Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN 2008/11)

Aan: – De Burgemeesters (t.a.v. hoofden Burgerzaken)

i.a.a.: – de Gevolmachtigde Minister van Aruba

– de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen

– de Minister van Buitenlandse Zaken

– de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

Hoofd IND

Onderdeel: Stafdirectie Uitvoeringsbeleid

Datum: 10 december 2008

Ons kenmerk: INDUIT 08-4275

Aard: Bekendmaking van voorschriften

Juridische achtergrond: Rijkswet op het Nederlanderschap;

Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap (RvvN);

Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BVVN)

Bijlagen: Modellen 1.33, 1.36, 2.22, 2.29, 2.29a, 2.30, 4.1 en 4.2

Onderwerpen: Verklaring van verbondenheid

Inleiding

In dit Tussentijds Bericht Nationaliteiten (TBN) worden de volgende onderwerpen behandeld:

I Invoering verklaring van verbondenheid

II Aanpassing modellen 1.33, 2.22, 2.29 en 2.29a

III Nieuwe modellen 1.36, 2.30, 4.1 en 4.2

Bij Rijkswet van 27 juni 2008 (Staatsblad 2008, 270) wordt de Rijkswet op het Nederlanderschap gewijzigd ter invoering van een verklaring van verbondenheid, en tot aanpassing van de regeling van de verkrijging van het Nederlanderschap na erkenning. Deze Rijkswet treedt bij Koninklijk Besluit op 1 maart 2009 in werking. In deze Rijkswet is onder meer bepaald dat het afleggen van de verklaring van verbondenheid een onderdeel wordt van de verkrijging van het Nederlanderschap door optie of door naturalisatie. Daarnaast wordt bij Staatsblad 2009, nr. 2, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BVVN) gewijzigd. Hierin zijn onder meer de gevallen vastgesteld waarin het afleggen van de verklaring van verbondenheid niet wordt gevraagd of om reden van redelijkheid niet gevraagd kan worden. Ook is de wijze van afleggen van de verklaring van verbondenheid in het gewijzigde BVVN opgenomen. Naar aanleiding van bovenstaande nieuwe wet- en regelgeving behoeft de tekst van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: de Handleiding) en van de huidige modellen 1.33, 2.22, 2.29 en 2.29a aanvulling en/of wijziging. Voorts zijn, ten behoeve van de invoering van de verklaring van verbondenheid, vier nieuwe modellen ontwikkeld;1.36, 2.30, 4.1 en 4.2.

I Invoering verklaring van verbondenheid

Artikel 1

In de toelichting bij artikel 1, worden in paragraaf 1-1-b ‘Toelichting ad artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b’ in de alinea ‘Bepaling van leeftijd’ in de derde volzin ‘Zo dient...onder g en h, RWN).’ de woorden ‘artikel 6, zevende lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, achtste lid, RWN’.

Artikel 6

De wettekst van artikel 6, eerste lid, aanhef, onder c, en lid 2 t/m 8 RWN wordt naar aanleiding van de nieuwe wetgeving vervangen door:

  • 1. Na het afleggen van een daartoe strekkende schriftelijke verklaring verkrijgt door een bevestiging als bedoeld in het derde lid het Nederlanderschap:

    • c. de minderjarige vreemdeling die door een Nederlander is erkend en die niet op grond van de artikelen 3 of 4 Nederlander is of is geworden, indien hij onmiddellijk voorafgaand aan de verklaring gedurende een onafgebroken periode van ten minste drie jaren verzorging en opvoeding heeft genoten van de Nederlander door wie hij is erkend;

  • 2. Bij het afleggen van de verklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap verklaart de meerderjarige vreemdeling en de minderjarige vreemdeling die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt tevens bereid te zijn bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen. Het besluit tot bevestiging wordt niet bekendgemaakt dan nadat de verklaring van verbondenheid daadwerkelijk is afgelegd.

  • 3. De autoriteit die de verklaring in ontvangst neemt, beoordeelt aan de hand van de haar overgelegde stukken de gronden waarop de verklaring berust. Indien aan de vereisten is voldaan, bevestigt zij schriftelijk de verkrijging van het Nederlanderschap.

  • 4. Zij weigert de bevestiging indien op grond van het gedrag van de persoon, die de verklaring betreft, ernstige vermoedens bestaan dat hij gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden of de veiligheid van het Koninkrijk, tenzij volkenrechtelijke verplichtingen zich daartegen verzetten.

  • 5. Zij beslist binnen dertien weken na de inontvangstneming van de verklaring; deze termijn kan éénmaal met ten hoogste dertien weken worden verlengd.

  • 6. Indien een persoon op wie de verklaring betrekking heeft, geen geslachtsnaam of voornaam heeft of indien de juiste spelling daarvan niet vaststaat, wordt deze in overleg met hem vastgesteld en in de bevestiging vermeld; zijn naam wordt daarin zonodig in de in het Koninkrijk gebruikelijke lettertekens overgebracht.

  • 7. Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder a en b, wordt geboorte aan boord van een in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba te boek gesteld zeeschip of luchtvaartuig gelijk gesteld met geboorte in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba.

  • 8. Het minderjarige niet-Nederlandse kind van de vader, moeder of adoptiefouder als bedoeld in artikel 11, achtste lid, die een verklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap aflegt, deelt in die verkrijging, indien het in de verklaring tot dat doel is vermeld en het, behoudens in de gevallen waarin de verklaring wordt afgelegd op grond van het eerste lid, onder c of d, sedert het tijdstip van het afleggen van de verklaring toelating en hoofdverblijf heeft in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba. Kinderen van een kind dat in de verkrijging deelt, delen onder dezelfde voorwaarden in die verkrijging. Een kind dat ten tijde van het afleggen van de bereidverklaring de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, deelt slechts in de verkrijging indien het daarmee uitdrukkelijk instemt, de in het tweede lid bedoelde bereidverklaring, alsmede de verklaring zelf aflegt en jegens hem geen vermoedens bestaan als in het vierde lid bedoeld. Het besluit tot bevestiging wordt niet bekend gemaakt dan nadat de verklaring van verbondenheid daadwerkelijk is afgelegd.

  • 9. Aan de vreemdeling die te eniger tijd het Nederlanderschap door optie heeft verkregen, staat van de in het eerste lid genoemde mogelijkheden tot herkrijging van het Nederlanderschap door optie alleen die bedoeld onder f., open.

Met de hierboven opgenomen wijzigingen in de wettekst, worden tevens de wetsartikelen bij de hierop volgende toelichting aangepast.

Artikel 6 toelichting

In de ‘Toelichting’ bij artikel 6 RWN, in de paragraaf 6-alg ‘Toelichting algemeen’ worden in de tweede alinea ‘Sinds de... artikel 7 RWN’ in de laatste volzin de woorden ‘artikel 6, tweede lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, derde lid, RWN’.

In de derde alinea ‘Minderjarige niet-Nederlandse...hun ouders.’ worden de woorden ‘artikel 6, zevende lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, achtste lid, RWN’.

In de vijfde alinea ‘In bepaalde...artikel 6, vijfde lid, RWN).’ worden in de eerste volzin ‘In bepaalde...vijfde lid, RWN).’ de woorden ‘artikel 6, vijfde lid, RWN’. vervangen door: ‘artikel 6, zesde lid, RWN’.

In de vierde volzin ‘Bij verkrijging...artikel 6, vijfde lid, RWN).’worden de woorden ‘artikel 6, vijfde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, zesde lid RWN’.

In de zesde alinea ‘Het bestuursorgaan... worden ingediend.’ Worden in de tweede volzin ‘Deze termijn...artikel 6, vierde lid, RWN).’ worden de woorden ‘artikel 6, vierde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, vijfde lid, RWN’.

In de zevende alinea ‘Als hoofdregel... onder b en c, RWN).’ worden in de tweede volzin ‘Zie hieronder...artikel 6, derde lid, RWN.’ de woorden ‘artikel 6, derde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, vierde lid, RWN’.

Artikel 6 lid 1 sub a

In de toelichting bij artikel 6, eerste lid aanhef en onder a worden in paragraaf 6-1-a ‘Toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a’ in de eerste alinea onder de wettekst in de eerste volzin ‘Een vreemdeling... als cumulatief’ de woorden ‘artikel 6, tweede lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, derde lid, RWN’.

Bij het tweede opsommingstreepje worden de woorden ‘artikel 6, zesde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, zevende lid, RWN’.

Bij het vijfde opsommingstreepje worden de woorden ‘artikel 6, achtste lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, negende lid, RWN’.

Bij het zesde opsommingstreepje worden de woorden ‘artikel 6, derde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, vierde lid, RWN’ en wordt na ‘;’ het woord ‘en’ verwijderd.

Bij het zevende opsommingstreepje wordt aan het einde van de zin ‘.’ vervangen door ‘;’ en wordt na ‘;’ het woord ‘én’ toegevoegd.

Een achtste opsommingstreepje wordt toegevoegd met daarachter de tekst: ‘hij zich bereid heeft verklaard bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen (zie toelichting bij artikel 6, tweede lid, RWN).’.

Artikel 6 lid 1 sub b

In de toelichting bij artikel 6, eerste lid aanhef en onder b, worden in paragraaf 6-1-b ‘Toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b’ in de eerste alinea onder de wettekst in de eerste volzin ‘Een vreemdeling... als cumulatief:’ de woorden ‘artikel 6, tweede lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, derde lid, RWN’.

Bij het eerste opsommingstreepje worden de woorden ‘artikel 6, zesde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, zevende lid, RWN’.

Bij het vijfde opsommingstreepje worden de woorden ‘artikel 6, achtste lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, negende lid, RWN’ en wordt na ‘;’ het woord ‘en’ verwijderd.

Bij het zesde opsommingstreepje wordt aan het einde van de zin ‘.’ vervangen door ‘;’ en wordt na ‘;’ het woord ‘en’ toegevoegd.

Een zevende opsommingstreepje wordt toegevoegd met daarachter de tekst: ‘hij, de meerderjarige dan wel de minderjarige vreemdeling die op het moment van afleggen van de optieverklaring de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, zich bereid heeft verklaard bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen (zie toelichting bij artikel 6, tweede lid, RWN).’.

In de derde alinea ‘Ingevolge artikel 6...veiligheid van het Koninkrijk’ worden de woorden ‘artikel 6, tweede lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, derde lid, RWN’.

Artikel 6 lid 1 sub c

In de toelichting bij artikel 6, eerste lid aanhef en onder c, worden in paragraaf 6-1-c ‘Toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c’ in de eerste alinea onder de wettekst in de eerste volzin ‘Een vreemdeling... als cumulatief:’ worden de woorden ‘artikel 6, tweede lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, derde lid, RWN’.

Bij het vierde opsommingstreepje worden de woorden ‘artikel 6, achtste lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, negende lid, RWN’ en wordt na ‘;’ het woord ‘en’ verwijderd.

Bij het zesde opsommingstreepje wordt aan het einde van de zin ‘.’ vervangen door ‘;’ en wordt na ‘;’ het woord ‘én’ toegevoegd.

Een zevende opsommingstreepje wordt toegevoegd met daarachter de tekst: ‘het minderjarige kind dat op het moment van het afleggen van de verklaring zestien jaar of ouder is, zich bereid heeft verklaard bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen (zie toelichting bij artikel 6, tweede lid, RWN).’.

In paragraaf 4 ‘Naamskeuze voor/door de optant’ worden in de vierde alinea ‘Behoeft de... worden gebracht’ de woorden ‘artikel 6, vijfde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, zesde lid, RWN’.

In de vijfde alinea ‘Heeft het...is gekozen’ worden de woorden ‘artikel 6, vijfde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, zesde lid, RWN’.

Artikel 6 lid 1 sub d

In de toelichting bij artikel 6, eerste lid, aanhef en onder d, worden in paragraaf 6-1-d ‘Toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder d’ onder de wettekst in voetnootstijl de volgende volzinnen ingevoegd: ‘In de laatste volzin van de wettekst is opgenomen dat ‘‘Op de minderjarige die ten tijde van het afleggen van de verklaring de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, is het derde lid (lees: vierde lid) van dit artikel niet van toepassing.”. Waar ‘derde lid van dit artikel’ staat, had moeten staan ‘vierde lid van dit artikel’ (de gronden voor het weigeren van de optiebevestiging) en dit moet derhalve ook zo gelezen en toegepast worden. In de huidige wet is dit onjuist geredigeerd en wordt door de wetgever bij de eerstkomende wetswijziging aangepast.’.

In de eerste alinea onder de wettekst worden in de eerste volzin ‘Een vreemdeling... als cumulatief:’ de woorden ‘artikel 6, tweede lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, derde lid, RWN’.

Bij het zevende opsommingstreepje worden de woorden ‘artikel 6, achtste lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, negende lid, RWN’.

Bij het achtste opsommingstreepje wordt na ‘;’ het woord ‘én’ verwijderd.

Bij het negende opsommingstreepje wordt aan het einde van de zin ‘.’ vervangen door ‘;’ en wordt na ‘;’ het woord ‘én’ toegevoegd.

Een tiende opsommingstreepje wordt toegevoegd met daarachter de tekst: ‘het minderjarige kind dat op het moment van het afleggen van de verklaring zestien jaar of ouder is, zich bereid heeft verklaard bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen (zie toelichting bij artikel 6, tweede lid, RWN).’.

