Regeling tot subsidiëring van de Stichting Bureau Voorlichting Binnenvaart, de Stichting Railcargo information Netherlands en de Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping gedurende de jaren 2010 tot en met 2012 (Tijdelijke subsidieregeling voorlichtingsbureaus binnenvaart, short sea shipping en spoor)

16 december 2009

Nr. CEND/HDJZ-2009/1348 sector SCH

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2, onderdelen a en c, 3 en 4 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

BESLUITEN:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

activiteitenplan:

activiteitenplan, bedoeld in artikel 4:62 van de Algemene wet bestuursrecht;

Minister:

Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 2

  • 1. De Minister kan aan de in artikel 3 bedoelde rechtspersonen subsidie verlenen om activiteiten te verrichten die ten doel hebben om ten aanzien van binnenvaart, onderscheidenlijk het spoorgoederenvervoer, onderscheidenlijk short sea shipping:

    • a. de bekendheid te vergroten;

    • b. de mogelijkheden voor potentiële gebruikers inzichtelijk te maken;

    • c. het daadwerkelijk gebruik als transportmodus te bevorderen;

    • d. de samenwerking tussen deze transportmodi bij de voorlichting concreet in te vullen.

  • 2. De subsidie wordt per boekjaar verleend.

  • 3. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat voor het resterende gedeelte van de kosten van de Stichting voldoende gelden door derden beschikbaar worden gesteld.

Artikel 3

De in artikel 2 bedoelde subsidie bedraagt ten hoogste:

  • a. voor de Stichting Bureau Voorlichting Binnenvaart te Rotterdam gedurende 2010 tot en met 2012 € 94.000 jaarlijks;

  • b. voor de Stichting Railcargo Information Centre Netherlands te Rotterdam gedurende 2010 tot en met 2012 € 185.000 jaarlijks;

  • c. voor de Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping te Rotterdam gedurende 2010 tot en met 2012 € 159.000 jaarlijks.

Artikel 4

De artikelen 4:61 tot en met 4:63, 4:68, 4:73 tot en met 4:77 en 4:80 van afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

Artikel 5

  • 1. Subsidieverlening wordt aangevraagd bij de Minister ter attentie van de Directeur-generaal Luchtvaart en Maritieme Zaken, Postbus 20904, 2500 EX Den Haag.

  • 2. Het bij de aanvraag mee te zenden activiteitenplan en de begroting zijn goedgekeurd door het bestuur van de desbetreffende stichting.

  • 3. De aanvraag tot subsidieverlening met de in het tweede lid genoemde stukken wordt jaarlijks op uiterlijk 1 november van het jaar voorafgaand aan het boekjaar ingediend.

  • 4. Na indiening van de subsidieaanvraag kan de Minister om aanvullende informatie vragen of verzoeken een aangepaste aanvraag in te dienen.

Artikel 6

De Minister kan de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren indien het activiteitenplan naar zijn oordeel niet in overeenstemming is met de doelen genoemd in artikel 2, eerste lid.

Artikel 7

De subsidieontvanger is gehouden:

  • a. onverwijld een melding te doen zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; en

  • b. aan te tonen, door middel van een activiteitenverslag en een financieel verslag, dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 8

De Minister verstrekt ambtshalve, gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening, per boekjaar in één keer een voorschot van ten hoogste 80 procent van het voor dat boekjaar verleende subsidiebedrag.

Artikel 9

  • 1. De aanvraag tot de subsidievaststelling wordt uiterlijk op 31 maart van het jaar, volgend op het boekjaar, ingediend.

  • 2. Het bij de aanvraag tot de subsidievaststelling mee te zenden activiteitenverslag en het financieel verslag zijn goedgekeurd door het bestuur van desbetreffende stichting.

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking met ingang van met ingang van 1 januari 2010 en vervalt met ingang van 1 januari 2013, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de subsidies die voor die datum zijn verleend.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling voorlichtingsbureaus binnenvaart, short sea shipping en spoor.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C. Eurlings.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa.

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling strekt tot vervanging van de Subsidieregeling Stichting Rail Cargo 2006–2009, de Subsidieregeling Stichting Bureau Voorlichting Binnenvaart 2007–2009 en de Subsidieregeling Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping 2007–20091, die met ingang van 1 januari 2010 vervallen. Evenals die regelingen is deze van tijdelijke aard. Zowel ter beperking van het aantal regelingen in het algemeen als ter bevordering van de samenwerking tussen de verschillende vervoermodaliteiten in het goederenvervoer is gekozen voor één gezamenlijke subsidieregeling voor de drie betrokken voorlichtingsbureaus. Aangezien de hiervoor genoemde regelingen voor short sea shipping en spoorgoederenvervoer door de Minister van Verkeer en Waterstaat zijn vastgesteld, terwijl die voor de binnenvaart door de Staatssecretaris is vastgesteld, wordt de gezamenlijke subsidieregeling door beide bewindspersonen ondertekend.

