Mandaatregeling Defensie Wet vervoer gevaarlijke stoffen

18 juni 2004

Nr. C/2004004124

Directie Juridische Zaken/Afdeling Wet- en Regelgeving

De Staatssecretaris van Defensie,

Besluit:

Artikel 1

1. Mandaat en machtiging worden verleend aan:

a. de voorzitter van de militaire commissie gevaarlijke stoffen ten aanzien van het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

b. de inspecteur van het vervoerswezen ten aanzien van het indienen van verzoeken als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel a, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

c. de commandant van het explosieven opruimingscommando koninklijke landmacht ten aanzien van het indienen van verzoeken als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel b, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

d. het hoofd van het bureau veiligheid en secretariaat van de militaire commissie gevaarlijke stoffen ten aanzien van het indienen van verzoeken als bedoeld in artikel 23, derde lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

2. Bij afwezigheid van de functionaris, bedoeld in het eerste lid, treedt een door die functionaris schriftelijk aangewezen plaatsvervanger voor de duur van de afwezigheid of verhindering in diens plaats.

Artikel 2

Inzake het verlenen van ontheffingen als bedoeld in artikel 1 van deze regeling wordt de militaire commissie gevaarlijke stoffen vooraf geïnformeerd.

Artikel 3

Bij de uitoefening van de machtiging respectievelijk het mandaat, bedoeld in artikel 1 van deze regeling, brengt de functionaris, bedoeld in artikel 1 van deze regeling, in de ondertekening van stukken die op basis hiervan worden ondertekend, de machtiging respectievelijk het mandaat tot uitdrukking door het opnemen van de volgende formule:

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE,

voor deze:

Aanduiding van de functie

Handtekening

Naam en, voorzover van toepassing, de militaire rang.

Artikel 4

De regeling van 3 september 1997, nr. CWW85/089 97002317, wordt ingetrokken.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal worden geplaatst in de Staatscourant en de serie ministeriële publicaties.

Den Haag, 18 juni 2004.
De Staatssecretaris van Defensie, C. van der Knaap.

Toelichting

Het Besluit vervoer ontplofbare stoffen krijgsmacht geeft uitvoering aan artikel 8, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs). Het besluit bevat eisen met betrekking tot de constructie, inrichting en uitrusting van militaire vervoermiddelen, waarmee de ontplofbare stoffen en voorwerpen worden vervoerd, de keuring van die vervoermiddelen, alsmede eisen met betrekking tot de verpakking van de ontplofbare stoffen en voorwerpen. Nadere eisen zijn opgenomen in de Regeling van de minister van Defensie van 9 december 1997, nr. CWW85/089, houdende uitvoering van het Besluit vervoer ontplofbare stoffen krijgsmacht (Stcrt. 1997, 240). Ingevolge het tweede lid van artikel 8 Wvgs kan de minister van Defensie in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van het bepaalde krachtens het eerste lid. Bij de ontheffingverlening is artikel 9, tweede, derde en vierde lid, van de Wvgs van overeenkomstige toepassing. In de onderhavige mandaatregeling wordt deze bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing gemandateerd aan de voorzitter van de militaire commissie gevaarlijke stoffen.

Op grond van artikel 21 Wvgs is het verboden in gemeenten waar krachtens de artikelen 18, eerste lid en 20 Wvgs wegen of weggedeelten zijn aangewezen en aangeduid, de krachtens artikel 12 Wvgs aangewezen gevaarlijke stoffen te vervoeren over andere dan de aangewezen en aangeduide wegen of weggedeelten.

Ingevolge artikel 23, eerste lid, Wvgs verlenen burgemeester en wethouders ontheffing van het bepaalde in artikel 21 voor het vervoer met militaire vervoermiddelen:

a. ten behoeve van het laden en lossen op militaire locaties;

b. ten behoeve van het ruimen van ontploffingsgevaarlijke stoffen door onder de minister van Defensie ressorterende opruimingsdiensten van explosieven.

Op grond van het tweede lid van artikel 23 Wvgs kan de ontheffing onder beperkingen worden verleend en kunnen daaraan voorschriften worden verbonden. Ingevolge artikel 23, derde lid, kunnen burgemeester en wethouders op verzoek van de minister van Defensie ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 21 indien dat noodzakelijk is ten behoeve van militaire oefeningen. Bij die ontheffingverlening is artikel 9, tweede, derde en vierde lid, van de Wvgs van overeenkomstige toepassing.

Ingevolge de onderhavige regeling kunnen de verzoeken, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder a, artikel 23, eerste lid, onder b, en artikel 23, derde lid, namens de staatssecretaris worden verricht door respectievelijk de inspecteur van het vervoerswezen, de commandant van het explosieven opruimingscommando koninklijke landmacht en het hoofd van het bureau veiligheid en secretariaat van de militaire commissie gevaarlijke stoffen.

Gelet op het belang van het onderwerp is overigens in de onderhavige regeling niet in de mogelijkheid van doormandatering voorzien.

De Staatssecretaris van Defensie,

C. van der Knaap

Naar boven