In paragraaf 2.1 ‘Gezamenlijk gezag bij geboorte op grond van artikelen 1.253aa en1:253sa BW’ worden in voorbeeld 1 in de laatste zin ‘Als A...derde lid, RWN.’ de woorden ‘artikel 6, derde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, vierde lid, RWN’.

In voorbeeld 2 worden in de laatste zin ‘Als E...derde lid, RWN.’ de woorden ‘artikel 6, derde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, vierde lid, RWN’.

Artikel 6 lid 1 sub e

In de toelichting bij artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, worden in paragraaf 6-1-e ‘Toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e’ in de eerste alinea onder de wettekst in de eerste volzin ‘Een vreemdeling... als cumulatief:’ worden de woorden ‘artikel 6, tweede lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, derde lid, RWN’.

De tekst bij het eerste opsommingstreepje wordt verwijderd en vervangen door de volgende tekst: ‘- hij meerderjarig is. Hij moet dus tenminste achttien jaar zijn of voordien gehuwd zijn (geweest) (zie voor uitleg van het begrip ‘meerderjarige’ de toelichting bij artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, RWN). Onder huwelijk wordt hier mede verstaan een in Nederland geregistreerd partnerschap of buiten Nederland geregistreerd partnerschap als bedoeld in artikel 1, tweede lid, RWN;’.

Bij het tweede opsommingstreepje wordt na ‘;’ het woord ‘én’ verwijderd.

Bij het derde opsommingstreepje worden de woorden ‘artikel 6, achtste lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, negende lid, RWN’ en wordt na ‘;’ het woord ‘én’ verwijderd.

Bij het vierde opsommingstreepje worden de woorden ‘artikel 6, derde lid, RWN’ vervangen door ‘artikel 6, vierde lid, RWN’ en wordt aan het einde van de zin ‘.’ vervangen door ‘;’ en wordt na ‘;’ het woord ‘én’ toegevoegd.

Een vijfde opsommingstreepje wordt toegevoegd met daarachter de tekst: ‘hij zich bereid heeft verklaard bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen (zie toelichting bij artikel 6, tweede lid, RWN).’.

Artikel 6 lid 1 sub f

In de toelichting bij artikel 6, eerste lid, aanhef en onder f, worden in paragraaf 6-1-f ‘Toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder f’ in de eerste alinea onder de wettekst in de eerste volzin ‘Een vreemdeling... als cumulatief:’ de woorden ‘artikel 6, tweede lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, derde lid, RWN’.

Bij het eerste opsommingstreepje wordt na ‘;’ het woord ‘én’ verwijderd.

Bij het zesde opsommingstreepje wordt na ‘;’ het woord ‘en’ verwijderd.

Bij het zesde opsommingstreepje worden de woorden ‘artikel 6, derde lid, RWN’ vervangen door ‘artikel 6, vierde lid, RWN’ en wordt aan het einde van de zin ‘.’ vervangen door ‘;’ en wordt na ‘;’ het woord ‘én’ toegevoegd.

Een zevende opsommingstreepje wordt toegevoegd met daarachter de tekst: ‘hij zich bereid heeft verklaard bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen (zie toelichting bij artikel 6, tweede lid, RWN).’.

Artikel 6 lid 1 sub g

In de toelichting bij artikel 6, eerste lid, aanhef en onder g, worden in paragraaf 6-1-g ‘Toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder g’ in de eerste alinea onder de wettekst in de eerste volzin ‘Een vreemdeling... als cumulatief:’ de woorden ‘artikel 6, tweede lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, derde lid, RWN’.

Bij het eerste opsommingstreepje wordt na ‘;’ het woord ‘én’ verwijderd.

Bij het tweede opsommingstreepje wordt na ‘;’ het woord ‘én’ verwijderd.

Bij het derde opsommingstreepje worden de woorden ‘artikel 6, achtste lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, negende lid, RWN en wordt na ‘;’ het woord ‘én’ verwijderd.

Bij het vierde opsommingstreepje wordt na het woord ‘Koninkrijk’ de ‘.’ verwijderd, worden de woorden ‘artikel 6, derde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, vierde lid, RWN’ en wordt aan het einde van de zin een ‘;’ toegevoegd en daarachter het woord ‘én’.

Een vijfde opsommingstreepje wordt toegevoegd met daarachter de tekst: ‘hij zich bereid heeft verklaard bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen (zie toelichting bij artikel 6, tweede lid, RWN).’.

Artikel 6 lid 1 sub h

In de toelichting bij artikel 6, eerste lid, aanhef en onder h, worden in paragraaf 6-1-h ‘Toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder h’ in de eerste alinea onder de wettekst in de eerste volzin ‘Een vreemdeling... als cumulatief:’ de woorden ‘artikel 6, tweede lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, derde lid, RWN’.

Bij het eerste opsommingstreepje wordt na ‘;’ het woord ‘én’ verwijderd.

Bij het tweede opsommingstreepje wordt na ‘;’ het woord ‘én’ verwijderd.

Bij het derde opsommingstreepje worden de woorden ‘artikel 6, achtste lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, negende lid, RWN en wordt na ‘;’ het woord ‘én’ verwijderd.

Bij het vierde opsommingstreepje wordt na het woord ‘Koninkrijk’ de ‘.’ verwijderd, worden de woorden ‘artikel 6, derde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, vierde lid, RWN’ en wordt aan het einde van de zin een ‘;’ toegevoegd en daarachter het woord ‘én’.

Een vijfde opsommingstreepje wordt toegevoegd met daarachter de tekst: ‘hij zich bereid heeft verklaard bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen (zie toelichting bij artikel 6, tweede lid, RWN).’.

Artikel 6 lid 2

Ná paragraaf ‘Toelichting ad artikel 6, eerste lid, aanhef en onder h’ en vóór paragraaf ‘Toelichting ad artikel 6, tweede lid’ welke wordt vernummerd tot paragraaf ‘Toelichting ad artikel 6, derde lid’ wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd:

Toelichting ad artikel 6, tweede lid

Bij het afleggen van de verklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap verklaart de meerderjarige vreemdeling en de minderjarige vreemdeling die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt tevens bereid te zijn bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen. Het besluit tot bevestiging wordt niet bekendgemaakt dan nadat de verklaring van verbondenheid daadwerkelijk is afgelegd.

1. Algemeen

Met ingang van 1 maart 2009 is de verklaring van verbondenheid een nieuwe voorwaarde voor verkrijging van het Nederlanderschap door optie en een verplicht onderdeel van de naturalisatieceremonie. Niet alleen is het ondertekenen van de bereidverklaring bij het afleggen van de optieverklaring een vereiste voor het verkrijgen van het Nederlanderschap, maar ook het daadwerkelijk afleggen van de verklaring van verbondenheid is een nieuw vereiste. De eis een bereidverklaring te ondertekenen en op een later moment, in beginsel tijdens de naturalisatieceremonie, de verklaring van verbondenheid af te leggen, geldt alleen als de optieverklaring op of na 1 maart 2009 wordt afgelegd. (Het Nederlanderschap wordt niet verkregen indien de verklaring van verbondenheid niet wordt afgelegd1. Immers het besluit tot bevestiging wordt dan niet bekendgemaakt/uitgereikt (zie tevens paragraaf 2.2.4.1 in de toelichting bij artikel 6, derde lid, RWN).

2. Optanten die de bereidverklaring en de verklaring van verbondenheid moeten afleggen

De verplichting tot bereidverklaring en het afleggen van de verklaring van verbondenheid rust op de meerderjarige optant. Zij rust daarnaast ook op minderjarigen die op het tijdstip waarop de optieverklaring wordt afgelegd zestien jaar of ouder zijn, ongeacht of zij zelfstandig opteren dan wel verzocht is hen te laten delen in de verkrijging van het Nederlanderschap door een van hun ouders (zie tevens paragraaf 2.2.4.1. en 2.12.3 in de toelichting bij artikel 6, derde lid, RWN)

3. Ondertekenen bereidverklaring (model 1.36)

(zie paragraaf 2.2.4.1Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid)

Vanaf 1 maart 2009 moet zowel de meerderjarige optant als de minderjarige optant die op het tijdstip waarop de optieverklaring wordt afgelegd zestien jaar of ouder is, zich bij het afleggen van de optieverklaring bereid verklaren de verklaring van verbondenheid te zullen afleggen bij de bekendmaking van de optiebevestiging. Bij de minderjarige van zestien jaar of ouder, is het niet van belang of hij zelfstandig opteert dan wel is verzocht hem te laten delen in de verkrijging van het Nederlanderschap van één van de ouders.

Betrokkene verklaart bereid te zijn de verklaring van verbondenheid af te leggen, door het ondertekenen van de ‘Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid’ (model 1.36). De verklaring van verbondenheid legt hij vervolgens in principe in persoon op een naturalisatieceremonie mondeling af voordat de optiebevestiging aan hem wordt uitgereikt (zie tevens paragraaf 2.12.3 Afleggen verklaring van verbondenheid in de toelichting bij artikel 6, derde lid, RWN).

Van de verplichting van het ondertekenen van de bereidverklaring en het vervolgens afleggen van de verklaring van verbondenheid wordt alleen vrijstelling gegeven, indien het afleggen van de verklaring van verbondenheid redelijkerwijs niet gevraagd kan worden (zie daarvoor toelichting bij artikel 60a, vijfde lid en zesde lid, BVVN). Zie paragraaf 2.2.4.1 Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid in de toelichting bij artikel 6, derde lid, RWN voor de uitzonderingssituaties.

4. Afleggen verklaring van verbondenheid (zie tevens paragraaf 2.12.3 Afleggen verklaring van verbondenheid in de toelichting bij artikel 6, derde lid, RWN)

Uitgangspunt is dat de verklaring van verbondenheid mondeling en in persoon wordt afgelegd tijdens de naturalisatieceremonie waarbij de bevestiging tot verkrijging van het Nederlanderschap wordt uitgereikt. De verklaring van verbondenheid wordt in het Nederlands afgelegd.

Uitzonderingen (zie paragraaf 2.12.4.2 uitzondering (mondeling) afleggen verklaring van verbondenheid in de toelichting bij artikel 6, derde lid, RWN)

5. Niet uitreiken bij niet verschijnen of weigering afleggen verklaring van verbondenheid (artikel 60a, derde lid, BVVN en paragraaf 2.12.3 Afleggen verklaring van verbondenheid)

Wordt de toezegging een verklaring van verbondenheid af te leggen niet nagekomen en is geen ontheffing van het mondeling of schriftelijk afleggen verleend, dan zal de optiebevestiging niet worden uitgereikt en het Nederlanderschap niet worden verkregen. Immers, pas door de bekendmaking wordt iemand Nederlander.

Artikel 6 lid 3

In het vernummerde ‘Toelichting ad artikel 6, derde lid’ (voorheen Toelichting ad artikel 6, tweede lid) wordt in paragraaf 2 ‘Procedure’onder paragraaf 2.1 ‘Informatieverstrekking’ na de derde zin ‘Verder kan... over te leggen documenten.’ de volgende zin ingevoegd:

‘De burgemeester informeert de aspirant-optant over zijn verplichting om, als onderdeel van de verkrijging van het Nederlanderschap, een verklaring van verbondenheid af te leggen. De optant wordt erop attent gemaakt dat hij de verklaring van verbondenheid, in beginsel op een naturalisatieceremonie, zal moeten afleggen en dat de optiebevestiging niet eerder bekend wordt gemaakt, dan nadat de verklaring van verbondenheid daadwerkelijk is afgelegd.

In het vernummerde ‘Toelichting ad artikel 6, derde lid’(voorheen Toelichting ad artikel 6, tweede lid) worden in paragraaf 2 ‘Procedure’ onder paragraaf 2.2.2 ‘Uitsluitend schriftelijk optieverklaring afleggen’ in de tweede zin de woorden ‘artikel 6, zevende lid, RWN’ vervangend door: ‘artikel 6, achtste lid, RWN’.

In het vernummerde ‘Toelichting ad artikel 6, derde lid’ (voorheen Toelichting ad artikel 6, tweede lid) worden in paragraaf 2.2.4 ‘Af te leggen verklaringen’ de paragrafen 2.2.4.1 en 2.2.4.2 vernummerd tot respectievelijk 2.2.4.2 en 2.2.4.3.

De volgende nieuwe paragraaf wordt toegevoegd:

‘2.2.4.1 Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid (model 1.36)

Algemeen

Met ingang van 1 maart 2009 verklaart betrokkene bij het afleggen van de optieverklaring dat hij bereid is een verklaring van verbondenheid af te leggen. Deze verklaring van verbondenheid legt hij vervolgens af, in beginsel op een naturalisatieceremonie, voordat de optiebevestiging aan hem wordt uitgereikt. De eis een bereidverklaring te ondertekenen en vervolgens de verklaring van verbondenheid af te leggen, geldt alleen voor de optieverklaringen die op of ná 1 maart 2009 worden afgelegd. De bereidheid van de optant tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid wordt met het formulier ‘Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid’ (model 1.36) vastgelegd op het moment dat de optieverklaring wordt ingediend.

Doel verklaring van verbondenheid

De verklaring van verbondenheid drukt de verbondenheid met de Nederlandse samenleving uit. Dit wordt uitgedrukt in het respect voor de rechtsorde en in de belofte de plichten te vervullen die uit het Nederlanderschap voorvloeien.

