Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 16 oktober 2009, nr. 48088, houdende wijziging van de Regeling LNV-subsidies

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op

  • hoofdstuk IV van titel IV van verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van de Europese Unie van 27 juli 2006 inzake het Europese Visserijfonds (PbEG L 223);

  • de artikelen 2, 4 en 7 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1:14 vervallen het vijfde en zesde lid.

B

Na artikel 1:14 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1:14a. Accountantsverklaring

  • 1. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van een accountantsverklaring indien dat in deze regeling of in de beschikking tot subsidieverlening is bepaald.

  • 2. In de beschikking tot subsidieverlening kan uitsluitend worden bepaald dat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld gaat van een accountantsverklaring, indien het in die beschikking vermelde subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt.

  • 3. De accountantsverklaring bestaat uit een verklaring van een accountant of een accountant-administratieconsulent als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat met de aanvraag wordt voldaan aan de voorschriften uit artikel 4:45 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4. De accountant of accountant-administratiefconsulent controleert en stelt de verklaring vast met inachtneming de voorschriften, gesteld in bijlage 1 bij deze regeling.

C

In artikel 1:15, tweede lid, wordt ‘van het totale subsidiebedrag’ vervangen door: van de subsidiabele kosten van de investering.

D

De artikelen 2:11b, 2:19, 2:29a, 2:34a, 3:7 en 3:38 vervallen.

E

Artikel 2:12 komt te luiden:

Artikel 2:12. Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

  • 1. De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidie:

    • a. de kosten van een procesbegeleider of projectuitvoerder;

    • b. de kosten voor de organisatie en facilitering van het samenwerkingsverband, waaronder begrepen zaalhuur, vergaderfaciliteiten en bureaukosten;

    • c. de kosten van het vastleggen en verspreiden van kennis, waaronder begrepen drukwerk en de kosten van de ontwikkeling en het beheer van internetapplicaties;

    • d. de kosten voor het inhuren van kennis van overige landbouwondernemingen, deskundigen, onderzoekers of kennisinstellingen.

  • 2. In afwijking van artikel 1:15, derde lid, komt niet verrekenbare BTW niet voor subsidie in aanmerking.

F

In artikel 2:46 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van artikel 1:15, tweede lid, komt niet verrekenbare BTW niet voor subsidie in aanmerking.

G

In artikel 3:24 vervalt het tweede lid en wordt het derde lid vernummerd tot tweede lid.

H

In Hoofdstuk 3 vervallen de titels 3 en 6 en paragraaf 3 van titel 4.

I

Na artikel 3:25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:25a. Af- en ombouw Stichting

  • 1. De Minister kan voor het jaar 2010, op basis van een door de Stichting bij de aanvraag tot subsidieverlening overgelegd activiteitenplan of werkprogramma, en onverminderd artikel 3:23, toestaan dat de Stichting een deel van de subsidie, bedoeld in artikel 3:21, aanwendt voor de kosten die samenhangen met de beëindiging van de activiteiten van de Stichting.

  • 2. Ingeval toepassing wordt gegeven aan het eerste lid gaat de aanvraag tot subsidievaststelling, bedoeld in artikel 3:24, tevens vergezeld van een verantwoording van de inzet van de subsidie voor de kosten die samenhangen met de beëindiging van de activiteiten van de Stichting.

J

In artikel 3:58 vervalt onderdeel b en wordt onderdeel c geletterd tot onderdeel b.

K

In artikel 3:62 wordt ‘de Directeur Landbouw van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ vervangen door: de Directeur Agroketens en Visserij van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

L

Na artikel 4:33 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 4. Duurzame ontwikkeling visserijgebieden

Artikel 4:33a. Aanwijzing visserijgebieden

Als visserijgebieden als bedoeld in artikel 43 van verordening nr. 1198/2006, worden aangewezen de gebieden zoals opgenomen in bijlage 5, onderdeel A, bij deze regeling.

Artikel 4:33b. Aanwijzing lokale groepen

Als lokale groepen als bedoeld in artikel 45 van verordening nr. 1198/2006, worden aangewezen de groepen zoals opgenomen in bijlage 5, onderdeel B, bij deze regeling.

