Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 4 augustus 2010, nr. HO&S/CBV/215273, tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs, van de Tijdelijke regeling subsidie experimenten open bestel en van de Subsidieregeling postinitiële masteropleidingen hoger beroepsonderwijs

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 7.51, zesde lid, en 7.52, vijfde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de artikelen 2.2, vierde lid, 4.10, 4.19, 4.21, eerste en tweede lid, 4.22, eerste en tweede lid, en 4.24, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIËN HOGER ONDERWIJS PER 1 JANUARI 2010

De Regeling financiën hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4 worden na het zesde lid een zevende en een achtste lid toegevoegd die komen te luiden:

  • 7. De percentages bedoeld in artikel 4.22, eerste lid, van het besluit zijn opgenomen in bijlage 12, onder de noemer onderzoekscholen.

  • 8. De percentages bedoeld in artikel 4.22, tweede lid, van het besluit zijn opgenomen in bijlage 12, onder de noemer toponderzoekscholen.

B

Bijlagen 3 en 5 komen als volgt te luiden:

BIJLAGE 3 BIJ ARTIKEL 3, EERSTE LID, ONDERDEEL A

Bedragen onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.10, onderdeel a van het besluit

Universiteit

 

totaalbedrag

kwaliteit

kwetsbare opleidingen

bijzondere voorzieningen

21PB

Universiteit Leiden

€ 6.429.897

€ 17.984.555

€ 918.778

€ 25.333.230

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 8.500.937

€ 28.726.598

€ 2.610.924

€ 39.838.459

21PD

Universiteit Utrecht

€ 11.015.987

€ 47.525.894

€ 1.121.378

€ 59.663.259

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 5.814.325

€ 23.251.262

€ 8.910.499

€ 37.976.086

21PF

Technische Universiteit Delft

€ 6.437.518

 

€ 8.874.409

€ 15.311.927

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

€ 3.429.175

 

€ 260.571

€ 3.689.746

21PH

Universiteit Twente

€ 3.449.458

€ 12.696.286

€ 15.103.144

€ 31.248.888

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 5.222.047

€ 20.951.454

€ 1.130.789

€ 27.304.290

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 9.137.346

€ 23.812.599

€ 1.772.694

€ 34.722.639

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 6.956.928

€ 22.622.281

€ 1.141.760

€ 30.720.969

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 6.650.971

€ 25.052.598

€ 1.569.463

€ 33.273.032

21PN

Universiteit van Tilburg

€ 3.417.878

€ 279.000

€ 3.318.473

€ 7.015.351

22NC

Open Universiteit

€ 596.890

€ 140.000

€ 16.766.434

€ 17.503.324

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

€ 36.250

 

€ 4.503.876

€ 4.540.126

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

€ 12.754

 

€ 674.645

€ 687.399

23BF

Universiteit voor Humanistiek

€ 65.634

 

€ 1.427.232

€ 1.492.866

 

Totaal

€ 77.173.995

€ 223.042.527

€ 70.105.069

€ 368.921.591

BIJLAGE 5 BIJ ARTIKEL 3, TWEEDE LID, ONDERDEEL A

Bedragen onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.19, onderdeel a van het besluit

Hogeschool

 

totaalbedrag

kwaliteit

kwetsbare opleidingen

bijzondere voorzieningen

00BH

Saxion Hogeschool IJselland

€ 2.740.689

 

€ 690.867

€ 3.431.556

00IC

Katholieke PABO Zwolle

€ 428.288

 

€ 52.977

€ 481.265

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

€ 2.829.598

 

€ 624.380

€ 3.453.978

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 7.946.249

 

€ 1.198.195

€ 9.144.444

02BY

Gerrit Rietveld Academie

€ 797.333

 

€ 416.621

€ 1.213.954

02NR

Hotelschool Den Haag

€ 927.221

 

€ 209.331

€ 1.136.552

02NT

Design Academy Eindhoven

€ 430.192

 

€ 222.800

€ 652.992

04CS

Hogeschool Helicon

€ 303.581

 

€ 55.051

€ 358.632

07GR

Avans Hogeschool

€ 6.007.696

 

€ 1.062.507

€ 7.070.203

08OK

Hogeschool De Kempel

€ 563.678

 

€ 69.017

€ 632.695

08YJ

Hogeschool Edith Stein

€ 654.461

 

€ 80.054

€ 734.515

09OR

Hogeschool Domstad

€ 623.780

 

€ 77.008

€ 700.788

09OT

Iselinge Hogeschool

€ 350.439

 

€ 43.781

€ 394.220

10IZ

Marnix Academie

€ 734.132

 

€ 88.892

€ 823.024

10KK

Fontys PABO Eindhoven

€ 650.207

 

€ 79.768

€ 729.975

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

€ 1.471.623

 

€ 480.266

€ 1.951.889

15BK

Christelijke Hogeschool Driestar

€ 786.317

 

€ 103.866

€ 890.183

15CL

Fontys Hogescholen Eindhoven

€ 6.361.505

€ 636.902

€ 1.481.329

€ 8.479.736

17XA

Fontys PABO Limburg

€ 368.230

 

€ 44.701

€ 412.931

21IY

Stenden Hogeschool (Emmen)

€ 1.170.342

 

€ 343.210

€ 1.513.552

21MI

Hogeschool Zeeland

€ 1.933.824

 

€ 532.027

€ 2.465.851

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 3.864.481

 

€ 1.083.349

€ 4.947.830

21QL

Avans Hogeschool ’s-Hertogenbosch

€ 3.831.699

 

€ 610.291

€ 4.441.990

21RI

Hogeschool Leiden

€ 3.116.788

€ 472.603

€ 474.393

€ 4.063.784

21UG

Hogeschool IPABO

€ 1.018.487

 

€ 125.267

€ 1.143.754

21UI

NHTV internationale hogeschool Breda

€ 3.221.542

 

€ 618.665

€ 3.840.207

21WN

NHL Hogeschool

€ 4.190.878

 

€ 2.563.086

€ 6.753.964

21WO

Fontys Hogescholen Venlo

€ 1.228.221

 

€ 248.124

€ 1.476.345

22BO

Fontys Hogescholen Tilburg

€ 7.952.823

 

€ 1.231.798

€ 9.184.621

22BP

Fontys PABO ’s-Hertogenbosch

€ 330.820

 

€ 39.987

€ 370.807

22BQ

Fontys Hogescholen Sittard

€ 580.644

 

€ 83.943

€ 664.587

22EX

Stenden Hogeschool (Leeuwarden)

€ 3.521.581

 

€ 1.030.298

€ 4.551.879

22HH

Gereformeerde Hogeschool voor Beroepsonderwijs

€ 751.877

 

€ 104.197

€ 856.074

22JA

Fontys Pedagogisch Technische Hogeschool

€ 350.474

 

€ 48.991

€ 399.465

22OJ

Hogeschool Rotterdam

€ 15.675.835

€ 4.117.253

€ 2.452.961

€ 22.246.049

23AH

Saxion Hogeschool Enschede

€ 5.818.575

€ 365.383

€ 1.156.415

€ 7.340.373

23KJ

Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans Den Haag

€ 1.667.656

 

€ 3.637.230

€ 5.304.886

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

€ 1.948.126

 

€ 286.443

€ 2.234.569

25BE

Hanzehogeschool Groningen

€ 10.832.548

€ 1.105.146

€ 2.032.353

€ 13.970.047

25DW

Hogeschool Utrecht

€ 17.602.037

€ 1.992.275

€ 2.726.697

€ 22.321.009

25JX

Hogeschool Zuyd

€ 7.541.552

€ 3.792.236

€ 1.484.839

€ 12.818.627

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 12.848.936

€ 1.568.819

€ 2.462.461

€ 16.880.216

27NF

ArtEZ hogeschool

€ 3.168.073

 

€ 694.191

€ 3.862.264

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 16.839.188

€ 6.630.325

€ 3.063.920

€ 26.533.433

27UM

Haagse Hogeschool

€ 10.229.394

 

€ 2.044.117

€ 12.273.511

28DN

Hogeschool van Amsterdam

€ 20.412.785

 

€ 3.148.231

€ 23.561.016

 

Totaal

€ 196.624.405

€ 20.680.942

€ 41.408.895

€ 258.714.242

Bedragen onderwijsopslag van hogescholen met opleidingen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, bedoeld in artikel 4.19, onderdeel a van het besluit

Hogeschool

kwaliteit

kwetsbare opleidingen

bijzondere voorzieningen

totaalbedrag

01DZ

STOAS Hogeschool

€ 363.894

€ 13.614

€ 261.291

€ 638.799

01MY

Christelijke Agrarische Hogeschool Dronten

€ 622.257

  

€ 622.257

21CW

HAS Den Bosch

€ 927.952

  

€ 927.952

22ND

Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein

€ 862.745

  

€ 862.745

24LE

Van Hall Instituut

€ 916.117

  

€ 916.117

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 241.034

  

€ 241.034

 

Totaal

€ 3.933.999

€ 13.614

€ 261.291

€ 4.208.904

C

Na Bijlage 11 wordt een nieuwe bijlage toegevoegd, luidende:

BIJLAGE 12 BIJ ARTIKEL 4, ZEVENDE EN ACHTSTE LID

Percentages onderzoekscholen en toponderzoekscholen, bedoeld in artikel 4.22, eerste en tweede lid van het besluit

universiteit

Percentage onderzoekscholen

Percentage toponder zoekscholen

21PB

Universiteit Leiden

9,153%

7,492%

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

9,662%

22,104%

21PD

Universiteit Utrecht

12,809%

19,408%

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

5,279%

2,908%

21PF

Technische Universiteit Delft

14,802%

5,078%

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

8,000%

22,780%

21PH

Universiteit Twente

6,228%

 0,00000%

21PJ

Universiteit Maastricht

3,814%

 0,00000%

21PK

Universiteit van Amsterdam

11,851%

12,397%

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

8,036%

6,066%

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

8,075%

1,767%

21PN

Universiteit van Tilburg

2,291%

0,00000%

22NC

Open Universiteit

0,00000%

0,00000%

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

0,00000%

0,00000%

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

0,00000%

0,00000%

23BF

Universiteit voor Humanistiek

0,00000%

0,00000%

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIËN HOGER ONDERWIJS PER 1 SEPTEMBER 2010

De Regeling financiën hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikelen 8, 14 en 18 vervallen.

B

Artikel 9 komt als volgt te luiden:

Artikel 9. Vaststelling collegegeld

  • 1. Het wettelijk collegegeld bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit is

    • a. voor het studiejaar 2010/2011 € 1.672.

    • b. voor het studiejaar 2011/2012 € 1.713.

  • 2. Het bedrag bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, van het besluit is

    • a. voor het studiejaar 2010/2011 € 950.

    • b. voor het studiejaar 2011/2012 € 961.

C

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het tweede lid wordt ‘7.51, zevende lid’ door: 7.51, zesde lid.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het tweede lid, onderdeel c door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. een verklaring waaruit blijkt dat de desbetreffende organisatie voor het hoger onderwijs relevante activiteiten ontplooit.

D

Artikel 11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

De zinsnede ‘een organisatie bedoeld in artikel 10, tweede lid.’ wordt vervangen door: maximaal veertig organisaties bedoeld in artikel 10, tweede lid.

E

Artikel 12, derde tot en met vijfde lid vervallen.

F

In artikel 15 worden na het vierde lid drie nieuwe leden toegevoegd, die komen te luiden:

  • 5. Een student die woont in Nederland, als bedoeld in artikel 1.1 van het besluit, wordt geacht te zijn geregistreerd in de basisadministratie persoonsgegevens.

  • 6. In afwijking van het tweede lid worden de gegevens, bedoeld in bijlage 10, onderdeel h. door Onze minister verstrekt uit het basisregister onderwijs als bedoeld in artikel 24b van de Wet op het onderwijstoezicht.

  • 7. Indien Onze Minister de gegevens, bedoeld in het zesde lid niet kan verstrekken, verzoekt Onze Minister het instellingsbestuur deze gegevens te verstrekken. Deze verstrekking geschiedt binnen vier weken na de dag van verzending van het verzoek om inlichtingen door Onze Minister.

