Subsidieregeling Stichting Rail Cargo 2006–2009

18 januari 2006

Nr. HDJZ/S&W/2005-2482

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 3 en 4 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder

a. de Minister: de Minister van Verkeer en Waterstaat

b. de Stichting: de Stichting Railcargo information Netherlands, gevestigd te Rotterdam-Hoogvliet;

c. vierjarenplan: het door de Stichting in oktober 2005 opgestelde plan van activiteiten voor de periode 2006–2009;

d. activiteitenplan: het activiteitenplan zoals bedoeld in artikel 4:62 Awb;

e. voorschot: de verstrekking van een bedrag of van meerdere bedragen voorafgaande aan de vaststelling van de subsidie.

Artikel 2

1. De Minister kan de Stichting een subsidie verlenen om activiteiten te verrichten die ten doel hebben:

a. de transparantie van de markt voor spoorgoederenvervoer te vergroten;

b. de mogelijkheden die het goederenvervoer per spoor biedt te stimuleren;

c. het imago van het spoorgoederenvervoer te verbeteren.

2. De subsidie wordt per boekjaar verleend. Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar.

3. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat voor het resterende gedeelte van de kosten van de Stichting voldoende gelden door derden beschikbaar worden gesteld.

4. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat er op de begroting van de uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het desbetreffende jaar voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 3

1. De in artikel 2 bedoelde subsidie bedraagt ten hoogste:

a. 58% van de kosten van de Stichting, met een maximum van € 200.000, prijspeil 2005, voor het jaar 2006;

b. 54% van de kosten van de Stichting, met een maximum van € 200.000, prijspeil 2005, voor het jaar 2007;

c. 50% van de kosten van de Stichting, met een maximum van € 185.000, prijspeil 2005, voor het jaar 2008;

d. 50% van de kosten van de Stichting, met een maximum van € 185.000, prijspeil 2005, voor het jaar 2009.

2. De in het eerste lid genoemde bedragen kunnen jaarlijks worden verhoogd met een compensatie voor de arbeidskostenontwikkeling en met een prijscompensatie voor de materiële kosten, een en ander overeenkomstig de compensatie voor loon- en prijsbijstellingen die op de begroting van de uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het desbetreffende jaar ter beschikking is gesteld.

3. De in lid 1 genoemde bedragen zijn inclusief eventuele kosten van BTW (omzetbelasting) die door de Stichting niet verrekend kunnen worden.

Artikel 4

Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5

1. De Stichting richt de aanvraag tot subsidieverlening aan de Minister en dient die in bij de Directeur-Generaal Transport en Luchtvaart, Postbus 20904, 2500 EX Den Haag.

2. In aanvulling op artikel 4:61, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht gaat de aanvraag vergezeld van een activiteitenplan en een begroting die zijn goedgekeurd door het bestuur van de Stichting.

3. De aanvraag tot subsidieverlening met de relevante gedeelten van het vierjarenplan 2006–2009 en de bijbehorende meerjarenbegroting, die door de Stichting in oktober 2005 is ingediend, geldt in afwijking van het eerste en tweede lid als aanvraag tot subsidieverlening voor het jaar 2006.

Artikel 6

1. Op aanvraag kan de Minister de Stichting per kalenderjaar een voorschot verlenen.

2. Dit voorschot bedraagt ten hoogste 80% van het voor een boekjaar verleende subsidiebedrag, met inachtneming van de maximale bedragen, zoals genoemd in artikel 3.

3. De beschikking tot subsidieverlening bevat de nadere uitwerking van het ritme van de voorschotten.

Artikel 7

1. De Minister beoordeelt de aanvraag aan de hand van deze regeling.

2. De Minister kan de subsidie weigeren indien het activiteitenplan naar het oordeel van de Minister niet in overeenstemming is met de vereisten van deze regeling.

3. De Minister kan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de Stichting wijzigen indien

a. de Stichting voor de uitoefening van de gesubsidieerde activiteiten tevens financiële bijdragen krijgt van andere (overheids)instanties dan die welke zijn vermeld in de subsidieaanvraag.

b. de in de subsidieaanvraag vermelde (overheids)instanties die een financiële bijdrage verlenen hun in de aanvraag vermelde bijdrage verhogen.

c. door de Stichting vermogen is gevormd met de door de subsidie verstrekte gelden.