Artikel 4:33c. Subsidiabele activiteiten
  • 1. De Minister kan subsidie verstrekken ter stimulering van duurzame ontwikkeling en verbetering van de levenskwaliteit in visserijgebieden als bedoeld in artikel 4:33a.

  • 2. Voor subsidie komen in aanmerking projecten die bijdragen aan de doelstelling, bedoeld in het eerste lid, en gericht zijn op:

    • a. de versterking van het concurrentievermogen van een visserijgebied;

    • b. de herstructurering en heroriëntering van economische activiteiten, met name door stimulering van het ecotoerisme, mits deze activiteiten niet leiden tot een verhoging van de visserij-inspanning;

    • c. de diversificatie van activiteiten, door een gecombineerde beroepsactiviteit voor vissers te bevorderen, via het scheppen van extra werkgelegenheid buiten de visserijsector;

    • d. het bieden van meerwaarde aan visserijproducten;

    • e. de ondersteuning van infrastructuurvoorzieningen voor kleinschalige visserij en toerisme, alsmede van diensten ten voordele van kleine vissersgemeenschappen;

    • f. de bescherming van het milieu in een visserijgebied zodat deze hun aantrekkelijkheid behoudt, het rehabiliteren en ontwikkelen van kustdorpjes en -dorpen met visserijactiviteiten, en de bescherming en verbetering van het natuurlijke en architecturale erfgoed.

  • 3. Voor subsidie op grond van het tweede lid, onderdelen b en c, komen slechts in aanmerking aanvragers die werkzaam zijn in de visserijsector of een met deze sector verbonden beroep uitoefenen.

Artikel 4:33d. Rangschikking
  • 1. De lokale groepen, bedoeld in artikel 4:33b, worden aangewezen als beoordelingscommissies als bedoeld in artikel 1:4, derde lid.

  • 2. De Minister rangschikt een aanvraag overeenkomstig artikel 1:4, eerste lid, op grond van een advies van de betreffende beoordelingscommissie.

  • 3. De beoordelingscommissie rangschikt een project hoger naarmate het project beter aansluit bij de doelstellingen, bedoeld in artikel 4:33c, en de doelstellingen, bedoeld in de betreffende ontwikkelingsstrategie als bedoeld in bijlage 5, onderdeel c.

Artikel 4:33e. Indiening aanvraag subsidieverlening

In het projectplan, bedoeld in artikel 1:9, tweede lid, wordt de geografische locatie opgenomen waarop het project zal worden uitgevoerd.

Artikel 4:33f. Verplichtingen subsidieontvanger
  • 1. De subsidieontvanger vangt het project aan binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening en voert het project uit binnen een periode van ten hoogste drie jaar.

  • 2. De subsidieontvanger voert het project uit in het visserijgebied, bedoeld in de beschikking tot subsidieverlening, behoudens toestemming van de Minister tot gedeeltelijke uitvoering buiten dat visserijgebied.

Artikel 4:33g. Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor de subsidie:

  • a. kosten uit eigen arbeid van de betrokken ondernemer en loonkosten van het direct bij de uitvoering van het project betrokken personeel van de subsidieontvanger;

  • b. kosten van een accountantsverklaring, voor zover deze kosten niet meer bedragen dan € 2500;

  • c. kosten verbonden aan ontwikkeling, aanschaf of het testen van nieuwe apparaten, diensten, technologieën of andere innovaties;

  • d. kosten verbonden aan de uitvoering van promotie, voorlichting of publicaties;

  • e. kosten voor organisatie en facilitering van een samenwerkingsverband, waaronder begrepen zaal- en locatiehuur, vergaderfaciliteiten en bureaukosten;

  • f. kosten voor de bouw, verwerving, verbetering of inrichting van onroerende goederen;

  • g. algemene kosten verbonden aan de kosten, bedoeld in de onderdelen a tot en met f, zoals kosten voor adviseurs, architecten of ingenieurs, tot een hoogte van 25% van het totale subsidiebedrag en haalbaarheidsstudies, verwerven van patenten en vergunning.

Artikel 4:33h Indiening aanvraag subsidievaststelling

Indien het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt, kan in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald dat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld gaat van een accountantsverklaring.

