Subsidieregeling Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping 2007–2009

Regeling houdende bepalingen met betrekking tot de verstrekking van subsidie aan de Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping (Subsidieregeling Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping 2007–2009)

13 december 2006

Nr. HDJZ/SCH/2006-1927

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 3 en 4 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de Minister: de Minister van Verkeer en Waterstaat;

b. de Stichting: de Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping, gevestigd te Rotterdam-Hoogvliet;

c. activiteitenplan: het activiteitenplan, bedoeld in artikel 4:62 Awb.

Artikel 2

1. De Minister kan de Stichting een subsidie verlenen om activiteiten te verrichten die ten doel hebben:

a. de bekendheid van verladers en expediteurs met short sea shipping te vergroten;

b. de mogelijkheden van short sea shipping voor potentiële gebruikers inzichtelijk te maken;

c. het daadwerkelijk gebruik van short sea shipping als transportmodus te bevorderen, of

d. de samenwerking met de voorlichtingsbureaus voor het spoorvervoer en de binnenvaart nader te bepalen en concreet in te vullen.

2. De subsidie wordt per boekjaar verleend. Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar.

3. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat er op de begroting van de uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het desbetreffende jaar voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

4. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat voor het resterende gedeelte van de kosten van de Stichting elk jaar voldoende gelden door medefinanciers beschikbaar worden gesteld.

5. Uiterlijk 1 maart van het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, beschikt de subsidieontvanger over voldoende gelden van medefinanciers. De subsidieontvanger deelt de Minister dit onverwijld mede, met medezending van kopieën van toekenningsbrieven van deze medefinanciers.

Artikel 3

1. De in artikel 2 bedoelde subsidie bedraagt voor de jaren 2007, 2008 en 2009 steeds ten hoogste € 159.000. Dit bedrag is inclusief BTW, die door de Stichting niet verrekend kan worden.

2. De in het eerste lid genoemde bedragen zullen niet worden gecorrigeerd voor inflatie.

Artikel 4

Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 5

1. De Stichting richt de aanvraag tot subsidieverlening aan de Minister ter attentie van de Directeur-Generaal Transport en Luchtvaart, Postbus 20904, 2500 EX Den Haag.

2. In aanvulling op artikel 4:61, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht gaat de aanvraag vergezeld van een activiteitenplan en begroting die zijn goedgekeurd door het bestuur van de Stichting.

3. De aanvraag tot subsidieverlening met de in het tweede lid genoemde stukken wordt jaarlijks op uiterlijk 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft ingediend.

4. Na indiening van de subsidieaanvraag kan de Minister om aanvullende informatie vragen of verzoeken een aangepaste aanvraag in te dienen.

Artikel 6

1. Op aanvraag kan de Minister de Stichting per kalenderjaar een voorschot verlenen.

2. Dit voorschot bedraagt ten hoogste 80% van het voor een boekjaar verleende subsidiebedrag, met inachtneming van het maximale bedrag, genoemd in artikel 3, eerste lid.

3. Het in het tweede lid genoemde maximale voorschot van 80% wordt in één keer uitbetaald. De uitbetaling van het voorschot geschiedt uiterlijk op 31 januari van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, nadat de beschikking tot subsidieverlening is verstrekt.

Artikel 7

1. De Minister kan de subsidie weigeren indien het activiteitenplan naar het oordeel van de Minister niet in overeenstemming is met deze regeling.

2. De Minister kan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de Stichting wijzigen, indien:

a. de Stichting voor de uitoefening van de gesubsidieerde activiteiten tevens financiële bijdragen krijgt van anderen dan de medefinancierswelke zijn vermeld in de subsidieaanvraag;

b. de in de subsidieaanvraag vermelde (overheids)instanties die een financiële bijdrage verlenen hun in de aanvraag vermelde bijdrage verhogen, of

c. door de Stichting vermogen is gevormd met de door de subsidie verstrekte gelden.

Artikel 8

1. De accountantsverklaring, bedoeld in artikel 4:78, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt opgesteld overeenkomstig het in de bijlage bij deze regeling opgenomen controleprotocol.