Tekst van de verklaring van verbondenheid: twee varianten voor de bevestiging

De burgemeester informeert de optant dat van de verklaring van verbondenheid twee varianten bestaan. Is de optant religieus, dan kan hij de verklaring van verbondenheid bevestigen met ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’. Anders kiest hij voor ‘Dat verklaar en beloof ik’. De burgemeester legt aan de optant uit dat de keuze voor de bevestiging aan de optant is.

Wanneer de optant ervoor kiest om de verklaring van verbondenheid te bevestigen met de eerste mogelijkheid, dan bevat de verklaring van verbondenheid de volgende tekst: ‘Ik zweer dat ik de grondwettelijke orde van het Koninkrijk der Nederlanden, haar vrijheden en rechten respecteer en zweer de plichten die het staatsburgerschap met zich meebrengt getrouw te vervullen.’ en eindigt met de volgende bevestiging : ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’.

Wanneer de optant ervoor kiest de verklaring van verbondenheid uit te spreken met de tweede mogelijkheid, dan bevat de verklaring van verbondenheid de volgende tekst: ‘Ik verklaar dat ik de grondwettelijke orde van het Koninkrijk der Nederlanden, haar vrijheden en rechten respecteer en beloof de plichten die het staatsburgerschap met zich meebrengt getrouw te vervullen.’ en eindigt met de volgende bevestiging : ‘Dat verklaar en beloof ik’.

De burgemeester informeert de optant vervolgens dat hij de verklaring van verbondenheid, in beginsel op een naturalisatieceremonie, moet afleggen voordat de optiebevestiging aan hem bekend kan worden gemaakt.

Het invullen van de bereidverklaring: model 1.36

De optant geeft, na het invullen van zijn (persoons)gegevens, op de bereidverklaring aan of hij wel of niet bereid is om de verklaring van verbondenheid af te leggen door het aankruisen van één van de bolletjes.Vervolgens dateert en ondertekent de verzoeker de bereidverklaring.

De burgemeester kan bij de optant reeds informeren op welke wijze hij de bevestiging wenst uit te spreken (‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ of ‘Dat verklaar en beloof ik’). De burgemeester kan deze voorkeur vervolgens optioneel aangeven onderaan de bereidverklaring. De bereidverklaring maakt onderdeel uit van het optiedossier van de gemeente.

Optanten die de bereidverklaring moeten invullen en ondertekenen

De verplichting tot bereidverklaring en het afleggen van de verklaring van verbondenheid rust op de meerderjarige optant. Zij rust daarnaast ook op minderjarigen die op het tijdstip waarop de optieverklaring wordt afgelegd, zestien jaar of ouder zijn. Daarbij is niet van belang of de minderjarige optant zelfstandig opteert of dat verzocht is om de minderjarige te laten delen in de verkrijging van het Nederlanderschap door een van zijn ouders. Het invullen en ondertekenen van de bereidverklaring door de medeoptant mag eventueel ook kort na het afleggen van de optieverklaring door de ouder plaatsvinden. Echter, het optiedossier dient op het moment van beslissing wel compleet te zijn.

Schema wel/niet verplicht bereidverklaring en verklaring van verbondenheid

(artikel 6 lid 2 en artikel 6 lid 8)

 

Zelfstandig

Zelfstandig

Zelfstandig

Medeoptie

Medeoptie

 

< 16 *

16 en17*

18 en ouder*

< 16*

16 en 17*

 

Art. 6 lid 1b

Art. 6 lid 1b

Art. 6 lid 1a

Art. 6 lid 8

Art. 6 lid 8

 

Art. 6 lid 1c

Art. 6 lid 1c

Art. 6 lid 1b

Art. 26 lid 3

Art. 26 lid 3

 

Art. 6 lid 1d

Art. 6 lid 1d

Art. 6 lid 1e

Art. 28 lid 3

Art. 28 lid 3

   

Art. 6 lid 1f

  
   

Art. 6 lid 1g

  
   

Art. 6 lid 1h

  
   

Art. 26

  
   

Art.28

  

Ondertekenen bereidverklaring

Nee

Ja

Ja

Nee

Ja**

Afleggen verklaring van verbondenheid

Nee

Ja

Ja

Nee

Ja**

* Het betreft hier de leeftijd op het tijdstip waarop de optieverklaring wordt afgelegd.

** Het ondertekenen van de bereidverklaring en afleggen van de verklaring van verbondenheid is niet van toepassing op de zestien- of zeventienjarige die opteert op grond van de overgangsregeling gegeven in artikel II, eerste lid, onder a, b of c van Stb. 2008, 270 en op zijn kind dat in die optie deelt.

Optanten die niet de bereidverklaring hoeven in te vullen en ondertekenen, omdat zij geen verklaring van verbondenheid hoeven af te leggen.

De verplichting om de bereidverklaring in te vullen en te ondertekenen geldt niet voor de optant als bedoeld in het eerste lid van artikel II van Stb. 2008, 270 (in het tweede lid van die bepaling is immers ten aanzien van een dergelijke optie het tweede lid van artikel 6 RWN niet van toepassing verklaard) en ook niet voor zijn minderjarige kinderen die in de verkrijging van het Nederlanderschap delen (dit laatste volgt eveneens uit het tweede lid van voormeld artikel II).

Uitzondering ondertekenen bereidverklaring

Het ondertekenen van de bereidverklaring (model 1.36), is net als het daadwerkelijk afleggen van de verklaring van verbondenheid een voorwaarde voor verkrijging van het Nederlanderschap. Van deze verplichting wordt alleen vrijstelling gegeven, indien het afleggen van de verklaring van verbondenheid redelijkerwijs niet gevraagd kan worden.2 Er zijn omstandigheden denkbaar waarin het voor de optant niet mogelijk is de bereidverklaring in te vullen en te ondertekenen.

– Optant is bereid de verklaring van verbondenheid af te leggen; maar kan model 1.36 niet zelf invullen.

Indien een optant bij het afleggen van de optieverklaring wel bereid is om de verklaring van verbondenheid af te leggen, maar is hij vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat de bereidverklaring in te vullen en te ondertekenen, dan geldt het volgende. De burgemeester tekent de bereidheid van de verzoeker aan op de bereidverklaring, maar de bereidverklaring wordt vervolgens niet ondertekend, immers de verzoeker is hiertoe niet in staat. De overige formulieren kunnen in voorkomende gevallen ingevuld worden door bijvoorbeeld een gemachtigde of curator.

– Bij afleggen optieverklaring is duidelijk dat de optant niet in staat zal zijn de verklaring van verbondenheid mondeling af te leggen

Ook is het mogelijk dat de optant vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is om de bereidverklaring in te vullen en te ondertekenen en vervolgens ook niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen. Hierbij kan gedacht worden aan personen die niet in staat zijn hun wil te bepalen of deze niet kunnen uiten of aan personen aan wie het, door de burgemeester, is toegestaan zich bij het afleggen van de optieverklaring te laten vertegenwoordigen door een gemachtigde3. Indien bij het (door een gemachtigde) afleggen van de optieverklaring reeds aanstonds duidelijk is dat de optant vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen4, wordt de bereidverklaring niet ingevuld en wordt er vervolgens geen verklaring van verbondenheid afgelegd. Er moet echter wel ten minste één bewijsstuk(ken)5 van de onmogelijkheid tot het invullen van de bereidverklaring en het afleggen van de verklaring van verbondenheid worden overgelegd door bijvoorbeeld een gemachtigde. De beoordeling of sprake is van een fysieke of psychische onmogelijkheid ligt bij de burgemeester6.

Niet mondeling afleggen verklaring van verbondenheid

In de regel legt degene aan wie de optiebevestiging wordt uitgereikt de verklaring van verbondenheid mondeling af7. Echter, indien van de optant redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij de verklaring van verbondenheid mondeling aflegt, kan de burgemeester bepalen dat de optant de verklaring van verbondenheid schriftelijk aflegt8. Indien bij het afleggen van de optieverklaring reeds door de burgemeester geconstateerd is dat van een optant redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij de verklaring van verbondenheid mondeling aflegt, wordt hiervan door de burgemeester een aantekening gemaakt in het optiedossier. Deze informatie kan vervolgens bij het toezenden van de uitnodigingbrief voor de naturalisatieceremonie gebruikt worden door bijvoorbeeld alvast de schriftelijke verklaring van verbondenheid toe te sturen.

Weigering burgemeester om verklaring van verbondenheid niet mondeling te hoeven afleggen

Indien de burgemeester een verzoek om de verklaring van verbondenheid schriftelijk te mogen afleggen (gemotiveerd) weigert, is dit een beslissing in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waartegen de optant binnen 6 weken bezwaar kan indienen bij de burgemeester. Vervolgens staat beroep bij de bestuursrechter open.

Gevolg van weigering ondertekenen bereidverklaring (model 1.36)

Indien de optant weigert de bereidverklaring te ondertekenen of op de bereidverklaring aangeeft dat hij niet bereid is de verklaring van verbondenheid af te leggen, attendeert de burgemeester de optant erop dat hij vanwege zijn weigering het Nederlanderschap niet zal verkrijgen. De burgemeester zal de optant ontraden om een optieverklaring af te leggen. De verkrijging van het Nederlanderschap door optie zal worden geweigerd (zie paragraaf 2.8 Weigering bevestiging).’

In het vernummerde ‘Toelichting ad artikel 6, derde lid’ (voorheen Toelichting ad artikel 6, tweede lid) worden in de vernummerde paragraaf 2.2.4.3 ‘Af te leggen verklaringen’ (voorheen paragraaf 2.2.4.2) in de laatste zin ‘(zie verder... onder a, RWN.)’ van de eerste alinea de woorden ‘artikel 6, derde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, vierde lid, RWN’.

In het vernummerde ‘Toelichting ad artikel 6, derde lid’ (voorheen Toelichting ad artikel 6, tweede lid) worden in paragraaf 2.3.2 ‘Ontvangstbevestiging’ van paragraaf 2.3 ‘Inontvangstneming optieverklaring’ in de vierde zin de woorden ‘artikel 6, vierde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, vijfde lid, RWN’.

In het vernummerde ‘Toelichting ad artikel 6, derde lid’ (voorheen Toelichting ad artikel 6, tweede lid) worden in paragraaf 2.4.2 ‘Beoordeling of aan de (overige) voorwaarden wordt voldaan’ de paragrafen 2.4.2.1, 2.4.2.2, 2.4.2.3 en 2.4.2.4 vernummerd tot respectievelijk 2.4.2.2, 2.4.2.3, 2.4.2.4 en 2.4.2.5.

De volgende nieuwe paragraaf wordt toegevoegd:

‘2.4.2.1 Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid (bij optieverklaringen afgelegd op of ná 1 maart 2009)

De burgemeester controleert bij optieverklaringen die op of ná 1 maart 2009 zijn ingediend of iedere persoon die in de optieverklaring is genoemd en die hiertoe wettelijk verplicht is, zich bereid heeft verklaard bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen (zie paragraaf 2.2.4.1 en toelichting bij artikel 6, tweede lid, RWN). Alleen als het afleggen ervan redelijkerwijs niet gevraagd kan worden, zoals aan optanten die niet in staat zijn hun wil te bepalen of deze niet kunnen uiten of aan optanten aan wie het, door de burgemeester, is toegestaan zich bij het afleggen van de optieverklaring te laten vertegenwoordigen door een gemachtigde, hoeft de bereidverklaring niet ondertekend te zijn. Indien de optant zich op de naturalisatieceremonie laat vertegenwoordigen door een gemachtigde, moet de verklaring van verbondenheid schriftelijk getekend door de optant, worden aangeleverd door de gemachtigde op de ceremonie.

Indien een aspirant-optant, ten aanzien van wie door de burgemeester is bepaald dat niet kan worden afgezien van invulling en ondertekening van de bereidverklaring, die verklaring (model 1.36) niet heeft ingevuld en ondertekend of indien een aspirant-optant heeft verklaart niet bereid te zijn om de verklaring van verbondenheid af te leggen en betrokkene desondanks toch in zijn optie persisteert, weigert de burgemeester de verkrijging van het Nederlanderschap te bevestigen (zie paragraaf 2.8 Weigering bevestiging).’.

In vernummerde paragraaf 2.4.2.3 ‘Geen gevaar voor de openbare orde, etc.’ (voorheen 2.4.2.2) worden in de tweede alinea in de laatste zin ‘(zie de... onder a, RWN).’ de woorden ‘artikel 6, derde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, vierde lid, RWN’.

In paragraaf 2.4.2.4 ‘Naamsvaststelling en naamskeuze bij optie’ (voorheen 2.4.2.4) worden in de eerste zin de woorden ‘artikel 6, vijfde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, zesde lid, RWN’.

In paragraaf 2.5 ‘Bevestiging’ wordt aan de vijfde zin ‘De bevestiging...een ceremonie.’ de volgende zinsnede toegevoegd: ‘, nadat de verklaring van verbondenheid daadwerkelijk is afgelegd’.

In paragraaf 2.6 ‘Administratieve verwerking van de bevestiging’ wordt in de eerste zin na ‘optieverklaring,’ de volgende zinsnede toegevoegd: ‘de bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid,’.