G

In bijlage 3 wordt de laatste regel vervangen door twee nieuwe regels, luidende:

25AV

Theologische Universiteit Kampen

  

€ 794.634

€ 794.634

 

Totaal

€ 77.173.995

€ 223.042.527

€ 70.899.703

€ 369.716.225

H

In bijlage 7 wordt de laatste regel vervangen door twee nieuwe regels, luidende:

25AV

Theologische Universiteit Kampen

 

€ 351.499

€ 351.499

 

  Totaal

€ 24.999.993

€ 43.762.924

€ 68.762.923

I

In zowel bijlage 4, bij artikel 3, eerste lid, onderdeel b, als bijlage 8, bij artikel 4, derde lid, worden na de laatste regel een nieuwe regel toegevoegd, luidende:

25AV

Theologische Universiteit Kampen

0,00000%

J

Bijlage 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel n. komt als volgt te luiden:

  • n. de beslissing over beëindiging van de inschrijving, op welke grond deze beslissing is genomen, het inschrijvingsjaar en de maand met ingang waarvan de inschrijving wordt beëindigd;

2. Onderdeel r. komt als volgt te luiden:

  • r. bij inschrijving aan meer dan een opleiding:

    • 1°. de opleiding waarvoor een persoon het wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid van de wet, is verschuldigd en waarvoor geen vermindering of vrijstelling van het betalen van collegegeld op grond van artikel 7.48, eerste of twee lid, van de wet is verkregen.

    • 2°. de opleiding van eerste inschrijving van de student die het instellingscollegegeld of het collegegeld OU, bedoeld in artikel 7.46, eerste lid van de wet, is verschuldigd.

3. Onderdeel t. komt als volgt te luiden:

  • t. of de inschrijving of de graad om een alleen door de instelling te bepalen reden niet voor bekostiging meetelt, indien dit conform de aanwijzingen van Onze minister mag en volgens overige regelgeving moet;

K

In bijlage 12 wordt na plaats van de laatste regel toegevoegd:

25AV

Theologische Universiteit Kampen

0,00000%

0,00000%

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIËN HOGER ONDERWIJS PER 1 JANUARI 2011

De Regeling financiën hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt als volgt te luiden:

Artikel 2. Bedragen en factoren onderwijs

  • 1. De factoren, bedoeld in artikel 4.10, tweede lid, van het besluit zijn voor bacheloropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs gelijk aan de factoren, bedoeld in artikel 4.20, derde lid van het besluit.

  • 2. De factoren, bedoeld in artikel 4.10, tweede lid, van het besluit zijn voor bacheloropleidingen in het hoger beroepsonderwijs:

    • a. voor opleidingen met een laag bekostigingsniveau 1,

    • b. voor opleidingen met een hoog bekostigingsniveau 1,28, en

    • c. voor opleidingen met een top bekostigingsniveau 1,5.

  • 3. De factoren bedoeld in artikel 4.10, tweede lid van het besluit zijn voor masteropleidingen gelijk aan die voor bacheloropleidingen.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt ‘artikel 4.10’ vervangen door: artikel 4.11

2. In het eerste lid, onderdeel a, worden ‘artikel 4.10, onderdeel a’ vervangen door: artikel 4.11, eerste lid, van het besluit, en ‘bijlage 3’ door: bijlage 1.

3. In het eerste lid, onderdeel b, worden ‘artikel 4.10, onderdeel b’vervangen door: artikel 4.11, tweede lid, van het besluit, en ‘bijlage 4’ door: bijlage 2.

4. In de aanhef van het tweede lid wordt ‘artikel 4.19’ vervangen door: artikel 4.11

5. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘artikel 4.19, onderdeel a’ vervangen door: artikel 4.11, eerste lid, van het besluit, en ‘bijlage 5’ door: bijlage 3.

6. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ‘artikel 4.19, onderdeel b’ vervangen door: artikel 4.11, tweede lid, van het besluit, en ‘bijlage 6’ door: bijlage 4.

C

Na artikel 3 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a. Historisch bestand hoger onderwijs

  • 1. Voor de toepassing van artikel 4.3, zesde lid, van het besluit zijn de gegevens uit het CRIHO vastgelegd in het historisch bestand hoger onderwijs onder het kenmerk 620668988284 aan de hand van de door instellingen aan het CRIHO aangeleverde gegevens over de periode 1 september 1991 tot en met 30 september 2008 inzake getuigschriften, graden en inschrijvingen en daarmee gelijkgesteld met bekostigde inschrijvingen en bekostigde graden als bedoeld in het besluit.

  • 2. Onverminderd het gestelde in artikel 4.3 zevende lid van het besluit zijn de gegevens, die op grond van artikel 4.3 zesde lid van het besluit zijn opgenomen in het historisch bestand hoger onderwijs, bedoeld in het eerste lid, niet meer te wijzigen na 16 april 2010.

D

Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met achtste lid tot eerste tot en met zevende lid.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt ‘bijlage 7’ vervangen door; bijlage 5.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt ‘bijlage 8’ vervangen door: bijlage 6.

4. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘bijlage 11’ vervangen door: bijlage 9.

5. In het zesde en zevende lid (nieuw) wordt ‘bijlage 12’ vervangen door: bijlage 10.

E

Artikel 5 komt als volgt te luiden:

Artikel 5. Rentepercentage

Het rentepercentage bedoeld in artikel 4.25, vierde lid van het besluit voor investeringen is voor:

  • 1°. de begrotingsjaren 2001 en 2011 3,00 procent,

  • 2°. de begrotingsjaren 1992 en 2002 5,00 procent,

  • 3°. de begrotingsjaren 1993 en 2003 4,00 procent,

  • 4°. de begrotingsjaren 1994 en 2004 4,25 procent,

  • 5°. de begrotingsjaren 1995 en 2005 3,5 procent,

  • 6°. de begrotingsjaren 1996 en 2006 3,75 procent,

  • 7°. de begrotingsjaren 1997 en 2007 4,25 procent,

  • 8°. in de begrotingsjaren 1998 en 2008 4,5 procent,

  • 9°. de begrotingsjaren 1999 en 2009 3,75 procent, en

  • 10°. de begrotingsjaren 2000 en 2010 4 procent.

F

In artikel 6 wordt ‘bijlage 9’ vervangen door: bijlage 7.

G

In artikel 15, eerste en tweede lid, en artikel 17, eerste lid, wordt ‘bijlage 10’ vervangen door: bijlage 8.

H

Bijlagen 1 en 2 vervallen, onder vernummering van bijlagen 3 tot en met 12 tot bijlagen 1 tot en met 10.

I

Bijlagen 1 tot en met 7 (nieuw) en bijlage 9 (nieuw) komen te luiden:

BIJLAGE 1 BIJ ARTIKEL 3, EERSTE LID, ONDERDEEL A

Bedragen onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid van het besluit

Universiteit

 

totaalbedrag

kwaliteit

kwetsbare opleidingen

bijzondere voorzieningen

21PB

Universiteit Leiden

€ 6.986.624

€ 926.457

-€ 289.731

€ 7.623.350

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 8.015.522

€ 1.658.570

€ 2.340.926

€ 12.015.018

21PD

Universiteit Utrecht

€ 11.462.135

€ 1.665.135

-€ 2.476.034

€ 10.651.236

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 7.335.490

€ 1.154.406

€ 7.019.119

€ 15.509.015

21PF

Technische Universiteit Delft

€ 6.497.607

€ 255.500

€ 11.268.508

€ 18.021.615

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

€ 2.993.187

€ 185.000

€ 245.923

€ 3.424.110

21PH

Universiteit Twente

€ 4.151.240

€ 1.110.354

€ 15.466.588

€ 20.728.182

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 5.472.727

€ 764.600

€ 9.431.574

€ 15.668.901

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 9.946.282

€ 1.011.851

-€ 1.144.401

€ 9.813.732

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 7.857.623

€ 1.001.962

€ 1.568.403

€ 10.427.988

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 6.654.622

€ 1.088.654

€ 2.172.362

€ 9.915.638

21PN

Universiteit van Tilburg

€ 3.193.872

 

€ 7.987.314

€ 11.181.186

22NC

Open Universiteit

€ 1.379.118

 

€ 2.024.626

€ 3.403.744

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

€ 273.190

 

€ 4.402.473

€ 4.675.663

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

€ 49.188

 

€ 564.083

€ 613.271

23BF

Universiteit voor Humanistiek

€ 138.187

 

€ 1.124.538

€ 1.262.725

25AV

Theologische Universiteit Kampen

€ 42.877

 

€ 797.438

€ 840.315

 

Totaal

€ 82.449.491

€ 10.822.489

€ 62.503.709

€ 155.775.689

Bedragen onderwijsopslag universiteiten met opleidingen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid van het besluit

Universiteit

 

totaalbedrag

kwaliteit

kwetsbare opleidingen

bijzondere voorzieningen

21PI

Wageningen University

€ 6.551.845

€ 15.000

 

€ 6.566.845

BIJLAGE 2 BIJ ARTIKEL 3, EERSTE LID, ONDERDEEL B

Percentages onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van het besluit

Universiteit

percentage

21PB

Universiteit Leiden

10,25679%

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

8,33512%

21PD

Universiteit Utrecht

12,99303%

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

7,22352%

21PF

Technische Universiteit Delft

9,19275%

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

5,28297%

21PH

Universiteit Twente

5,66874%

21PJ

Universiteit Maastricht

4,30646%

21PK

Universiteit van Amsterdam

13,24212%

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

7,47736%

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

8,23584%

21PN

Universiteit van Tilburg

3,15033%

22NC

Open Universiteit

4,63497%

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

0,00000%

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

0,00000%

23BF

Universiteit voor Humanistiek

0,00000%

25AV

Theologische Universiteit Kampen

0,00000%

Percentages onderwijsopslag universiteiten met opleidingen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van het besluit

Universiteit

percentage

21PI

Wageningen University

100,00000%

BIJLAGE 3 BIJ ARTIKEL 3, TWEEDE LID, ONDERDEEL A

Bedragen onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

 

totaalbedrag

kwaliteit

kwetsbare opleidingen

bijzondere voorzieningen

00BH

Saxion Hogeschool IJselland

€ 2.390.041

 

€ 367.629

€ 2.757.670

00IC

Katholieke PABO Zwolle

€ 376.457

 

€ 48.737

€ 425.194

01DZ

Stoas Hogeschool

€ 9.548

 

€ 1.468

€ 11.016

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

€ 2.848.775

 

€ 1.441.350

€ 4.290.125

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 7.951.766

 

€ 1.378.110

€ 9.329.876

02BY

Gerrit Rietveld Academie

€ 724.881

 

€ 600.832

€ 1.325.713

02NR

Hotelschool Den Haag

€ 932.645

 

€ 206.396

€ 1.139.041

02NT

Design Academy Eindhoven

€ 438.979

 

€ 215.346

€ 654.325

04CS

Hogeschool Helicon

€ 262.659

 

€ 49.516

€ 312.175

07GR

Avans Hogeschool

€ 6.311.372

 

€ 1.124.018

€ 7.435.390

08OK

Hogeschool De Kempel

€ 508.536

 

€ 130.642

€ 639.178

08YJ

Hogeschool Edith Stein

€ 589.883

 

€ 382.912

€ 972.795

09OR

Hogeschool Domstad

€ 569.116

 

€ 669.328

€ 1.238.444

09OT

Iselinge Hogeschool

€ 284.937

 

€ 59.670

€ 344.607

10IZ

Marnix Academie

€ 661.265

 

€ 174.834

€ 836.099

10KK

Fontys PABO Eindhoven

€ 391.802

 

€ 60.265

€ 452.067

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

€ 1.387.372

 

€ 453.292

€ 1.840.664

15BK

Christelijke Hogeschool Driestar

€ 702.363

 

€ 208.179

€ 910.542

15CL

Fontys Hogescholen Eindhoven

€ 8.376.238

€ 403.058

€ 3.904.910

€ 12.684.206

17XA

Fontys PABO Limburg

€ 197.479

 