Artikel 8

1. Artikel 4:76 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op het financieel verslag bij de aanvraag tot subsidievaststelling.

2. De accountantsverklaring, bedoeld in artikel 4:78, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt opgesteld overeenkomstig het in de bijlage bij deze regeling opgenomen controleprotocol.

3. De Minister of een door hem aan te wijzen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, kan een review houden bij de fungerende derde-accountant ter toetsing van de naleving van het controleprotocol.

Artikel 9

De Minister publiceert uiterlijk 1 juli 2009 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk.

Artikel 10

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2010.

2. Deze regeling blijft in afwijking van het eerste lid van toepassing op de subsidie die voor 1 januari 2010 is verleend.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Stichting Rail Cargo 2006–2009

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat, K.M.H. Peijs.

Bijlage behorende bij artikel 8, tweede lid

Controleprotocol Subsidieregeling Stichting Rail Cargo 2006–2009

Inleiding

Dit controleprotocol heeft betrekking op de verantwoording van de aanwending van de door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat verleende subsidie die in het kader van de Subsidieregeling Stichting Rail Cargo 2006–2009 is verleend.

De volgende regelgeving en begrippen zijn van toepassing

1. de regeling: Subsidieregeling Stichting Rail Cargo 2006–2009;

2. de beschikking: de beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat houdende subsidieverlening en/of subsidievaststelling op grond van de regeling;

3. subsidieontvanger: de Stichting Rail Cargo information Netherlands;

4. de verantwoording: de financiële verantwoording door de subsidieontvanger, te overleggen aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat;

5. alle overige correspondentie tussen de Minister van Verkeer en Waterstaat en de subsidieontvanger voorafgaand aan en volgend op de beschikking.

In dit controleprotocol wordt uiteengezet welke algemene uitgangspunten en specifieke vereisten gelden bij de uitvoering van de controle van de financiële verantwoording door de accountant van de Stichting Rail Cargo, alsmede op welke wijze de uitkomsten van deze controle dienen te worden gerapporteerd ten behoeve van de gebruiker van de verantwoording met bijbehorende accountantsverklaring (het Ministerie van Verkeer en Waterstaat).

De verantwoordelijkheid voor het opstellen van de verantwoording berust bij de subsidieontvanger. Het is mogelijk dat door de Departementale Accountantsdienst van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat of door deze dienst aangewezen accountants een review zal worden uitgevoerd bij de controlerend accountant van de subsidieontvanger ter toetsing van de naleving van dit controleprotocol. Indien een review wordt uitgevoerd zal hierover overleg worden gepleegd met de subsidieontvanger.

Algemene uitgangspunten voor de controle

De controle betreft zowel de getrouwe weergave van de verantwoording als de rechtmatige besteding van de ter beschikking staande middelen. Van de derde-accountant wordt derhalve verwacht dat hij niet alleen de getrouwe weergave controleert , maar ook dat hij de naleving van de subsidievoorwaarden toetst, dat nagegaan wordt of de prestaties daadwerkelijk zijn geleverd en of de uitgaven passen binnen het kader van de regeling. Ten aanzien van de uitvoering van de controle door de accountant geldt een controletolerantie van 1% van de subsidiabele kosten zoals deze blijken uit de verantwoording.

Specifieke vereisten

Bij de uitvoering van de controle van de verantwoording dient, met inachtneming van de onder punt 2 genoemde uitgangspunten, door de derde accountant te worden vastgesteld dat aan de volgende specifieke vereisten is voldaan:

a. dat de door de subsidieontvanger gevoerde administratie zodanig is ingericht dat daaruit door de Minister op ieder moment op eenvoudige en eenduidige wijze de aan de Exploitatie Rail Cargo information Netherlands gerelateerde kosten kunnen worden afgeleid;

b. of, qua werkzaamheden en de daarmee samenhangende kosten, gehandeld is naar en getoetst is aan het in artikel 2 van de regeling genoemde doel van de subsidie.

c. of, indien er activiteiten hebben plaatsgevonden welke hebben geresulteerd in de totstandkoming van rapporten, documenten en dergelijke, deze door de subsidieontvanger ter kennisname aan de Minister zijn gezonden;

d. of de verantwoording zoveel als mogelijk is opgesteld conform de indeling van de subsidieaanvraag;

e. of er aan de subsidieontvanger surséance van betaling is verleend, het faillissement van de subsidieontvanger is aangevraagd, dan wel er een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

f. of alle bijdragen van derden voor het juiste bedrag in mindering zijn gebracht op de in de verantwoording opgevoerde kosten.