2. De aanvraag tot de subsidievaststelling wordt uiterlijk op 31 maart van het jaar, volgend op het kalenderjaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft, ingediend.

Artikel 9

Deze regeling wordt voor 1 maart 2009 geëvalueerd.

Artikel 10

In afwijking van artikel 5, derde lid, kan de subsidieaanvraag die door de Stichting is ingediend in december 2006, worden aangemerkt als aanvraag tot subsidieverlening voor het jaar 2007. Het voorschot, bedoeld in artikel 6, derde lid, wordt uiterlijk 31 januari 2007 verstrekt tenzij artikel 5, vierde lid, van toepassing is.

Artikel 11

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007 en vervalt met ingang van 1 januari 2010.

2. Deze regeling blijft, in afwijking van het eerste lid, van toepassing op de subsidies die voor 1 januari 2010 zijn verleend.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping 2007–2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Bijlage behorende bij artikel 8, eerste lid

Controleprotocol Subsidieregeling Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping 2007–2009

Inleiding

Dit controleprotocol heeft betrekking op de verantwoording van de aanwending van de door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat verleende subsidie die in het kader van de Subsidieregeling Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping 2007–2009 is verleend.

De volgende regelgeving en begrippen zijn van toepassing:

1. de regeling: Subsidieregeling Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping 2007–2009;

2. de beschikking: de beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat houdende subsidieverlening en/of subsidievaststelling op grond van de regeling;

3. subsidieontvanger: de Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping;

4. de verantwoording: de financiële verantwoording door de subsidieontvanger, te overleggen aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

In dit controleprotocol wordt uiteengezet welke algemene uitgangspunten en specifieke vereisten gelden bij de uitvoering van de controle van de financiële verantwoording door de accountant van de Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping, alsmede op welke wijze de uitkomsten van deze controle dienen te worden gerapporteerd ten behoeve van de gebruiker van de verantwoording met bijbehorende accountantsverklaring (het Ministerie van Verkeer en Waterstaat).

De verantwoordelijkheid voor het opstellen van de verantwoording berust bij de subsidieontvanger. Het is mogelijk dat door de Departementale Accountantsdienst van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat of door deze dienst aangewezen accountants een review zal worden uitgevoerd bij de controlerend accountant van de subsidieontvanger ter toetsing van de naleving van dit controleprotocol. Indien een review wordt uitgevoerd zal hierover overleg worden gepleegd met de subsidieontvanger.

Algemene uitgangspunten voor de controle.

De controle betreft zowel de getrouwe weergave van de verantwoording als de rechtmatige besteding van de ter beschikking staande middelen. Van de derde-accountant wordt derhalve verwacht dat hij niet alleen de getrouwe weergave controleert, maar ook dat hij de naleving van de subsidievoorwaarden toetst, dat nagegaan wordt of de prestaties daadwerkelijk zijn geleverd en of de uitgaven passen binnen het kader van de regeling. Ten aanzien van de uitvoering van de controle door de accountant geldt een controletolerantie van 1% van de subsidiabele kosten zoals deze blijken uit de verantwoording.

Specifieke vereisten

Bij de uitvoering van de controle van de verantwoording dient door de derde accountant te worden vastgesteld dat aan de volgende specifieke vereisten is voldaan:

a. dat de door de subsidieontvanger gevoerde administratie zodanig is ingericht dat daaruit door de Minister op ieder moment op eenvoudige en eenduidige wijze de aan de activiteiten van de Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping gerelateerde kosten kunnen worden afgeleid;

b. of, qua werkzaamheden en de daarmee samenhangende kosten, gehandeld is naar en getoetst is aan het in artikel 2 van de regeling genoemde doel van de subsidie.

c. of, indien er activiteiten hebben plaatsgevonden welke hebben geresulteerd in de totstandkoming van rapporten, documenten en dergelijke, deze door de subsidieontvanger ter kennisname aan de Minister zijn gezonden;

d. of de verantwoording zoveel als mogelijk is opgesteld conform de indeling van de subsidieaanvraag, en

e. of er aan de subsidieontvanger surséance van betaling is verleend, het faillissement van de subsidieontvanger is aangevraagd, dan wel er een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

f. of alle bijdragen van medefinanciers voor het juiste bedrag in mindering zijn gebracht op de in de verantwoording opgevoerde kosten.