Onder paragraaf 2.9.2 ‘Afhandelen van de beslissing’ wordt in paragraaf 2.9.2.2 ‘Bezwaarschrift tegen weigering medeverkrijging Nederlanderschap door kind gegrond’ de zesde zin ‘De bevestiging... post verzonden.’ vervangen door de volgende zinnen:

‘De optiebevestiging wordt, indien de minderjarige medeoptant verplicht is de verklaring van verbondenheid af te leggen, na het afleggen van die verklaring in beginsel op een naturalisatieceremonie door middel van uitreiking aan de wettelijk vertegenwoordiger van het kind en aan de ouder die heeft verzocht om medeverkrijging (indien die ouder niet tevens wettelijk vertegenwoordiger is ) bekendgemaakt. Is de minderjarige niet wettelijk verplicht tot afleggen van de verklaring van verbondenheid dan wordt de bevestiging onverwijld aan de wettelijk vertegenwoordiger van het kind en aan de ouder die heeft verzocht om medeverkrijging (indien die ouder niet tevens wettelijk vertegenwoordiger is) uitgereikt of per aangetekende post verzonden.’

Van paragraaf 2.12 ‘Naturalisatieceremonie’ wordt de tekst van de eerste alinea ‘Vanaf 1 januari 2006...de dagtekening.’ vervangen door de volgende tekst:

‘Vanaf 1 januari 2006 is de burgemeester verplicht de persoon aan wie het Nederlanderschap is verleend uit te nodigen voor een ceremonie waarin de verkrijging van het Nederlanderschap wordt gevierd. Op 1 oktober 2006 is hieraan een belangrijke wijziging toegevoegd. Vanaf die datum treedt de optiebevestiging pas in werking door uitreiking daarvan aan de betrokkene, in de regel op een naturalisatieceremonie. Met ingang van 1 maart 2009 is voor het verkrijgen van het Nederlanderschap nog een vereiste ingevoerd, namelijk het afleggen van de verklaring van verbondenheid. Uitgangspunt bij de verklaring van verbondenheid is dat deze in persoon en mondeling wordt afgelegd tijdens de naturalisatieceremonie. De optiebevestiging wordt aan de betrokkene bekendgemaakt door uitreiking en pas dan treedt het besluit tot verkrijging van het Nederlanderschap in werking. Vanaf 1 maart 2009 zijn ook de (mede)optanten, die op het tijdstip van afleggen van de optieverklaring, zestien jaar of ouder waren, verplicht op een naturalisatieceremonie te verschijnen9. Vanaf 1 maart 2009 moet de minderjarige medeoptant, die zestien jaar of ouder was op het tijdstip van het afleggen van de optieverklaring, verplicht op een naturalisatieceremonie verschijnen om aldaar de verklaring van verbondenheid af te leggen. Het besluit tot bevestiging van de optieverklaring werkt terug tot de dag van de dagtekening door de burgemeester (zie ook onder ‘algemeen’ van paragraaf 2.12.2).’

In paragraaf 2.12 wordt na de alinea ‘Optiebevestigingen van vóór 1 oktober 2006’ de volgende nieuwe alinea toegevoegd:’

‘Optieverklaringen van vóór 1 maart 2009

De eis tot afleggen van de verklaring van verbondenheid geldt alleen voor optieverklaringen die worden afgelegd op of na 1 maart 2009. Vanaf 1 maart 2009 moeten de meeste optanten bij het afleggen van de optieverklaring ook een bereidverklaring tekenen. Deze optanten moeten bij de naturalisatieceremonie de verklaring van verbondenheid afleggen. Daarom wordt vanaf 1 maart 2009 onderscheid gemaakt tussen de optant die alleen verplicht is te verschijnen op een naturalisatieceremonie en de optant die bovendien een verklaring van verbondenheid moet afleggen. De burgemeester kan ervoor kiezen beide groepen op een aparte naturalisatieceremonie uit te nodigen of kan de groep die daartoe niet verplicht is, vragen de verklaring van verbondenheid vrijwillig af te leggen. De ceremonie-uitvoerende instanties hebben hierin vrijheid om naar eigen behoefte vorm te geven aan de invulling hiervan. Voorop staat wel dat degene die niet een wettelijke plicht heeft de verklaring van verbondenheid af te leggen, daartoe niet gedwongen kan worden.’

In paragraaf 2.12.2 ‘De uitreiking/naturalisatieceremonie’ wordt onder ‘Algemeen’ aan het einde van de eerste zin ‘De optiebevestiging... ceremoniële bijeenkomst.’ de volgende zinsnede toegevoegd: ‘, nadat de verklaring van verbondenheid daadwerkelijk is afgelegd’.

Aan het einde van de derde zin ‘Onder zeer...de betrokkene.’ wordt de volgende zinsnede toegevoegd: ‘in voorkomende gevallen nadat de verklaring van verbondenheid, al dan niet schriftelijk, daadwerkelijk is afgelegd’.

In paragraaf 2.12.2 ‘De uitreiking/naturalisatieceremonie’ wordt onder ‘Algemeen’ de tweede alinea ‘De terugwerkende... van dagtekening.’ verwijderd.

In paragraaf 2.12.2 ‘De uitreiking/naturalisatieceremonie’ vervalt onder‘Algemeen’ de tekst van de huidige derde alinea: ‘Is een...beroep open.’. Daarvoor komt in de plaats de volgende tekst: ‘

Vervaltermijn van één jaar

Is een jaar na de dag van ondertekening van de optiebevestiging verstreken zonder dat de optant (op een naturalisatieceremonie) is verschenen en derhalve de bevestiging niet aan hem is bekendgemaakt, dan vervalt de optiebevestiging (artikel 60a, elfde lid, BVVN). De vervaltermijn van één jaar is opgeschort indien sprake is van bezwaar- en beroep tegen het besluit inzake de wijze van bekendmaking van de optiebevestiging en/of de wijze van aflegging van de verklaring van verbondenheid. Om te voorkomen dat het besluit zou vervallen is bepaald dat de termijn van één jaar door het instellen van bezwaar of beroep wordt opgeschort totdat op het bezwaar dan wel het beroep onherroepelijk is beslist. De vervaltermijn van één jaar wordt stopgezet op het moment dat de burgemeester of de rechtbank het bezwaar- dan wel beroepschrift heeft ontvangen en gaat weer lopen op het moment dat de beslissing van de burgemeester of de rechtbank onherroepelijk is geworden en er dus geen rechtsmiddelen meer open staan. De termijn loopt dus na de beslissing in bezwaar of beroep verder en vangt niet opnieuw aan. Onder beroep wordt mede hoger beroep begrepen (artikel 60a, elfde lid, BVVN).

Dit kan bijvoorbeeld spelen indien betrokkene heeft verzocht om de verklaring van verbondenheid schriftelijk te mogen afleggen en dit door de burgemeester geweigerd is. Dit kan ook voorkomen indien betrokkene een beroep op zwaarwegende redenen heeft gedaan om niet op de naturalisatieceremonie te verschijnen en dit door de burgemeester is afgewezen.

De optant die niet is verschenen en wiens besluit tot bevestiging is vervallen, kan enkel een nieuwe optieverklaring afleggen om zo alsnog Nederlander te worden. Tegen het vervallen van de bevestiging, als gevolg van het verstrijken van de vervaltermijn van één jaar na de dagtekening van de bevestiging staat geen bezwaar of beroep open. Het betreft immers verval van rechtswege.

In de alinea ‘De personen aan wie het besluit wordt uitgereikt’ van paragraaf 2.12.2 wordt de eerste zin ‘De burgemeester... ouder was.’ vervangen door de volgende zin: ‘De burgemeester reikt het besluit tot bevestiging van de optieverklaring, na het afleggen van de verklaring van verbondenheid, uit aan de optant die ten tijde van het indienen van de optieverklaring zestien jaar of ouder was.’

Na paragraaf 2.12.2 ‘De uitreiking/naturalisatieceremonie’ en voor de huidige paragraaf 2.12.3 ‘Zwaarwegende redenen’ wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd:

‘2.12.3 Afleggen verklaring van verbondenheid

Algemeen

Voor optanten die op of na 1 maart 2009 een optieverklaring afleggen, bevat de naturalisatieceremonie na die datum een onderdeel waarin zij de verklaring van verbondenheid afleggen. De verklaring van verbondenheid en het afleggen ervan is de onderstreping van het moment van de verkrijging van de nieuwe nationaliteit; het Nederlanderschap. Het is het moment dat nieuwe rechten en plichten meebrengt, welke men kenbaar aanvaart. Met het afleggen van de verklaring van verbondenheid verklaart de burger dat hij zich bewust is van de betekenis van aanvaarding en verkrijging van de nieuwe nationaliteit. De verklaring van verbondenheid wordt altijd in het Nederlands afgelegd. De verklaring van verbondenheid en de twee varianten voor de bevestiging zijn wettelijk bepaald in artikel 23 RWN. Daarmee staat de uit te spreken tekst wettelijk vast. Er kan geen sprake zijn van het uitspreken van een vertaling van de tekst.

Hoofdregel: mondeling afleggen in persoon

De verklaring van verbondenheid wordt in persoon, in beginsel op een naturalisatieceremonie, doorgaans mondeling en (altijd) in het Nederlands afgelegd voordat de optiebevestiging wordt uitgereikt. De burgemeester bepaalt op welke wijze het afleggen van de verklaring van verbondenheid op de naturalisatieceremonie nader wordt ingevuld10. Het is derhalve aan de burgemeester overgelaten te bepalen of de verklaring van verbondenheid geheel of gedeeltelijk collectief of individueel wordt afgelegd. Ook andere organisatorische zaken, zoals wel of niet onderscheid maken tussen een groep die de verklaring bevestigt met ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ en een groep die de verklaring aflegt met ‘Dat verklaar en beloof ik’, is aan de burgemeester ter nadere invulling overgelaten.

De bevestiging ter fine van de verklaring van verbondenheid

De verklaring van verbondenheid wordt besloten met het uitspreken van de bevestiging ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ òf ‘Dat verklaar en beloof ik’. De keuze is aan de optant. De tekst van de bevestiging staat wettelijk vast en van deze tekst kan niet worden afgeweken.

Uitreikende autoriteit maakt aantekening

De burgemeester houdt bij of een verklaring van verbondenheid is afgelegd en de wijze waarop dit is gebeurd. Het feit van aflegging tekent de burgemeester aan op het afschrift van de optieverklaring dat aan de IND ter opname in het nationaliteitenregister wordt verzonden (zie tevens paragraaf 2.12.5 Procedurele aspecten na de terugmelding). Dit geldt alleen voor optieverklaringen die zijn afgelegd op of ná 1 maart 2009.

Optanten die de verklaring van verbondenheid moeten afleggen (zie toelichting bij artikel 6, tweede lid, RWN en het schema opgenomen in paragraaf 2.2.4.1)

Niet verschijnen op een naturalisatieceremonie

– Hoofdoptant verschijnt niet

Omdat de optiebevestiging zowel de optant als de minderjarigen die met hem het Nederlanderschap verkrijgen betreft, kan de bevestiging niet worden uitgereikt indien één van de opgeroepen personen die de verklaring van verbondenheid moet afleggen niet verschijnt. De uitreiking van de optiebevestiging wordt in dat geval aangehouden11. Alle betrokkenen worden opnieuw uitgenodigd voor een volgende naturalisatieceremonie en bij die naturalisatieceremonie kunnen de in de optiebevestiging genoemde personen alsnog de verklaring van verbondenheid afleggen12. Zo nodig wordt de uitnodiging nog eenmaal, dit maal bij aangetekende brief, herhaald (artikel 60a, tiende lid, BVVN). Indien de (hoofd)optant na herhaalde oproepen niet op een naturalisatieceremonie is verschenen (en dus niet de verklaring van verbondenheid heeft afgelegd), vervalt de optiebevestiging een jaar na dagtekening ervan13.

– Hoofdoptant verschijnt wel, medeoptant van 16 of 17 jaar verschijnt niet

Hetzelfde geldt wanneer een medeoptant van zestien of zeventien jaar, die wettelijk verplicht is de verklaring van verbondenheid af te leggen, niet op de naturalisatieceremonie is verschenen om daar de verklaring van verbondenheid af te leggen. Ook in dit geval wordt de uitreiking aangehouden14. Indien de medeoptant binnen één jaar na ondertekening van de optiebevestiging nog altijd niet op een naturalisatieceremonie is verschenen (en dus niet de verklaring van verbondenheid heeft afgelegd) vervalt de optiebevestiging een jaar na dagtekening ervan15. Dit geldt ook voor alle andere in de optiebevestiging genoemde personen.

Weigering afleggen verklaring van verbondenheid

Indien de optant bij het afleggen van de optieverklaring zich wel bereid heeft verklaard (model 1.36) de verklaring van verbondenheid af te leggen, maar hij komt deze toezegging niet na en door de burgemeester is geen vrijstelling van het afleggen van deze verklaring gegeven, dan zal de optiebevestiging niet worden uitgereikt en het Nederlanderschap niet worden verkregen.

Het niet uitreiken is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Bezwaar of beroep staat dan ook niet open. De verklaring van verbondenheid is immers een wettelijke voorwaarde voor de uitreiking van het besluit en om Nederlander te kunnen worden door optie.