€ 30.375

€ 227.854

21IY

Stenden Hogeschool (Emmen)

€ 918.000

 

€ 141.204

€ 1.059.204

21MI

Hogeschool Zeeland

€ 1.972.378

 

€ 549.320

€ 2.521.698

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 3.700.509

 

€ 1.689.953

€ 5.390.462

21QL

Avans Hogeschool ’s-Hertogenbosch

€ 3.541.201

 

€ 544.698

€ 4.085.899

21RI

Hogeschool Leiden

€ 3.277.337

€ 312.045

€ 588.110

€ 4.177.492

21UG

Hogeschool IPABO

€ 914.024

 

€ 682.259

€ 1.596.283

21UI

NHTV internationale hogeschool Breda

€ 2.999.227

 

€ 819.184

€ 3.818.411

21WN

NHL Hogeschool

€ 4.156.892

 

€ 824.114

€ 4.981.006

21WO

Fontys Hogescholen Venlo

€ 1.230.842

 

€ 189.324

€ 1.420.166

22BO

Fontys Hogescholen Tilburg

€ 5.720.996

 

€ 879.988

€ 6.600.984

22BP

Fontys PABO ’s-Hertogenbosch

€ 204.938

 

€ 31.523

€ 236.461

22BQ

Fontys Hogescholen Sittard

€ 449.483

 

€ 69.138

€ 518.621

22EX

Stenden Hogeschool (Leeuwarden)

€ 3.896.999

 

€ 2.954.302

€ 6.851.301

22HH

Gereformeerde Hogeschool voor Beroepsonderwijs

€ 665.868

 

€ 295.728

€ 961.596

22JA

Fontys Pedagogisch Technische Hogeschool

€ 344.577

 

€ 49.116

€ 393.693

22OJ

Hogeschool Rotterdam

€ 15.789.050

€ 722.203

€ 2.459.388

€ 18.970.641

23AH

Saxion Hogeschool Enschede

€ 6.121.590

€ 234.034

€ 1.445.415

€ 7.801.039

23KJ

Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans Den Haag

€ 1.916.419

 

€ 970.547

€ 2.886.966

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

€ 1.792.719

 

€ 1.102.230

€ 2.894.949

25BE

Hanzehogeschool Groningen

€ 10.825.474

€ 683.198

€ 2.016.505

€ 13.525.177

25DW

Hogeschool Utrecht

€ 17.300.349

€ 1.178.455

€ 5.237.716

€ 23.716.520

25JX

Hogeschool Zuyd

€ 7.821.029

€ 247.036

€ 1.512.769

€ 9.580.834

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 12.575.145

€ 921.179

€ 2.408.274

€ 15.904.598

27NF

ArtEZ hogeschool

€ 3.090.566

 

€ 803.657

€ 3.894.223

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 16.759.469

€ 707.625

€ 3.006.078

€ 20.473.172

27UM

Haagse Hogeschool

€ 10.442.612

 

€ 2.026.248

€ 12.468.860

28DN

Hogeschool van Amsterdam

€ 20.430.188

 

€ 3.135.914

€ 23.566.102

 

Totaal

€ 194.773.995

€ 5.408.833

€ 47.940.511

€ 248.123.339

Bedragen onderwijsopslag van hogescholen met opleidingen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Hogeschool

kwaliteit

kwetsbare opleidingen

bijzondere voorzieningen

totaalbedrag

01DZ

Stoas Hogeschool

€ 313.798

€ 13.614

€ 311.050

€ 638.462

01MY

Christelijke Agrarische Hogeschool Dronten

€ 528.923

 

€ 90.817

€ 619.740

21CW

HAS Den Bosch

€ 735.946

 

€ 528.861

€ 1.264.807

22ND

Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein

€ 888.892

 

€ 152.624

€ 1.041.516

24LE

Van Hall Instituut

€ 589.652

 

€ 101.244

€ 690.896

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 210.789

 

€ 416.849

€ 627.638

 

Totaal

€ 3.268.000

€ 13.614

€ 1.601.445

€ 4.883.059

BIJLAGE 4 BIJ ARTIKEL 3, TWEEDE LID, ONDERDEEL B

Percentages onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van het besluit

Hogeschool

percentage

00BH

Saxion Hogeschool IJselland

0,00000%

00IC

Katholieke PABO Zwolle

0,15675%

01DZ

Stoas Hogeschool

0,00000%

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

5,35400%

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

1,20412%

02BY

Gerrit Rietveld Academie

1,60828%

02NR

Hotelschool Den Haag

0,22069%

02NT

Design Academy Eindhoven

0,76288%

04CS

Hogeschool Helicon

0,79314%

07GR

Avans Hogeschool

2,46620%

08OK

Hogeschool De Kempel

0,28223%

08YJ

Hogeschool Edith Stein

0,32968%

09OR

Hogeschool Domstad

0,36331%

09OT

Iselinge Hogeschool

0,20373%

10IZ

Marnix Academie

0,42680%

10KK

Fontys PABO Eindhoven

0,00000%

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

4,93647%

15BK

Christelijke Hogeschool Driestar

0,34148%

15CL

Fontys Hogescholen Eindhoven

9,00927%

17XA

Fontys PABO Limburg

0,00000%

21IY

Stenden Hogeschool (Emmen)

0,00000%

21MI

Hogeschool Zeeland

0,95118%

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

12,66584%

21QL

Avans Hogeschool ’s-Hertogenbosch

0,00000%

21RI

Hogeschool Leiden

0,62682%

21UG

Hogeschool IPABO

0,46477%

21UI

NHTV internationale hogeschool Breda

0,31104%

21WN

Noordelijke Hogeschool Leeuwarden

1,30105%

21WO

Fontys Hogescholen Venlo

0,00000%

22BO

Fontys Hogescholen Tilburg

0,00000%

22BP

Fontys PABO ‘s-Hertogenbosch

0,00000%

22BQ

Fontys Hogescholen Sittard

0,00000%

22EX

Stenden Hogeschool (Leeuwarden)

1,99331%

22HH

Gereformeerde Hogeschool voor Beroepsonderwijs

0,21126%

22JA

Fontys Pedagogisch Technische Hogeschool

0,00000%

22OJ

Hogeschool Rotterdam

4,43845%

23AH

Saxion Hogeschool Enschede

2,62196%

23KJ

Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans Den Haag

6,15864%

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

0,22622%

25BE

Hanzehogeschool Groningen

5,87949%

25DW

Hogeschool Utrecht

2,81882%

25JX

Hogeschool Zuyd

6,40757%

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

3,72140%

27NF

ArtEZ hogeschool

8,77176%

27PZ

Hogeschool INHolland

6,86473%

27UM

Haagse Hogeschool

2,26611%

28DN

Hogeschool van Amsterdam

2,84053%

Percentages onderwijsopslag hogescholen met opleidingen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van het besluit

Hogeschool

percentage

01DZ

STOAS Hogeschool

8,54569%

01MY

Christelijke Agrarische Hogeschool Dronten

14,37047%

21CW

HAS Den Bosch

19,71019%

22ND

Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein

52,36595%

24LE

Van Hall Instituut

0,00000%

27PZ

Hogeschool INHolland

5,00770%

BIJLAGE 5 BIJ ARTIKEL 4, EERSTE LID

Bedragen onderzoek universiteiten, bedoeld in artikel 4.23, eerste lid van het besluit

Universiteit

totaalbedrag

21PB

Universiteit Leiden

€ 4.465.139

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 1.636.000

21PD

Universiteit Utrecht

€ 1.930.000

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 5.279.468

21PF

Technische Universiteit Delft

€ 5.152.818

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

€ 1.310.000

21PH

Universiteit Twente

€ 10.880.065

21PJ

Universiteit Maastricht

 

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 1.510.000

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 1.160.000

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 3.694.899

21PN

Universiteit van Tilburg

€ 4.138.057

22NC

Open Universiteit

€ 510.535

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

€ 2.942.693

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

€ 172.588

23BF

Universiteit voor Humanistiek

€ 1.453.113

25AV

Theologische Universiteit Kampen

€ 351.499

 

 Totaal

 € 46.586.874

BIJLAGE 6 BIJ ARTIKEL 4, TWEEDE LID

Percentages onderzoek universiteiten, bedoeld in artikel 4.23, tweede lid van het besluit

Universiteit

percentage

21PB

Universiteit Leiden

8,79156%

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

8,94476%

21PD

Universiteit Utrecht

12,69729%

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

5,11008%

21PF

Technische Universiteit Delft

16,29597%

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

7,77407%

21PH

Universiteit Twente (Enschede)

6,69806%

21PJ

Universiteit Maastricht

4,45477%

21PK

Universiteit van Amsterdam

10,98704%

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

7,85278%

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

7,33267%

21PN

Universiteit van Tilburg

1,89337%

22NC

Open Universiteit

1,16758%

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

0,00000%

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

0,00000%

23BF

Universiteit voor Humanistiek

0,00000%

25AV

Theologische Universiteit Kampen

0,00000%

BIJLAGE 7 BIJ ARTIKEL 6

Bedragen academische ziekenhuizen, bedoeld in artikel 4.27, eerste lid onder d. van het besluit

Universiteit

bedrag

21PB

Universiteit Leiden

€ 14.431.669

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 13.429.225

21PD

Universiteit Utrecht

€ 15.398.387

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 14.674.238

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 10.496.433

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 18.677.068

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 12.861.324

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 12.824.363

 

Totaal

€ 112.792.710

BIJLAGE 9 BIJ ARTIKEL 4, VIJFDE LID

Bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid van het besluit

Hogeschool

bedrag

00BH

Saxion Hogeschool IJselland

€ 34.408

00IC

Katholieke PABO Zwolle

€ 37.490

01DZ

Stoas Hogeschool

€ 1.220

00MF

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

€ 18.167

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 253.055

02BY

Gerrit Rietveld Academie

 

02NR

Hotelschool Den Haag

 

02NT

Design Academy Eindhoven

 

04CS

Hogeschool Helicon

€ 11.041

07GR

Avans Hogeschool

€ 42.304

08OK

Hogeschool De Kempel

€ 49.173

08YJ

Hogeschool Edith Stein

€ 54.116

09OR

Hogeschool Domstad

€ 44.551

09OT

Iselinge Hogeschool

€ 26.705

10IZ

Marnix Academie

€ 58.417

10KK

Fontys PABO Eindhoven

€ 52.511

14NI

Codarts, Hogeschool voor de Kunsten

€ 6.805

15BK

Christelijke Hogeschool Driestar

€ 66.955

15CL

Fontys Hogescholen Eindhoven

 

17XA

Fontys PABO Limburg

€ 24.522

21IY

Stenden Hogeschool (Emmen)

€ 48.595

21MI

Hogeschool Zeeland

€ 31.455

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 25.614

21QL

Avans Hogeschool ’s-Hertogenbosch

 

21RI

Hogeschool Leiden

€ 78.638

21UG

Hogeschool IPABO

€ 80.757

21UI

NHTV internationale hogeschool Breda

 

21WN

NHL Hogeschool

€ 122.226

21WO

Fontys Hogescholen Venlo

 

22BO

Fontys Hogescholen Tilburg

€ 47.440

22BP

Fontys PABO ’s-Hertogenbosch

€ 341.515

22BQ

Fontys Hogescholen Sittard

€ 22.340

22EX

Stenden Hogeschool (Leeuwarden)

€ 32.290

22HH

Gereformeerde Hogeschool voor Beroepsonderwijs

€ 36.142

22JA

Fontys Pedagogisch Technische Hogeschool

€ 33.189

22OJ

Hogeschool Rotterdam

€ 173.133

23AH

Saxion Hogeschool Enschede

 

23KJ

Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans Den Haag

€ 1.541

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

€ 50.842

25BE

Hanzehogeschool Groningen

€ 93.852

25DW

Hogeschool Utrecht

€ 316.993

25JX

Hogeschool Zuyd

€ 41.341

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 239.574

27NF

ArtEZ hogeschool

€ 34.216

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 181.735

27UM

Haagse Hogeschool

€ 67.982

28DN

Hogeschool van Amsterdam

€ 226.671

 

Totaal

€ 3.109.521

Bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen, met opleidingen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid van het besluit

Hogeschool

bedrag

01DZ

STOAS Hogeschool

€ 64.000

01MY

Christelijke Agrarische Hogeschool Dronten

 

21CW

HAS Den Bosch

 

22ND

Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein

 

24LE

Van Hall Instituut

 

27PZ

Hogeschool INHolland

 
 

Totaal

€ 64.000

I

Het opschrift van Bijlage 10 (oud) wordt vervangen door:

BIJLAGE 8 BIJ ARTIKEL 15, TWEEDE LID

J

Het opschrift van Bijlage 12 (oud) wordt vervangen door:

BIJLAGE 10 BIJ ARTIKEL 4, ZESDE EN ZEVENDE LID

ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIERING HOGER ONDERWIJS PER 1 SEPTEMBER 2011

De Regeling financiën hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

Na het zevende lid wordt een achtste lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Instellingsbesturen verstrekken bij wijziging van de gegevens, bedoeld in artikel 4.3 van het besluit, na het verstrekken van een verklaring van een accountant, bedoeld in artikel 4.4 van het besluit, een aanvullende verklaring van een accountant waarin staat dat deze nadere correctie gerechtvaardigd is.