Artikel 4:33i. Hoogte subsidie
  • 1. De subsidie bedraagt ten hoogste 60% van de subsidiabele kosten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten van projecten als bedoeld in groep 2 en groep 4 van bijlage II bij verordening nr. 1198/2006.

  • 3. De subsidie bedraagt ten hoogste € 300.000.

M

Artikel 4:50 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

  • e. algemene kosten verbonden aan de kosten, bedoeld in de onderdelen a tot en met d, zoals kosten voor adviseurs, zoals architecten en ingenieurs, tot een hoogte van 25% van het totale subsidiebedrag;.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, wordt in het eerste lid een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. overige algemene kosten verbonden aan de kosten, bedoeld in de onderdelen a tot en met d, zoals kosten voor een accountantsverklaring tot een hoogte van € 2500, haalbaarheidsstudies, verwerven van patenten en vergunningen.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, wordt in tweede lid een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. voor de aankoop van grond.

N

Artikel 4a:7, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. De subsidieontvanger brengt uiterlijk op 1 oktober van elk jaar een tussenrapportage uit van de voortgang van het groene-plus electoraat voor wat betreft de doelstelling en de subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 4a:3.

O

De aanduiding ‘Bijlage 1. Bijlage bij artikel 1:14, zesde lid’ komt te luiden: Bijlage 1. Bijlage bij artikel 1:14a.

P

‘Bijlage 2. Bijlage bij de artikelen 2:37, eerste lid, 2:38 en 2:40, vierde lid’ wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsbepalingen komt de omschrijving van het begrip semi-gesloten kassysteem te luiden: kassysteem waarbij zonne-energie en andere natuurlijke ‘buitenomstandigheden’ in combinatie met de voorzieningen in de kas optimaal worden benut voor verwarming, koeling, beperking van het warmteverlies, ontvochtiging en CO2-gebruik teneinde een minimale behoefte aan fossiele brandstoffen te realiseren; componenten die deel uitmaken van een semi-gesloten kassysteem kunnen zijn: een installatie voor buitenluchtaanzuiging en luchtbeweging als instrument voor vochtbeheersing voor zover op energie-intensieve ondernemingen toegepast in combinatie met een tweede beweegbaar energiescherm, waarbij de energiebesparing bij gesloten toestand van alleen het tweede beweegbare energiescherm ten minste 45% is, een warmtewisselingssysteem, luchtbehandelingssysteem, warmtepomp, seizoensopslagsysteem voor warmte en koude, besturingssysteem inclusief software, energiemonitoringsysteem inclusief energiemeters en software, bevochtigingsysteem voor kaskoeling, dagbuffer voor opslag van laagwaardige warmte (<55°C) of van koude;.

2. In ‘Hoofdstuk 1. Investeringen op het terrein van energiebesparing’:

a. komt de aanduiding ‘§ 10. Ventilatoren’ te luiden: § 10. Energiebesparend ventilatiesysteem met warmteterugwinning en/of voorverwarming;

b. wordt na paragraaf 10 een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 11. Diffuus glas

  • A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.

    Kasdekglas met lichtverstrooiende werking bestemd voor verhoging van de lichtdoorlatendheid van het glas tot tenminste 80% voor diffuus licht en tenminste 90% voor PAR-licht en een hazefactor van tenminste 25%. De hazefactor is de lichtverstrooiingsfactor.

  • B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:

    Energie-extensieve en energie-intensieve glastuinbouwondernemingen.

  • C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.

    In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de door de aanvrager te maken meerkosten van diffuus kasdekglas ten opzichte van vergelijkbaar niet diffuus kasdekglas voor subsidie in aanmerking.

    In aanvulling op artikel 2:40, derde lid, komen de door de aanvrager te maken kosten voor het installeren van diffuus glas in het kasdek niet voor subsidie in aanmerking.

  • D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38.