Indien de minderjarige medeoptant van zestien of zeventien jaar, die wettelijk verplicht is de verklaring van verbondenheid af te leggen weigert om de verklaring van verbondenheid af te leggen, dan wordt de uitreiking voor alle in het besluit genoemde personen aangehouden16. Na herhaalde oproepen wordt de optiebevestiging vervolgens aan deze omstandigheid aangepast en zo gewijzigd dat de betreffende medeoptant niet meer in het bevestigingsbesluit wordt genoemd. Tijdens de eerstvolgende ceremonie wordt de aangepaste optiebevestiging uitgereikt aan de hoofdoptant en eventuele andere medeoptanten. De wijziging van het bevestigingsbesluit moet plaatsvinden vóór de vervaldatum van een jaar na ondertekening van de optiebevestiging (Zie toelichting bij artikel 60a, derde lid, BVVN, stb. 2007, 15).

Paragrafen 2.12.3 en 2.12.4 worden respectievelijk vernummerd tot 2.12.4 en 2.12.5.

De titel van nieuwe paragraaf 2.12.4 ‘Zwaarwegende redenen’ wordt vervangen door de paragraaftitel: ‘Zwaarwegende redenen en niet (mondeling) afleggen verklaring van verbondenheid’.

In paragraaf 2.12.4 ‘Zwaarwegende redenen en niet (mondeling) afleggen verklaring van verbondenheid’ wordt onder de paragraaftitel 2.12.4 ‘Zwaarwegende redenen en niet (mondeling) afleggen verklaring van verbondenheid’ een nieuwe paragraaftitel ingevoerd waaronder de huidige tekst komt te staan:

‘Paragraaf 2.12.4.1 ‘Zwaarwegende redenen om niet op een naturalisatieceremonie te verschijnen’.

In de tweede alinea onder ‘Procedure’ van paragraaf 2.12.4 ‘Zwaarwegende redenen om niet op een naturalisatieceremonie te verschijnen’ wordt de vierde volzin ‘Ingeval dit...de bevestiging.’ vervangen door de volgende volzin: ‘Ingeval dit laatste niet mogelijk is, kan de burgemeester het besluit na het al dan niet schriftelijk afleggen van de verklaring van verbondenheid op een andere wijze bekendmaken, bijvoorbeeld door uitreiking in persoon buiten de reguliere naturalisatieceremonie om of door toezending per post van de optiebevestiging.17

Aan het einde van de tekst van de huidige paragraaf 2.12.4 ‘Zwaarwegende redenen’ en vóór paragraaf 2.12.5 ‘Procedurele aspecten na uitreiking’ wordt de volgende nieuwe paragraaf ingevoegd:

‘Paragraaf 2.12.4.2 ‘Mondeling afleggen verklaring van verbondenheid en uitzonderingen’

Hoofdregel: mondeling afleggen in persoon

Uitgangspunt is dat de verklaring van verbondenheid persoonlijk wordt afgelegd tijdens een naturalisatieceremonie waarbij de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap wordt uitgereikt. De verklaring van verbondenheid wordt in het Nederlands en doorgaans mondeling afgelegd18. Van de verplichting tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid wordt alleen vrijstelling gegeven indien het afleggen ervan redelijkerwijs niet gevraagd kan worden. Het mondeling of schriftelijk afleggen van de verklaring van verbondenheid kan niet worden overgelaten aan een gemachtigde gezien het persoonlijke karakter van de verklaring.

Uitzondering I op de hoofdregel: Niet mondeling afleggen van de verklaring van verbondenheid, maar schriftelijk

Voor een enkele optant zal een uitzondering gemaakt moeten worden. Indien van de optant door omstandigheden redelijkerwijs niet verlangd kan worden dat hij de verklaring van verbondenheid mondeling uitspreekt tegenover de bevoegde autoriteit, wordt een schriftelijke verklaring van verbondenheid ondertekend. Voor het schriftelijk afleggen van de verklaring van verbondenheid zijn twee modellen ontwikkeld. In model 4.1 is de verklaring van verbondenheid opgenomen die besluit met de bevestiging ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ en in model 4.2 de verklaring van verbondenheid opgenomen die besluit met ‘Dat verklaar en beloof ik’. De optant dient (volgens de dáár geldende regels) bij het afleggen van de optieverklaring wel de bereidverklaring in te vullen en te ondertekenen. De beoordeling of sprake is van de hier bedoelde omstandigheden, ligt bij de burgemeester19 en wordt gestaafd door ten minste één door of namens de optant overgelegde bewijsstuk(ken).

De verklaring van verbondenheid wordt tevens schriftelijk afgelegd indien een persoon, vanwege zwaarwegende redenen, niet op een naturalisatieceremonie kan verschijnen, maar hij wel in staat is de verklaring van verbondenheid schriftelijk af te leggen. De gemachtigde die wél op de ceremonie verschijnt om namens de optant de optiebevestiging in ontvangst te nemen, overhandigt de burgemeester de schriftelijke verklaring van verbondenheid. Voor de beoordeling of sprake is van zwaarwegende redenen zie paragraaf 2.12.4.1.

In bovenstaande gevallen kan na het overhandigen aan de burgemeester van de ondertekende schriftelijk afgelegde verklaring van verbondenheid, tot uitreiking van de optiebevestiging worden overgegaan, al dan niet aan een gemachtigde of op aangepaste wijze, hierbij valt te denken aan een uitreiking buiten de naturalisatieceremonie om of aan toezending van de optiebevestiging aan de optant.

Uitzondering II op de hoofdregel: Niet afleggen van de verklaring van verbondenheid

Er zijn omstandigheden denkbaar waarbij de optant in het geheel niet in staat is om de verklaring van verbondenheid af te leggen. Is de optant vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat in persoon de verklaring van verbondenheid mondeling of schriftelijk af te leggen, dan wordt de verklaring van verbondenheid niet afgelegd. Het zal hier zeer uitzonderlijke gevallen betreffen. Indien de optant vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen, wordt de optiebevestiging bekendgemaakt zonder dat de verklaring van verbondenheid is afgelegd20.

In voorkomende gevallen heeft de burgemeester (meestal) reeds bij het (door een gemachtigde) afleggen van de optieverklaring beoordeeld dat de optant vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen21. De beoordeling door de burgemeester van de onmogelijkheid tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid vindt plaats op grond van ten minste één door of namens de optant overgelegde bewijsstuk(ken)22. De burgemeester heeft dan ook in gevallen als hier bedoeld bij het afleggen van de optieverklaring afgezien van het invullen en ondertekenen van de bereidverklaring door de optant.

Uitzondering III op de hoofdregel: Tussentijdse wijziging in de situatie van de optant

Het is mogelijk dat tussen het afleggen van de bereidverklaring en de naturalisatieceremonie waar de verklaring van verbondenheid moet worden afgelegd de fysieke of psychische toestand van de optant is gewijzigd. Het is aan de burgemeester om te beoordelen of en zo ja op welke wijze de verklaring van verbondenheid onder de gewijzigde omstandigheid wordt afgelegd. Voorbeeld: Indien een optant na het ondertekenen van de bereidverklaring in coma is geraakt, kan hij de verklaring van verbondenheid niet langer afleggen. In dit geval wordt de optiebevestiging bekendgemaakt zonder dat de verklaring van verbondenheid is afgelegd.

Mogelijke scenario’s

Met betrekking tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid zijn de volgende, niet limitatieve, scenario’s denkbaar:

Wijze bekendmaking

Wijze van afleggen verklaring van verbondenheid

 

Mondeling (artikel 60a, vierde lid, BVVN)

Schriftelijk (zie artikel 60a, vijfde lid, BVVN)

Niet (zie artikel 60a, zesde lid, BVVN)

Aan betrokkene op een naturalisatieceremonie

Scenario 1

Scenario 2

Scenario 3

Aan gemachtigde op een naturalisatieceremonie (artikel 60a, negende lid, BVVN)

 

Scenario 4

Scenario 5

Aan betrokkene op aangepaste wijze (artikel 60a, negende lid, BVVN)

Scenario 6

Scenario 7

Scenario 8

Ad 1. De optant is aanwezig op de naturalisatieceremonie en legt de verklaring van verbondenheid mondeling af

Deze situatie zal doorgaans het geval zijn. De optant heeft bij het afleggen van zijn optieverklaring de bereidverklaring ondertekend. Na het mondeling afleggen van de verklaring van verbondenheid wordt de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap aan de optant uitgereikt.

Ad 2. De optant is aanwezig op de naturalisatieceremonie en legt de verklaring van verbondenheid schriftelijk af

De optant heeft bij het afleggen van zijn optieverklaring de bereidverklaring ondertekend. De burgemeester heeft, al dan niet bij het afleggen van de optieverklaring, bepaald dat van de optant redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij de verklaring van verbondenheid mondeling aflegt. Eerst na het overleggen van de schriftelijke verklaring van verbondenheid wordt tot uitreiking overgegaan.

De burgemeester kan ervoor kiezen om de schriftelijke verklaring van verbondenheid met de uitnodiging voor de naturalisatieceremonie mee te sturen, zodat de optant de ondertekende schriftelijke verklaring van verbondenheid aan de burgemeester overhandigt, voordat de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap aan de optant wordt uitgereikt. Ook kan de burgemeester ervoor kiezen om op de naturalisatieceremonie zelf de schriftelijke verklaring van verbondenheid te laten ondertekenen.

Ad 3. De optant is wel aanwezig op de naturalisatieceremonie, maar kan de verklaring van verbondenheid niet afleggen

Bij het (door een gemachtigde) afleggen van de optieverklaring of na het afleggen hiervan is gebleken dat de optant vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen23. De burgemeester heeft derhalve afgezien van het invullen en ondertekenen van de bereidverklaring en ziet af van het afleggen van de verklaring van verbondenheid door de optant. Van zijn bevindingen dienaangaande maakt hij een aantekening in het optiedossier. De optiebevestiging wordt bekendgemaakt zonder dat verklaring van verbondenheid is afgelegd.

Ad 4. De optant is niet in persoon aanwezig op de naturalisatieceremonie, maar laat zich vertegenwoordigen door een gemachtigde en legt de verklaring van verbondenheid schriftelijk af

Vanwege aangetoonde zwaarwegende redenen24 is de optant vertegenwoordigd door een gemachtigde. De optant heeft bij het afleggen van zijn optieverklaring de bereidverklaring ondertekend. De optant moet de ondertekende schriftelijke verklaring van verbondenheid meegeven aan de gemachtigde. Eerst na het overleggen van de door de optant ondertekende schriftelijke verklaring van verbondenheid wordt tot uitreiking aan de gemachtigde overgegaan.

De burgemeester kan ervoor kiezen om de schriftelijke verklaring van verbondenheid bij afleggen van de optieverklaring aan de optant of gemachtigde mee te geven, zodat de gemachtigde de door de optant ondertekende verklaring op de naturalisatieceremonie aan de burgemeester kan overhandigen. Ook kan de burgemeester ervoor kiezen om de schriftelijke verklaring van verbondenheid met de uitnodiging voor de naturalisatieceremonie mee te sturen, zodat de optant de ondertekende schriftelijke verklaring ter overhandiging aan de burgemeester aan de gemachtigde kan meegeven.

Ad 5. De optant is niet in persoon aanwezig op de naturalisatieceremonie, maar is vertegenwoordigd door een gemachtigde en legt de verklaring van verbondenheid niet af

Vanwege aangetoonde zwaarwegende redenen25 is de optant vertegenwoordigd door een gemachtigde. Bij het (door een gemachtigde) afleggen van de optieverklaring is gebleken dat de optant vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen26. De burgemeester heeft derhalve afgezien van het invullen en ondertekenen van de bereidverklaring en ziet af van het afleggen van de verklaring van verbondenheid. In voorkomende gevallen wordt de optiebevestiging aan de gemachtigde bekendgemaakt zonder dat verklaring van verbondenheid is afgelegd.

Ad 6. De optant is niet aanwezig op de naturalisatieceremonie en legt de verklaring van verbondenheid mondeling af

Bij het afleggen van de optieverklaring heeft de optant de bereidverklaring ondertekend. Het verzoek van de optant om, vanwege zwaarwegende redenen, niet in persoon op een naturalisatieceremonie te verschijnen is door de burgemeester gehonoreerd27. De burgemeester heeft besloten om de uitreiking op een aan de omstandigheden aangepaste wijze te doen. Na het mondeling afleggen van de verklaring van verbondenheid, wordt de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap aan de optant uitgereikt.

Bijvoorbeeld indien de optant vanwege langdurige ziekenhuisopname niet in staat is de naturalisatieceremonie bij te wonen, maar fysiek wel in staat is de verklaring van verbondenheid uit te spreken, kan de burgemeester een 'privé naturalisatieceremonie' organiseren op de kamer van de optant. Na het mondeling afleggen van de verklaring van verbondenheid, reikt de burgemeester de optiebevestiging uit.

Ad 7. De optant is niet aanwezig op de naturalisatieceremonie, maar legt de verklaring van verbondenheid schriftelijk af

De optant heeft bij het afleggen van zijn optieverklaring de bereidverklaring ondertekend. De burgemeester heeft, al dan niet bij het afleggen van de optieverklaring, bepaald dat van de optant redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij de verklaring van verbondenheid mondeling kan afleggen.