ARTIKEL V. WIJZIGING VAN DE TIJDELIJKE REGELING SUBSIDIE EXPERIMENTEN OPEN BESTEL

De Tijdelijke regeling subsidie experimenten open bestel wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. aangewezen instelling: instelling die krachtens artikel 6.9 van de wet zoals dat luidde voor 1 september 2010 is aangewezen;

2. Onderdeel m komt te luiden:

  • m. student: een persoon die

    • 1°. in Nederland, België, Luxemburg of een van de deelstaten Noord-Rijnland-Westfalen, Nedersaksen of Bremen van de Bondsrepubliek Duitsland woont; en

    • 2°. behoort tot een van de groepen van studerenden, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 of de Surinaamse nationaliteit bezit; en

    • 3°. blijkens het CRIHO op 30 september is ingeschreven voor een bacheloropleiding, terwijl hem nog geen graad is verleend; of

    • 4°. blijkens het CRIHO op 30 september is ingeschreven voor een masteropleiding, terwijl hem nog niet de graad Master is verleend.

    • 5°. het collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de wet, is verschuldigd en waarvoor geen vermindering of vrijstelling van het betalen van collegegeld op grond van artikel 7.48, eerste of twee lid, van de wet is verkregen.

B

Artikel 14 komt te luiden:

Artikel 14. Bedrag per student

  • 1. Het bedrag per student is het product van:

    • a. het studentgebonden bedrag, bedoeld in artikel 4.7, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, zoals bepaald bij de vaststelling van de voorlopige rijksbijdrage uiterlijk in oktober van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt,

    • b. het bekostigingsniveau per opleiding, bedoeld in artikel 4.10, tweede lid van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008.

ARTIKEL VI. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING POSTINITIËLE MASTEROPLEIDINGEN HOGER BEROEPSONDERWIJS

De Subsidieregeling postinitiële masteropleidingen hoger beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

j. graad:

een blijkens het CRIHO verleende graad Bachelor of graad Master, bedoeld in artikel 7.10a, eerste of tweede lid, van de wet, die is verleend aan een persoon.

B

Artikel 7, vierde lid, komt als volgt te luiden:

  • a. het studentgebonden bedrag, bedoeld in artikel 4.7, derde lid, van het uitvoeringsbesluit, zoals bepaald bij de vaststelling van de voorlopige rijksbijdrage uiterlijk in oktober van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt,

  • b. de factor behorend bij het bekostigingsniveau van de desbetreffende opleiding, bedoeld in artikel 4.10, tweede lid van het uitvoeringsbesluit, en

  • c. het aantal door de accountant gevalideerde

    • studenten op 30 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt dat niet eerder bij de bepaling van het subsidiebedrag is betrokken, en

    • graden aan studenten verleend in de periode van 1 oktober in het derde kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt, tot en met 30 september in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

ARTIKEL VII. INWERKINGTREDING

  • 1. Artikel I treedt in werking met ingang van 4 augustus 2010 en werkt daarbij terug tot en met 1 januari 2010.

  • 2. Artikel II treedt in werking met ingang van 1 september 2010.

  • 3. Artikelen III tot en met VI treden in werking met ingang van 1 januari 2011.

Deze regeling zal met de bijlagen en toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveld-Vliegenthart.

TOELICHTING

Algemene toelichting

1. Algemeen

De regeling strekt tot uitvoering van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008. In deze regeling is een aanpassing voorzien van de onderwijsopslag van universiteiten en hogescholen vanwege de wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) met de wet versterking besturing (Staatsblad 2010, nummer 119), vanwege aanpassing van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 gericht op onder meer aanpassing van de berekening van de rijksbijdrage vanaf 2011 (Staatsblad 2010, nummer 314), en vanwege maatregelen in verband met de herberekening van de rijksbijdrage 2010.

1.1 Wijzigingen vanwege aanpassing berekening rijksbijdrage per 2010

In verband met de herberekening van de rijksbijdrage 2010 zijn enkele maatregelen getroffen die tot aanpassing van de bijlagen bij de regeling leiden.

Met de wet versterking besturing is voorzien in de opname in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek van de Theologische Universiteit Kampen als bekostigde levensbeschouwelijke universiteit per 1 september 2010. Bij brief van 29 april 2010 is aan deze instelling meegedeeld dat een bedrag van € 794.635 wordt opgenomen in de onderwijsopslag. Dit bedrag is toegevoegd aan het onderwijsdeel wo. Dit leidt tot aanpassing van bijlage 3 inzake de onderwijsopslag van universiteiten. In de genoemde brief is tevens gemeld dat een bedrag van € 351.499 wordt opgenomen in de bedragen onderzoek. Dit bedrag is toegevoegd aan het onderzoekdeel wo. Dit leidt tot aanpassing van bijlage 7 inzake de bedragen onderzoek van universiteiten. In de bijlagen 4, 8 en 12 is voor deze instelling het percentage 0,000% opgenomen.

Bijlage 3 inzake de onderwijsopslagen van universiteiten wordt onder de noemer bijzondere voorzieningen voor Universiteit Tilburg de onderwijsopslag voor enkel 2010 eenmalig verhoogd met € 75.000 vanwege de bijdrage aan de uitwerking businessplannen Brabant Medical School conform de brief van 21 mei 2010 met kenmerk HO&S/210483. Vanwege instellingsspecifieke afspraken onder de noemer RugSis is de opslag voor Rijksuniversiteit Groningen voor enkel 2010 eenmalig verhoogd met € 1.400.000. Onder de noemer kwetsbare opleidingen is conform de brief met kenmerk HO&S/225972 de opslag van enkele universiteiten aangepast overeenkomstig het advies van het Regieorgaan Geesteswetenschappen inzake Implementatie Duurzame Geesteswetenschappen van 23 juni 2010 en het voorstel dat daarin is gedaan voor een additionele toekenning voor 2010, te weten: bij Universiteit Leiden met € 770.000, Rijksuniversiteit Groningen € 820.000, Universiteit Utrecht € 1.240.000, Universiteit Maastricht € 80.000, Universiteit van Amsterdam € 990.000, Vrije Universiteit Amsterdam € 40.000, Radboud Universiteit Nijmegen € 600.000, en bij Open Universiteit met € 10.000.

Bijlage 5 inzake de onderwijsopslagen van hogescholen inzake kwaliteit wordt aangepast vanwege toevoeging van een bedrag van € 14.000 aan het onderwijsdeel hbo, om het studiesucces van niet-westerse allochtone studenten te verbeteren. Dit bedrag is verdeeld onder de betreffende hogescholen conform het bepaalde bij de Regeling van 5 september 2008 tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs (gepubliceerd in de Staatscourant van 24 september 2008). Tevens wordt de onderwijsopslag inzake bijzondere voorzieningen van Haagse Hogeschool en Hogeschool INHolland incidenteel in 2010 gelijkelijk verhoogd met een bedrag van € 16.000 in verband met de opvang van studenten die waren ingeschreven bij European University for the Professional Education (Tweede Kamer, 2009/2010, 31 288, nr. 103).

1.2 Wijzigingen vanwege aanpassing berekening rijksbijdrage per 2011

In verband met de berekening van de rijksbijdrage 2011 zijn aanpassingen voorzien vanwege de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 gericht op aanpassing van de berekening van de rijksbijdrage vanwege het verzorgen van hoger onderwijs (paragraaf 1.2.1), en aanpassingen vanwege overige beleidsmaatregelen (paragraaf 1.2.2).

1.2.1 Wijziging van bedragen en percentages

In verband met de herberekening van de rijksbijdrage 2011 zijn er vier aanleidingen tot aanpassing van de bijlagen bij de regeling, te weten:

  • a. de gevolgen van de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008,

  • b. (doorwerking van) specifieke beleidsmaatregelen,

  • c. omzetting van bedragen in percentages,

  • d. enkele fusies die bij hogescholen in de nabije toekomst plaats gaan vinden.

In de aanloop naar de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 is met HBO-raad, VSNU en NFU (Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra) de afgelopen periode indringend overleg gevoerd over invoering van deze nieuwe systematiek. Daarbij is ondersteuning geboden door Deloitte bij het ontwikkelen van mogelijke invoerings- en overgangsmaatregelen, en zijn ter zake de nodige berekeningen uitgevoerd. Tussen HBO-raad, NFU en OCW zijn afspraken gemaakt over overgangsmaatregelen. Indachtig het advies van Raad van State zijn in de toelichting bij het besluit de maatregelen opgenomen die inzicht geven in de financiële gevolgen van deze aanpassing voor de universiteiten.

Verder is sprake van de doorwerking van de specifieke (meerjarige) beleidsmaatregelen. Bedragen en percentages wijzigen onder meer vanwege de toedeling van de enveloppe middelen alfa-gamma, de besluitvorming over het Sectorplan Natuur- en Scheikunde, over Implementatie Duurzame Geesteswetenschappen en de maatregel inzake niet-EER. Daarnaast wordt recht gedaan aan de bestuurlijke afspraken over Nederlandse Instituten in het Buitenland en Nederlandse Wetenschappelijke Instituten in het Buitenland, over veiligheid, rekenen en taal, joint degrees en de afgesproken compensatie vanwege de invoering van de bachelor-masterstructuur. Tot slot is sprake van aanpassing van bedragen gerelateerd aan gezondheidszorgopleidingen wo en hbo, en valt te noemen het vervallen van de bedragen afbouw smart mix.

De onderwijsopslag van een universiteit of hogeschool kan bestaan uit een percentage en/of een totaalbedrag. Bij de bedragen als onderdeel van de onderwijsopslag gaat het om bestuurlijk en beleidsmatig geoormerkte (vaste) bedragen die vanwege beleidsmatige overwegingen of bestuurlijke afspraken jaarlijks kunnen wijzigen (zie Regeling financiën hoger onderwijs van 3 juni 2008, gepubliceerd in de Staatscourant van 18 juni 2008). Indien nog bedragen zijn opgenomen in de onderwijsopslag waarbij van dergelijke door de overheid bedoelde oormerking geen sprake meer is, worden deze bedragen omgezet naar percentages, bijvoorbeeld bij opleidingen op het gebied van de gezondheidszorg en Open Universiteit.

Tot slot is aanleiding tot wijziging van bedragen en percentages de aanstaande fusie van enkele hogescholen. Daarbij gaat het met name om de administratieve samenvoeging van BRIN-nummers van hogescholen die bestuurlijk en onderwijskundig al langer als een hogeschool functioneren. In bijlagen 3 en 5 (nieuw) is voor zover mogelijk gegeven de systematiek conform het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de maatregelen die in deze regeling zijn getroffen rekening gehouden met de fusie van instellingen die zich in elk geval uiterlijk 1 september 2011 zullen voordoen. Het gaat daarbij om de Saxion Hogescholen, Avans Hogescholen, Stenden Hogescholen, Fontys Hogescholen en de Hogeschool van Hall-Larenstein.