Deze regeling past bij het goederenvervoerbeleid dat is gericht op het zo efficiënt mogelijk afwikkelen van de groeiende vervoersstromen in Nederland. Een uitgangspunt daarbij is dat de sterke eigenschappen van de verschillende vervoermodaliteiten maximaal dienen te worden benut. Gegeven dit uitgangspunt heeft het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (hierna: het ministerie) de afgelopen jaren drie stichtingen gesubsidieerd die zich bezighouden met het geven van voorlichting over respectievelijk spoorgoederenvervoer (de Stichting Railcargo Information Centre Netherlands), short sea shipping (de Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping) en binnenvaart (de Stichting Bureau Voorlichting Binnenvaart). Verwacht mag worden dat er meer gebruik zal worden gemaakt van het product ‘intermodaal vervoer’ naarmate in de voorlichting combinaties van spoorvervoer, binnenvaart, short sea shipping en wegtransport worden meegenomen. Intermodale samenwerking bij het geven van voorlichting aan verladers is dus van groot belang.

Doel van de subsidie

Het doel van de subsidie is enerzijds de stichtingen te ondersteunen bij het verwezenlijken van hun statutaire doelstellingen op het terrein van voorlichting en communicatie. Daarbij gaat het in hoofdlijnen enerzijds om het vergroten van de bekendheid van de modaliteiten spoor, short sea shipping en binnenvaart bij verladers, expediteurs en grote transportbedrijven en anderzijds om het geven van informatie over de mogelijkheden van deze modaliteiten in concrete gevallen, als alternatief voor of in combinatie met het wegvervoer. Daarnaast heeft de subsidie ten doel de bureaus te stimuleren de reeds ontwikkelde intermodale samenwerking voort te zetten en waar mogelijk te intensiveren.

Activiteiten van de voorlichtingsbureaus

De activiteiten van de bureaus bestaan in het algemeen in het verzamelen en verschaffen van informatie, onder andere via een eigen openbare website, het uitgeven van een nieuwskrant, het organiseren van en deelnemen aan bijeenkomsten, alsmede het bevorderen van de samenwerking met andere (intermodale) partijen in de logistieke en transportketen. Verder participeren de bureaus in internationale samenwerkingsverbanden van vergelijkbare voorlichtingsbureaus uit verschillende EU-landen.

De Stichtingen waar de bureaus onderdeel van uitmaken worden door verschillende partijen financieel gesteund. Onder deze sponsoren bevinden zich vervoerbedrijven, rederijen, terminaloperators, havenbedrijven, verladers en diverse brancheorganisaties. De gezamenlijke financiële bijdrage van deze partijen bedraagt inmiddels tussen de circa 80 en 50 procent van de kosten van de bureaus.

Evaluatie van de voorlichtingsbureaus

Gedurende de subsidieperiode 2007 t/m 2009 hebben de voorlichtingsbureaus op verzoek van het ministerie een proces van meer intensieve onderlinge samenwerking ingezet. Op basis van een in 2009 gehouden evaluatie van het functioneren van de bureaus is geconcludeerd dat de activiteiten aantoonbaar hebben bijgedragen aan de beleidsdoelen van het ministerie. Voorts is geconcludeerd dat verdergaande samenwerking tussen de bureaus nog meer kan bijdragen aan die beleidsdoelen, met name in die gevallen waarbij één-op-één adviesgesprekken plaatsvinden met verladers en vervoerders over een concrete vervoersvraag. Daarnaast kan samenwerking voordelen opleveren op operationeel niveau.

Tijdelijkheid van de subsidie

Gedurende de afgelopen periode is de subsidierelatie met de voorlichtingsbureaus bij het ministerie onderwerp van herbezinning geweest. Het ministerie is tot de conclusie gekomen dat de activiteiten van de bureaus ook in de toekomst een nuttige functie hebben in het kader van het bevorderen van intermodaal vervoer. Echter, dit laat onverlet dat een subsidie per definitie een eindig karakter heeft en dat het wenselijk is dat de bureaus met hulp van de eigen sectoren zelfstandig gaan functioneren. Een intensievere samenwerking tussen de bureaus kan hieraan bijdragen. Gedurende de periode vanaf de start tot heden is de inbreng van de sectoren geleidelijk aan groter geworden en is de subsidie in de loop der jaren geleidelijk verminderd. De nieuwe subsidieperiode moet worden beschouwd als het sluitstuk in dat proces. In dat kader past het in januari 2008 genomen besluit om onder bepaalde voorwaarden nog voor een laatste periode (van 1 januari 2010 tot 1 januari 2013) subsidie te verlenen. De onderhavige ministeriële regeling geeft hiervoor de wettelijke grondslag.