Het verzoek van de optant om, vanwege zwaarwegende redenen, niet in persoon op een naturalisatieceremonie te verschijnen is door de burgemeester gehonoreerd28. De burgemeester heeft besloten om de uitreiking op een aan de omstandigheden aangepaste wijze te doen.

Indien de bevestiging bijvoorbeeld door het toezenden per post wordt bekendgemaakt, moet de ondertekende schriftelijke verklaring van verbondenheid voorafgaand aan die toezending in het bezit van de burgemeester zijn.

Ad 8. De optant is niet aanwezig op de naturalisatieceremonie en legt de verklaring van verbondenheid niet af

Bij het (door een gemachtigde) afleggen van de optieverklaring is gebleken dat de optant vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen29. De burgemeester heeft derhalve afgezien van het invullen en onderteken van de bereidverklaring en ziet af van het afleggen van de verklaring van verbondenheid. Het verzoek van de optant om, vanwege zwaarwegende redenen, niet in persoon op een naturalisatieceremonie te verschijnen is door de burgemeester ook gehonoreerd30. De burgemeester heeft besloten om de uitreiking op een aan de omstandigheden aangepaste wijze te doen. In voorkomende gevallen wordt de optiebevestiging bekendgemaakt zonder dat verklaring van verbondenheid is afgelegd.’

In vernummerde paragraaf 2.12.5 ‘Procedurele aspecten na uitreiking’ worden na de eerste zin ‘Om te bevorderen...paragraaf 2.6).’ de volgende volzinnen toegevoegd: ‘Ingevolge artikel 60a, twaalfde lid, BVVN deelt de burgemeester de Minister mee ‘of en op welke wijze de verklaring van verbondenheid is afgelegd.’ Ten behoeve van de mededeling gebruikt de uitreikende autoriteit de kopie van de optiebevestiging die hij op grond van hetzelfde twaalfde lid, BVVN inzendt naar de IND ter opneming in het register als bedoeld in artikel 22 RWN. De wijze waarop de aantekening betreffende de verklaring van verbondenheid op de kopie van de optiebevestiging wordt genoteerd, is vormvrij en alleen van toepassing op optieverklaringen afgelegd op of ná 1 maart 2009.

Archiveren schriftelijke verklaring

Indien de verklaring van verbondenheid schriftelijk is afgelegd, wordt deze verklaring gearchiveerd in het optiedossier bij de gemeente. De verklaring hoeft dus niet naar de IND te worden gestuurd.

Ná vernummerde paragraaf ‘Ad artikel 6, derde lid’ wordt paragraaf ‘Ad artikel 6, derde lid’ vernummerd tot: ‘Ad artikel 6, vierde lid’.

Huidige paragraaf ‘Ad artikel 6, vierde lid’ wordt vernummerd tot: ‘Ad artikel 6, vijfde lid’.

Huidige paragraaf ‘Ad artikel 6, vijfde lid’ wordt vernummerd tot: ‘Ad artikel 6, zesde lid’.

In vernummerde paragraaf ‘Ad artikel 6, zesde lid’ worden in de eerste alinea onder de wettekst in de derde zin ‘De verkrijging... op het Nederlanderschap’ de woorden ‘artikel 6, vijfde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, zesde lid, RWN’.

Huidige paragraaf ‘Ad artikel 6, zesde lid’ wordt vernummerd tot: ‘Ad artikel 6, zevende lid’.

Huidige paragraaf ‘Ad artikel 6, zevende lid’ wordt vernummerd tot: ‘Ad artikel 6, achtste lid’.

In de derde alinea ‘Voor het...het Koninkrijk.’ wordt voor de twee bestaande opsommingstreepjes het volgende nieuwe opsommingstreepje toegevoegd:

‘ – hij zich bereid heeft verklaard bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen;’.

In de vierde alinea ‘ Als het...kind geweigerd.’ wordt de eerste zin vervangen door de volgende zin: ‘ Als het kind in de loop van de optieprocedure zestien jaar of ouder wordt, hoeft het zich niet bereid te verklaren om de verklaring van verbondenheid af te leggen en hoeft het niet opnieuw in te stemmen voordat het kan meedelen in de verkrijging van het Nederlanderschap.’.

Artikel 7

Onder de wettekst van artikel 7 RWN en voor de toelichting bij artikel 7 RWN, wordt na de tekst onder het kopje ‘Naturalisatieceremonie’ de volgende alinea toegevoegd:

‘Met ingang van 1 maart 2009 is de bereidheid om bij verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen een nieuwe voorwaarde voor de verkrijging van het Nederlanderschap. In de regel moet tijdens de naturalisatieceremonie de (mede-)naturalisandus die de bereidverklaring gegeven heeft, de verklaring van verbondenheid afleggen voordat hem het uittreksel uit het besluit tot verlening van het Nederlanderschap wordt uitgereikt.31

In paragraaf 3 ‘Procedure naturalisatie’ wordt onder paragraaf 3.1 ‘Voorlichtingsfase’ tussen het zevende opsommingstreepje ‘Tevens wordt...paragraaf 3.13.’ en het achtste opsommingstreepje ‘Tot slot... worden verkleind.’ het volgende nieuwe opsommingstreepje toegevoegd:

‘– De verzoeker moet worden geïnformeerd over zijn verplichting om, als onderdeel van de verkrijging van het Nederlanderschap, een verklaring van verbondenheid af te leggen. De verzoeker wordt erop attent gemaakt dat hij de verklaring van verbondenheid, in beginsel op een naturalisatieceremonie, moet afleggen en dat het naturalisatiebesluit niet eerder bekend wordt gemaakt, dan nadat de verklaring van verbondenheid daadwerkelijk is afgelegd.’

In paragraaf 3.4 ‘Af te leggen verklaringen’ van paragraaf 3 ‘Procedure naturalisatie’ worden de paragrafen 3.4.1, 3.4.2 en 3.4.3 vernummerd tot respectievelijk 3.4.2, 3.4.3 en 3.4.4.

De volgende nieuwe paragraaf wordt toegevoegd:

‘3.4.1 Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid (model 2.30)

Algemeen

Met ingang van 1 maart 2009 verklaart betrokkene bij de indiening van zijn verzoek om naturalisatie dat hij bereid is een verklaring van verbondenheid af te leggen. De bereidheid van de verzoeker tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid wordt met het formulier ‘Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid’ (model 2.30) vastgelegd op het moment dat het verzoek om verkrijging van het Nederlanderschap door naturalisatie wordt ingediend.

Doel verklaring van verbondenheid

De verklaring van verbondenheid drukt de verbondenheid met de Nederlandse samenleving uit. Dit wordt uitgedrukt in het respect voor de rechtsorde en in de belofte de plichten te vervullen die uit het Nederlanderschap voortvloeien.

Tekst van de verklaring van verbondenheid: twee varianten voor de bevestiging

De burgemeester informeert de verzoeker dat van de verklaring van verbondenheid twee varianten bestaan. Is de verzoeker religieus, dan kan hij de verklaring van verbondenheid bevestigen met ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’. Anders kiest hij voor ‘Dat verklaar en beloof ik’. De burgemeester legt aan de verzoeker uit dat de keuze voor de bevestiging aan de verzoeker is.

Wanneer de verzoeker ervoor kiest om de verklaring van verbondenheid te bevestigen met de eerste mogelijkheid, dan bevat de verklaring van verbondenheid de volgende tekst: ‘Ik zweer dat ik de grondwettelijke orde van het Koninkrijk der Nederlanden, haar vrijheden en rechten respecteer en zweer de plichten die het staatsburgerschap met zich meebrengt getrouw te vervullen.’ en eindigt met de volgende bevestiging : ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’.

Wanneer de verzoeker ervoor kiest om de verklaring van verbondenheid uit te spreken met de tweede mogelijkheid, dan bevat de verklaring van verbondenheid de volgende tekst: ‘Ik verklaar dat ik de grondwettelijke orde van het Koninkrijk der Nederlanden, haar vrijheden en rechten respecteer en beloof de plichten die het staatsburgerschap met zich meebrengt getrouw te vervullen.’ en eindigt met de volgende bevestiging : ‘Dat verklaar en beloof ik’.

De burgemeester informeert de optant vervolgens dat hij de verklaring van verbondenheid, in beginsel op een naturalisatieceremonie, moet afleggen voordat het naturalisatiebesluit aan hem bekend kan worden gemaakt.

Het invullen van de bereidverklaring: model 2.30

De verzoeker geeft, na het invullen van zijn (persoons)gegevens, op de bereidverklaring aan of hij wel of niet bereid is om de verklaring van verbondenheid af te leggen door het aankruisen van één van de bolletjes. Vervolgens dateert en ondertekent de verzoeker de bereidverklaring. De burgemeester kan bij de verzoeker reeds informeren op welke wijze hij de bevestiging wenst uit te spreken (‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ of ‘Dat verklaar en beloof ik)’. De burgemeester kan deze voorkeur vervolgens optioneel aangeven onderaan de bereidverklaring. De bereidverklaring maakt deel uit van het naturalisatiedossier.

Verzoekers die de bereidverklaring moeten invullen en ondertekenen

De verplichting tot bereidverklaring en het afleggen van de verklaring van verbondenheid rust op de meerderjarige naturalisandus. Daarnaast geldt de verplichting tot bereidverklaring en het afleggen van de verklaring van verbondenheid ook voor de minderjarige naturalisandus die op het tijdstip waarop het verzoek om naturalisatie, op grond van artikel 11, vierde lid, RWN, wordt ingediend zestien jaar of ouder is. Medenaturalisandi van 16 of 17 jaar (artikel 11, derde lid, RWN) zijn niet verplicht om de bereidverklaring en de verklaring van verbondenheid af te leggen, dit is nog niet geregeld door de wetgever. Hier wordt op termijn door de wetgever in voorzien.

Schema wel/niet verplicht bereidverklaring en verklaring van verbondenheid

 

Zelfstandig

Zelfstandig

Zelfstandig

Mede-naturalisatie

Mede-naturalisatie

 

< 16*

16 en 17*

18 en ouder*

< 16*

16 en 17*

 

Art. 11 lid 4

Art. 11 lid 4

Art. 8

Art. 11 lid 2

Art. 11 lid 3

   

Art. 11 lid 5

  

Ondertekenen bereidverklaring

Nee

Ja

Ja

Nee

Nog niet

Afleggen verklaring van verbondenheid

Nee

Ja

Ja

Nee

Nog niet

* Het betreft hier de leeftijd op het tijdstip waarop het verzoek om naturalisatie wordt ingediend.

Uitzondering ondertekenen bereidverklaring

Het ondertekenen van de bereidverklaring (model 2.30), is net als het daadwerkelijk afleggen van de verklaring van verbondenheid een voorwaarde voor verkrijging van het Nederlanderschap. Van deze verplichting wordt alleen vrijstelling gegeven, indien het afleggen van de verklaring van verbondenheid redelijkerwijs niet gevraagd kan worden.32 Er zijn omstandigheden denkbaar waarin het voor de verzoeker niet mogelijk is de bereidverklaring in te vullen en te tekenen.

– Verzoeker is bereid de verklaring van verbondenheid af te leggen; maar kan model 2.30 niet zelf invullen.

Indien een verzoeker bij het indienen van zijn verzoek om naturalisatie wel bereid is om de verklaring van verbondenheid af te leggen, maar is hij vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat de bereidverklaring in te vullen en te ondertekenen, dan geldt het volgende. De burgemeester tekent de bereidheid van de verzoeker aan op de bereidverklaring, maar de bereidverklaring wordt vervolgens niet ondertekend, immers de verzoeker is hiertoe niet in staat. De overige formulieren kunnen worden ingevuld door bijvoorbeeld een gemachtigde of curator. In voorkomende gevallen wordt door de burgermeester op het adviesblad bij punt 6. Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid het derde bolletje ‘niet mogelijk, zie toelichting’ ingevuld en een schriftelijke toelichting gegeven.

– Bij het indienen van het verzoek om naturalisatie is duidelijk dat de optant niet in staat zal zijn de verklaring van verbondenheid mondeling af te leggen.

Ook is het mogelijk dat de verzoeker vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is om de bereidverklaring in te vullen en te ondertekenen en vervolgens ook niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen. Hierbij kan gedacht worden aan personen die niet in staat zijn hun wil te bepalen of deze niet kunnen uiten of aan verzoekers aan wie het, door de burgemeester, is toegestaan zich bij de indiening van het verzoek om naturalisatie te laten vertegenwoordigen door een gemachtigde33. Indien bij de (door een gemachtigde) indiening van het verzoek om naturalisatie reeds duidelijk is dat de verzoeker vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen, wordt de bereidverklaring niet ingevuld. Dit wordt op het adviesblad opgenomen34. Bij punt 6. Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid wordt het derde bolletje ‘niet mogelijk, zie toelichting’ ingevuld en wordt naast een schriftelijke toelichting hierbij ook ten minste één bewijsstuk(ken)35 van de onmogelijk tot het invullen van de bereidverklaring en het afleggen verklaring van verbondenheid toegevoegd. De uiteindelijke beoordeling of er sprake is van een fysieke of psychische onmogelijkheid ligt bij de Minister van Justitie. Als uitgangspunt volgt de Minister van Justitie het advies in deze van de burgemeester.