Rapportering

Een model van de accountantsverklaring luidt als volgt:

‘Accountantsverklaring met betrekking tot de Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping.

afgegeven ten behoeve van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Wij hebben (in dit rapport/verslag opgenomen) de door ons gewaarmerkte verantwoording inzake de kosten van de Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping in het kader van de Subsidieregeling Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping 2007–2009 gecontroleerd. De verantwoording is opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de leiding van de Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea shipping. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de verantwoording te verstrekken. Deze verantwoording is bestemd voor de bepaling van de definitieve bijdrage in het kader van de Subsidieregeling Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping 2007–2009. De gewaarmerkte verantwoording is genummerd van blad <nr.> tot en met blad <nr.>.

Onze controle is verricht overeenkomstig algemeen in Nederland aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Verder is ons onderzoek verricht met inachtneming van hetgeen is vermeld in het controleprotocol Subsidieregeling Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping 2007–2009 d.d. < datum>. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Wij zijn van oordeel dat de verantwoording voldoet/niet voldoet aan de terzake gestelde eisen en dat de relevante regelgeving wel/niet is nageleefd.

<Plaats en datum>

<Handtekening en naam van de ondertekenaar>

<Paraaf voor waarmerkingdoeleinden en naam van de parafeerder>’

Toelichting

Algemeen

In de afgelopen jaren is gebruik gemaakt van de in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geboden mogelijkheid om in incidentele gevallen subsidie te verlenen zonder wettelijke grondslag indien die voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt. Aangezien er nu de wens is om de subsidie voort te zetten, is het thans noodzakelijk de voortzetting van de subsidie te laten lopen via deze op de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat gebaseerde regeling. De Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat geeft de mogelijkheid om bij ministeriële regeling subsidies te verstrekken voor activiteiten die passen in het verkeer- en vervoersbeleid. Deze wet biedt de grondslag voor de onderhavige regeling die ertoe strekt een basis te geven voor het voortzetten van de verstrekking in de afgelopen jaren van subsidiegelden aan de Stichting Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping (hierna: de Stichting).

Met het oog op het promoten van short sea shipping (kustvaart) is in 1997 op initiatief van de Minister van Verkeer en Waterstaat en het (haven)bedrijfsleven de Stichting opgericht. De belangrijkste doelstellingen van de Stichting zijn het vergroten van de bekendheid van verladers en expediteurs met short sea shipping en het bevorderen van het daadwerkelijk gebruik van short sea shipping als transportwijze. De activiteiten die de Stichting hiertoe ontplooit bestaan hoofdzakelijk uit het verzamelen en verschaffen van informatie, onder andere via een eigen openbare website, het uitgeven van een nieuwskrant, het organiseren van/deelnemen aan bijeenkomsten alsmede deelname aan beurzen, en het inzetten op samenwerking met andere (intermodale) partijen in de logistieke en transportketen. In lijn met de wens van de Minister van Verkeer en Waterstaat wordt sinds enige tijd eveneens ingezet op een structurele samenwerking met de aanverwante voorlichtingsbureaus voor het spoorvervoer en de binnenvaart. Verder participeert de Stichting in het ‘European Shortsea Network (ESN)’, een samenwerkingverband van voorlichtingsbureaus voor de kustvaart uit verschillende EU- landen.

De Stichting bestaat uit een aantal deelnemers welke een financiële bijdrage leveren. Onder deze deelnemers bevinden zich rederijen, terminaloperators, havenbedrijven en brancheorganisaties, waaronder verladers, cargadoors, wegvervoerders en reders. De gezamenlijke financiële bijdrage van de deelnemers werd in 2006 op zo’n € 146.000 begroot, ofwel 48% van de begrote kosten van de Stichting. Het overige gedeelte van de kosten (52%) is door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat in de vorm van een subsidie verleend op basis van een subsidiebeschikking, die op 1 januari 2007 afloopt. Bij de vaststelling van deze regeling moest de definitieve subsidievaststelling over 2006 nog plaatsvinden.