Rapportering

Een model van de accountantsverklaring luidt als volgt:

‘Accountantsverklaring met betrekking tot de Stichting Rail Cargo Information Netherlands’.

afgegeven ten behoeve van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Wij hebben (in dit rapport/verslag opgenomen) de door ons gewaarmerkte verantwoording inzake de kosten van de Stichting Rail Cargo Information Netherlands in het kader van de Subsidieregeling Stichting Rail Cargo 2006–2009 gecontroleerd. De verantwoording is opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de leiding van de huishouding. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de verantwoording te verstrekken. Deze verantwoording is bestemd voor de bepaling van de definitieve bijdrage in het kader van de subsidieregeling. De gewaarmerkte verantwoording is genummerd van blad <nr.> tot en met blad <nr.>.

Onze controle is verricht overeenkomstig algemeen in Nederland aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Verder is onze onderzoek verricht met inachtneming van hetgeen is vermeld in het controleprotocol Subsidieregeling Stichting Rail Cargo 2006–2009 d.d. < datum>. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijk grondslag vormt voor ons oordeel.

Wij zijn van oordeel dat de verantwoording voldoet aan de terzake gestelde eisen en dat de relevante regelgeving is nageleefd.

<Plaats en datum>

<Handtekening en naam van de ondertekenaar>

<Paraaf voor waarmerkingdoeleinden en naam van de parafeerder>”

Toelichting

Algemeen

De Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat geeft de mogelijkheid om bij ministeriële regeling subsidies te verstrekken voor activiteiten die passen in het verkeer- en vervoersbeleid. Deze wet biedt de grondslag voor de onderhavige regeling die ertoe strekt een basis te geven voor het voorzetten van de verstrekking van subsidiegelden aan de Stichting Rail Cargo Information Netherlands(hierna: de Stichting). Deze subsidie is voor het jaar 2003 voor de eerste maal toegekend zonder dat voor die subsidie een wettelijke grondslag bestond. De Algemene wet bestuursrecht(hierna: Awb) biedt de mogelijkheid om in incidentele gevallen subsidie te verlenen zonder wettelijke grondslag indien die voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

De Stichting is opgericht in 2003. Initiatiefnemers voor deze oprichting waren de spoorvervoerders, het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Prorail, EVO, Nederland Distributieland alsmede de havenbedrijven van Amsterdam en Rotterdam. De belangrijkste doelstellingen van de Stichting zijn het bevorderen van de transparantie van de spoorgoederenmarkt, het stimuleren van de mogelijkheden van het goederenvervoer per spoor en het verbeteren van het imago van spoorgoederenvervoer bij marktpartijen en overige publieksgroepen. De activiteiten die de Stichting hiertoe ontplooit bestaan samengevat uit het verzamelen en verschaffen van informatie – onder andere via een eigen openbare website – en het bevorderen van contacten tussen de betrokken partijen in het spoorgoederenvervoer.

De Stichting bestaat uit een aantal deelnemers welke een financiële bijdrage leveren. Onder deze deelnemers bevinden zich spoorvervoerders, verladers, Prorail, havenbedrijven en brancheorganisaties. Het aantal deelnemers van de Stichting is sinds 2003 gegroeid tot twintig en neemt nog steeds toe. De gezamenlijke financiële bijdrage van de deelnemers bedroeg in 2005 circa € 110.000,– ofwel een derde van de kosten van de Stichting. Het overige gedeelte van de kosten wordt door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat in de vorm van een subsidie verstrekt, op basis van een subsidiebeschikking uit 2003, welke op 1 januari 2006 afloopt.