In de artikelsgewijze toelichting is specifiek op de wijziging van de bijlagen ingegaan.

1.2.2 Overige wijzigingen

Bij het bepalen van het bedrag dat per bekostigde inschrijving en graad beschikbaar is wordt rekening gehouden met het in bijlage 3 bij het besluit gemaakte onderscheid tussen de bekostigingsniveaus laag, hoog en top. Het bedrag per inschrijving en graad wordt bepaald door het beschikbare deelbudget te delen door het gewogen totaal aantal inschrijvingen en graden. De bedoelde weging gebeurt door het aantal inschrijvingen en graden horend bij opleiding laag, hoog of top te vermenigvuldigen met factoren of verhoudingsgetallen bedoeld in artikel 4.12 van het besluit. Voor opleidingen op het gebied van het hoger beroepsonderwijs zijn deze factoren gelijk aan de factoren die tot en met 2010 werden gehanteerd te weten 1: 1,28: 1,5. Voor opleidingen op het gebied van het wetenschappelijk onderwijs zijn deze factoren gelijk aan de factoren die tot en met 2010 werden gehanteerd voor de weging bij ongedeelde opleidingen en die nog steeds worden gehanteerd voor de weging van graden bij de onderzoeksbekostiging, te weten 1 : 1,5 : 3.

Bij de berekening van de rijksbijdrage voor een begrotingsjaar wordt uitgegaan van het historisch bestand hoger onderwijs en van de relevante (nieuwe) inschrijvingen en graden, bedoeld in artikel 4.3 van het besluit. De inhoud van het CRIHO die betrekking heeft op registraties van inschrijvingen en graadverleningen wordt in de vorm van een historisch bekostigingsbestand hoger onderwijs bevroren. Het historisch bestand hoger onderwijs is opgesteld door de Dienst Uitvoering Onderwijs gelet op de bepalingen in dit besluit en een met VSNU en HBO-raad in bestuurlijk overleg van 4 maart 2009 afgesproken bewerking op de beschikbare gegevens. Deze beslisregels zijn vanaf het jaar 2009–2010 volledig conform het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 vastgesteld en tot het jaar 2009–2010 zoveel mogelijk conform het besluit. Voor alle historische inschrijvingen en graden is zo in het historisch bestand een status bepaald die meegewogen wordt bij de actuele bekostiging volgens het besluit. De Rijksauditdienst heeft geconcludeerd dat een juiste vertaling heeft plaatsgevonden van de beslissingsregels in het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 naar het (functioneel en technisch) ontwerp en de programmatuur voor het tot stand komen van het historisch bestand hoger onderwijs. Instellingen zijn bij brief van 13 oktober 2009 met kenmerk BEK 09-117182 M in de gelegenheid gesteld om, voor zover in dat bestand onjuistheden zouden voorkomen, de inhoud van dat bestand van commentaar te voorzien. In het destijds bijgevoegde document is een uitgebreide toelichting gegeven op de wijze waarop dit bestand is samengesteld. Bij het opstellen van het historisch bestand hoger onderwijs is uitgegaan van de bepalingen in het besluit inzake bekostigde inschrijvingen en graden en zijn de door instellingen aan het CRIHO aangeleverde gegevens gebruikt over de periode 1 september 1991 tot en met 30 september 2008 inzake getuigschriften, graden en inschrijvingen overeenkomstig de bepalingen in het besluit over bekostigde inschrijvingen en bekostigde graden als bedoeld in dit besluit, met dien verstande dat op drie punten een ten opzichte van de bepalingen in het besluit afwijkende keuze is gemaakt. Vanaf het studiejaar 2000 wordt het afsluitend examen van een kandidaats-inschrijving gelijk gesteld aan een graad Bachelor. Op inschrijvingen tot het studiejaar 2009–2010 zijn de bepalingen uit artikel 1.1 onderdeel r 1° en 2° in het besluit (inzake woonplaats- en nationaliteitsvereiste) niet van toepassing. Tot slot worden bij inschrijvingen tot het studiejaar 2009–2010 alle inschrijvingen die voor bekostiging in aanmerking zijn gebracht gelijkgesteld aan inschrijvingen voor opleidingen van eerste inschrijving. Instellingen zijn als afronding van het validatieproces bij brief van 1 maart 2010 met kenmerk BEK 2010-15017M tot 15 april 2010 in de gelegenheid gesteld om eventuele correctie toe te passen. Dit heeft geleid tot de aanpassing van één record in het historisch bestand hoger onderwijs. Doordat er verder geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid tot amendering van het bestand, is het historisch bestand vervolgens vastgesteld op 16 april 2010 en voor de gegevens tot en met 1 oktober 2008 niet meer te wijzigen. Het historisch bestand is herkenbaar vastgelegd met het unieke kenmerk 620668988284. Dit unieke kenmerk is gegenereerd door de controletotalen van het gradenbestand en het inschrijvingenbestand op te tellen. De inhoud van het historisch bestand is voor instellingen te raadplegen op het zakelijk portaal van DUO. Onverminderd het gestelde in artikel 4.3, zevende lid, van het besluit zijn de gegevens, die op grond van artikel 4.3, zesde lid, van het besluit zijn opgenomen in het historisch bestand, niet meer te wijzigen.

In verband met de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 zijn de Tijdelijke regeling subsidie experimenten open bestel en de Subsidieregeling postinitiële masteropleidingen hoger beroepsonderwijs aangepast aan de gewijzigde bepalingen in het besluit.

1.3 Wijzigingen vanwege de wet versterking besturing en overige aanpassingen

Vanwege de wet versterking besturing vervallen bepalingen over het verstrekken van landelijke beurzen uit het besluit en worden deze opgenomen in deze regeling. Conform de brief van 27 april 2009 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700 VIII, nr. 174) wordt het aantal (landelijke) beurzen dat wordt verstrekt op basis van artikel 7.51 van de wet, verhoogd van 20 naar 40 beurzen. Verder is in de regeling conform deze brief bepaald dat de organisatie waarvan een vertegenwoordiger wordt aangewezen om aanspraak te maken op een beurs aannemelijk moet maken dat deze organisatie voor het hoger onderwijs relevante activiteiten ontplooit. Dit vereiste geldt voor aanvragen die vanaf 1 september 2010 worden gedaan. Tot slot vervalt met deze regeling omwille van vereenvoudiging in de uitvoering een aantal bepalingen over het effectueren van aanspraak op een beurs in de periode na het studiejaar waar deze aanspraak betrekking op heeft. Van deze bepalingen is de afgelopen jaren geen gebruik gemaakt.

Vanwege de wet versterking kan de student zich zonder besluitvorming door het college van bestuur laten uitschrijven. Daarmee wijzigt de registratie in het Centraal register inschrijving hoger onderwijs (CRIHO) over de redengeving van de beëindiging van de inschrijving. In lijn met de wet op het GBA wordt verder een student die in Nederland woont, geacht te zijn geregistreerd in de basisadministratie persoonsgegevens. Met de invoering van de GBA als basisregistratie wordt gerealiseerd dat de GBA voor alle bestuursorganen de enige en unieke bron van persoonsgegevens van Nederlandse ingeschrevenen wordt. De regelgeving voor de GBA als basisregistratie is in werking getreden op 1 april 2007 en is per 2010 ingevoerd binnen de gehele overheid. Dit is in de regeling expliciet gemaakt en heeft tot gevolg dat instellingsbesturen ontlast zijn van het verstrekken van gegevens inzake onder meer de woonplaats en de nationaliteit van studenten die in Nederland wonen. Deze worden ontleend aan de basisregistratie wanneer de instelling DUO informeert over het besluit inzake inschrijving of graadverlening. Indien een student feitelijk per 30 september wel woonachtig is in Nederland maar dat nog niet in GBA is geregistreerd, kan de instelling het betreffende adres en woonplaats in Nederland aan CRIHO melden; uiterlijk 30 november dient de registratie in GBA daadwerkelijk een feit te zijn om ondubbelzinnig vast te kunnen stellen dat een student woont in Nederland en daarmee voldoet aan het woonplaatsvereiste bedoeld in het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de WHW. DUO verifieert of uiterlijk 30 november daadwerkelijk sprake is van registratie in GBA en zal als dat het geval is in CRIHO opnemen dat de student woonachtig is in Nederland op 30 september; indien geen sprake is van registratie in GBA zal in CRIHO per 30 september adres en woonplaats onbekend worden opgenomen; instellingsadressen worden dus in geen geval in CRIHO opgenomenper 1 december. Inzake het moment van graadverlening blijft in het CRIHO worden uitgaan van het moment waarop het examen met goed gevolg is afgelegd. Overigens zal DUO universiteiten en hogescholen informatie gaan verstrekken over de vooropleiding van (aanstaande) studenten bij de aanmelding van deze personen. In die gevallen dat DUO deze gegevens aan de instelling verstrekt is het niet langer nodig deze gegevens aan CRIHO aan te reiken, en geldt een zelfde systematiek zoals die geldt voor de gegevens die in GBA zijn opgenomen. Tot slot dient per 1 september 2011 – om de juistheid van het CRIHO te borgen en afwijkingen met het historisch bestand hoger onderwijs zo beperkt mogelijk te houden – een instelling bij mutatie van de gegevens waarover al eerder een verklaring van een accountant is verstrekt, een aanvullende verklaring te worden verstrekt waarin is verklaard dat deze wijziging van de eerdere registratie gerechtvaardigd is.

De percentages die voor de verdeling van de deelbudgetten onderzoekscholen en toponderzoekscholen uit het onderzoeksdeel wo in bijlage 8 en 9 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 waren opgenomen, zijn ongewijzigd opgenomen in bijlage 12 van de regeling.

Het wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 7.45, zevende lid, van de wet, voor het studiejaar 2010/2011 is vanwege aanpassing van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 conform de wet versterking besturing vastgesteld op € 1.672. Voor het studiejaar 2011/2012 wordt het wettelijk collegegeld vastgesteld op € 1713,–. Dit geschiedt op basis van artikel 2.2, vierde lid, van het besluit. Het wettelijk collegegeld dat voor 2010/2011 van toepassing is van € 1672,– , voor afronding € 1671,75 wordt verhoogd met € 22. De som wordt conform artikel 2.2, derde lid, van het besluit, vermenigvuldigd met 107,29 (indexcijfer april 2010) en gedeeld door met 106,10 (indexcijfer april 2009). Dat resulteert in een bedrag van € 1712,75. Dit wordt afgerond en bepaald op € 1713,– Het minimale bedrag, bedoeld in artikel 7.45, vierde lid, dat vanwege inschrijving bij een deeltijdse opleiding dient te worden gevraagd is conform deze systematiek voor het studiejaar 2011/2012 € 960,66 en wordt afgerond bepaald op € 961,–.

2. Gevoerd overleg

Een ontwerp van deze regeling is krachtens het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 aan VSNU, HBO-raad en NFU ter kennis gebracht. De reactie van VSNU heeft aanleiding gegeven tot enkele technische correcties. De reactie van HBO-raad heeft aanleiding gegeven tot verheldering van de toelichting inzake aanpassing van de bepalingen over CRIHO.

3. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets

DUO heeft aangegeven de regeling uitvoerbaar te achten, gegeven de in het ontwerp op basis van de uitvoerings- en handhaafbaarheidtoets aangebrachte verhelderingen en aanscherpingen.

4. Financiële gevolgen

De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting.

Bedragen en percentages gebaseerd op de besluitvorming inzake de Rijksbegroting zoals bekend op het moment van vaststelling van deze regeling. Wijziging van de (ontwerp-) begrotingen 2010 en 2011 van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hoofdstuk VIII van de Rijksbegroting) en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hoofdstuk XIV van de Rijksbegroting kan leiden tot nadere bepaling van de in deze regeling opgenomen bedragen en percentages.

