidive: 60 punten 2e recidive: 80 punten 3e en volgende recidive: Dagvaarden (eis vanaf 100 punten) |
first offender: 80 punten 1e recidive: 120 punten 2e recidive: 160 punten 3e en volgende recidive: Dagvaarden (eis vanaf 200 punten) |
art. 32 |
uitoefening horeca- of slijtersbedrijf zonder vergunning (als vergunning niet is aangevraagd of is geweigerd) |
||
art. 13, eerste lid |
verstrekking alcohol voor gebruik elders dan ter plaatse anders dan in een slijtlokaliteit die in de vergunning is vermeld |
||
art. 13, tweede lid |
verstrekking alcohol voor gebruik ter plaatse in slijterij |
||
art. 18, eerste lid |
verstrekking zwakalcoholhoudende drank in niet-levensmiddelenzaak |
||
art. 20, eerste lid 2 |
verstrekken van alcoholhoudende drank aan persoon van wie niet is vastgesteld dat deze 16 jaar is |
||
art. 20, tweede lid 2 |
verstrekken sterke drank aan persoon van wie niet is vastgesteld dat deze 18 jaar is |
||
art. 20, derde lid |
toelaten in slijterij van persoon van wie niet is vastgesteld dat deze 16 jaar is |
||
art. 22, eerste lid, onder a2 |
verstrekking alcoholhoudende drank bij benzinestations |
||
art. 22, eerste lid, onder b |
verstrekking alcoholhoudende drank in winkels van restaurants langs auto(snel)weg |
||
art. 22, tweede lid onder a |
verstrekking alcoholhoudende drank dmv amvb in voetbalstadions |
||
art. 22, tweede lid onder b |
verstrekking alcoholhoudende drank dmv amvb in andere instellingen (gezondheidszorg, onderwijs en zwembaden) |
||
art. 25, eerste lid onder a |
aanwezigheid alcohol in voor publiek toegankelijke ruimte anders dan slijters- of horecabedrijf |
||
art. 25, eerste lid onder b |
aanwezigheid alcohol in voor publiek niet toegankelijke delen van die ruimte |
||
art. 25, tweede lid |
het laten nuttigen van alcohol in niet-horecabedrijf |
||
art. 25, derde lid |
handelen in strijd met regels m.b.t. ambulante handel |
De hieronder vermelde overtredingen worden niet genoemd in de bijlage bedoeld in artikel 44b, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, en worden dan ook niet met een bestuurlijke boete afgedaan.
Strafrechtelijke handhaving van deze feiten is dan ook de aangewezen weg.
Overtreding |
Globale omschrijving |
Transactie kleine bedrijven |
Transactie overige bedrijven |
---|---|---|---|
art. 20, vijfde lid |
niet naleven gemeentelijk horeca-toelatingsverbod jongeren |
first offender: 30 punten 1e recidive: 45 punten 2e recidive: 60 punten 3e en volgende recidive: Dagvaarden (eis vanaf 75 punten) |
first offender: 60 punten 1e recidive: 90 punten 2e recidive: 120 punten 3e en volgende recidive: Dagvaarden (eis vanaf 150 punten) |
art. 20,zevende lid |
toelaten in slijt- of horecalokaliteit of terras van dronken persoon of personen onder invloed van drugs |
||
art. 21 |
verstrekken alcoholhoudende drank indien dit redelijkerwijze zal leiden tot verstoring openbare orde, veiligheid of zedelijkheid |
||
art. 23, eerste lid |
niet naleven gemeentelijk verstrekkingsverbod van alcoholhoudende drank |
||
art. 23, tweede lid |
handelen in strijd met gemeentelijke regels m.b.t. alcoholverstrekking |
||
art. 23, derde lid |
handelen in strijd met gemeentelijke voorschriften en beperkingen m.b.t. alcoholverstrekking |
||
art. 35, tweede lid |
handelen in strijd met voorschriften en beperkingen bij gemeentelijke ontheffing |
||
art. 38 |
verstrekken van onjuiste gegevens terzake van een aanvraag om een vergunning of ontheffing |
het exploiteren van een horecabedrijf en slijterij zonder daartoe strekkende vergunning van B&W (artikel 3), in strijd met de vergunningsvoorschriften (vgl artikel 27 lid 1 sub d) of in strijd met de overige bepalingen van de Drank- en Horecawet
In beginsel krijgt iedere aanvrager een vergunning (artikel 28), tenzij er een weigeringsgrond aanwezig is (artikel 27).