    De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot diffuus kasdekglas gaat vergezeld van:

    • a. een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van het diffuus kasdekglas waarop in ieder geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven en waarop inzichtelijk de meerkosten ten opzichte van niet-diffuus kasdekglas zijn vermeld;

    • b. de bedrijfskaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte opstanden van de onderneming en met gearceerd ingetekend de oppervlakte waarop de investering betrekking heeft;

    • c. de eindafrekening van de energieleverancier over het jaar, voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieverlening wordt aangevraagd.

    De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot diffuus kasdekglas gaat vergezeld van:

    • a. facturen of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt dat het diffuus kasdekglas volgens offerte is geleverd en geplaatst en waarop de typering van het product en het onderscheid met niet diffuus kasdekglas is aangeven;

    • b. bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.

3. In ‘Hoofdstuk 2. Marktintroductie energieinnovaties’:

a. wordt in de beschrijving onder letter A, in het tweede tekstblok, de zin ‘De CO2 reductie van het betreffende energiesysteem mag alleen worden meegenomen in de CO2 besparingsberekeningen voor zover het gaat om de met het energiesysteem opgewekte elektriciteit die binnen de eigen bedrijfsgrenzen wordt gebruikt’ vervangen door: De reductie van de CO2-emissie en de primaire energiereductie wordt berekend op de wijze die is aangegeven op het aanvraagformulier;

b. wordt onder letter A, na de zin ‘De investeringen komen uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien:’ onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel c door een puntkomma een onderdeel d toegevoegd, luidende: d. een opsporingsvergunning is verkregen.

c. wordt onder letter A, na de zinsnede ‘uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien een haalbaarheidsstudie inzicht geeft in;’ de opsomming en de tekst daarachter vervangen door:

  • de potentiële warmteproductie van het bronnenpaar;

  • het benodigd pompvermogen van het bronnenpaar;

  • een grafiek van het debiet en het vermogen in relatie tot de slagingskans.

d. wordt onder letter D, na de zin ‘de aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van:’ onderdeel b vervangen door: een bankverklaring waaruit blijkt hoe de investering in het energiesysteem wordt gefinancierd, ook in het geval van eigen financiering.

e. vervalt in de opsomming onder letter D na de zin ‘De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van:’ onderdeel d en worden de onderdelen e en f geletterd tot d en e;

f. wordt in de opsomming onder letter D na de zin ‘De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:’ onderdeel a ‘een accountantsverklaring’ vervangen door: een accountantsverklaring in het geval de subsidie € 125.000 of meer bedraagt.

g. komt onder letter E de eerste zin te luiden: Het energiesysteem is uiterlijk 2 jaar na subsidieverlening geïnstalleerd, dan wel uiterlijk 3 jaar subsidieverlening indien installatie binnen 2 jaar niet haalbaar is vanwege onvoorziene omstandigheden die aantoonbaar buiten de invloedssfeer liggen van de subsidieaanvrager.

h. wordt in de tekst onder letter E, in de laatste alinea, ‘geëntameerd onderzoek in het kader van het energietransitieprogramma’ vervangen door: geëntameerd onderzoek en voorlichting in het kader van het energietransitieprogramma.

4. In ‘Hoofdstuk 3. Investeringen in gecombineerde luchtwassystemen’ wordt onder letter C na het laatste tekstblok de volgende zin toegevoegd: In afwijking van artikel 1:15, tweede lid, komt niet verrekenbare BTW niet voor subsidie in aanmerking.

Q

Na Bijlage 4 wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

BIJLAGE 5. BIJLAGE BIJ DE ARTIKELEN 4:33a EN 4:33b.

A
  • 1. Het visserijgebied in de provincie Flevoland omvat de volgende gemeente:

    • Urk.

  • 2. Het visserijgebied van de provincie Groningen omvat de volgende gemeenten:

    • gemeente Dongeradeel;

    • gemeente de Marne;

    • gemeente Eemsmond;

    • gemeente Delfzijl;

    • gemeente Appingedam;

    • gemeente Bedum;

    • gemeente Ten Boer;

    • gemeente Loppersum;

    • gemeente Winsum.

  • 3. Het visserijgebied van de provincie Noord-Holland omvat de volgende gemeenten:

    • Texel;

    • Wieringen;

    • Den Helder;

    • Enkhuizen;

    • Edam-Volendam;

    • Wieringermeer;

    • Andijk.