5. Gevolgen administratieve lasten

Vanwege aanpassing van de bepalingen inzake het CRIHO is sprake van daling van admini-stratieve lasten en handelingen van instellingen. Indien een student in Nederland woont, wordt er vanuit gegaan dat sprake is van registratie in het GBA. Instellingen hoeven daarmee geen informatie meer te verstrekken over personen die in Nederland zouden verblijven maar waarvan nog geen sprake is van registratie in het GBA. Indien verder de vooropleidingsgegevens van een student in het sectorregister onderwijs (BRON-VO en BRON-BVE) zijn opgenomen is het niet meer nodig dat de instelling deze gegevens alsnog aanlevert aan CRIHO.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I. Wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs per 1 januari 2010

Onderdelen A en C

Vanwege wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 worden de percentages die worden gebruikt bij de verdeling van onderzoeksmiddelen die beschikbaar zijn onder de noemer onderzoekscholen en toponderzoekscholen opgenomen in een bijlage bij deze regeling.

Onderdeel B

Bijlagen 3 en 5 worden aangepast zoals beschreven in paragraaf 1.1 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel II. Wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs per 1 september 2010

Onderdeel A

Met dit onderdeel vervalt artikel 8, een bepaling over de Consumentenprijsindex te hanteren bij de indexering van onder meer het wettelijk collegegeld, die met de aanpassing van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 is opgenomen in artikel 2.2, zesde lid, van dat besluit. Met dit onderdeel vervalt verder artikel 14, een bepaling over het Grensbedrag vrijstellingsregeling Open Universiteit, die met de wet versterking besturing is opgenomen in artikel 7.48, zesde lid, van de WHW. Met dit onderdeel vervalt tot slot artikel 18, een bepaling op grond waarvan eerder enkele regelingen zijn vervallen. Deze bepaling dient nu geen nut meer.

Onderdeel B

Met dit onderdeel wordt recht gedaan aan de toepassing van artikel 2.2, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 gericht op indexering van het wettelijk collegegeld en het minimumbedrag dat de student verschuldigd is die een deeltijdse of duale opleiding volgt. Dit is verder toegelicht in paragraaf 1.3 van het algemeen deel van deze toelichting.

Onderdelen C, D en E

Deze onderdelen betreffen de aanpassing van de bepalingen over landelijke beurzen zoals die op basis van artikel 7.51, zesde lid, van de WHW worden verstrekt. Dit is verder toegelicht in paragraaf 1.3 van het algemeen deel van deze toelichting.

Onderdelen F en J, en artikel IV

Met deze onderdelen en dit artikel worden een bepaling en bijlage inzake het aanleveren van gegevens aan het Centraal register inschrijving hoger onderwijs aangepast, zoals verder toegelicht in paragraaf 1.3 van het algemeen deel van deze toelichting.

Onderdelen G tot en met I, en K

Met deze onderdelen wordt recht gedaan aan de opname in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek van de Theologische Universiteit Kampen als bekostigde levensbeschouwelijke universiteit per 1 september 2010 en de gevolgen daarvan voor de bedragen en percentages opgenomen in de bijlagen bij deze regeling. Dit is verder toegelicht in paragraaf 1.1 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel III. Wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs per 1 januari 2011

Onderdeel A

Met dit onderdeel vervallen in artikel 2 de bepalingen waarvoor in het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 geen grondslag meer is: met het vervallen van de overgangsmaatregel invoering bachelor-masterstructuur uit het besluit vervalt de grondslag voor de vaste diplomaprijs opgenomen in het eerste lid, met het vervallen van de zogenoemde onderwijsvraagsystematiek uit het besluit vervalt de grondslag voor de in het tweede lid bedoelde factoren betreffende de instellingsgewogen onderwijsvraag opgenomen in bijlage 1 (oud) en de grondslag voor de in het derde lid bedoelde groepen van opleidingen, en de grondslag voor de omgang met fusies tussen hogescholen bedoeld in het vierde lid.

Met dit artikel in plaats daarvan nu worden de bekostigingsniveaus opgenomen zoals nader toegelicht in paragraaf 1.2.2 van het algemeen deel van deze toelichting.

Onderdeel B

Met dit onderdeel worden verwijzingen in de regeling aan het besluit aangepast aan de betreffende bepalingen in het besluit zoals dat per 1 januari 2011 luidt.

Onderdeel C

Met dit onderdeel is een bepaling aan de regeling toegevoegd over het historisch bestand hoger onderwijs zoals beschreven in paragraaf 1.2.2 van het algemeen deel van deze toelichting.

Onderdeel D, F tot en met H, I en J

Met deze onderdelen vervallen bijlagen 1 en 2 vanwege de aanpassing van het besluit omdat hiervoor geen grondslag meer is, en worden de overige bijlagen 3 tot en met 12 (oud) hernummerd tot 1 tot en met 11. De artikelen waar deze bijlagen hun grondslag in vinden alsmede de opschriften van deze bijlagen worden overeenkomstig aangepast

Onderdeel E

Met dit onderdeel wordt het rentepercentage, bedoeld in artikel 4.25, vierde lid, van het besluit voor investeringen voor de jaren 2001 en 2011 vastgesteld, op basis van de daarover nu bekend informatie.

Onderdeel I

Zoals aangegeven in paragraaf 1.2.1 van het algemene deel van deze toelichting zijn er een aantal redenen waarom de bijlagen bij deze regeling worden aangepast. Per bijlage gaat het om de volgende aanpassingen.

Bijlage 1 (nieuw) inzake de onderwijsopslagen van universiteiten wordt aangepast vanwege de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, de doorwerking van specifieke (meerjarige) beleidsmaatregelen, en vanwege de omzetting van bedragen in percentages.

De onderwijsopslag betreffende kwaliteit wordt als volgt aangepast:

  • a. Het bedrag dat voor de kwaliteitsimpuls beschikbaar is verhoogd tot € 77.490.000 en verdeeld op basis van het relatieve aandeel dat de universiteit (behoudens dit bedrag) heeft in het onderwijsdeel wo.

  • b. Het bedrag dat beschikbaar is voor joint degrees is ongewijzigd ten opzichte van 2010 voor 2011 bepaald op € 1.812.000: de verdeling over universiteiten geschiedt conform het relatieve aantal bekostigde graden bij masteropleidingen wo.

  • c. Vanwege de afspraken tussen de staatssecretaris van OCW en de Randstaduniversiteiten over meer studiesucces voor niet-westerse allochtone studenten aan Randstaduniver-siteiten van 23 juni 2010 is in de jaren 2011 tot en met 2013 jaarlijks een bedrag beschikbaar van € 3.147.500. Dit bedrag is bestemd voor vijf universiteiten die elk een afgesproken deel van dit bedrag ontvangen, te weten: Universiteit Leiden € 454.499 (14,44%), Universiteit Utrecht € 443.483 (14,09 %), Erasmus Universiteit Rotterdam € 895.149 (28,44%), Universiteit van Amsterdam € 666.641 (21,18%) en Vrije Universiteit Amsterdam € 687.729 (21,85%). Deze bedragen worden de komende jaren aangepast (geïndexeerd) indien sprake is van de middelen voor loon- en prijsbijstelling.

    De onderwijsopslag betreffende kwetsbare opleidingen wordt als volgt aangepast:

  • d. In verband met de uitvoering van de bestuurlijke afspraak inzake gezondheidszorgopleidingen (conform de afspraak neergelegd in de wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW van 2 november 2007; Staatsblad 2007 nr. 452) zijn de betreffende bedragen verlaagd bij Universiteit Leiden, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht, Erasmus Universiteit Rotterdam, Universiteit Twente, Universiteit Maastricht, Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit Amsterdam en bij Radboud Universiteit Nijmegen.

  • e. De bedragen gerelateerd aan gezondheidszorgopleidingen (geneeskunde, diergenees-kunde, tandheelkunde en klinische ondersteuning) bij Universiteit Leiden, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht, Erasmus Universiteit Rotterdam, Universiteit Twente, Universiteit Maastricht, Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit Amsterdam en bij Radboud Universiteit Nijmegen worden voor zover niet nodig voor uitvoering van de voornoemde bestuurlijke afspraak in 2012 en 2013 deels toegevoegd aan het deelbudget inschrijvingen en graden bij gelijktijdige aanpassing van het bekostigingsniveau top tot 3, en deels toegevoegd aan bijlage 2 inzake de onderwijsopslag percentages van univer-siteiten opdat de verhouding tussen het deelbudget inschrijvingen en graden en het deel-budget onderwijsopslag percentages niet wijzigt, bij gelijktijdige aanpassing van de relevante deelbudgetten. Het resterende budget wordt gelet op de verwevenheid tussen onderwijs en onderzoek toegevoegd aan het onderzoekdeel wo bij gelijktijdige aanpassing van bijlage 6 percentages onderzoek.

  • f. Conform de brief met kenmerk HO&S/225972 is gelet op het advies van het Regieorgaan Geesteswetenschappen inzake Implementatie Duurzame Geesteswetenschappen van 23 juni 2010 en het voorstel dat daarin is gedaan voor de periode 2011–2015 jaarlijks een bedrag van € 8.000.000 beschikbaar gesteld voor uitvoering van dat advies en de onderwijsopslag van enkele universiteiten aangepast, te weten: bij Universiteit Leiden met € 1.146.667, Rijksuniversiteit Groningen € 1.326.667, Universiteit Utrecht € 1.766.667, Erasmus Universiteit Rotterdam € 180.000, Universiteit Maastricht € 240.000, Universiteit van Amsterdam € 1.380.000, Vrije Universiteit Amsterdam € 460.000, Radboud Univer-siteit Nijmegen € 1.013.333, Universiteit van Tilburg € 253.333 en bij Open Universiteit met € 233.333. Deze bedragen worden de komende jaren aangepast (geïndexeerd) indien sprake is van de middelen voor loon- en prijsbijstelling.

  • g. Op basis van artikel 3, eerste lid, onderdeel d. van de Regeling praktijk leren en versterking primaire opleidingen groen onderwijs (Staatscourant 2009, nr. 81 van 29 april 2009) is de opslag van Universiteit Utrecht voor 2011 verhoogd met € 22.500 tot een bedrag van € 45.000.

  • h. Het bedrag onder deze noemer is overigens aangepast vanwege de besluitvorming over het Sectorplan Natuur- en Scheikunde conform de brief van 1 juni 2010 met kenmerk HO&S/PROG/213195. In de periode 2011-2016 ontvangen instellingen middelen om invulling te geven aan de onderwijsdoelstellingen in dit sectorplan, te weten: Universiteit Leiden € 255.000, Rijksuniversiteit Groningen € 240.000, Universiteit Utrecht € 211.000, Technische Universiteit Delft € 255.000, Technische Universiteit Eindhoven € 185.000, Universiteit Twente € 185.000, Universiteit van Amsterdam € 270.000, Vrije Universiteit Amsterdam € 270.000 en Radboud Universiteit Nijmegen € 240.000. Deze bedragen worden de komende jaren aangepast (geïndexeerd) indien sprake is van de middelen voor loon- en prijsbijstelling.

    De onderwijsopslag betreffende bijzondere voorzieningen wordt als volgt aangepast:

  • i. De bekostigingssystematiek conform het aangepaste Uitvoeringsbesluit WHW 2008 treedt onmiddellijk inwerking per 2011, waarbij voor de onderwijs- en onderzoekbekostiging van universiteiten sprake is van een budgettair-neutrale overgang geijkt op 2010 (herberekening na besluitvorming VJN 2010) en gecorrigeerd voor de onbedoelde incidentele effecten, bedoeld in de door VSNU onderschreven systematiek die is ontwikkeld door Deloitte als basis voor de afspraken over de omgang met de overgangsmaatregel invoering bachelor-masterstructuur (Kamerstukken II, 2008/2009, 29 281, nr. 17). Deze afspraken zijn door alle universiteiten onderschreven en met een handtekening bezegeld. Het gaat hier om de onbedoelde effecten gerelateerd aan de overgangsmaatregel invoering bachelor-masterstructuur, en het zogenoemde inschrijvingendal en de diplomapiek. Dit vertaalt zich in een verlaging van de onderwijsopslag van Protestantse Theologische Universiteit met € 116.884, van Theologische Universiteit Apeldoorn met € 112.546 en van Universiteit voor Humanistiek met € 306.648.