Terzijde: Het hebben van een vergunning wil overigens niet zeggen dat dan ook een horeca-inrichting geëxploiteerd mag worden. In sommige gemeenten is op grond van de Algemene Politie Verordening (APV) een exploitatievergunning nodig (past de horeca-inrichting ook in het bestemmingsplan?) en/of een gebruiksvergunning op grond van de Woningwet. Het onderstaande richt zich uitsluitend op de vergunning als bedoeld in de Drank- en Horecawet.
Indien een horeca-/slijterij-inrichting wordt geëxploiteerd zonder vergunning, kan sprake zijn van
a. een administratieve omissie van de exploitant (vergunning [abusievelijk] niet aangevraagd) of de vergunning is wel aangevraagd, maar de gemeente heeft hierop nog geen beslissing genomen
(NB. De gemeente heeft 3 maanden de tijd om te beslissen; indien deze termijn wordt overschreden en als gevolg daarvan de exploitatie wordt voortgezet, is het van belang om – bij het beoordelen terzake het al dan niet strafrechtelijk vervolgen, te bepalen aan wie de termijnoverschrijding te verwijten valt, de verdachte dan wel de gemeente);
b. een situatie waarin de vergunning is geweigerd omdat een exploitant niet aan de voorwaarden voldoet of een situatie waarin de exploitant om die reden niet eens een aanvraag heeft ingediend.
In een aantal gevallen is het wenselijk onmiddellijk in te grijpen, bijvoorbeeld in geval van verstoring van de openbare orde, verkoop aan minderjarigen jonger dan zestien jaar of ernstige (financiële) benadeling van de legale horeca of slijterijen.
In art. 28 lid 1 WED is de bevoegdheid van de Officier van Justitie (OvJ) geregeld tot het bevelen van een tweetal voorlopige maatregelen, opgesomd onder a en b.
De OvJ kan bevelen dat verdachte:
– zich zal onthouden van bepaalde handelingen; art. 28 lid 1 sub a WED;
– zorg draagt dat bepaalde voor inbeslagneming vatbare voorwerpen op een in het bevel aangegeven plaats worden opgeslagen en bewaard; art. 28 lid 1 sub b WED1;
Eén van de eisen voor het opleggen van een voorlopige maatregel (zowel die van de OvJ conform art. 28 lid 1 WED als die van de rechtbank conform art. 29 lid 1 WED) is dat het belang, welke door het overtreden voorschrift wordt beschermd, een onmiddellijk ingrijpen vereist. Er moet dus enig spoedeisend belang zijn dat tot direct optreden noopt; dat zal uiteraard per geval moeten worden bezien.
Bij de beoordeling of onmiddellijk ingrijpen vereist is, is het van belang om te weten dat de gemeente de bevoegdheid heeft om een horeca / slijtlokatie te sluiten. Zij kan dit door bestuursdwang of een dwangsom afdwingen (zie art. 36 DHW).
Bij het opleggen van een voorlopige maatregel wordt met de VWA een termijn voor herinspectie afgesproken. Bij overtreding van de voorlopige maatregel wordt proces-verbaal opgemaakt (art. 33 WED).
Overigens wordt in het geval van een administratieve omissie de gelegenheid gegeven om de vergunning alsnog in orde te brengen dit in tegenstelling tot de situatie waarin een vergunning geweigerd is of niet aangevraagd is.
Bij de voorgestelde bedragen is gekeken naar:
a. de bestuurlijke boetebedragen voor de Warenwet (Stb 2000, 527);
b. andere strafvorderingsrichtlijnen m.b.t. het niet hebben van een vergunning; zoals de Wet Goederenvervoer over de weg;
c. het negeren van de eisen die door de Drank- en Horecawet worden gesteld ten einde een vergunning te verkrijgen en de verkoop van alcohol op een sociaal-hygienische wijze te doen plaatsvinden;
d. de aard van de bedrijven: een ‘klein bedrijf’ in het geval van een slijterij-inrichting is in de regel een ‘zelfstandige’; bij een ‘groot bedrijf’ gaat het in de regel om supermarktketens; het economisch voordeel dat deze ‘grote bedrijven’ behalen is in de regel vele malen groter dan bij ‘kleine bedrijven’.