  • 4. Het visserijgebied van de provincie Zeeland omvat de volgende kernen:

    • Zierikzee;

    • Bruinisse;

    • Colijnsplaat;

    • Yerseke;

    • Tholen;

    • Arnemuiden;

    • Vlissingen;

    • Breskens.

B
  • 1. De lokale groep in de provincie Flevoland bestaat uit:

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Urk;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Noordoostpolder;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Dronten;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Lelystad;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Zeewolde;

    • 1 vertegenwoordiger van de provincie Lelystad;

    • 1 vertegenwoordiger van LTO noord;

    • 1 vertegenwoordiger van de regionale vereniging MKB;

    • 1 vertegenwoordiger van Federatie van Dorpbelangen Dronten;

    • 1 vertegenwoordiger van vereniging van dorpsbelangen Noordoostpolder;

    • 1 vertegenwoordiger van provinciaal Platform Arbeidsmarkt Flevoland;

    • 1 vertegenwoordiger van Stichting Axion;

    • 1 vertegenwoordiger van Jongerenorganisatie;

    • 1 vertegenwoordiger van Stichting Landschapsbeheer Flevoland en Toerisme;

    • 1 vertegenwoordiger van de Stichting Urk promotie;

    • 1 vertegenwoordiger van de Vereniging Visgroothandelaren Urk;

    • 1 vertegenwoordiger van de Vrouwenorganisatie.

  • 2. De lokale groep van de provincie Groningen:

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente de Marne;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Dongeradeel;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Delfzijl;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Eemsmond;

    • 1 vertegenwoordiger van Programma Landelijk Gebied Noord-Groningen;

    • 1 vertegenwoordiger van het Projectbureau Hoogeland;

    • 1 vertegenwoordiger van de Visserijorganisatie Hulp in Noord;

    • 1 vertegenwoordiger van Vrouwen in de Visserij;

    • 1 vertegenwoordiger van de Visafslag Lauwersoog;

    • 1 vertegenwoordiger van Stichting geïntegreerde visserij;

    • 1 vertegenwoordiger van Stichting Waddengroep;

    • 1 deskundige op het gebied van cultuur, recreatie en toerisme.

  • 3. De lokale groep in de provincie Noord-Holland bestaat uit:

    • 1 vertegenwoordiger van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland;

    • 2 vertegenwoordigers van de provincie Noord-Holland;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Texel;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Enkhuizen;

    • 1 projectmedewerker;

    • 1 vertegenwoordiger van de Stichting Landschapszorg Wieringen;

    • 1 vertegenwoordiger van Wonderlijk Wieringen en Zeeverse Vismarkt Wieringen;

    • 1 vertegenwoordiger van de Visafslag Hollands Noorden en Product-Organisatie Visserij;

    • 1 vertegenwoordiger van de Agrariache Natuur Vereniging de Lieuw;

    • 1 vertegenwoordiger van IMARES;

    • 1 vertegenwoordiger van LTO-noord.

  • 4. De lokale groep in de provincie Zeeland bestaat uit:

    • 1 vertegenwoordiger van de Gedeputeerde Staten van provincie Zeeland;

    • 1 vertegenwoordiger van de provincie Zeeland;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Noord-Beveland;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Reimerswaal;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Vlissingen;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Middelburg;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Tholen;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Schouwen-Duiveland;

    • 1 vertegenwoordiger van de gemeente Sluis

    • 1 vertegenwoordiger van PO Delta-Zuid;

    • 1 vertegenwoordiger van de Federatie van Beroepsvissers Zuidwest Nederland;

    • 1 vertegenwoordiger van de mosselvisserij;

    • 1 vertegenwoordiger van vismijn Breskens-Vlissingen;

    • 1 vertegenwoordiger van de Vereniging voor Nederlandse mosselhandel;

    • 1 vertegenwoordiger van de Nederlandse Oestervereniging;

    • 1 vertegenwoordiger van Stichting Promotie Zeeland Delta;

    • 1 vertegenwoordiger van Horeca Zeeland;

    • 1 vertegenwoordiger van Hogeschool Zeeland;

    • 1 vertegenwoordiger van de Zeeuwse Milieufederatie;

    • 1 vertegenwoordiger van de visserijmusea;

    • 1 vertegenwoordiger van Productschap Vis.