  • j. De voornoemde correctie op de rijksbijdrage wordt incidenteel verzacht via een over-gangsmaatregel. Indien sprake is van een negatief herverdeeleffect dan wordt dit gedurende een periode van maximaal 5 jaar gecompenseerd. Bij het bepalen van de omvang van die compensatie vangt elke universiteit geijkt op de gecorrigeerde – na besluitvorming over de Voorjaarsnota 2010 herberekende – rijksbijdrage 2010 voor onderwijs en onderzoek 1% per jaar (cumulatief) zelf op. Deze compensatie geschiedt ten laste van de instellingen met een positieve correctie naar rato van deze correctie. Deze bedragen, opgenomen in onderstaand schema worden de komende jaren aangepast vanwege beschikbaar gestelde middelen voor loon- en prijsbijstelling.

    Brinnr

    Instelling

    2011

    2012

    2013

    2014

    2015

    21PB

    Universiteit Leiden

    –€ 3.630.847

    –€ 2.682.593

    –€ 1.998.165

    –€ 1.313.737

    –€ 629.309

    21PC

    Rijksuniversiteit Groningen

    € 1.066.143

        

    21PD

    Universiteit Utrecht

    –€ 3.656.766

    –€ 2.701.743

    –€ 2.012.429

    –€ 1.323.115

    –€ 633.801

    21PE

    Erasmus Universiteit Rotterdam

    –€ 2.500.044

    –€ 1.847.118

    –€ 1.375.850

    –€ 904.582

    –€ 433.315

    21PF

    Technische Universiteit Delft

    –€ 175.023

    –€ 129.313

    –€ 96.320

    –€ 63.328

    –€ 30.335

    21PH

    Universiteit Twente

    –€ 187.215

    –€ 138.320

    –€ 103.030

    –€ 67.739

    –€ 32.449

    21PJ

    Universiteit Maastricht

     € 8.852.289

    € 7.087.003

    € 5.321.718

    € 3.556.433

    € 1.791.147

    21PK

    Universiteit van Amsterdam

    –€ 4.522.688

    –€ 3.341.516

    –€ 2.488.972

    –€ 1.636.429

    –€ 783.885

    21PN

    Universiteit van Tilburg

    € 4.754.151

    € 3.753.600

    € 2.753.049

    € 1.752.498

    € 751.947

  • k. De aflossing van het in 2009 afgesproken compensatiebedrag invoering bachelor-master-structuur. Vanaf 2011 is hiervoor een bedrag beschikbaar van tenminste € 7.000.000. Dit bedrag is bestemd voor zes universiteiten die elk een afgesproken deel van dit bedrag ontvangen, te weten: Universiteit Leiden (15,43%), Erasmus Universiteit Rotterdam (9,3%), Technische Universiteit Delft (38,1%), Universiteit Twente (8,3%), Universiteit van Amsterdam (23,77%) en Vrije Universiteit Amsterdam (5,1%).

  • l. Het bedrag gerelateerd aan de maatregel inzake niet-EER is verlaagd met € 474.878; het resterende bedrag van € 7.958.000 is verdeeld conform de in 2010 gehanteerde verdeelsleutel (zie Regeling van 28 september 2009 tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs gepubliceerd in de Staatscourant van 26 oktober 2009).

  • m. Vanwege de bestuurlijke afspraken over Nederlandse Instituten in het Buitenland zijn de onderwijsopslagen van Universiteit Leiden met € 1.363.000 en van Radboud Universiteit Nijmegen met € 610.000 verhoogd conform de brief van 12 april 2010 met kenmerk HO&S/BL/200350.

  • n. De opslag is aangepast vanwege de toezeggingen inzake veiligheid bij Universiteit Maastricht (die tot en met 2010 een bijdrage ontving), Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht, en Vrije Universiteit Amsterdam (die elk € 361.900 ontvangen) (zie Regeling van 28 september 2009 tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs gepubliceerd in de Staatscourant van 26 oktober 2009).

  • o. De opslag is aangepast vanwege het vervallen van de voor 2010 aan de Universiteit Tilburg verstrekte bijdrage conform de brief van de brief van 21 mei 2010 met kenmerk HO&S/210483 alsmede de voor 2010 aan Rijksuniversiteit Groningen verstrekte bijdrage onder de noemer Rugsis.

  • p. De middelen gerelateerd aan Open Universiteit worden voor een bedrag van € 14.741.809 overgeheveld naar bijlage 2 inzake percentages onderwijsopslag van universiteiten, bij gelijktijdige aanpassing van de relevante deelbudgetten.

Vanwege aanpassing van het besluit is ook voor Wageningen University een bedrag opgenomen in bijlage 1. Het gaat hier onder de noemer van kwaliteit om een bedrag vanwege de kwaliteitsimpuls van € 6.551.845 en onder de noemer kwetsbare opleidingen vanwege het Sectorplan Natuur- en Scheikunde van € 15.000.

Bijlage 2 (nieuw) inzake de onderwijsopslagen van universiteiten in percentages wordt aangepast vanwege de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, de doorwerking van specifieke (meerjarige) beleidsmaatregelen, en vanwege de omzetting van bedragen in percentages. De percentages in deze bijlage worden om de volgende redenen aangepast:

  • a. De bekostigingssystematiek conform het aangepaste Uitvoeringsbesluit WHW 2008 treedt onmiddellijk inwerking per 2011, waarbij voor de onderwijs- en onderzoekbekostiging van universiteiten sprake is van een budgettair-neutrale overgang geijkt op 2010 en gecorrigeerd voor de onbedoelde incidentele effecten, bedoeld in de door VSNU onderschreven systematiek die is ontwikkeld door Deloitte als basis voor de afspraken over de omgang met de overgangsmaatregel invoering bachelor-masterstructuur (Kamerstukken II, 2008/2009, 29 281, nr. 17). Alle betrokken universiteiten hebben deze afspraken onderschreven en met een handtekening onderschreven. Het gaat hier om de onbedoelde effecten gerelateerd aan de overgangsmaatregel invoering bachelor-masterstructuur, en het zogenoemde inschrijvingendal en de diplomapiek. Dit vertaalt zich in een aanpassing van de percentages voor alle universiteiten behalve de levensbeschouwelijke universiteiten.

  • b. Het percentage gerelateerd aan Open Universiteit wordt overigens aangepast vanwege de overheveling van middelen van bijlage 1 (zie hiervoor).

  • c. Vanwege overheveling van een deel van de bedragen gerelateerd aan gezondheidszorg-opleidingen in bijlage 1, onder d. worden de percentages aangepast conform de specifieke toevoeging van bedragen bij Universiteit Leiden, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht, Erasmus Universiteit Rotterdam, Universiteit Twente, Universiteit Maastricht, Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit Amsterdam en bij Radboud Universiteit Nijmegen, bij gelijktijdige aanpassing van het relevante deelbudget (zie wijziging van bijlage 1).

Vanwege aanpassing van het besluit is ook voor Wageningen University een percentage opgenomen in bijlage 2: aangezien deze instelling als enige universiteit een rijksbijdrage ontvangt ten laste van het onderwijsdeel wo vastgesteld door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, gaat het hier om een percentage van 100%.

Bijlage 3 (nieuw) inzake de onderwijsopslagen van hogescholen wordt aangepast vanwege de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, de doorwerking van specifieke (meerjarige) beleidsmaatregelen, vanwege de omzetting van bedragen in percentages en aanstaande fusies.

De onderwijsopslag betreffende kwaliteit wordt als volgt aangepast:

  • a. Het bedrag dat voor de kwaliteitsimpuls beschikbaar is, te weten € 178.328.000 wordt verdeeld op basis van het relatieve aandeel dat de hogeschool (behoudens dit bedrag en het bedrag vanwege functiemix) heeft in het onderwijsdeel hbo.

  • b. Het totale bedrag dat beschikbaar is voor rekenen en taal is verlaagd tot 57,5% van het bedrag dat beschikbaar was in 2010; het resterende bedrag van € 2.484.016 is verdeeld op basis van dezelfde verdeelsleutel zoals gehanteerd in 2010 (zie Regeling van 5 september 2008 tot wijziging van onder meer de Regeling financiën hoger onderwijs gepubliceerd in de Staatscourant van 24 september 2008). Overigens is rekening gehouden met de nu bekende aanstaande fusies.

  • c. De bedragen beschikbaar voor summercourses po en vo zijn ongewijzigd en ook de verdeelsleutel is niet aangepast ten opzichte van 2010; wel is rekening gehouden met nu bekende aanstaande fusies.

  • d. Het bedrag dat voor beschikbaar is voor verbeteren van het studiesucces van niet-westerse allochtone studenten, te weten € 12.347.000 wordt verdeeld onder de betreffende hogescholen conform het bepaalde bij de Regeling van 5 september 2008 tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs (gepubliceerd in de Staatscourant van 24 september 2008). Bij het bepalen van het beschikbare bedrag is rekening gehouden met de mede door hogescholen ten laste van deze middelen te financieren audit.

    De onderwijsopslag betreffende kwetsbare opleidingen wordt als volgt aangepast:

  • e. Het bedrag onder de noemer zorgmasters is gewijzigd vanwege gebruik van actuele achterliggende aantallen en vereenvoudiging van de berekening van het bedrag beschikbaar vanwege zorgmasters. Op basis van de prijs per zorgmaster die tot en met 2010 gold, is een nieuwe prijs voor assistent nurse practitioner (ANP) respectievelijk physician assistent (PA) bepaald: de prijs per zorgmaster is vermenigvuldigd met de studieduur van 2 respectievelijk 2,5 jaar en vervolgens verminderd met de reguliere bekostiging uitgaande van 100% rendement. Bij de 2-jarige opleiding ANP is daarmee sprake van 2 bekostigde inschrijvingen en 1 bekostigde graad (op bekostigingsniveau top); bij de 2,5 jarige opleiding PA gaat het om 3 bekostigde inschrijvingen en 1 bekostigde graad (op bekostigingsniveau top).

  • f. De middelen gerelateerd aan verloskunde bij Hogeschool Rotterdam voor een bedrag van € 2.920.265, bij Hogeschool Zuyd voor een bedrag van € 3.366.700, en bij Hogeschool INHolland voor een bedrag van € 5.523.600, worden overgeheveld naar bijlage 4 inzake percentages onderwijsopslag van hogescholen.

    De onderwijsopslag betreffende bijzondere voorzieningen wordt als volgt aangepast:

  • g. De middelen opgenomen bij Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Theater te Den Haag zijn voor € 2.844.689 overgeheveld naar bijlage 4 inzake percentages onderwijsopslag van hogescholen.

  • h. Het bedrag dat voor de functiemix beschikbaar is, te weten € 27.434.000 is herverdeeld op basis van het relatieve aandeel dat de hogeschool (behoudens dit bedrag en het bedrag vanwege de kwaliteitsimpuls) heeft in het onderwijsdeel hbo in 2011.

  • i. Vanwege de maatregel inzake niet-EER is het onder deze noemer beschikbare bedrag verlaagd met € 526.000; het resterende bedrag, dat vervalt per 2015, is verdeeld conform de ook in 2010 gehanteerde verdeelsleutel (zie Regeling van 28 september 2009 tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs gepubliceerd in de Staatscourant van 26 oktober 2009). Overigens is rekening gehouden met de nu bekende aanstaande fusies van enkele hogescholen.

  • j. Overeenkomstig de bestuurlijke afspraak met HBO-raad is op basis van het driejarig gemiddeld effect zoals gesimuleerd door Deloitte voor de begrotingsjaren 2008, 2009 en 2010 in verband met de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 per 2011 is per hogeschool (of per bestuur indien sprake is van verschillende hogescholen die onder één bestuur vallen) een compensatiebedrag bepaald, gelet op een berekend herverdeeleffect van de nieuwe systematiek. Indien sprake is van een negatief herverdeeleffect dan wordt dit gedurende een periode van maximaal 5 jaar gecompenseerd waarbij elke hogeschool geacht wordt 1% per jaar (cumulatief) zelf te kunnen opvangen. Deze bedragen, opgenomen in onderstaand schema worden de komende jaren aangepast vanwege beschikbaar gestelde middelen voor loon- en prijsbijstelling.