Bij de hoogte van de bedragen is rekening gehouden met de volgende factoren:
a. de in de wet neergelegde politiek-maatschappelijke wens om het alcoholgebruik onder jongeren te ontmoedigen;
b. de bevordering van de volksgezondheid; omvangrijk alcoholgebruik op jonge leeftijd kan op latere leeftijd tot verslaving leiden
c. het feit dat horeca-instellingen soms geheel of grotendeels draaien op minderjarige bezoekers;
d. het feit dat (overmatig) alcoholgebruik kan leiden tot overlast, baldadigheid en vernielingen.
Bij de hoogte van de bedragen is rekening gehouden met de volgende factoren:
a. de in de wet neergelegde politiek-maatschappelijke wens om het alcoholgebruik onder jongeren te ontmoedigen;
b. de bevordering van de volksgezondheid; omvangrijk alcoholgebruik op jonge leeftijd kan op latere leeftijd tot verslaving leiden;
c. het feit dat (overmatig) alcoholgebruik kan leiden tot overlast, baldadigheid en vernielingen.
Het daadwerkelijk aantonen van ‘verstrekken’ van alcoholhoudende drank is een lastige en tijdrovende bezigheid, omdat ‘verstrekken’ een actieve handeling is. Dit betekent dat een opsporingsambtenaar altijd zal moeten aantonen dat (zwak)alcoholhoudende drank daadwerkelijk werd verkocht aan een particulier, alvorens sprake kan zijn van een overtreding van artikel 22, eerste lid, DHW.
Het bewijs voor art. 25, eerste lid, DHW is veel makkelijker te leveren. In een dergelijk geval kan namelijk worden volstaan met de constatering dat alcoholhoudende drank aanwezig was. Van het ‘rechtmatig’ (zwak)alcoholhoudende drank aanwezig hebben in een benzinestation kan nooit sprake zijn, hetgeen een overtreding van art, 25, eerste lid 1, DHW oplevert.
De samenhang tussen art. 22, eerste lid, DHW en art. 25, eerste lid, DHW is door de rechter bevestigd (Economische Politierechter te Haarlem in de zaken 095485-01, 095561-01 en 038103-01).
Het verbod op de verkoop van alcoholhoudende drank bij benzinestations hangt direct samen met het gevaar van alcohol in het verkeer. Dit vereist onmiddellijk optreden. Reden waarom de mogelijkheden beslag en voorlopige maatregel hier beide expliciet worden genoemd.
Bij constatering van een overtreding van artikel 22 lid 1, is het niet voldoende alleen proces-verbaal op te maken. De verkoop van alcoholhoudende drank kan dan immers alsnog plaatsvinden. Het optreden tegen overtredingen zal alleen dan effectief zijn als ook de verkoop wordt voorkomen, door hetzij in beslag nemen van de voorraad, hetzij een voorlopige maatregel, waarbij het openbaar ministerie de overtreder gelast ‘de alcoholhoudende drank op te slaan en te bewaren ter plaatste in het bevel aangegeven’ op basis van artikel 28 lid 1 sub b WED. De keuze voor hetzij beslag (bijvoorbeeld bij kleinere, eenvoudig te vervoeren hoeveelheden), hetzij een voorlopige maatregel kan per geval worden gemaakt.
Bij het opleggen van een voorlopige maatregel wordt met de VWA een termijn voor herinspectie afgesproken. Bij overtreding van de voorlopige maatregel wordt proces-verbaal opgemaakt (artikel 33 WED).
Bij de hoogte van het bedrag is rekening gehouden met
a. het gevaar van alcohol in het verkeer;
b. de mogelijke verdiensten;
c. de algemene bekendheid van het verbod, gelet op eerdere projectmatige handhaving.
Bij de hoogte van het bedrag is rekening gehouden met de achtergrond van artikel 24 lid 1: het is onwenselijk dat een horeca-inrichting of slijterij kan draaien zonder dat de leidinggevende die op de vergunning staat vermeld, of een andere gekwalificeerde persoon, aanwezig is. Immers, de leidinggevende of anderszins gekwalificeerde moet voldoen aan de eisen gesteld in artikel 8 van de Wet.
De Hoofdlijnenbrief alcoholbeleid van 20 november 2007 is door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister voor Jeugd en Gezin en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer gestuurd, kenmerk VGT/ADT 2811524 .
Hiermee kan de OvJ een verreikende claim op de bedrijfsvoorraden leggen, omdat de inbeslagnemingsbevoegdheden in zaken betreffende economische delicten bijzonder ruim is.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011-22921.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.