C
Ontwikkelingstrategieën
  • 1. Ontwikkelingsstrategie provincie Flevoland

  • 2. Ontwikkelingsstrategie provincie Groningen

  • 3. Ontwikkelingsstrategie provincie Noord-Holland

  • 4. Ontwikkelingsstrategie provincie Zeeland

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de 1 januari 2010.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de onderdelen genoemd onder letter C van bijlage 5. Onderdeel 1, onder C van bijlage 5, wordt ter inzage gelegd in het provinciehuis van de provincie Flevoland, Visarenddreef 1 in Lelystad, onderdeel 2, onder C van bijlage 5, wordt ter inzage gelegd op het van de provincie Groningen, Martinikerkhof 12 in Groningen, onderdeel 3, onder C van bijlage 5, wordt ter inzage gelegd in het provinciehuis van de provincie Noord-Holland, Dreef 3 in Haarlem en onderdeel 4, onder C van bijlage 5, wordt ter inzage gelegd in het provinciehuis van de provincie Zeeland, Abdij 6 in Middelburg.

’s-Gravenhage, 16 oktober 2009

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

TOELICHTING

Deze wijzigingsregeling strekt tot wijziging van de Regeling LNV-subsidies (hierna: de Regeling). De Regeling is bedoeld als integraal stelsel voor subsidies die worden verstrekt door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Deze wijzigingsregeling betreft slechts een beperkt aantal wijzigingen van technische en inhoudelijke aard; deze laatste worden hierna kort toegelicht.

Bij de wijziging van de Regeling in september 2008 (Stcrt. nr. 190) was reeds geanticipeerd op de plannen voor een rijksbreed bindend uniform uitvoeringskader voor subsidies (Kamerstukken II 2007/08, 31 031/29 949, nr. 20), daar waar het gaat om het gebruik van accountantsverklaringen bij de vaststelling van subsidies. Bepaald is toen dat – ter vermindering van administratieve lasten – een accountantsverklaring bij de modules ‘Demonstratieprojecten’, ‘Praktijknetwerken’, ‘Innovatieprojecten en ‘Samenwerking bij innovatieprojecten’ uit Hoofdstuk 2 (Concurrerende landbouw) van de Regeling in beginsel alleen wordt gevraagd indien het subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt. Deze inperking van gebruik van accountantsverklaring komt met de onderhavige wijziging te gelden voor alle hoofdstukken van Regeling (Artikel I, onderdeel B; artikel 1:14a van de Regeling).

Twee onderdelen van de module ‘Bedrijfsmodernisering’ van Hoofdstuk 2 van de Regeling betreffen de op de glastuinbouw gerichte ‘Investeringen op het terrein van energiebesparingen (IRE)’ en de ‘Marktintroductie energieinnovaties (MEI)’. Met de onderhavige wijziging van de IRE (Artikel I, onderdeel P, tweede lid) wordt het mogelijk óók subsidie ter verlenen voor investeringen gericht op het aanbrengen van diffuus glas; wat betreft de MEI zijn enkele aanpassingen doorgevoerd, welke samenhangen met de laatste technische ontwikkelingen van betreffende CO2 en energiereducerende energiesystemen (Artikel I, onderdeel P, eerste en derde lid).

In hoofdstuk 3 (Natuur, landelijk erfgoed en recreatie) vervallen de modules ‘Effect gericht maatregelen in bossen en natuurterreinen’, ‘Ontwikkeling van het landschap’, en het onderdeel ‘herstel van historische buitenplaatsen’ van de module ‘historische buitenplaatsen’ (Artikel 1, onderdeel H). Ten aanzien van de module ‘Effect gericht maatregelen in bossen en natuurterreinen’ is reeds bij de vaststelling van de begrotingsstaten voor het jaar 2009 (Kamerstukken II 2007–2008, 31 700 XIV, nr. 2) bekend gemaakt dat deze module zou worden afgebouwd. Mede naar aanleiding van het amendement van de Kamerleden Jacobi en Cramer (Kamerstukken II 2008–2009, 31 700 XIV, nr. 59) zijn provincies en gemeenten vervolgens in 2009 voor het laatst in de gelegenheid gesteld om van deze module gebruik te maken. Zoals is aangegeven in de Agenda Landschap, zijn provincies en gemeenten in 2009 tevens voor het laatst in de gelegenheid gesteld om gebruik te maken van de module ‘Ontwikkeling van het landschap’. De middelen zullen in 2010 aan de provincies beschikbaar worden gesteld via de verzameluitkering van artikel 16a van de Financiële verhoudingswet.

