Mandaatregeling Defensie Wet vervoer gevaarlijke stoffen 2010

Nr. BS/2010012402

Directie Juridische Zaken, Afdeling Wet- en Regelgeving

De Staatssecretaris van Defensie,

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Mandaat en machtiging worden verleend aan:

    • a. de voorzitter van de defensie veiligheidsraad gevaarlijke stoffen ten aanzien van het verlenen van ontheffing of vrijstelling als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

    • b. de commandant der strijdkrachten ten aanzien van het indienen van verzoeken als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel a, en derde lid van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

    • c. de commandant van de explosieven opruimingsdienst defensie ten aanzien van het indienen van verzoeken als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel b, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

    • d. het hoofd van de sectie militaire commissie gevaarlijke stoffen ten aanzien van:

      • 1°. het namens de Minister van Defensie optreden als erkende instantie als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 2 van bijlage 3 van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen en de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen;

      • 2°. het namens de Minister van Defensie optreden als bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 2 juncto artikel 3 van bijlage 4 van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen.

  • 2. Bij afwezigheid of verhindering van de functionaris, bedoeld in het eerste lid, treedt een door die functionaris schriftelijk aangewezen plaatsvervanger voor de duur van de afwezigheid of verhindering in diens plaats.

Artikel 2

Inzake het verlenen van ontheffingen of vrijstellingen als bedoeld in artikel 1 van deze regeling wordt de defensie veiligheidsraad gevaarlijke stoffen vooraf geïnformeerd.

Artikel 3

Bij de uitoefening van de machtiging respectievelijk het mandaat, bedoeld in artikel 1 van deze regeling, brengt de functionaris, bedoeld in artikel 1 van deze regeling, in de ondertekening van stukken die op basis hiervan worden ondertekend, de machtiging respectievelijk het mandaat tot uitdrukking door het opnemen van de volgende formule:

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

voor deze,

Aanduiding van de functie

Handtekening

Naam en voorzover van toepassing de militaire rang

Artikel 4

De Mandaatregeling Defensie Wet vervoer gevaarlijke stoffen van 18 juni 2004, nr. C/2004004124 (Stcrt. 2004, nr. 123), wordt ingetrokken.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting worden geplaatst in de Staatscourant en de serie ministeriële publicaties.

’s-Gravenhage, 20 april 2010

De Staatssecretaris van Defensie,

J.G. de Vries.

TOELICHTING

Het Besluit vervoer ontplofbare stoffen krijgsmacht geeft uitvoering aan artikel 8, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs). Het besluit bevat eisen met betrekking tot de constructie, inrichting en uitrusting van militaire vervoermiddelen waarmee de ontplofbare stoffen en voorwerpen worden vervoerd, de keuring van die vervoermiddelen, alsmede eisen met betrekking tot de verpakking van de ontplofbare stoffen en voorwerpen. Nadere eisen zijn opgenomen in de Regeling van de minister van Defensie van 9 december 1997, nr. CWW85/089, houdende uitvoering van het Besluit vervoer ontplofbare stoffen krijgsmacht (Stcrt. 1997, 240). Ingevolge het tweede lid van artikel 8 Wvgs kan de minister van Defensie in bijzondere gevallen ontheffing of vrijstelling verlenen van het bepaalde krachtens het eerste lid. In de onderhavige mandaatregeling wordt deze bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing of vrijstelling gemandateerd aan de voorzitter van de defensie veiligheidsraad gevaarlijke stoffen.

Op grond van artikel 21 Wvgs is het verboden in gemeenten waar krachtens de artikelen 18, eerste lid, en 20 Wvgs wegen of weggedeelten zijn aangewezen en aangeduid, de krachtens artikel 12 Wvgs aangewezen gevaarlijke stoffen te vervoeren over andere dan de aangewezen en aangeduide wegen of weggedeelten.

Ingevolge artikel 23, eerste lid, Wvgs verlenen burgemeester en wethouders ontheffing van het bepaalde in artikel 21 voor het vervoer met militaire vervoermiddelen: a. ten behoeve van het laden en lossen op militaire locaties; b. ten behoeve van het ruimen van ontploffingsgevaarlijke stoffen door onder de minister van Defensie ressorterende opruimingsdiensten van explosieven. Ingevolge artikel 23, derde lid, kunnen burgemeester en wethouders op verzoek van de minister van Defensie ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 21 indien dat noodzakelijk is ten behoeve van militaire oefeningen.

Ingevolge de onderhavige regeling kunnen de verzoeken, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder a, en derde lid, en de verzoeken, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder b, in mandaat worden verricht door respectievelijk de commandant der strijdkrachten en de commandant van de explosieven opruimingsdienst.

Gelet op het belang van het onderwerp is overigens in de onderhavige regeling niet in de mogelijkheid van doormandatering voorzien.

In de bijlagen van een aantal ter uitvoering van de Wvgs strekkende regelingen van de minister van Verkeer en Waterstaat (Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen, de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen en de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen) wordt de Minister van Defensie genoemd als erkende instantie inzake de uitvoering van een aantal voorschriften. In de onderhavige regeling wordt bepaald dat het hoofd van de sectie militaire commissie gevaarlijke stoffen namens de Minister van Defensie als erkende instantie zal optreden.

De Staatssecretaris van Defensie,

J.G. de Vries.

Naar boven