Niet mondeling afleggen verklaring van verbondenheid

In de regel legt degene aan wie het uittreksel uit het naturalisatiebesluit wordt uitgereikt de verklaring van verbondenheid mondeling af36. Echter, indien van de verzoeker redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij de verklaring van verbondenheid mondeling aflegt, kan de burgemeester bepalen dat de verzoeker de verklaring van verbondenheid schriftelijk aflegt37. Indien bij het indienen van het verzoek om naturalisatie reeds door de burgemeester geconstateerd is dat van een verzoeker redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij de verklaring van verbondenheid mondeling aflegt, kan hiervan door de burgemeester een aantekening worden gemaakt in het naturalisatiedossier. Dan zal betrokkene wel de bereidverklaring ondertekenen, hij is immers bereid om een verklaring van verbondenheid af te leggen en dit is een voorwaarde voor naturalisatie. Deze informatie kan vervolgens bij het toezenden van de uitnodigingbrief voor de naturalisatieceremonie gebruikt worden door bijvoorbeeld alvast de schriftelijke verklaring van verbondenheid toe te sturen.

Weigering burgmeester om de verklaring van verbondenheid niet mondeling te hoeven afleggen

Indien de burgemeester een verzoek om de verklaring van verbondenheid schriftelijk te mogen afleggen (gemotiveerd) weigert, is dit een beslissing in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waartegen de verzoeker binnen 6 weken bezwaar kan indienen bij de burgemeester. Vervolgens staat beroep bij de bestuursrechter open.

Gevolg van weigering ondertekenen bereidverklaring (model 2.30)

Indien de verzoeker weigert de bereidverklaring te ondertekenen of op de bereidverklaring aangeeft dat hij niet bereid is de verklaring van verbondenheid af te leggen, attendeert de burgemeester de verzoeker erop dat hij vanwege zijn weigering het Nederlanderschap niet verkrijgt en dat daardoor zijn eventuele minderjarige kinderen voor wie hij medeverlening heeft verzocht, geen Nederlander worden. De burgemeester ontraadt de verzoeker een verzoek om naturalisatie in te dienen. Mocht de verzoeker desalniettemin met zijn verzoek verder willen gaan, dan wordt de verkrijging van het Nederlanderschap door naturalisatie afgewezen.

In paragraaf 3.7 ‘Beoordeling volledigheid van het verzoek’ van paragraaf 3 ‘Procedure naturalisatie’ worden de paragrafen 3.7.1, 3.7.2 en 3.7.3 vernummerd tot respectievelijk 3.7.2, 3.7.3 en 3.7.4.

De volgende nieuwe paragraaf wordt toegevoegd:

‘3.7.1 Beoordeling bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid (bij verzoeken om naturalisatie ingediend op of ná 1 maart 2009)

De burgemeester controleert bij verzoeken om naturalisatie die op of ná 1 maart 2009 zijn ingediend of iedere persoon die om verkrijging van het Nederlanderschap heeft verzocht en die hiertoe wettelijk verplicht is, zich bereid heeft verklaard bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen (zie paragraaf 3.4.1 Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid (model 2.30)). Alleen als het afleggen ervan redelijkerwijs niet gevraagd kan worden, zoals aan verzoekers die niet in staat zijn hun wil te bepalen of deze niet kunnen uiten of aan verzoekers aan wie het, door de burgemeester, is toegestaan zich bij de indiening van het verzoek om naturalisatie te laten vertegenwoordigen door een gemachtigde, hoeft de bereidverklaring niet ondertekend te zijn. Indien de verzoeker zich op de naturalisatieceremonie laat vertegenwoordigen door een gemachtigde, moet de verklaring van verbondenheid schriftelijk getekend door de verzoeker, worden aangeleverd door de gemachtigde op de ceremonie.

Indien een verzoeker om naturalisatie, ten aanzien van wie door de burgemeester is bepaald dat niet kan worden afgezien van invulling en ondertekening van de bereidverklaring, die bereidverklaring (model 2.30) niet heeft ingevuld en ondertekend of heeft verklaard niet bereid te zijn om de verklaring van verbondenheid af te leggen en desondanks toch in zijn verzoek om naturalisatie persisteert, brengt de burgemeester een negatief advies uit en wijst de Minister het verzoek om naturalisatie af (zie tevens paragraaf 3.9).’

In paragraaf 3.9 ‘Uitbrengen advies’ wordt aan het eind van de eerste zin in de eerste alinea een ‘)’ toegevoegd.

In paragraaf 3.13 ‘Naturalisatieceremonie’ wordt de tekst van de eerste alinea ‘Vanaf 1 januari 2006...de dagtekening.’ vervangen door de volgende tekst:

‘Vanaf 1 januari 2006 is de burgemeester verplicht de persoon aan wie het Nederlanderschap is verleend uit te nodigen voor een ceremonie waarin de verkrijging van het Nederlanderschap wordt gevierd. Op 1 oktober 2006 is hieraan een belangrijke wijziging toegevoegd. Vanaf die datum treedt het naturalisatiebesluit voor een daarin genoemde persoon pas in werking door uitreiking van het hem betreffende uittreksel daarvan, in de regel op een naturalisatieceremonie. Met ingang van 1 maart 2009 is voor het verkrijgen van het Nederlanderschap nog een vereiste ingevoerd, namelijk het afleggen van de verklaring van verbondenheid. Uitgangspunt bij de verklaring van verbondenheid is dat deze in persoon en mondeling wordt afgelegd tijdens de naturalisatieceremonie. Het uittreksel uit het naturalisatiebesluit wordt aan de naturalisandus bekendgemaakt door uitreiking en pas dan treedt het besluit, met terugwerkende kracht tot de datum van dagtekening, in werking. De naturalisandus moet daadwerkelijk op de naturalisatieceremonie verschijnen om rechten te kunnen ontlenen aan het naturalisatiebesluit. Verschijnt de naturalisandus niet, dan kan de verklaring van verbondenheid niet worden afgelegd en het uittreksel uit het naturalisatiebesluit niet worden bekendgemaakt.’

In paragraaf 3.13 wordt na de alinea ‘Naturalisatiebesluiten van ná 1 oktober 2006’ de volgende nieuwe alinea toegevoegd:’

‘Verzoeken om naturalisatie ingediend op of ná 1 maart 2009

De eis tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid geldt alleen voor verzoeken om naturalisatie die worden ingediend op of na 1 maart 2009. Vanaf 1 maart 2009 moeten de meeste naturalisandi bij de indiening van het verzoek om naturalisatie ook een bereidverklaring ondertekenen. Deze naturalisandi moeten bij de naturalisatieceremonie de verklaring van verbondenheid afleggen. Daarom moet vanaf 1 maart 2009 een onderscheid gemaakt worden tussen de naturalisandus die alleen verplicht is te verschijnen op een naturalisatieceremonie en de naturalisandus die bovendien een verklaring van verbondenheid moet afleggen. De burgemeester kan ervoor kiezen beide groepen op een aparte naturalisatieceremonie uit te nodigen of kan de groep die daartoe niet verplicht is, vragen om de verklaring van verbondenheid vrijwillig af te leggen. De ceremonie uitvoerende instanties hebben hierin vrijheid om naar eigen behoefte vorm te geven aan de invulling hiervan. Voorop staat wel dat degene die niet een wettelijke plicht heeft de verklaring van verbondenheid af te leggen, daartoe niet gedwongen kan worden.’

In paragraaf 3.13.2 ‘De uitreiking/naturalisatieceremonie’ wordt in alinea ‘Algemeen’ aan het einde van de eerste zin ‘Het naturalisatiebesluit...uittreksel daarvan.’ de volgende zinsnede toegevoegd: ‘, nadat de verklaring van verbondenheid daadwerkelijk is afgelegd’.

Aan het einde van de derde zin ‘Onder zeer...de betrokkene.’ wordt de volgende zinsnede toegevoegd: ‘nadat de verklaring van verbondenheid, al dan niet schriftelijk, daadwerkelijk is afgelegd’.

In paragraaf 3.13.2 ‘De uitreiking/naturalisatieceremonie’ wordt de tweede alinea ‘De terugwerkende...van dagtekening.’ verwijderd.

In paragraaf 3.13.2 ‘De uitreiking/naturalisatieceremonie’ wordt onder ‘Algemeen’ de tekst van de huidige derde alinea ‘Is een...beroep open.’ vervangen door de volgende tekst: ‘

Vervaltermijn van één jaar

Is een jaar na de dag van ondertekening van het naturalisatiebesluit verstreken zonder dat de naturalisandus (op een naturalisatieceremonie) is verschenen en het besluit derhalve niet aan hem is bekendgemaakt, dan vervalt het naturalisatiebesluit (artikel 60b, elfde lid, BVVN). De vervaltermijn van één jaar is opgeschort indien sprake is van bezwaar- en beroep tegen het besluit inzake de wijze van bekendmaking van de optiebevestiging en/of de wijze van aflegging van de verklaring van verbondenheid. Om te voorkomen dat het besluit daardoor zou vervallen, is bepaald dat de termijn van één jaar door het instellen van bezwaar of beroep wordt opgeschort totdat daarop onherroepelijk is beslist. De vervaltermijn van één jaar wordt stopgezet op het moment dat de burgemeester of de rechtbank het bezwaar- dan wel beroepschrift heeft ontvangen en gaat weer lopen op het moment dat de beslissing van de burgemeester of de rechtbank onherroepelijk is geworden en dus geen rechtsmiddelen meer openstaan. De termijn loopt dan na de beslissing in bezwaar of beroep verder en vangt niet opnieuw aan. Onder beroep wordt mede hoger beroep begrepen (artikel 60b, elfde lid, BVVN).

Dit kan bijvoorbeeld spelen indien betrokkene heeft verzocht om de verklaring van verbondenheid schriftelijk te mogen afleggen en dit door de burgemeester geweigerd is. Dit kan ook voorkomen indien betrokkene een beroep op zwaarwegende redenen heeft gedaan om niet op de naturalisatieceremonie te verschijnen en dit door de burgemeester is afgewezen.

De naturalisandus die niet is verschenen en wiens besluit is vervallen, kan enkel een nieuw verzoek om naturalisatie indienen om zo alsnog Nederlander te worden. Tegen het vervallen van het naturalisatiebesluit, als gevolg van het verstrijken van de vervaltermijn van één jaar na de dagtekening van het besluit staat geen bezwaar of beroep open. Het betreft immers verval van rechtswege.

In de alinea ‘De personen aan wie het besluit wordt uitgereikt’ van paragraaf 3.13.2 wordt de eerste zin ‘De burgemeester...ouder was.’ vervangen door de volgende zin:

‘De burgemeester reikt het uittreksel van het besluit uit aan de naturalisandus of medenaturalisandus die ten tijde van het indienen van het naturalisatieverzoek 16 jaar of ouder was en ná het afleggen van de verklaring van verbondenheid door de personen die hiertoe verplicht zijn.’

Na paragraaf 3.13.2 ‘De uitreiking/naturalisatieceremonie’ en voor de huidige paragraaf 3.13.3 ‘Zwaarwegende redenen’ wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd:

‘3.13.3 Afleggen verklaring van verbondenheid

Algemeen

Voor naturalisandi die op of na 1 maart 2009 een verzoek om naturalisatie indienen, bevat de naturalisatieceremonie na die datum een onderdeel waarin zij de verklaring van verbondenheid afleggen. De verklaring van verbondenheid en het afleggen ervan is de onderstreping van het moment van de verkrijging van de nieuwe nationaliteit; het Nederlanderschap. Het is het moment dat nieuwe rechten en plichten meebrengt, welke men kenbaar aanvaart. Met het afleggen van de verklaring van verbondenheid verklaart de burger dat hij zich bewust is van de betekenis van aanvaarding en verkrijging van de nieuwe nationaliteit. De verklaring van verbondenheid wordt altijd in het Nederlands afgelegd. De verklaring van verbondenheid en de twee varianten voor de bevestiging zijn wettelijk bepaald in artikel 23 RWN. Daarmee staat de uit te spreken tekst wettelijk vast. Er kan geen sprake zijn van het uitspreken van een vertaling van de tekst.

Hoofdregel: mondeling afleggen in persoon

De verklaring van verbondenheid wordt in persoon, in beginsel op een naturalisatieceremonie, doorgaans mondeling en (altijd) in het Nederlands afgelegd voordat het naturalisatiebesluit aan hem wordt uitgereikt. De burgemeester bepaalt op welke wijze het afleggen van de verklaring van verbondenheid nader wordt ingevuld38. Het is derhalve aan de burgemeester overgelaten te bepalen of de verklaring van verbondenheid geheel of gedeeltelijk collectief of individueel wordt afgelegd. Ook andere organisatorische zaken, zoals wel of niet onderscheid maken tussen een groep die de verklaring bevestigd met ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ en een groep die de verklaring aflegt met ‘Dat verklaar en beloof ik’, is aan de burgmeester ter nader invulling overgelaten.

De bevestiging ter fine van de verklaring van verbondenheid

De verklaring van verbondenheid wordt besloten met het uitspreken van de bevestiging ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ òf ‘Dat verklaar en beloof ik’. De keuze is aan de verzoeker. De tekst van de bevestiging staat wettelijk vast en van deze tekst kan niet worden afgeweken.