    Brinnr

    Instelling

    2011

    2012

    2013

    2014

    2015

    00MF

    Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

    € 824.031

    € 483.214

    € 142.396

      

    01VU

    Christelijke Hogeschool Windesheim

    € 162.631

        

    02BY

    Gerrit Rietveld Academie

    € 211.882

    € 113.411

    € 14.940

      

    08OK

    Hogeschool De Kempel

    € 65.000

    € 6.689

       

    08YJ

    Hogeschool Edith Stein

    € 306.818

    € 237.036

    € 167.254

    € 97.472

    € 27.691

    09OR

    Hogeschool Domstad

    € 594.907

    € 523.490

    € 452.073

    € 380.656

    € 309.239

    09OT

    Hogeschool Iselinge

    € 23.025

        

    10IZ

    Protestants Christelijke Hogeschool Marnix Academie

    € 90.092

    € 6.776

       

    15BK

    Christelijke Hogeschool De Driestar

    € 111.057

    € 26.922

       

    15CL

    Fontys Hogeschool Eindhoven

    € 2.092.520

        

    21MI

    Hogeschool Zeeland

    € 21.993

        

    21QA

    Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

    € 658.130

    € 201.762

       

    21RI

    Hogeschool Leiden

    € 82.312

       

     

    21UG

    Hs Interconfessionele PABO Amsterdam/Alkmaar

    € 563.715

    € 452.219

    € 340.723

    € 229.228

    € 117.732

    21UI

    NHTV internationaal hoger onderwijs Breda

    € 241.711

        

    22HH

    Gereformeerde Hogeschool voor Beroepsonderwijs

    € 197.174

    € 112.769

    € 28.363

      

    23KJ

    Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Theater

    € 169.792

        

    25BA

    Christelijke Hogeschool Ede

    € 835.415

    € 612.734

    € 390.052

    € 167.371

     

    25DW

    Hogeschool Utrecht

    € 2.550.579

    € 684.142

       

    27NF

    ArtEZ Hogeschool

    € 131.544

        

    21CW

    Hogeschool HAS Den Bosch

    € 402.498

    € 266.805

    € 131.113

      

    27PZ

    Hogeschool INHolland

    € 380.656

    € 336.689

    € 292.721

    € 248.753

    € 204.785

Bijlage 4 (nieuw) inzake de onderwijsopslagen van hogescholen in percentages wordt aangepast vanwege de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, vanwege de omzetting van bedragen in percentages en aanstaande fusies. De percentages in deze bijlage worden om de volgende redenen aangepast:

  • a. De percentages worden bij de betreffende instellingen aangepast vanwege toevoeging van het surplus in de voormalige huisvestingsvergoeding per hogeschool voor zover die uitstijgt boven de minimale vergoeding per gewogen onderwijsvragende, zoals berekend door Deloitte en met HBO-raad afgesproken.

  • b. De percentages bij Hogeschool Rotterdam, Hogeschool Zuyd, Hogeschool INHolland en bij Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Theater te Den Haag worden aangepast vanwege overheveling van middelen van bijlage 3 (zie hiervoor).

  • c. Aangezien bij opleidingen die worden bekostigd ten laste van het onderwijsdeel hbo-LNV vanaf 2011 ook de bekostigingsniveaus worden benut die gelden voor de opleidingen die worden bekostigd ten laste van het onderwijsdeel hbo-OCW zijn de percentages van instellingen die een onderwijsopslag ontvangen ten laste van het eerst genoemde onderwijsdeel aangepast om een budgettair-neutrale overgang naar de nieuwe prijzenniveaus te realiseren.

Bijlage 5 (nieuw) inzake de bedragen onderzoek in euro van universiteiten wordt aangepast vanwege de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, de doorwerking van specifieke (meerjarige) beleidsmaatregelen, en vanwege de omzetting van bedragen in percentages. De bedragen worden om de volgende redenen aangepast:

  • a. De bedragen afbouw smart mix zijn vervallen (zie de Regeling financiën hoger onderwijs van 3 juni 2008 gepubliceerd in de Staatscourant van 18 juni 2008).

  • b. De bekostigingssystematiek conform het aangepaste Uitvoeringsbesluit WHW 2008 treedt onmiddellijk inwerking per 2011, waarbij voor de onderwijs- en onderzoekbekostiging van universiteiten sprake is van een budgettair-neutrale overgang geijkt op 2010 en gecorrigeerd voor de onbedoelde incidentele effecten, bedoeld in de door VSNU onderschreven systematiek die is ontwikkeld door Deloitte als basis voor de afspraken over de omgang met de overgangsmaatregel invoering bachelor-masterstructuur (Kamerstukken II, 2008/2009, 29 281, nr. 17). Alle betrokken universiteiten hebben deze systematiek onderschreven en bezegeld met een handtekening. Dit vertaalt zich in een verhoging van de bedragen onderzoek van Protestantse Theologische Universiteit met € 67.933, van Theologische Universiteit Apeldoorn met € 35.208 en van Universiteit voor Humanistiek met € 114.120.

  • c. Verder zijn deze bedragen aangepast vanwege de eerder genoemde besluitvorming over het Sectorplan Natuur- en Scheikunde. In de periode 2011–2016 ontvangen instellingen middelen om de onderzoekdoelstellingen in dit plan te realiseren, te weten: Universiteit Leiden € 1.225.000, Rijksuniversiteit Groningen € 1.336.000, Universiteit Utrecht € 1.700.000, Technische Universiteit Delft € 1.277.000, Technische Universiteit Eindhoven € 1.310.000, Universiteit Twente € 1.085.000, Universiteit van Amsterdam € 1.180.000, Vrije Universiteit Amsterdam € 1.160.000 en Radboud Universiteit Nijmegen € 1.420.000. Deze bedragen worden de komende jaren aangepast vanwege beschikbaar gestelde middelen voor loon- en prijsbijstelling.

  • d. Vanwege afspraken over de financiering van Nederlandse Wetenschappelijke Instituten in het Buitenland (NWIB’s) zijn de bedragen van de universiteiten die deze instituten besturen verhoogd conform de brief van 2 juni 2010 met kenmerk HO&S/BL/204750, te weten bij Universiteit Leiden met € 140.000, bij Rijksuniversiteit Groningen met € 300.000, bij Universiteit Utrecht met € 230.000, en bij Universiteit van Amsterdam met € 330.000.

  • e. De middelen opgenomen bij Open Universiteit worden voor een bedrag van € 10.086.311 overgeheveld naar bijlage 8 inzake bedragen onderzoek (strategische overwegingen) van universiteiten.

Vanwege aanpassing van het besluit is ook voor Wageningen University een bedrag opgenomen in bijlage 5. Het gaat hier om € 49.500 vanwege Nederlands Agronomisch Historisch Instituut (NAHI), € 1.249.350 vanwege International Soil Reference Centre (ISRIC) conform de brief van 26 november 2001 met kenmerk FTO/TBV -2001/121229 M en € 180.000 vanwege het eerder aangehaalde besluit over het Sectorplan Natuur- en Scheikunde.

Bijlage 6 (nieuw) inzake de bedragen onderzoek in percentages van universiteiten wordt aangepast vanwege de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, de doorwerking van specifieke (meerjarige) beleidsmaatregelen, en vanwege de omzetting van bedragen in percentages. De percentages worden om de volgende redenen aangepast:

  • a. De bekostigingssystematiek conform het aangepaste Uitvoeringsbesluit WHW 2008 treedt onmiddellijk inwerking per 2011, waarbij voor de onderwijs- en onderzoekbekostiging van universiteiten sprake is van een budgettair-neutrale overgang geijkt op 2010 en gecorrigeerd voor de onbedoelde incidentele effecten, bedoeld in de door alle universiteiten onderschreven systematiek die is ontwikkeld door Deloitte als basis voor de afspraken over de omgang met de overgangsmaatregel invoering bachelor-masterstructuur (Kamerstukken II, 2008/2009, 29 281, nr. 17). Dit vertaalt zich in een aanpassing van de percentages voor alle universiteiten behalve de levensbeschouwelijke universiteiten.

  • b. De percentages worden verder aangepast vanwege de gerichte toedeling van de enveloppe middelen alfa-gamma van € 12.794.000 die voor 2011 additioneel beschikbaar zijn. Van dit bedrag is 3,88% bestemd voor Open Universiteit, en de overige middelen voor de algemene en jonge universiteiten. De negen algemene universiteiten ontvangen samen 75,89%, en de jonge universiteiten (Universiteit Tilburg, Universiteit Maastricht en Erasmus Universiteit Rotterdam) daarboven op te samen 20,24% van dit bedrag; deze bedragen worden gelijkelijk over deze instellingen verdeeld.

  • c. Vanwege overheveling van een deel van de bedragen gerelateerd aan gezondheidszorg-opleidingen in bijlage 1, onder d. worden de percentages aangepast conform de specifieke toevoeging van bedragen bij Universiteit Leiden, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht, Erasmus Universiteit Rotterdam, Universiteit Twente, Universiteit Maastricht, Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit Amsterdam en bij Radboud Universiteit Nijmegen, bij gelijktijdige aanpassing van het relevante deelbudget.

  • d. De middelen opgenomen bij Open Universiteit worden voor een bedrag van € 10.086.311 overgeheveld naar bijlage 6 inzake bedragen onderzoek (strategische overwegingen) van universiteiten.

Vanwege aanpassing van het besluit is ook voor Wageningen University een percentage opgenomen in bijlage 6: aangezien deze instelling als enige universiteit een rijksbijdrage ontvangt ten laste van het onderzoeksdeel wo vastgesteld door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, gaat het hier om een percentage van 100%.

Bijlage 7 (nieuw) inzake bedragen ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek (az) wordt aangepast zodat sprake is van een budgettair-neutrale overgang naar de per 2011 hanteren systematiek, gecorrigeerd voor de onbedoelde effecten van het zogenoemde inschrijvingen dal. Deze correctie geschiedt tevens in de begrotingsjaren 2012 tot en met 2015. Deze bedragen zijn in overleg met NFU berekend door Deloitte. Het gaat daarbij om de correctiebedragen conform het onderstaande schema.

Brinnr

Instelling

2011

2012

2013

2014

2015

21PB

Universiteit Leiden

–€ 814.025

–€ 748.991

–€ 673.613

–€ 268.761

–€ 55.739

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 1.406.616

€ 1.394.020

€ 1.364.681

€ 410.388

–€ 80.352

21PD

Universiteit Utrecht

–€ 587.250

–€ 590.894

–€ 497.747

–€ 209.309

–€ 69.266

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

–€ 905.176

–€ 846.731

–€ 771.389

–€ 190.200

€ 10.203

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 1.054.928

€ 1.014.072

€ 981.706

€ 318.116

€ 114.690

21PK

Universiteit van Amsterdam

–€ 919.153

–€ 847.392

–€ 756.119

–€ 260.353

–€ 41.830

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 624.940

€ 499.331

€ 307.331

€ 109.254

€ 68.807

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 139.120

€ 126.585

€ 45.149

€ 90.865

€ 53.488

In Bijlage 9 inzake de bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen wordt het bedrag dat voor 2011 beschikbaar is voor hogescholen die een lerarenopleiding verzorgen, verdeeld op basis van het aantal bekostigde inschrijvingen bij deze opleidingen, in plaats van het aantal inschrijvingen conform 1-Cijfer-HO.

Artikel V en VI

Beide subsidieregelingen zijn aangepast aan de bepalingen in het Uitvoeringsbesluit WHW 2008. De definities van student en graad zijn in overeenstemming gebracht met de overeenkomstige definities in artikel 1.1 van het besluit inzake met name de student. Tevens zijn de verwijzingen in de bepalingen over de berekening van het bedrag per student aangepast aan het besluit.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveld-Vliegenthart.

Naar boven