Wat betreft de module ‘historische buitenplaatsen’ is bij de vaststelling van de begrotingsstaten voor het jaar 2009 (Kamerstukken II 2007–2008, 31 700 XIV, nr. 2) in de toelichting aangegeven dat deze module zou worden uitgefaseerd met ingang van 2010. In vervolg hierop heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 1 december 2008 de Stichting tot behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen (hierna: PHB) laten weten de subsidie met ingang van 2010 stop te willen zetten.

In de brief van 22 juni 2009 (Kamerstukken II 2008–2009, 31 253, nr. 18) heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de Kamer haar voornemen bekend gemaakt de drie huidige subsidies van LNV en OCW voor historische buitenplaatsen samen te voegen in het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim) van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met ingang van 2011. Op 2 juli 2009 heeft de Tweede Kamer de motie van het lid Jacobi (Kamerstukken II 2008–2009, 30 825 nr. 43) aangenomen waarin de regering wordt verzocht om de subsidie van LNV in 2010 te behouden en geen onomkeerbare besluiten te nemen. In lijn met deze motie heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit besloten de subsidie voor onderhoud van de historische buitenplaatsen in het jaar 2010 nog eenmaal open te stellen voor 2,2 miljoen euro. De subsidie voor herstel van historische particuliere buitenplaatsen vervalt.

De openstelling van de subsidie voor onderhoud van de historische buitenplaatsen in 2010 is overeenkomstig de afspraken die de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met de PHB heeft gemaakt. Op basis van deze afspraken zal de PHB in 2010 conform de subsidievoorwaarden van de Regeling in het onderhoud van de historische buitenplaatsen voorzien. Daarnaast is afgesproken dat de PHB aan het einde van 2010 alle gesubsidieerde taken zal beëindigen. Hiervoor kan, binnen de grenzen van de Regeling, een beroep worden gedaan op een deel van het subsidiebedrag van 2,2 miljoen euro voor het onderhoud van de historische buitenplaatsen. De Regeling is hierop aangepast. Tevens is afgesproken dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op basis van een door de PHB uitgewerkt plan in 2010 een bedrag van 0,5 miljoen euro ter beschikking stelt. Dit geld is bestemd voor de kosten die samenhangen met de beëindiging van de Stichting en de omvorming naar een kennis- en adviescentrum. Het gaat hier niet om de kosten die onmiddellijk samenhangen met de oprichting van een onderneming. Met deze afspraken wordt voorzien in een zorgvuldige afwikkeling van de subsidie voor de PHB.

In Hoofdstuk 4 (Visserij) zijn in de module ‘Investeringen in verwerking en afzet’ twee wijzigingen doorgevoerd (Artikel I, onderdeel M en N) en is er een nieuwe module opgenomen, namelijk ‘duurzame ontwikkeling visserijgebieden’. In artikel 4:50, eerste lid, van de Regeling zijn – ter verduidelijking – de algemene kosten die subsidiabel zijn, opgenomen over een gewijzigd onderdeel e en een nieuw onderdeel f. Het is niet de bedoeling om in het kader van subsidies voor investeringen in verwerking en afzet de kosten van aankoop van grond te subsidiëren. Om die reden zijn die kosten op grond van het nieuwe onderdeel c, van het tweede lid van artikel 4:50 van de Regeling, niet subsidiabel.

De nieuwe module ‘duurzame ontwikkeling visserijgebieden’ maakt het mogelijk om steun te verlenen voor projecten die bijdragen aan de duurzame ontwikkeling en verbetering van de levenskwaliteit in visserijgebieden. Deze subsidiemogelijkheid is gebaseerd op titel IV, hoofdstuk IV van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds.