In het kader van de evaluatie in 2005 van de Voortgangsnota Short Sea Shipping van 1999 is tegelijk de Stichting geëvalueerd. Eén van de conclusies was dat de Stichting een belangrijke speler is in de voorlichting over en promotie van Short Sea Shipping. Ook is de netwerkvorming rondom Short Sea Shipping, zowel nationaal als internationaal, verder vergroot. Het beeld dat naar voren komt, is dat de Stichting op adequate wijze invulling heeft gegeven aan haar doelstellingen en de op basis hiervan ondernomen activiteiten.

Verder is in 2005 op verzoek van de Minister van Verkeer en Waterstaat door de Stichting een aantal financieringsscenario’s uitgewerkt om te kunnen bepalen of een financiële bijdrage voor de periode na 2006 nog noodzakelijk was. Op basis hiervan is door de Minister het besluit genomen om de subsidiëring van de Stichting voorlopig te continueren tot 1 januari 2010. Voorzetting van de subsidie vanaf 1 januari 2010 wordt afhankelijk gesteld van een evaluatie, zoals bedoeld in artikel 9, de financiële bijdragen van medefinanciers en de wijze waarop de samenwerking met de aanverwante voorlichtingsbureaus voor spoorvervoer en binnenvaart verder vorm wordt gegeven.

Ten slotte zijn in 2005 nieuwe aandachtspunten geformuleerd, te weten een grotere nadruk op toegesneden voorlichting en promotie, introductie van de mogelijkheid van kleinschalige voorstudies, het streven naar samenwerking met aanverwante voorlichtingsbureaus en de verdere uitbouw van de rol van het voorlichtingsbureau in het Europeaan Short Sea Network (ESN).

Het beleid van de Minister van Verkeer en Waterstaat is er voor de periode 2007–2009 op gericht om het aandeel van Verkeer en Waterstaat in de totale financiering van de Stichting naar beneden te brengen door het niet toepassen van een inflatiecorrectie.

De subsidieregeling is getoetst op mogelijke staatssteunelementen. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van staatssteun in de zin van artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag. Er is namelijk geen sprake van vervalsing of dreigende vervalsing van de mededinging en evenmin van ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten. Hierbij valt nog op te merken dat de Stichting geen onderneming drijft.

De Europese Commissie heeft tot op heden initiatieven van Lidstaten tot het oprichten van voorlichtingsbureaus politiek altijd gesteund, omdat deze initiatieven passen in de politiek van de EU om short sea shipping in Europa te stimuleren in de strijd tegen de toenemende congestie op de weg en ter bevordering van een schoner milieu.

Het totale percentage administratieve lasten is berekend op 2,3% van het totale subsidiebedrag. Dit komt neer op een bedrag van € 3.664 op de € 159.000. Dit bedrag bestaat uit € 446 aan kosten in de aanvraagfase en € 3219 aan kosten in de vaststellingsfase van de subsidie. Er zijn geen kosten verbonden aan de exploitatiefase van de regeling. Het percentage administratieve lasten ligt onder de norm van 5 procent die het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) hanteert als minimum, voor het verrichten van een toets. Daarom is een voorontwerp van deze regeling niet aan Actal voorgelegd.

Artikelsgewijs

Artikel 2

De genoemde beleidsdoelstellingen vallen grotendeels samen met de statutaire doelstellingen van de Stichting. Sinds kort is de doelstelling ook gericht op het concreet invullen van de door de Minister van Verkeer en Waterstaat gewenste samenwerking met aanverwante voorlichtingsbureaus voor het spoorvervoer en de binnenvaart. De gedachte hierachter is dat short sea shipping, spoorvervoer en binnenvaart niet op zichzelf staan, maar deel uitmaken van een integrale logistieke en transportketen van intermodale vervoerspartijen.

In het derde lid wordt de verlening van de subsidie afhankelijk gemaakt van de begrotingsruimte die het Ministerie van Verkeer en Waterstaat elk jaar heeft.