Relatie met het rijksbrede subsidiekader

Omdat naar verwachting met ingang van 1 januari 2010 de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, die voortvloeien uit het rijksbrede subsidiekader2, van kracht zullen zijn, is de regeling alvast daarmee in overeenstemming gebracht. Voor de subsidies aan alle drie bureaus is gekozen voor het uitvoeringsarrangement voor middelgrote subsidies. Dit impliceert onder andere dat een voorschot ambtshalve zal worden verleend en dat voor de vaststelling geen accountantsverklaring hoeft te worden overlegd. Volstaan kan worden met een activiteitenverslag en de jaarrekening.

Staatssteunaspecten

Aangezien de onderhavige regeling inhoudelijk een voortzetting is van de drie eerder genoemde vervallen subsidieregelingen geldt ook hiervoor, evenals met die regelingen het geval was, dat er geen sprake is van staatsteun in de zin van artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag.

Administratieve lasten

Door de regeling alvast te conformeren aan de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, die 1 januari 2010 van kracht zullen zijn, en daarvan bovendien het regime voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toe te passen, is de regeling relatief lastenarm. De administratieve lasten bestaan uit de informatieverplichtingen voor de bureaus bij de jaarlijkse subsidieaanvraag, te weten € 661 per bureau, en bij de jaarlijkse vaststelling van de subsidie, te weten € 1086 per bureau. Per jaar bedragen de administratieve lasten derhalve € 1767 per bureau.

Het totale percentage administratieve lasten, over drie jaar genomen, voor de stichting Rail Cargo is berekend op 1,36 % van het totale subsidiebedrag voor dat bureau.

Het totale percentage administratieve lasten, over drie jaar genomen, voor de stichting Short Sea Shipping is berekend op 1,58 % van het totale subsidiebedrag voor dat bureau.

Het totale percentage administratieve lasten, over drie jaar genomen, voor de stichting Bureau Voorlichting Binnenvaart is berekend op gemiddeld 2,68 % van het totale subsidiebedrag voor dat bureau.

Er zijn geen kosten verbonden aan de exploitatiefase van de regeling. Het percentage administratieve lasten voor de drie voorlichtingsbureaus ligt onder de norm van 5 procent die het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) hanteert als minimum voor het verrichten van een toets. Actal heeft de regeling niet voor advisering geselecteerd.

Artikelsgewijs

Artikel 2

De genoemde beleidsdoelstellingen vallen grotendeels samen met de statutaire doelstellingen van de drie stichtingen. In onderdeel d van het eerste lid is hieraan de door de bewindspersonen gewenste samenwerking tussen de stichtingen toegevoegd. De gedachte hierachter is dat short sea shipping, spoorvervoer en binnenvaart niet op zichzelf staan, maar deel uitmaken van een integrale logistieke en transportketen van intermodale vervoerspartijen.

Artikel 4

Niet alle artikelen van de facultatieve afdeling 4.2.8 van de Awb, voor per boekjaar te verstrekken subsidies, zijn op deze regeling van toepassing verklaard omdat bepaalde verantwoordingsbepalingen in die afdeling op gespannen voet staan met de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking. Deze aanwijzingen beogen juist een versoepeling van dergelijke verplichtingen in het leven te roepen voor subsidies van beperkte omvang als de onderhavige. De artikelen die hier wel van toepassing zijn verklaard betreffen de procedurevoorschriften voor de subsidieaanvraag en de subsidievaststelling.

Artikel 7

Ingevolge dit artikel moet de subsidieontvanger aantonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. De verantwoording geschiedt jaarlijks door middel van een activiteitenverslag en een financieel verslag. Er wordt geen door een accountant opgesteld stuk gevraagd. Wanneer niet kan worden aangetoond dat de gesubsidieerde activiteiten voldoende zijn uitgevoerd of dat aan alle aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan, zal de subsidie op een lager bedrag of op nihil worden vastgesteld.

Artikel 8

Voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt. De subsidieaanvrager hoeft hiervoor geen aanvraag in te dienen. De bevoorschottingsbeschikking wordt ambtshalve gegeven op het moment van de verleningsbeschikking. Ook hoeft hij geen tussentijdse overzichten van prestaties of uitgaven te overleggen. De subsidieontvanger is wel verplicht te melden indien er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. De subsidieverstrekker kan vervolgens, indien nodig door een wijziging van de verleningsbeschikking de hoogte van de voorschotten aanpassen. Na vaststelling van de subsidie wordt het resterende bedrag (het vastgestelde bedrag verminderd met de verleende voorschotten), uitgekeerd aan de subsidieontvanger.

De minister van Verkeer en Waterstaat,

C. Eurlings.

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa.


XNoot
1

Onderscheidenlijk Stcrt 2006, 16, Stcrt. 2007, 138 en Stcrt. 2006, 249.

XNoot
2

Brief van de Minister van Financiën van 29 april 2009 inzake het kader financieel beheer rijkssubsidies (Kamerstukken II 2008/09, 31865 nr. 5).

Naar boven