Deze subsidiemogelijkheid is gericht op het verminderen van negatieve gevolgen van het gemeenschappelijk visserijbeleid op visserijgebieden en met name op het verbeteren van de levenskwaliteit in de visserijgebieden. Bij het verbeteren van de levenskwaliteit in de visserijgebieden moet gedacht worden aan het in stand houden van de economische en sociale welvaart en het bieden van meerwaarde aan visserij- en aquacultuurproducten. Verder is het verbeteren van de levenskwaliteit ook gericht op het in stand houden en verbeteren van de werkgelegenheid door diversificatie en economische en sociale herstructurering van de gebieden. Tot slot valt ook het bevorderen van de milieukwaliteit onder het verbeteren van de levenskwaliteit in de visserijgebieden.

Van belang bij deze regeling is dat vanuit de visserijgebieden zelf een ontwikkelingsstrategie is opgesteld waarin is opgenomen welke projecten wenselijk zijn in het betreffende gebied en daarom in aanmerking komen voor bijstand. De visserijgebieden worden op voordracht van de provincies aangewezen door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Bij de selectie van de visserijgebieden zijn een aantal criteria gehanteerd. Deze criteria zijn terug te vinden in het Operationeel Programma ‘Perspectief voor een duurzame visserij’ van 17 december 2007. Het gaat hierbij met name om kleine visserijgebieden met een lage bevolkingsdichtheid.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit rangschikt de aanvragen op grond van adviezen van de beoordelingscommissies. Als beoordelingscommissie is in elk visserijgebied een lokale groep ingesteld. De lokale groepen zijn samengesteld uit de verschillende in het gebied betrokken belanghebbenden. De lokale groepen beoordelen de aanvragen aan de hand van de doelstellingen van zoals opgenomen in artikel 4:33c en aan de hand van het voor het desbetreffende gebied vastgestelde ontwikkelingsstrategie.

Om te kunnen beoordelen in welk visserijgebied het project uitgevoerd zal gaan worden, moet een aanvrager bij zijn aanvraag in het projectplan aangeven wat de geografische lokatie is waar het project uitgevoerd zal gaan worden. Door de diversiteit aan mogelijke projecten zijn de subsidiabele kosten algemeen geformuleerd. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 60% van de subsidiabele kosten tenzij het gaat om projecten gericht op het doen van investeringen als genoemd in groep 2 en groep 4 van bijlage II van verordening nr. 1198/2006, projecten inhoudende maatregelen op het gebied van verwerking en afzet of projecten gericht op afzetbevordering en ontwikkeling van nieuwe markten. In dat geval bedraagt de hoogte van de subsidie ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten.

In bijlage 5 zijn de visserijgebieden, de samenstelling van de lokale groepen en de ontwikkelingsstrategieën opgenomen. De ontwikkelingsstrategieën genoemd onder C van bijlage 5 worden bekend gemaakt door ter inzagenlegging.

Deze wijzigingsregeling leidt niet tot een toename van administratieve lasten.

In lijn met de LNV-uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving (zie Kamerstukken II 2007–2008, 29 515 en 31 201, nr. 243) treedt deze wijziging van de Regeling – tegelijk met het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2010 – in werking op 1 januari 2010. In het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2010 is aangegeven welke modules van de Regeling, binnen de in dat besluit aangegeven periode, in 2010 voor subsidieaanvragen openstaan en welke subsidieplafonds daarbij van toepassing zijn. Indien de Regeling op 1 januari 2010 in werking treedt, dan dient de regeling uiterlijk 1 oktober te worden gepubliceerd, met het oog op de implementatie en de uitvoeringsvoorbereiding. De wijziging van de Regeling is niet tijdig gepubliceerd, nu deze na 1 oktober is gepubliceerd, echter ook met deze beperkte overschrijding van de publicatiedatum wordt nog steeds een ruime invoeringstermijn gegarandeerd waarmee bedrijfsleven, burgers en met de uitvoering belaste diensten voldoende voorbereidingstijd wordt geboden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

Naar boven