In het vierde lid wordt de subsidie van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat afhankelijk gemaakt van de bijdragen van medefinanciers. Uitgangspunt is dat de Stichting en haar activiteiten ook gedragen worden door het bedrijfsleven.

Artikel 3

Het subsidieplafond voor de Stichting houdt in dat de jaarlijkse subsidie niet boven het voor dat jaar bepaalde maximum kan uitkomen. Tegelijk is al in artikel 2, vierde lid, de voorwaarde opgenomen dat de medefinanciers hun financiële bijdragen voor het desbetreffende jaar continueren. Op deze manier wordt zeker gesteld dat ook het bedrijfsleven zich committeert aan de doelstellingen van de Stichting en haar activiteiten.

Met het oog op het terugbrengen van het aandeel van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat in de totale financiering van de Stichting is in het tweede lid opgenomen dat niet zal worden gecorrigeerd voor inflatie.

Artikel 4

Door te bepalen dat de facultatieve afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing is, zijn op eenvoudige wijze enkele belangrijke aspecten van de subsidieverlening geregeld. Het betreft hier de voorschriften met betrekking tot de aanvraag, de verplichtingen van de Stichting alsmede de subsidievaststelling.

Artikel 5

Artikel 5 bevat bepalingen ten aanzien van de aanvraag tot verlening van subsidie. De datum in het derde lid is opgenomen, ten einde voldoende tijd te hebben voor het behandelen van de aanvraag tot subsidieverlening. Dit met het oog op het boekjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

Artikel 6

Dit artikel stelt buiten twijfel dat aan de Stichting voorschotten verleend kunnen worden. De voorschotverlening geschiedt bij beschikking, waarin het bedrag of de bedragen zijn vermeld, dan wel de wijze waarop het bedrag wordt bepaald (artikel 4:54 Awb).

Artikel 7

De in het eerste lid genoemde grond tot weigering van de subsidieverlening is aanvullend op de in artikel 4:35 van de Awb genoemde gronden. Het tweede lid bevat een uitwerking van de mogelijkheid van artikel 4:50, eerste lid, onderdeel c, van de Awb, om bij wettelijk voorschrift andere gevallen te regelen waarin de subsidieverlening kan worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger kan worden gewijzigd.

Artikel 8

Hierin worden enige aspecten van de vaststelling van de beschikking beschreven. De aanvraag van de vaststelling vormt tevens het moment waarop de Stichting rekening en verantwoording aflegt voor het betreffende boekjaar. Dit wil echter niet zeggen dat dit het enige moment is waarop de Stichting verantwoording aflegt over haar handelen.

Op grond van de statuten vindt minimaal eens per kwartaal een bestuursvergadering plaats, waarvoor de Minister als toehoorder wordt uitgenodigd. Voor het financieel verslag bij de aanvraag tot subsidievaststelling is artikel 4:76 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

De planning- en control cyclus die aan de hand van deze regeling ontstaat is uiteindelijk als volgt opgebouwd. Uiterlijk 8 weken voor de aanvang van het boekjaar wordt de aanvraag ingediend, vergezeld van een door het bestuur goedgekeurd activiteitenplan en goedgekeurde begroting. De aanvraag tot subsidieverlening, die door de Stichting is ingediend in december 2006, wordt aangemerkt als aanvraag tot subsidieverlening voor het jaar 2007.

Alvorens de Minister besluit tot toekenning van de subsidie en een voorschot, kan zij verzoeken om aanvullende informatie en/of een nieuwe, aangepaste subsidieaanvraag. Binnen drie maanden na afloop van het boekjaar legt de Stichting rekening en verantwoording af met het indienen van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie. Deze aanvraag wordt vergezeld van een jaarverslag, de jaarrekening en de bijbehorende accountantsverklaring. Vervolgens neemt de Minister het besluit tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 9

Dit artikel behandelt de verplichting uit artikel 4:24 van de Awb om een subsidie regelmatig te evalueren. Aan de hand van deze evaluatie van de activiteiten en de bereikte resultaten zal in 2009 worden vastgesteld wat de doeltreffendheid, doelmatigheid en de effecten van de subsidie in de praktijk zijn geweest.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven