Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 14 november 2008, nr. TRCJZ/2008/2149, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op de artikelen 10, eerste lid, 12, derde lid, en 38, eerste en derde lid, van de Meststoffenwet, en gelet op de artikelen 5, tweede lid, 56, onderdeel e, en 70, tweede lid, onderdeel b, en vierde lid van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen j tot en met w worden geletterd k tot en met x.

2. Na onderdeel i wordt het volgende onderdeel ingevoegd:

  • j. mineralenconcentraat: door middel van ultrafiltratie of gelijkwaardige industriële technieken, gevolgd door omgekeerde osmose uit dierlijke meststoffen als eindproduct vervaardigd concentraat.

B

Na artikel 35 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 5. Tijdelijke vrijstelling mineralenconcentraat

Artikel 35a
  • 1. In de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010 vindt een onderzoek plaats naar de landbouwkundige en milieukundige effecten met betrekking tot de productie, de afzet en het gebruik van mineralenconcentraat.

  • 2. Aan het onderzoek kan worden deelgenomen door ten hoogste tien producenten van mineralenconcentraat.

  • 3. Een producent van mineralenconcentraat die wil deelnemen aan het onderzoek kan zich hiertoe, onder vermelding van het door de Dienst Regelingen ter identificatie van het bedrijf of de onderneming van de producent verstrekte relatienummer, uiterlijk 1 december 2008 aanmelden bij de Dienst Regelingen.

  • 4. Bij de aanmelding overlegt de producent gegevens over:

    • a. de naam, het correspondentie- en e-mailadres van de contactpersoon;

    • b. het adres van de bedrijfsgebouwen waar mineralenconcentraat wordt geproduceerd;

    • c. de kadastrale aanduiding van de onderscheiden locaties van de tot het bedrijf behorende opslagruimten voor mineralenconcentraat, dan wel, ingeval de producent een intermediair is, het registratienummer van de opslagruimte voor mineralenconcentraat, bedoeld in artikel 49.

  • 5. Bij de aanmelding overlegt de producent voorts een beschrijving van:

    • a. de installatie;

    • b. de mestsoorten die worden verwerkt, de hoeveelheden daarvan, uitgedrukt in tonnen en in kilogrammen stikstof en fosfaat per jaar, en de hoeveelheid, de aard en de samenstelling van de eventueel tezamen met de dierlijke meststoffen bewerkte of verwerkte stoffen;

    • c. het productieproces, waaronder de gebruikte technieken, de volgorde waarin deze worden toegepast en de capaciteit per uur van de desbetreffende apparatuur;

    • d. de eindproducten van het productieproces, de hoeveelheden daarvan, uitgedrukt in tonnen per jaar, en de verwachte samenstelling ervan, onderscheiden naar de verschillende eindproducten;

    • e. de maximale verwerkingscapaciteit van de installatie in tonnen per jaar.

Artikel 35b
  • 1. De minister wijst een producent van mineralenconcentraat aan als deelnemer indien:

    • a. de producent zich overeenkomstig artikel 35a, derde tot en met vijfde lid, heeft aangemeld;

    • b. de producent de volledige zeggenschap over de gehele installatie en het productieproces heeft;

    • c. de bedrijfsgebouwen waar het mineralenconcentraat wordt geproduceerd, behoren tot het bedrijf of de onderneming van de producent;

    • d. de installatie uiterlijk 1 december 2008 volledig operationeel is;

    • e. de producent daadwerkelijk mineralenconcentraat produceert, overeenkomstig de beschrijvingen, bedoeld in artikel 35a, vijfde lid.

  • 2. De minister kan aan de aanwijzing nadere voorschriften verbinden. De aan de aanwijzing verbonden voorschriften kunnen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken.

Artikel 35c

Indien meer dan tien producenten voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 35b, eerste lid, wijst de minister ten hoogste tien producenten aan. De aanwijzing geschiedt zodanig dat een zo groot mogelijke spreiding wordt bereikt naar de gebruikte technieken, de te verwerken mestsoort, de vestigingsplaats van de installatie en de omvang van de jaarlijkse productie.

Artikel 35d
  • 1. Een aangewezen producent verleent indien door of namens de minister daartoe verzocht alle noodzakelijke medewerking aan het in artikel 35a, eerste lid, bedoelde onderzoek.

  • 2. Een aangewezen producent produceert overeenkomstig de op grond van artikel 35a, vierde en vijfde lid, overgelegde gegevens en beschrijvingen.

  • 3. De aangewezen producent meldt de wijzigingen in de gegevens, bedoeld in artikel 35a, vierde lid, binnen 30 dagen aan de Dienst Regelingen.

  • 4. Wijzigingen in de elementen, bedoeld in artikel 35a, vijfde lid, vinden niet plaats dan na instemming van de minister.

  • 5. De aangewezen producent draagt er zorg voor dat op het vervoersbewijs dierlijke mest uitsluitend de in bijlage I voor mineralenconcentraat opgenomen mestcode wordt vermeld, indien het mineralenconcentraat is vervaardigd overeenkomstig de op grond van artikel 35a, vijfde lid, overgelegde beschrijving van het productieproces, en indien het mineralenconcentraat wordt afgevoerd naar een gebruiker waarmee hij een overeenkomst tot afname van het mineralenconcentraat heeft gesloten.

  • 6. Het gewicht van en het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in de van het bedrijf of van de onderneming van de producent afgevoerde hoeveelheid mineralenconcentraat wordt bepaald door middel van weging met behulp van een weegwerktuig onderscheidenlijk door middel van analyse van een uit de desbetreffende hoeveelheid genomen monster. Het nemen van dit monster en de analyse van dit monster geschieden overeenkomstig de artikelen 78 tot en met 81.

  • 7. Ingeval de aangewezen producent een intermediair is, heeft de in artikel 14, eerste lid, van de Meststoffenwet bedoelde verantwoording betrekking op zowel de hoeveelheid fosfaat als de hoeveelheid stikstof.

  • 8. Indien de aangewezen producent niet voldoet aan dit artikel of aan de ingevolge artikel 35b, tweede lid, gestelde voorschriften, kan de minister de aanwijzing als deelnemer voor een bepaalde periode schorsen of intrekken.

Artikel 35e

[gereserveerd]

Artikel 35f

[gereserveerd]

Artikel 35g

Deze paragraaf vervalt met ingang van 1 januari 2011.

C

In artikel 69b, onderdeel b, wordt ‘een maximum van 1000 kilogram’ vervangen door: een maximum van 3000 kilogram.

D

In artikel 77, tweede lid, wordt ‘meerdere vrachten dierlijke meststoffen’ vervangen door: meerdere vrachten dierlijke meststoffen, niet zijnde mineralenconcentraat.

E

In artikel 122, eerste lid, wordt ‘de in de artikelen 25, eerste, tweede en zesde lid, 32, eerste lid, 37, eerste, tweede en vierde lid, 41, 42, 45, eerste, tweede en achtste lid, 48, 50, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 52, 104, eerste lid, artikel 105, eerste lid, artikel 110, eerste lid, artikel 114, artikel 115 en artikel 119, tweede lid, bedoelde meldingen, verklaringen, verstrekking van gegevens, kennisgevingen, aanmeldingen ter registratie’ vervangen door: de in de artikelen 25, eerste, tweede en zesde lid, 32, eerste lid, 35a, derde, vierde en vijfde lid, 37, eerste, tweede en vierde lid, 41, 42, 45, eerste, tweede en achtste lid, 48, 50, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 52, 104, eerste lid, artikel 105, eerste lid, artikel 110, eerste lid, artikel 114, artikel 115 en artikel 119, tweede lid, bedoelde meldingen, verklaringen, verstrekking van gegevens, kennisgevingen, aanmeldingen ter registratie.

F

In bijlage Aa, onder I, Stoffen die als meststof kunnen worden verhandeld, wordt opgenomen:

  • 1. reststof die is vrijgekomen bij de fabrieksmatige winning van suiker uit suikerbieten en die met name bestaat uit calciumcarbonaat, organische stof afkomstig van suikerbieten en water (schuimaarde).

G

In bijlage A wordt onder het kopje ‘Boomkwekerijgewassen (kg N per ha per teelt)’:

  • a. de stikstofgebruiksnorm voor het gewas ‘vruchtbomen’ op Klei voor het jaar 2009 van ‘90’ vervangen door: 135; en

  • b. de stikstofgebruiksnorm voor het gewas ‘vruchtbomen’ op Zand/löss en Veen voor het jaar 2009 van ‘90’ vervangen door: 105.

H

In bijlage A.2 wordt onder het kopje ‘Pootaardappelrassen hoge norm’ ‘Jaeral’ vervangen door: Jaerla.

I

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. De volgende tabel wordt toegevoegd:

Tabel III behorend bij artikel 81

Omschrijving

Mestcode

Kg stikstof per ton

Kg fosfaat per ton

Mineralenconcentraatxiii

120

8,0

1,0

2. Bij ‘Mineralenconcentraat’ wordt een voetnoot toegevoegd, luidende:

xiii) mineralenconcentraat dat is geproduceerd door een overeenkomstig artikel 35b aangewezen producent en dat wordt vervoerd naar een in artikel 35f, eerste lid, bedoelde landbouwer.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009 met uitzondering van artikel I, onderdeel A en B, dat in werking treedt met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 14 november 2008

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

TOELICHTING

§ 1. Algemeen

In de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: Uitvoeringsregeling) zijn nadere regels gesteld ter uitvoering van het in de Meststoffenwet en in het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet opgenomen stelsel inzake de verhandeling van andere meststoffen dan dierlijke meststoffen en het gebruiksnormenstelsel.

De onderhavige wijzigingsregeling strekt ertoe de Uitvoeringsregeling op een aantal onderdelen te wijzigingen. Deze wijzigingen betreffen de aanwijzing van zogenoemde schuimaarde, op grond waarvan deze reststof uit de suikerindustrie als meststof kan worden verhandeld (artikel I, onderdeel F), een actualisering van de stikstofgebruiksnormen voor vruchtbomen (artikel I, onderdeel G) en een versoepeling van de voorwaarden waaronder de verplichting tot het opmaken van een vervoersbewijs zuiveringsslib en compost niet van toepassing is (artikel I, onderdeel C). Ook wordt een redactionele wijziging doorgevoerd (artikel I, onderdeel H).

Voorts zal gedurende de jaren 2009 en 2010 onderzoek worden uitgevoerd naar onder meer de landbouwkundige en milieukundige effecten van de grootschalige productie, de afzet en het gebruik van hoogwaardig mineralenconcentraat dat door middel van ultrafiltratie of een gelijkwaardige techniek, gevolgd door omgekeerde osmose, is vervaardigd uit dierlijke meststoffen. Over dit onderzoek heb ik de Tweede Kamer in mijn brief van 16 juni 2008 geïnformeerd (Kamerstukken II 2007–2008, 28 385, nr. 111). In lijn met de door de Tweede Kamer aangenomen motie van het lid Van der Vlies c.s. (Kamerstukken II 2007–2008, 28 385, nr. 99) zal de mogelijkheid om mineralenconcentraat uit (on)vergiste dierlijke meststoffen aan te wenden boven de gebruiksnormen voor dierlijke meststoffen, deel uitmaken van het onderzoek.

Het zonder meer toepassen van het mineralenconcentraat boven de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen zou echter strijdigheid kunnen opleveren met de Nitraatrichtlijn2. Dit tegen de achtergrond dat het mineralenconcentraat weliswaar een met een industrieel proces vervaardigde meststof is en derhalve onder het begripsomschrijving van ‘kunstmest’ uit de Nitraatrichtlijn valt, maar desalniettemin tevens een product van dierlijke meststoffen is, waardoor het naar de letter van de Nitraatrichtlijn als ‘dierlijke meststoffen’ kan worden beschouwd. Om die reden is met de betrokken diensten van de Europese Commissie overleg gevoerd over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder het onderzoek wordt uitgevoerd. Deze voorwaarden worden toegelicht in paragraaf 2 van deze toelichting. De Europese Commissie heeft mij in haar brief van 13 november 2008 laten weten kennis te hebben genomen van mijn voornemen om het desbetreffende onderzoek uit te voeren alsmede van de condities waaronder dit zal plaatsvinden. Voorts gaf de Commissie aan het onderzoek met buitengewone interesse te zullen volgen en uit te zien naar de resultaten ervan.

De onderhavige wijzigingsregeling voorziet erin de wijze waarop en voorwaarden waaronder producenten van mineralenconcentraat aan het onderzoek kunnen deelnemen op te nemen in de Uitvoeringsregeling (artikel I, onderdelen A, B, D, E en I). In de hierbij aan hoofdstuk 3 van de Uitvoeringsregeling toegevoegde paragraaf 5, zijn de artikelen 35e en 35f gereserveerd voor de regels aangaande het gebruik van het mineralenconcentraat boven de gebruiksnormen voor dierlijke meststoffen. Deze regels, die onder meer voorzien in een vrijstelling van het in artikel 7 van de Meststoffenwet opgenomen verbod om op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen, zullen bij separate wijzigingsregeling worden doorgevoerd. De desbetreffende ontwerpregeling zal ingevolge artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de Meststoffenwet eerst in het kader van de openbare voorbereidingsprocedure worden bekend gemaakt in de Staatscourant.

Gelet op artikel 43, eerste lid, onderdeel b, van de Meststoffenwet is het ontwerp van de onderhavige wijzigingsregeling – voor zover het betreft de actualisering van de stikstofgebruiksnormen voor vruchtbomen – eveneens bekend gemaakt in de Staatscourant (2008, nr. 147). Hierbij is een ieder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze over het ontwerp naar voren te brengen. Bij dezelfde gelegenheid is het ontwerp toegezonden aan de beide Kamers der Staten-Generaal. De vaste Kamercommissies voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer hebben het ontwerp betrokken bij het algemeen overleg op 2 oktober 2008 (Kamerstukken II 2007–2008, 28 385, nr. 119).

Naast de actualisering van de stikstofgebruiksnormen voor vruchtbomen voorzag de ontwerpregeling ook in het gelijkstellen van de stikstofgebruiksnormen en werkingscoëfficiënt voor weidende en niet-weidende bedrijven, zonder dat dit tot negatieve gevolgen voor het milieu zou leiden. Hiermee werd beoogd uitvoering te geven aan de door de Tweede Kamer aangenomen motie van het lid Waalkens c.s. (Kamerstukken II 2007/08, 28 385, nr. 102). Zoals ik echter in bovengenoemd algemeen overleg aan de Tweede Kamer heb meegedeeld, heeft de Europese Commissie er afwijzend op gereageerd om deze wijziging tijdens de looptijd van het derde actieprogramma Nitraatrichtlijn door te voeren. Om die reden was ik genoodzaakt van deze wijziging af te zien. Ik zal de voorgestelde wijziging thans betrekken bij de onderhandelingen over het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn.

In paragraaf 2 van deze toelichting zal nader worden ingegaan op de achtergronden van het onderzoek met betrekking tot de productie, de afzet en het gebruik van mineralenconcentraat. In paragraaf 3 worden de administratieve lasten die voor producenten van mineralenconcentraat uit het onderzoek voortvloeien toegelicht. Tot slot worden in paragraaf 4 de verschillende wijzigingen per artikel en per onderdeel toegelicht.

§ 2. Onderzoek mineralenconcentraat

Dierlijke meststoffen hebben een min of meer vaste verhouding aan stikstof en fosfaat. De huidige stikstofgebruiksnormen en fosfaatgebruiksnormen sluiten bij deze verhouding aan. In de toekomst zullen de stikstofgebruiksnormen en fosfaatgebruiksnormen worden aangescherpt in een verhouding die steeds minder overeenkomt met die van onbewerkte dierlijke meststoffen. De fosfaatgebruiksnorm wordt daarbij de beperkende factor. Dit betekent dat bedrijven dierlijke meststoffen zullen moeten afvoeren en stikstofkunstmest zullen moeten aanvoeren.

Door middel van moderne mestverwerkingstechnieken is het mogelijk de vaste verhouding van stikstof en fosfaat in dierlijke meststoffen te ontkoppelen, door deze mest allereerst te scheiden in een fosfaatrijke dikke fractie en een fosfaatarme dunne fractie. De stoffen in de dunne fractie worden vervolgens door middel van ultrafiltratie (of een gelijkwaardige techniek) verder gescheiden in een concentraat en een permeaat dat vervolgens door middel van omgekeerde osmose wordt nabehandeld tot onder meer een stikstofkaliconcentraat, in de onderhavige regeling aangeduid als mineralenconcentraat. Deze bewerking leidt ertoe dat de mineralen uit dierlijke meststoffen beter kunnen worden benut. Dat heeft naar verwachting positieve milieueffecten. Betere benutting van dierlijke mest impliceert immers dat er minder verliezen van stikstof en fosfaat naar het milieu optreden.

Het onderzoek met betrekking tot het zogenoemde mineralenconcentraat wordt uitgevoerd om de verwachting te staven dat het gebruik ervan kan bijdragen aan het verminderen van de milieuproblemen die samenhangen met het gebruik van dierlijke meststoffen. Ook moet blijken of de veronderstelling klopt dat mineralenconcentraat betere landbouwkundige kwaliteiten heeft dan onbehandelde mest en een met kunstmest vergelijkbare werking heeft. Het onderzoek zal informatie moeten opleveren op de volgende punten:

  • de landbouw- en milieukundige effecten van mineralenconcentraat;

  • de vergelijkbaarheid van voornoemde effecten met die van kunstmest;

  • de (chemische) kenmerken van mineralenconcentraat, zoals stabiliteit en opname door de gewassen;

  • de eventuele risico’s op vervuiling van het milieu bij het gebruik van het mineralenconcentraat in de praktijk bovenop de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen, maar uiteraard wel binnen de stikstofgebruiksnormen en fosfaatgebruiksnormen.

Naast de milieutechnische en landbouwkundige aspecten zal uit het onderzoek ook moeten blijken of de grootschalige productie van mineralenconcentraat economisch haalbaar is. Gedurende de periode van 2 jaar waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd, bestaat de gelegenheid om in de praktijk na te gaan of er een afzetmarkt is voor mineralenconcentraat als product met een positieve waarde. Voorts ligt het in de bedoeling om de resultaten van het onderzoek te benutten voor de opbouw van een technisch dossier om het concentraat als nieuw type meststof aan bijlage I van Verordening (EG) nr. 2003/20033 te laten toevoegen.

Het verkrijgen van informatie over het mineralenconcentraat geschiedt op verschillende wijzen. Allereerst zullen veldproeven worden uitgevoerd bij proefbedrijven, verdeeld over verschillende grondsoorten en gewassen waarop verschillende doseringen worden toegepast. Voorts zal een zogenoemde desk-studie worden verricht, gebaseerd op de resultaten van zogenoemde potproeven en incubatieproeven. Dit moet uiteindelijk leiden tot een wetenschappelijke onderbouwing van de milieueffecten en landbouwkundige werkzaamheid. Een dergelijke wetenschappelijke onderbouwing vergt immers onderzoek onder geconditioneerde omstandigheden, hetgeen in de praktijk niet zonder meer mogelijk is. Om de bevindingen te toetsen aan de praktijk zullen daarnaast proeven op enkele reguliere landbouwbedrijven worden uitgevoerd. Hierbij zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij de monitoring die door het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid wordt uitgevoerd.

Voorts wordt per mestverwerkinginstallatie in overleg met de desbetreffende producent een monitorings- en meetplan opgesteld, waarin wordt aangegeven welke parameters, in welke frequentie en op welke wijze gemeten moeten worden. Onderdeel hiervan is het opstellen van een zogenoemde massabalans van (in ieder geval) nutriënten en zware metalen. Aan de hand van de meetresultaten wordt het procesverloop in beeld gebracht en vindt processturing plaats, die erop zal zijn gericht het proces te optimaliseren en een stabiel product te maken met constante chemische en fysische kenmerken. Iedere producent die aan het onderzoek deelneemt, wordt hierbij wetenschappelijk ondersteund door de Animal Sciences Group, onderdeel van Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Bovendien zal voor iedere mestverwerkinginstallatie een Life Cycle Analysis (LCA) worden uitgevoerd ten aanzien van alle producten die gedurende het gehele proces ontstaan. De LCA vergelijkt onder andere het productieproces van het mineralenconcentraat met het productieproces van kunstmest.

Daarnaast zal de afzet van alle eindproducten en reststromen die ontstaan bij de productie van het concentraat, waaronder de fosfaatrijke dikke fractie worden gemonitord.

Zoals in paragraaf 1 is toegelicht zijn in overleg met de Europese Commissie een aantal randvoorwaarden aan het onderzoek verbonden. Afgezien van de eerder genoemde onderzoeksduur van twee jaar zijn dit de volgende voorwaarden:

  • er kunnen ten hoogste tien producenten van mineralenconcentraat aan de onderzoeken deelnemen;

  • het onderzoek richt zich uitsluitend op concentraat verkregen door middel van ultrafiltratie of vergelijkbare industriële technieken met als laatste processtap omgekeerde osmose;

  • het maximale volume aan concentraat binnen het onderzoek bedraagt ten hoogste 15 procent van het totale volume aan ingangsmateriaal;

  • het bij de onderzoeken betrokken areaal landbouwgrond bedraagt ten hoogste 20.000 hectare.

Voorts is de Nederlandse overheid gehouden om in maart 2009 een tussenevaluatie uit te voeren naar de aanwezigheid van zware metalen en organische microverontreinigingen in het mineralenconcentraat. Dit met het oog op het in samenwerking met de Europese Commissie vastleggen van specifieke eisen voor de toegestane concentraties van deze stoffen, uiterlijk eind juli 2009.

§ 3. Administratieve lasten

De administratieve lasten die voor producenten van mineralenconcentraat uit het onderzoek voortvloeien worden voor de twee jaar waarin het onderzoek wordt uitgevoerd, becijferd op circa € 14.000. Deze berekening is gebaseerd op de aanname dat zich 15 producenten als deelnemer aanmelden. Ingevolge artikel 35a, tweede lid, kunnen hiervan 10 aan het onderzoek deelnemen. Daarnaast is de berekening erop gebaseerd dat er circa 500 afnemers van het mineralenconcentraat zijn. De kosten die verband houden met de aanmelding van de producenten zullen naar verwachting € 3.000 bedragen. De overige kosten (circa € 11.000) vloeien voort uit de verplichting om een schriftelijke overeenkomst tot levering met de gebruikers van het mineralenconcentraat aan te gaan.

De onderhavige regeling leidt niet tot een toename van de administratieve lasten voor wat betreft de administratieve verantwoording van de aan- en afvoer en het vervoer van het mineralenconcentraat. Deze gegevens worden al in het kader van het gebruiksnormenstelsel bijgehouden.

§ 4. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Door middel van dit onderdeel wordt in artikel 1 van de Uitvoeringsregeling het begrip ‘mineralenconcentraat’ opgenomen. Blijkens de omschrijving van dit begrip is bepalend dat er een aantal opeenvolgende bewerkingsstappen, waarbij fysische scheiding van de ingangsstroom plaatsvindt, wordt uitgevoerd. De laatste stap die hierbij wordt uitgevoerd dient in ieder geval omgekeerde osmose te zijn. Omgekeerde osmose is een filtertechniek voor het zuiveren van vloeistoffen die gebruik maakt van een halfdoorlatend (semi permeabel) membraan dat als eigenschap heeft dat het watermoleculen doorlaat en andere moleculen zoals opgeloste zouten tegenhoudt. Bij omgekeerde osmose wordt de ingaande vloeistofstroom onder verhoogde druk (tegen de osmotische druk in) door het membraan geperst waarbij een gereinigde deelstroom (permeaat) en een kleinere deelstroom met een concentratie aan opgeloste stoffen (concentraat) ontstaat. Het permeaat is relatief schoon water dat na eventuele verdere zuivering kan worden geloosd. Het concentraat dat hierbij ontstaat, is het ‘mineralenconcentraat’, dat als meststof kan worden toegepast.

Het ingangsmateriaal van de omgekeerde osmose is het permeaat dat is ontstaan door ultrafiltratie van de dunne fractie die op zijn beurt weer is ontstaan door scheiding van drijfmest met behulp van een centrifuge of een andere mechanische scheider. Ook ultrafiltratie is een filtertechniek met gebruik van membranen, zij het dat de poriën van de membranen groter zijn dan de membranen die bij omgekeerde osmose worden gebruikt. Een dergelijke voorscheidingsstap is noodzakelijk om te voorkomen dat de membranen die bij omgekeerde osmose worden gebruikt te snel verstopt of beschadigd raken, waardoor het proces wordt verstoord. In plaats van ultrafiltratie kan ook een andere voorscheidingstechniek worden toegepast, mits de hiermee uit de ingangsvloeistof te verwijderen deeltjes evenmin het proces van omgekeerde osmose verstoren.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat bij ultrafiltratie naast het permeaat dat als ingangsmateriaal dient voor omgekeerde osmose, ook een concentraat ontstaat. Dit concentraat valt uitdrukkelijk niet onder de omschrijving van het begrip ‘mineralenconcentraat’ daar dit geen eindproduct van omgekeerde osmose is. Het door middel van onderhavige wijzigingsregeling in paragraaf 5 van de Uitvoeringsregeling geïntroduceerde onderzoek en de bij separate regeling door te voeren vrijstelling van de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen ziet derhalve niet op dit concentraat.

Onderdeel B

Door middel van de in artikel I, onderdeel B, opgenomen wijziging wordt in Hoofdstuk 3 van de Uitvoeringsregeling een nieuwe paragraaf opgenomen. Deze paragraaf bevat de voorschriften voor het onderzoek naar de grootschalige productie, de afzet en het gebruik van mineralenconcentraat.

Artikel 35a

De in artikel 35a opgenomen bepalingen zien op de wijze waarop producenten van mineralenconcentraat zich kunnen aanmelden voor deelname aan het onderzoek. Producenten kunnen intermediairs zijn, maar ook landbouwers die in een verwerkingsinstallatie op hun bedrijf mineralenconcentraat produceren. Zoals in het eerste lid is aangegeven beslaat het onderzoek, overeenkomstig de in overleg met de Europese Commissie vastgestelde voorwaarde, de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010. Door twee volle kalenderjaren te hanteren, kan voor wat betreft de monitoring van de afzet van het mineralenconcentraat en de bij het productieproces ontstane overige producten, worden aangesloten bij de administratieve verantwoording in het kader van het gebruiksnormenstelsel, die eveneens op een volledig kalenderjaar betrekking heeft. Overigens geldt dat ook voor de in artikel 35e op te nemen vrijstelling met betrekking tot het gebruik van mineralenconcentraat, daar de gebruiksnormen voor een geheel kalenderjaar gelden.

Om de periode waarin het onderzoek wordt uitgevoerd, volledig te kunnen benutten, is het noodzakelijk dat de producenten die aan het onderzoek deelnemen direct bij de aanvang van de onderzoeksperiode volledig op het onderzoek zijn toegerust. Dit betekent dat voordien in overleg met de onderzoekers die voor de wetenschappelijke begeleiding zorg dragen, voor elke installatie een monitoring- en meetplan moet zijn opgesteld. Ook zullen de producenten in voorkomend geval in de installatie voorzieningen ten behoeve van het onderzoek moeten treffen, zoals het plaatsen aftappunten ten behoeve van de bemonstering en analyse. In verband met de benodigde voorbereidingstijd moeten producenten van het concentraat zich ingevolge het derde lid van artikel 35a tot uiterlijk 1 december 2008 aanmelden voor deelname aan het onderzoek.

Betrokken doelgroep is gedurende de voorbereiding van de onderhavige wijzigingsregeling uitgebreid geïnformeerd over het voorgenomen onderzoek en over de wijze waarop zij zich voor deelname aan het onderzoek kunnen aanmelden. Voorts zijn het aanmeldingsformulier en de toelichting daarop onder voorbehoud van eventuele bezwaren van de Europese Commissie op internet geplaatst.

Direct na die datum zal aan de hand van de overeenkomstig het vierde en vijfde lid van artikel 35a overgelegde gegevens en beschrijvingen beoordeeld worden of wordt voldaan aan de in artikel 35b opgenomen voorwaarden. Zo nodig zullen de installaties door middel van bedrijfsbezoeken fysiek gecontroleerd worden.

Naast de ingevolge het vierde lid van artikel 35a te overleggen gegevens over de locatie van de installatie en de opslagen van het mineralenconcentraat moeten producenten ook de in artikel 35a, vijfde lid, genoemde beschrijvingen overleggen. De beschrijving van de installatie en het productieproces betreft een gedetailleerde beschrijving van het mestverwerkingsproces, de gebruikte technieken, de volgorde daarvan, de overige technische kenmerken en de capaciteit per uur van elke verwerkingsstap, alsmede een schematische weergave daarvan. Ook moet er een beschrijving worden ingediend van onder meer de hoeveelheid dierlijke meststoffen die jaarlijks wordt verwerkt en de hoeveel mineralenconcentraat die jaarlijks wordt geproduceerd. Deze beschrijvingen zijn onder meer van belang met het oog op de voorwaarde dat het maximale volume aan mineralenconcentraat binnen het onderzoek ten hoogste 15 procent van het totale volume aan ingangsmateriaal bedraagt. Bij de beschrijving van jaarlijks maximaal te realiseren verwerkingscapaciteit van dierlijke mest zal een reële inschatting gemaakt moeten worden van de periode waarin de installatie voor onder meer onderhouds- en schoonmaakwerkzaamheden buiten gebruik is. Voorts dient de capaciteit die benut wordt voor de verwerking van dierlijke meststoffen van landbouwers aan wie op grond van artikel 112 van de Uitvoeringsregeling een ontheffing is verleend van het verbod, bedoeld in de artikelen 19 en 20, eerste lid, van de Meststoffenwet, in mindering te worden gebracht. Ingevolge artikel 118, eerste lid, onderdeel e, is het immers niet toegestaan de eindproducten hiervan te gebruiken op in Nederland gelegen landbouwgrond en deze eindproducten kunnen derhalve niet in het kader van het onderzoek naar het mineralenconcentraat worden afgezet.

Artikel 35b

In artikel 35b zijn de voorwaarden voor aanwijzing als deelnemer opgenomen. Allereerst is het om voor aanwijzing in aanmerking te komen noodzakelijk dat de producent zich voor 1 december 2008 heeft aangemeld en dat de overgelegde gegevens volledig en juist zijn. Producenten die zich niet tijdig hebben aangemeld of die onvolledige gegevens hebben overgelegd, kunnen derhalve niet aan het onderzoek deelnemen.

Bovendien is het vereist dat de producent de volledige zeggenschap over de gehele installatie en het productieproces heeft. Deze eis is met name van belang, omdat de producent in het kader van het onderzoek in overleg met de onderzoeksbegeleiders aanpassingen aan de installatie moet kunnen doorvoeren en in staat moet zijn om processturing door te voeren. In het verlengde daarvan geldt als voorwaarde voor deelname dat de bedrijfsgebouwen waar het mineralenconcentraat wordt geproduceerd tot het bedrijf of de onderneming van de desbetreffende producent behoren. Dit betekent dat deze bedrijfsgebouwen onder het relatienummer van de aanvragende producent bij de Dienst Regelingen zijn geregistreerd. In de situatie dat meerdere bedrijven of ondernemingen betrokken zijn bij een installatie, kan slechts één een aanvraag doen voor deelname aan het experiment. Het is in dat verband evenmin mogelijk dat een producent bij een niet tot zijn bedrijf of onderneming behorende installatie gedeeltelijk (in tijd of in omvang) verwerkingscapaciteit inhuurt.

Essentiële voorwaarde is voorts de eis dat de installatie uiterlijk 1 december 2008 volledig operationeel moet zijn en in staat om het beoogde mineralenconcentraat te produceren overeenkomstig de ingediende beschrijving. Dit gelet op hierboven toegelichte noodzaak dat het onderzoek zodra de onderzoeksperiode aanvangt moet kunnen starten. Dit betekent dat alle te onderscheiden verwerkingsstappen met bijbehorende technische voorzieningen bedrijfsklaar zijn en daadwerkelijk in staat zijn om gedurende een langere periode ongestoord en continu te functioneren en de maximale productiecapaciteit te produceren.

Ten overvloede wordt opgemerkt dat deze voorwaarde tevens inhoudt dat de houder van de installatie over de benodigde vergunningen beschikt. Immers indien de benodigde vergunningen ontbreken, mag de installatie niet draaien en is er derhalve geen sprake van een operationele installatie.

Artikel 35b, tweede lid, voorziet in de mogelijkheid voor de minister om aan de aanwijzing nadere voorschriften verbinden. Voorts kunnen aan de aanwijzing verbonden voorschriften worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken. Het stellen van nadere voorschriften kan onder meer aan de orde zijn indien het met het oog op de in overleg met de Europese Commissie vastgestelde voorwaarden om het onderzoek beheersbaar te houden, noodzakelijk is om beperkingen te stellen aan de omvang van de hoeveelheid te produceren mineralenconcentraat. Voorts is het mogelijk dat er gelet op de aan het slot van paragraaf 2 toegelichte tussenevaluatie naar de aanwezigheid van zware metalen en organische microverontreinigingen in het mineralenconcentraat specifieke eisen gesteld dienen te worden voor de toegestane concentraties ervan.

Artikel 35c

De in artikel 35c opgenomen eis houdt verband met de in overleg met de Europese Comissie vastgestelde voorwaarden dat bij het onderzoek ten hoogste tien producenten betrokken kunnen zijn. In de situatie dat zich meer dan tien producenten aanmelden, zal de aanwijzing zodanig plaatsvinden dat er een zo groot mogelijke variatie aan verwerkingstechnieken en te verwerken mestsoorten in het onderzoek wordt betrokken. Voorts zal bij de aanwijzing gelet worden op de variatie van de omvang van de jaarlijkse productie en, in verband met de verschillende afzetmarkt, op de vestigingsplaats van de installatie.

Artikel 35d

Artikel 35d bevat de voorschriften die voor een deelnemende producent gelden.

Op grond van het eerste lid moet de producent medewerking verlenen aan het onderzoek. In dat verband zullen de producenten gegevens moeten bijhouden volgens een vast te stellen monitoring- en meetplan. Ook zullen producenten monsters moeten nemen die in het kader van het monitorings- en meetplan door de onderzoeksbegeleiders worden verzameld. De bedrijven zullen ook alle relevante informatie moeten verstrekken die de onderzoeksbegeleiders nodig hebben voor het opzetten van de mineralen- en massabalansen van de installaties. Ook de eerder toegelichte aanpassing van apparatuur, op kosten van de producent, ten behoeve van het onderzoek vallen onder het verlenen van medewerking.

In principe moet de producent gedurende de gehele periode van het onderzoek produceren overeenkomstig de bij de aanmelding verstrekte informatie. Dit betekent dat hij in het kader van het onderzoek ten hoogste de hoeveelheid mineralenconcentraat kan produceren die aanvankelijk als maximale productiecapaciteit is opgegeven. Het aanbrengen van wijzigingen die ertoe leiden dat wordt afgeweken van de initieel in de overgelegde beschrijvingen opgenomen informatie, is op grond van het vierde lid pas mogelijk na instemming. Hiertoe moet de producent de beoogde wijzigingen melden bij de Dienst Regelingen. In overleg met de onderzoeksbegeleiders zal bezien worden of de voorgestelde wijzigingen geen negatieve consequenties hebben voor de uitkomsten van het onderzoek, bijvoorbeeld omdat een aanpassing tot andere eindproducten leidt of tot een andere samenstelling ervan. Ook het uitbreiden van de productiecapaciteit of het nadien toevoegen van een extra verwerkingsstap is binnen het kader van het onderzoek niet zonder meer mogelijk in verband met de voorwaarden dat het maximale volume aan concentraat ten hoogste 15 procent van het totale volume aan ingangsmateriaal mag bedragen en dat het bij de onderzoeken betrokken areaal landbouwgrond ten hoogste 20.000 hectare bedraagt.

Het vierde lid biedt voldoende ruimte om ontwikkelingen ter optimalisering van de techniek niet te frustreren.

Het in het vijfde lid opgenomen voorschrift op basis waarvan de producent ervoor zorg moet dragen dat de in de bijlage I opgenomen mestcode voor mineralenconcentraat bij het laden van het transportmiddel op het vervoersbewijs dierlijke meststoffen moet worden ingevuld, strekt ertoe de afzet van het mineralenconcentraat te kunnen volgen. Bij de ingevolge artikel 64, eerste lid, voorgeschreven elektronische indiening van het vervoersbewijs dierlijke meststoffen waarop die mestcode is ingevuld, zal worden gecontroleerd of de producent en de afnemer als deelnemer aan het onderzoek zijn geregistreerd.

Omdat het met het oog op het onderzoek van belang is dat de samenstelling van mineralenconcentraat zo exact mogelijk wordt bepaald, geldt op grond van het zesde lid, dat het gewicht van en het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in de van het bedrijf of van de onderneming van de producent afgevoerde hoeveelheid mineralenconcentraat wordt bepaald door middel van bemonstering en analyse. In dat licht is het ten behoeve van de precisie van het onderzoek niet toegestaan de hoeveelheid van de dierlijke meststoffen overeenkomstig de artikelen 84 tot en met 91 te bepalen op basis van de in die artikelen bedoelde forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten. Forfaitaire waarden kunnen slechts worden gebruikt bij het onklaar raken van het desbetreffende monster. Deze uitzondering geldt op grond van artikel 81, vijfde lid, dat via artikel 77, derde lid, van toepassing is.

Het in het zevende lid opgenomen voorschrift is uitsluitend van belang voor producenten die een intermediaire onderneming voeren. Ingevolge artikel 14 van de Meststoffenwet strekt de verantwoordingsplicht van intermediaire ondernemingen zich immers uit over de hoeveelheden fosfaat in de op de onderneming aan- en afgevoerde dierlijke meststoffen. Omdat het in het kader van het onderzoek noodzakelijk is zicht te hebben op de afzet van alle eind- en tussenproducten zowel wat de betreft de hoeveelheden fosfaat als stikstof, geldt op grond van het zevende lid, dat de verantwoordingsplicht van de aan- en afvoer op een onderneming mede betrekking heeft op de hoeveelheid stikstof in de meststoffen. Landbouwers die op hun bedrijf mineralenconcentraat produceren zijn op grond van artikel 14 van de Meststoffenwet gehouden de hoeveelheden aan- en afgevoerde meststoffen in zowel hoeveelheden fosfaat als in hoeveelheden stikstof te verantwoorden.

De overige in het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en in de Uitvoeringsregeling voor intermediairs en landbouwers gestelde regels zijn uiteraard onverkort van toepassing.

In de op het bedrijf of de onderneming bij te houden administratie moeten in dat verband gegevens worden bijgehouden inzake de methode van bewerking of verwerking, de hoeveelheid bewerkte of verwerkte dierlijke meststoffen, de hoeveelheid, de aard en de samenstelling van de overige ingangsmaterialen en de hoeveelheid en de samenstelling van de eindproducten van de bewerking of verwerking.

Artikel 35g

Het onderzoek dat met betrekking tot mineralenconcentraat wordt uitgevoerd, bestrijkt de jaren 2009 en 2010. Het tijdelijk karakter van het onderzoek is in artikel 35g tot uitdrukking gebracht.

Onderdeel C

Bij de bij regeling van 12 december 2007 (Stcrt. 247) doorgevoerde wijziging van de Uitvoeringsregeling is de voordien in artikel 69a, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling opgenomen uitzondering op de verplichting tot het opmaken van een vervoersbewijs zuiveringsslib en compost voor bulkleveringen van compost aan particulieren met een maximum aan 3000 kilogram los product, teruggebracht tot 1000 kilogram. Achtergrond hiervan was dat een hoeveelheid van 1000 kilogram met een reguliere aanhangwagen kan worden vervoerd en dat dergelijke transporten dusdanig kleine meststromen betreffen, dat het geringe milieurisico rechtvaardigt dat niet ieder transport door middel van een vervoersbewijs administratief behoeft te worden verantwoord.

Volgens de Branche Vereniging Organische Reststoffen (BVOR) vindt transport van compost naar particulieren ook plaats met behulp van grote aanhangers en in kleine vrachtwagens die tot 6000 kilogram compost kunnen vervoeren. Met het oog daarop heeft de BVOR verzocht de hoeveelheid compost waarvoor deze uitzondering geldt te verhogen tot 6000 kilogram. Door middel van de in artikel I, onderdeel C, opgenomen wijziging wordt in de desbetreffende bepaling – die als gevolg van de in de vorige alinea genoemde wijziging is opgenomen in artikel 69b, onderdeel b, – de hoeveelheid compost waarvoor bij vervoer naar particulieren geen vervoersbewijs behoeft te worden opgemaakt weer teruggebracht naar 3000 kilogram. Hiermee wordt ten dele aan het verzoek van de BVOR tegemoet gekomen. Reden hiervoor is dat het uit oogpunt van de handhaving gewenst is dat alle vervoer van compost door middel van vrachtwagens vergezeld gaat van een vervoersbewijs, ongeacht de grootte van de desbetreffende vrachtwagen of de grootte van de lading. Daarnaast is een hoeveelheid compost van meer dan 3000 kilogram een niet te verwaarlozen stroom, bij het gebruik waarvan milieurisico’s niet zonder meer kunnen worden uitgesloten. In dat verband is het van belang dat het vervoersbewijs zuiveringsslib en compost naast de administratieve verantwoording van vervoerde hoeveelheden compost ook nog een andere rol speelt. Door ondertekening van het vervoersbewijs verklaren de leverancier en de vervoerder immers dat de compost, waarop het vervoersbewijs betrekking heeft, voldoet aan de voor de verhandeling van meststoffen in hoofdstuk III van het Uitvoeringsbesluit en in hoofdstuk 2 van de Uitvoeringsregeling bedoelde verhandelingseisen inzake de minimale landbouwkundige werking en de maximale waarden voor zware metalen. Met deze verklaring is – in het kader van de administratieve lastenverlichting – de tot 1 januari 2008 geldende verplichting dat vrachten compost tijdens het transport voorzien moesten zijn van de analyseresultaten van de in de vracht aanwezige zware metalen, komen te vervallen. Gelet op artikel 1a van het Besluit gebruik meststoffen mag compost slechts als meststof worden gebruikt indien aan hoofdstuk III van het Uitvoeringsbesluit gestelde eisen is voldaan. Deze bepaling geldt ongeacht of dit gebruik plaatsvindt op landbouwgrond, natuurterrein of overige grond.

Onderdeel D

Artikel 77, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling voorziet – onder de in dat artikellid opgenomen voorwaarden – in de mogelijkheid dat de verschillende vrachten dierlijke meststoffen die door dezelfde leverancier worden vervoerd naar dezelfde afnemer, door het laboratorium dat de analyses van deze meststoffen verricht, kunnen worden samengevoegd tot één mengmonster. Uit onderzoek4 is gebleken dat de nauwkeurigheid bij de analyse van één mengmonster kleiner is dan de nauwkeurigheid bij analyse van de afzonderlijke monsters, waaruit het mengmonster is samengesteld. In het kader van het onderzoek naar de productie, afzet en gebruik van mineralenconcentraat is het echter gewenst dat de in het mineralenconcentraat aanwezige hoeveelheden stikstof en fosfaat zo nauwkeurig mogelijk worden vastgesteld. Met het oog daarop wordt door middel van de in artikel I, onderdeel D, opgenomen wijziging van artikel 77, tweede lid, ten aanzien van mineralenconcentraat een uitzondering gemaakt op de in dat artikellid opgenomen mogelijkheid tot het analyseren van mengmonsters.

Onderdeel E

Ingevolge artikel 35a, derde lid, kan een producent van mineralenconcentraat die wil deelnemen aan het onderzoek zich aanmelden bij de Dienst Regelingen. Door middel van de bij artikel I, onderdeel E, doorgevoerde wijziging van artikel 122, eerste lid, wordt erin voorzien dat bij deze aanmelding gebruik wordt gemaakt van het door de Dienst Regelingen daartoe bestemde formulier. Het desbetreffende aanmeldformulier is beschikbaar gesteld op de internetsite hetlnvloket.nl en kan van die site worden gedownload.

Onderdeel F

Artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet voorziet onder meer in de mogelijkheid om bij ministeriële regeling afvalstoffen of reststoffen aan te wijzen, indien er geen landbouwkundige en milieukundige bezwaren bestaan dat deze stoffen als meststof worden verhandeld. Ingevolge artikel 4, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling worden de aldus aangewezen stoffen opgenomen op bijlage Aa, onder I. Zoals is toegelicht in paragraaf 2.2 bij de regeling van 12 december 2007 tot wijziging van de Uitvoeringsregeling (Stcrt. 247) wordt de aanwijzing van de in bijlage Aa opgenomen stoffen mede gebaseerd op de bevindingen van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) naar aanleiding van de toetsing van de stoffen op landbouwkundige en milieukundige aspecten overeenkomstig het daartoe opgestelde protocol. Dit protocol is op de internetsite van het ministerie geplaatst (www.minlnv.nl/loket). De toetsing richt zich in eerste instantie op met name die reststromen of afvalstoffen die in het kader van de Meststoffenwet 1947 als meststof verhandeld mochten worden, waarbij die met betrekking tot de uit de suikerindustrie afkomstige reststof ‘schuimaarde’ inmiddels is afgerond.

Mede op basis van de bevindingen van de CDM ben ik van oordeel dat er geen landbouwkundige en milieukundige bezwaren bestaan tegen het verhandelen van schuimaarde als meststof. In verband daarmee voorziet de in artikel I, onderdeel F, opgenomen wijziging erin om schuimaarde onder nummer 1 op te nemen in bijlage Aa, onder I.

Als gevolg van deze wijziging valt de verhandeling van schuimaarde niet langer onder het overgangsregime van artikel 77 van het Uitvoeringsbesluit, zoals dat is uitgewerkt in artikel 23 van de Uitvoeringsregeling. Dit betekent dat de verhandeling van schuimaarde niet langer is onderworpen aan de bij of krachtens het Meststoffenbesluit 1977 gestelde regels. Thans zal bij de verhandeling van schuimaarde voldaan moeten zijn aan de in Hoofdstuk III van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet voor kalkmeststoffen opgenomen generieke voorschriften inzake de landbouwkundige werking, milieueisen en etikettering en aan de in Hoofdstuk 2 van de Uitvoeringsregeling ter nadere uitwerking hiervan opgenomen uitvoeringsvoorschriften. Voor wat betreft de etikettering is in dit verband van belang dat schuimaarde onder nummer 1 in bijlage Aa, onder I, is opgenomen. Op grond van het eerste lid van artikel 13 van de Uitvoeringsregeling dient namelijk in het kader van de etikettering tevens het nummer te worden vermeld waaronder de desbetreffende stof in de bijlage is opgenomen.

Onderdeel G

De in artikel I, onderdeel G, van deze regeling opgenomen wijziging strekt ertoe de in bijlage A bij de Uitvoeringsregeling opgenomen stikstofgebruiksnormen voor vruchtbomen voor het jaar 2009 te verhogen van 90 naar 135 indien het kleigrond betreft en van 90 naar 105 indien het veengrond of zand- of lössgrond betreft.

Aanleiding hiervoor is een door de kwekers van vruchtbomen in Nederland ingediend voorstel voor actualisering van de stikstofgebruiksnormen voor vruchtbomen. Dit omdat het stikstofbemestingsadvies voor de teelt van vruchtbomen zoals vermeld in de ‘Adviesbasis voor de Bemesting van Boomkwekerijgewassen, vollegrondsteelten’, (BAB, Aendekerk et al. 2000), waarop de normen voor vruchtbomen waren gebaseerd, door veel telers als achterhaald wordt beschouwd. De teelt van vruchtbomen is de laatste jaren geïntensiveerd waardoor er onder andere meer planten per hectare staan.

Het ingediende voorstel is onderbouwd door Praktijkonderzoek Plant & Omgeving van Wageningen-UR en door de CDM werkgroep ‘Actualisatie stikstofbemestingsadviezen’ beoordeeld en getoetst aan het ‘Protocol voor de actualisatie van bemestingsadviezen voor stikstof’. De CDM heeft de aanbeveling gedaan om het voorstel voor actualisering over te nemen.

Zoals is aangegeven in paragraaf 1 van deze toelichting is de ontwerpregeling waarin de wijziging van de desbetreffende stikstofgebruiksnormen was opgenomen, bekend gemaakt in de Staatscourant (2008, 147). Op het ontwerp van deze regeling is, voor zover betrekking hebbend op de aanpassing van de stikstofgebruiksnormen voor vruchtbomen, een reactie ontvangen van de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO). Naar aanleiding van de reactie van de LTO dat ook de stikstofgebruiksnormen voor de gewassen Buxus, Coniferen, Roos, Zaaiuien en Zomertarwe verhoogd zouden moeten worden, merk ik op dat actualisering van de stikstofgebruiksnormen eerst aan de orde is indien daartoe, overeenkomstig voornoemd protocol, een voorstel voor verbetering van een bemestingsadvies voor stikstof is ingediend.

De aanvankelijk in het ontwerp opgenomen wijziging voorzag ook in een verhoging van de van de stikstofgebruiksnormen voor vruchtbomen op veengrond of zand- of lössgrond van 90 naar 135. Na publicatie is evenwel gebleken dat abusievelijk is verzuimd om de stikstofgebruiksnorm overeenkomstig het protocol neerwaarts bij te stellen, daar wordt voorzien dat de aanvankelijk voorgestelde stikstofgebruiksnorm op veengrond of zand- of lössgrond tot overschrijding van de norm van 50 mg nitraat per liter grondwater leidt. Gelet hierop is in onderhavige regeling voor voornoemde gronden voorzien in een verhoging van 90 naar 105.

Onderdeel H

De in dit onderdeel opgenomen wijziging betreft slechts een redactionele verbetering.

Onderdeel I

Door middel van de in artikel I, onderdeel I, opgenomen wijziging wordt aan bijlage I een derde tabel toegevoegd. De in deze tabel opgenomen mestcode voor mineralenconcentraat is de code die ingevolge artikel 61, eerste lid en derde lid, uiterlijk bij het laden van het mineralenconcentraat op het vervoersbewijs dierlijke meststoffen moet worden ingevuld. Blijkens de bij de omschrijving ‘mineralenconcentraat’ behorende voetnoot, geldt deze mestcode uitsluitend voor het mineralenconcentraat dat in het kader van het onderzoek naar het mineralenconcentraat is geproduceerd en wordt gebruikt. Het in de tabel opgenomen forfaitaire stikstofgehalte en fosfaatgehalte kan uitsluitend bij de bepalingen van de te verantwoorden aan- en afgevoerde hoeveelheden mineralenconcentraat worden gebruikt in de in artikel 81, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling opgenomen situatie dat het monster na ontvangst op het desbetreffende laboratorium in het ongerede is geraakt.

Artikel II

Artikel I, onderdeel B, van deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst. De overige bepalingen van deze regeling treden op 1 januari 2009 in werking. Met deze gefaseerde inwerkingtreding wordt deels afgeweken van mijn uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving die inhouden dat nieuwe regels slechts op 1 januari of 1 juli ingaan en dat minimaal drie maanden voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding publicatie van de nieuwe regels plaatsvindt.

Reden hiervoor is dat ik mij genoodzaakt zag de vaststelling van de regeling aan te houden, gelet op het voornemen van de Tweede Kamer om de op 4 augustus 2008 voorgepubliceerde ontwerp-regeling te betrekken bij het algemeen overleg met de vaste Kamercommissies voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op 2 oktober 2008. Daarnaast moest de schriftelijke reactie van de Europese Commissie met betrekking tot het onderzoek naar de grootschalige productie, de afzet en het gebruik van mineralenconcentraat worden afgewacht, die op 13 november werd ontvangen.

De vertraging van de publicatie is deels ondervangen door uitgebreide informatie aan de doelgroep te verstrekken.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.


XNoot
1

Stcrt. 2005, 226; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 7 juli 2008 (Stcrt. 132).

XNoot
2

Richtlijn nr. 91/676/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraat uit agrarische bronnen (PbEG L 375).

XNoot
3

Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen (PbEU L 304).

XNoot
4

‘Vaststellen van de bemonsteringsnauwkeurigheid van drijfmest’ van P. Hoeksma en E. Boer (oktober 2005, rapportnummer 532).

Naar boven