Het functioneren van de Stichting in relatie tot haar doelstellingen is medio 2005 geëvalueerd, mede aan de hand van een onderzoek onder de relevante marktpartijen en de deelnemers. Het beeld dat uit deze evaluatie naar voren komt is dat de Stichting op adequate wijze invulling heeft gegeven aan haar doelstellingen en de op basis hiervan uitgewerkte plannen. Op basis van deze evaluatie is door het bestuur van de Stichting en de Minister het besluit genomen om de Stichting en de subsidiëring hiervan te continueren. Bij dit besluit is mede betrokken dat voor deze voortzetting brede steun aanwezig is bij de deelnemers van de Stichting. Naar aanleiding van de evaluatie zijn door het bestuur van de Stichting en Verkeer en Waterstaat enige verbeterpunten geformuleerd, zowel ten aanzien van de activiteiten als ten aanzien van de verslaglegging hierover en de daarbij te hanteren prestatie-indicatoren. De Stichting heeft in haar vierjarenplan aangegeven op welke wijze deze verbeterpunten zullen worden uitgevoerd. Op basis van het vierjarenplan en de randvoorwaarden welke zijn gesteld door het bestuur en de Minister heeft de Stichting in oktober 2005 een subsidieaanvraag voor de periode 2006–2009 ingediend bij de Minister.

De belangrijkste factoren die door de Minister zijn betrokken in de afweging om de onderhavige subsidie te verstrekken zijn de huidige fase van ontwikkeling van de spoorgoederenmarkt en de openstelling van de Betuweroute in 2007. Op dit moment bevindt de markt voor spoorgoederenvervoer zich nog steeds in een overgangsfase naar een volledig geliberaliseerde markt. Onder invloed van de ontwikkelingen op Europese schaal, gesteund door het beleid van de Europese Commissie, zal deze overgang zich naar verwachting de komende jaren versneld voortzetten. Daarnaast zal de openstelling van de Betuweroute een belangrijke vergroting van het vervoersaanbod ten gevolg hebben. In het kader van deze ontwikkelingen wordt het van belang geacht om juist in deze fase van de marktontwikkeling de informatieverschaffing over en transparantie van de markt te bevorderen. Naar verwachting zal in 2009, aan het eind van de subsidieperiode, de ontwikkeling van de markt verder zijn voortgezet. De transparantie en mogelijkheden van de markt zullen naar verwachting, mede als gevolg de inspanningen van de Stichting zijn verbeterd, waarmee de noodzaak om vanuit Verkeer en Waterstaat nog een subsidie aan de Stichting te verlenen na 2009 niet meer aanwezig zal zijn. Het beleid is dan ook om de subsidie na 2009 niet voort te zetten.

Daarnaast is het de wens van de Minister van Verkeer en Waterstaat om reeds in de periode 2006–2009 een aanvang te maken met het terugbrengen van haar aandeel in de totale bijdragen aan de Stichting. Dit komt tot uiting in de afnemende percentages in artikel 4 van deze regeling, mede gezien het feit dat de subsidie vanuit het Ministerie in het jaar 2004 nog 73 procent van het kosten van de Stichting bedroeg.

De subsidieregeling is getoetst op mogelijke staatssteunelementen. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van staatssteun in de zin van artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag. Er is namelijk geen sprake van vervalsing of dreigende vervalsing van de mededinging en evenmin van ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten. Hierbij valt nog op te merken dat de Stichting geen onderneming drijft.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De looptijd van 2006 tot en met 2009 voor deze regeling is mede gebaseerd op de samenwerking tussen de Stichting en het Voorlichtingsbureau Short Sea Shipping. Per 1 januari 2006 zullen deze beide organisaties een gezamenlijke huisvesting betrekking en ondersteunende faciliteiten gaan delen. Vanuit het Ministerie van Verkeer en Waterstaat was al eerder toegezegd om de bijdrage aan het voorlichtingsbureau Short Sea Shipping tot en met 2009 te continueren. Het wordt van belang geacht om voor de subsidie aan de Stichting hierbij aan te sluiten. Aangezien de subsidie voor de periode van 1 september 2003 tot en met 31 december 2005 middels een beschikking zonder wettelijke grondslag is verleend is het thans noodzakelijk de voortzetting via deze op de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat gebaseerde regeling uit te werken.

Artikel 2

De genoemde beleidsdoelstellingen vallen grotendeels samen met de statutaire doelstellingen van de Stichting. In het derde lid wordt de subsidie van Verkeer en Waterstaat afhankelijk gemaakt van de bijdragen van derden, voornamelijk de deelnemers.

Artikel 3

Het subsidieplafond voor de Stichting is tweevoudig geformuleerd. In de eerste plaats mag de subsidie op grond van deze regeling ieder jaar niet hoger zijn dan een bepaald aandeel in de totale kosten van de Stichting. Dit houdt verband met de afspraken welke de Stichting heeft met haar deelnemers over de overige bijdragen. Daarnaast mag de subsidie ieder jaar niet boven het voor dat jaar bepaalde maximum uitkomen.

Artikel 4

Door te bepalen dat afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing is, zijn op eenvoudige wijze enkele belangrijke aspecten van de subsidieverlening geregeld. Het betreft hier de voorschriften met betrekking tot de aanvraag, de verplichtingen van de Stichting alsmede de subsidievaststelling.

Artikel 5

Artikel 5 bevat bepalingen ten aanzien van de aanvraag tot verlening van subsidie. In het tweede lid is bepaald dat de aanvraag van de Stichting die in oktober 2005 is ingediend, geldt als aanvraag tot verlening van subsidie voor het jaar 2006.

Artikel 6

Dit artikel stelt buiten twijfel dat aan de Stichting voorschotten verleend kunnen worden. De voorschotverlening geschiedt bij beschikking, waarin het bedrag of de bedragen zijn vermeld, dan wel de wijze waarop het bedrag wordt bepaald (artikel 4:54 Awb) Eventueel kunnen subsidieverlening en voorschotverlening in één beschikking worden gecombineerd. De beschikking tot subsidieverlening bevat ingevolge het derde lid in ieder geval het kasritme van de voorschotten.

Artikel 7

De in het tweede lid genoemde mogelijkheden grond tot weigering van de subsidieverlening is aanvullend op de in artikel 4:35 van de Awb genoemde gronden. Het derde lid bevat een uitwerking van de mogelijkheid van artikel 4:50, eerste lid, onderdeel c, van de Awb, om bij wettelijk voorschrift andere gevallen te regelen waarin de subsidieverlening kan worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger kan worden gewijzigd.

Artikel 8

Hierin worden enige aspecten van de vaststelling van de beschikking beschreven. De aanvraag van de vaststelling vormt tevens het moment waarop de Stichting rekening en verantwoording aflegt voor het betreffende boekjaar. Dit wil echter niet zeggen dat dit het enige moment is waarop de Stichting verantwoording aflegt over haar handelen. De Stichting verstrekt na afloop van ieder kwartaal een kwartaalrapportage aan de deelnemers en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Daarnaast vindt op grond van de statuten minimaal eens per kwartaal een bestuursvergadering plaats, waarvoor de Minister als bijzitter wordt uitgenodigd. Bovendien vindt enkele malen per jaar een deelnemersberaad plaats, waarbij de Minister eveneens wordt uitgenodigd.

De planning- en control cyclus die aan de hand van deze regeling ontstaat is uiteindelijk als volgt opgebouwd. Uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar wordt de aanvraag ingediend, vergezeld van een activiteitenplan en een begroting. De Minister neemt vervolgens het besluit tot toekenning van de subsidie en eventueel een voorschot. Gedurende het boekjaar brengt de stichting ieder kwartaal een rapportage uit. Binnen zes maanden na afloop van het boekjaar legt de Stichting rekening en verantwoording af met het indienen van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie. Deze aanvraag wordt vergezeld van een jaarverslag, de jaarrekening en de bijbehorende accountantsverklaring. Vervolgens neemt de Minister het besluit tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 9

Dit artikel behandelt de verplichting uit artikel 4:24 van de Awb om een subsidie regelmatig te evalueren. Aan de hand van deze evaluatie zal in 2009 worden vastgesteld wat de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk zijn geweest.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K.M.H. Peijs

Naar boven