Uitreikende autoriteit maakt aantekening

De burgemeester houdt van verzoeken om naturalisatie ingediend op of na 1 maart 2009 bij óf een verklaring van verbondenheid is afgelegd en de wijze waarop dit is gebeurd. Het feit van aflegging tekent de burgemeester aan op het terugmeldformulier (model 2.29 of 2.29a) dat aan de IND wordt verzonden (zie tevens paragraaf 2.12.5 Procedurele aspecten na de terugmelding).

Verzoekers die de verklaring van verbondenheid moeten afleggen (zie ook schema in paragraaf 3.4.1)

Vanaf 1 maart 2009 moet iedere meerderjarige verzoeker, die op of na 1 maart 2009 een verzoek om naturalisatie heeft ingediend, op de naturalisatieceremonie de verklaring van verbondenheid afleggen. Daarnaast geldt de verplichting tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid vanaf 1 maart 2009 ook voor de minderjarige naturalisandus die op het tijdstip waarop het verzoek om naturalisatie, op grond van artikel 11, vierde lid, RWN wordt ingediend zestien jaar of ouder is.

De minderjarige die ten tijde van de indiening van het verzoek om naturalisatie jonger is dan zestien jaar hoeft niet uitgenodigd te worden om te verschijnen op de naturalisatieceremonie en hoeft geen verklaring van verbondenheid af te leggen. Ook medenaturalisandi van 16 of 17 jaar (artikel 11, derde lid, RWN) zijn niet verplicht om de bereidverklaring en de verklaring van verbondenheid af te leggen. Hier wordt op termijn door de wetgever in voorzien. Deze medenaturalisandi moeten echter wel verplicht op een naturalisatieceremonie verschijnen39.

Niet verschijnen op een naturalisatieceremonie

Uittreksels uit het besluit tot verlening van het Nederlanderschap zijn op één naam gesteld. Er kan echter sprake zijn van kinderen die delen in verkrijging van het Nederlanderschap. Indien de opgeroepen naturalisandus, die verplicht is te verschijnen en de verklaring van verbondenheid af te leggen, niet verschijnt op de naturalisatieceremonie, kan het uittreksel van het naturalisatiebesluit niet worden uitgereikt. De uittreksels betreffende de minderjarige kinderen die met de naturalisandus zouden meenaturaliseren, worden dan ook niet uitgereikt, ook al zijn de kinderen wel aanwezig op de naturalisatieceremonie. De uitreiking van het uittreksel uit het naturalisatiebesluit wordt in dat geval aangehouden40. Bij de volgende naturalisatieceremonie kan de (hoofd)naturalisandus alsnog op de ceremonie verschijnen en de verklaring van verbondenheid afleggen. Zo nodig wordt de uitnodiging nog eenmaal, dit maal per aangetekende brief, herhaald (artikel 60a, tiende lid, BVVN). Pas dan kan het de naturalisandus betreffende uittreksel van het naturalisatiebesluit en eventueel de meenaturaliserende kinderen betreffende uittreksels worden uitgereikt en verkrijgen zij allen de Nederlandse nationaliteit. Indien de (hoofd)naturalisandus niet op een naturalisatieceremonie is verschenen (en dus niet de verklaring van verbondenheid heeft afgelegd), vervalt het naturalisatiebesluit een jaar na dagtekening ervan.

Weigering afleggen verklaring van verbondenheid

Indien de naturalisandus zich bij de indiening van het verzoek om naturalisatie wel bereid heeft verklaard (model 2.30) de verklaring van verbondenheid af te leggen, maar komt hij deze toezegging niet na en door de burgemeester is geen vrijstelling van het afleggen van deze verklaring gegeven, dan zal het uittreksel van het naturalisatiebesluit niet worden uitgereikt en het Nederlanderschap niet verkregen worden.

Dit geldt ook voor de minderjarige naturalisandus van zestien of zeventien jaar die op grond van artikel 11, vierde lid, RWN een verzoek om naturalisatie heeft ingediend en die wettelijk verplicht is de verklaring van verbondenheid af te leggen en deze verplichting niet nakomt. Ook aan de kinderen die wel aanwezig zijn en die met de naturalisandus zouden meenaturaliseren, wordt het hen betreffende uittreksel uit het naturalisatiebesluit niet uitgereikt en zij worden dus geen Nederlander41.

De niet uitreiking is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Bezwaar en beroep staat dan ook niet open. De verklaring van verbondenheid is immers een wettelijke voorwaarde voor de uitreiking van het besluit en om Nederlander te kunnen worden door naturalisatie.

Paragrafen 3.13.3 en 3.13.4 worden respectievelijk vernummerd tot 3.13.4 en 3.13.5.

De titel van de nieuwe paragraaf 3.13.4 ‘Zwaarwegende redenen’ wordt vervangen door de paragraaftitel: ‘Zwaarwegende redenen en niet (mondeling) afleggen verklaring van verbondenheid’

In paragraaf 3.13.4 ‘Zwaarwegende redenen en ‘Zwaarwegende redenen en niet (mondeling) afleggen verklaring van verbondenheid’ wordt onder de paragraaftitel 3.13.4 ‘Zwaarwegende redenen en ‘Zwaarwegende redenen en niet (mondeling) afleggen verklaring van verbondenheid’ een nieuwe paragraaftitel ingevoerd waaronder de huidige tekst komt te staan:

‘Paragraaf 3.13.4.1 ‘Zwaarwegende redenen om niet op een naturalisatieceremonie te verschijnen’.

In de tweede alinea onder ‘Procedure’ van paragraaf 3.13.4.1 ‘Zwaarwegende redenen om niet op een naturalisatieceremonie te verschijnen’ wordt de vierde zin ‘Ingeval dit...desbetreffende uittreksel.’ vervangen door de volgende volzin: ‘Ingeval dit laatste niet mogelijk is, kan de burgemeester het besluit na het al dan niet schriftelijk afleggen van de verklaring van verbondenheid op een andere wijze bekendmaken, bijvoorbeeld door uitreiking in persoon buiten de naturalisatieceremonie om of door toezending per post van het desbetreffende uittreksel.’42

Aan het einde van de tekst van de huidige paragraaf 3.13.3 ‘Zwaarwegende redenen’ en vóór paragraaf 3.13.4 ‘Procedurele aspecten na uitreiking’ wordt de volgende nieuwe paragraaf ingevoegd:

‘Paragraaf 3.13.4.2 ‘Mondeling afleggen verklaring van verbondenheid en uitzonderingen’

Hoofdregel: mondeling afleggen in persoon

Uitgangspunt is dat de verklaring van verbondenheid persoonlijk wordt afgelegd tijdens een naturalisatieceremonie waarbij het uittreksel uit het besluit tot verlening van het Nederlanderschap wordt uitgereikt. De verklaring van verbondenheid wordt in het Nederlands en doorgaans mondeling afgelegd43. Van de verplichting tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid kan geen vrijstelling worden gegeven, tenzij het afleggen ervan redelijkerwijs niet gevraagd kan worden. Het mondeling of schriftelijk afleggen van de verklaring van verbondenheid kan niet worden overgelaten aan een gemachtigde gezien het persoonlijke karakter van de verklaring.

Uitzondering I op de hoofdregel: Niet mondeling afleggen van de verklaring van verbondenheid, maar schriftelijk

Voor een enkele naturalisandus kan een uitzondering gemaakt worden. Indien van de naturalisandus door omstandigheden redelijkerwijs niet verlangd kan worden dat hij de verklaring van verbondenheid mondeling uitspreekt tegenover de bevoegde autoriteit, wordt een schriftelijke verklaring van verbondenheid ondertekend. Voor het schriftelijk afleggen van de verklaring van verbondenheid zijn twee modellen ontwikkeld. In model 4.1 is de verklaring van verbondenheid opgenomen die besluit met de bevestiging ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ en in model 4.2 de verklaring van verbondenheid opgenomen die besluit met ‘Dat verklaar en beloof ik’. De verzoeker moet (volgens de dáár geldende regels) bij het indienen van het verzoek om naturalisatie wel de bereidverklaring invullen en ondertekenen. De beoordeling of sprake is van de hier bedoelde omstandigheden, ligt bij de burgemeester44 en wordt gestaafd door ten minste één door of namens de optant overgelegde bewijsstuk(ken).

De verklaring van verbondenheid wordt tevens schriftelijk afgelegd indien een persoon, vanwege zwaarwegende redenen, niet op een naturalisatieceremonie kan verschijnen, maar hij wel in staat is de verklaring van verbondenheid schriftelijk af te leggen. De gemachtigde die wél op de ceremonie verschijnt om namens de verzoeker het naturalisatiebesluit in ontvangst te nemen, overhandigt de burgemeester de schriftelijke verklaring van verbondenheid. De beoordeling of sprake is van zwaarwegende redenen ligt geheel bij de burgemeester (zie tevens paragraaf 3.13.4.1).

In bovenstaande gevallen kan na het overhandigen aan de burgemeester van de ondertekende schriftelijk afgelegde verklaring van verbondenheid, tot uitreiking van het naturalisatiebesluit worden overgegaan, al dan niet aan een gemachtigde of op aangepaste wijze. Hierbij valt te denken aan een uitreiking buiten de ceremonie om of aan toezending van de bekendmaking van verlening van het Nederlanderschap aan de naturalisandus.

Uitzondering II op de hoofdregel: Niet afleggen van de verklaring van verbondenheid

Er zijn omstandigheden denkbaar waarbij de verzoeker in het geheel niet in staat is om de verklaring van verbondenheid af te leggen. Is de verzoeker vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat de verklaring van verbondenheid mondeling of schriftelijk af te leggen, dan wordt de verklaring van verbondenheid niet afgelegd. Het zal hier zeer uitzonderlijke gevallen betreffen. Indien de verzoeker vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen, wordt het naturalisatiebesluit bekendgemaakt, zonder dat de verklaring van verbondenheid is afgelegd.

In voorkomende gevallen geeft de burgemeester (meestal) bij de indiening van het verzoek om naturalisatie (door een gemachtigde) op het adviesblad bij punt 645 reeds aan dat het afleggen van de bereidverklaring en het afleggen van de verklaring van verbondenheid niet mogelijk is vanwege de fysieke of psychische toestand van de verzoeker.46 Daarnaast heeft de burgemeester ten minste één door of namens de verzoeker overgelegde bewijsstuk(ken)47 toegevoegd. De uiteindelijke beoordeling of er sprake is van een fysieke of psychische onmogelijkheid tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid ligt bij de Minister van Justitie. De verklaring van verbondenheid is immers een voorwaarde voor naturalisatie. Als uitgangspunt volgt de Minister van Justitie het advies in deze van de burgemeester.

Uitzondering III op de hoofdregel: Tussentijdse wijziging in de situatie van verzoeker

Het is mogelijk dat, tussen het afleggen van de bereidverklaring en de naturalisatieceremonie waar de verklaring van verbondenheid moet worden afgelegd de fysieke of psychische toestand van de verzoeker is gewijzigd. Het is aan de burgemeester om te beoordelen of en zo ja op welke wijze de verklaring van verbondenheid onder de gewijzigde omstandigheden wordt afgelegd. Voorbeeld: Indien een verzoeker na het ondertekenen van de bereidverklaring in coma is geraakt, zal hij de verklaring van verbondenheid niet langer kunnen afleggen. In dit geval wordt het naturalisatiebesluit bekendgemaakt zonder dat de verklaring van verbondenheid is afgelegd.

Mogelijke scenario’s

Met betrekking tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid zijn de volgende, niet limitatieve, scenario’s denkbaar:

Wijze bekendmaking

Wijze van afleggen verklaring van verbondenheid

 

Mondeling (artikel 60b, vierde lid, BVVN)

Schriftelijk (zie artikel 60b, vijfde lid, BVVN)

Niet (zie artikel 60b, zesde lid, BVVN)

Aan betrokkene op een naturalisatieceremonie

Scenario 1

Scenario 2

Scenario 3

Aan gemachtigde op een naturalisatieceremonie (artikel 60b, negende lid, BVVN)

 

Scenario 4

Scenario 5

Aan betrokkene op aangepaste wijze (artikel 60b, negende lid, BVVN)

Scenario 6

Scenario 7

Scenario 8

Ad 1. De verzoeker is aanwezig op de naturalisatieceremonie en legt de verklaring van verbondenheid mondeling af

Deze situatie zal doorgaans het geval zijn. De verzoeker heeft bij het indienen van zijn verzoek om naturalisatie de bereidverklaring ondertekend. Na het mondeling afleggen van de verklaring van verbondenheid wordt het besluit tot verlening van het Nederlanderschapaan de verzoeker uitgereikt.

Ad 2. De verzoeker is aanwezig op de naturalisatieceremonie en legt de verklaring van verbondenheid schriftelijk af

De verzoeker heeft bij het indienen van zijn verzoek om naturalisatie de bereidverklaring ondertekend. De burgemeester heeft, al dan niet bij de indiening van het verzoek om naturalisatie, bepaald dat van de verzoeker redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij de verklaring van verbondenheid mondeling aflegt. Eerst na het overleggen van de schriftelijke verklaring van verbondenheid wordt tot uitreiking overgegaan.

De burgemeester kan ervoor kiezen om de schriftelijke verklaring van verbondenheid met de uitnodiging voor de naturalisatieceremonie mee te sturen, zodat de verzoeker de ondertekende schriftelijke verklaring van verbondenheid aan de burgemeester overhandigt, voordat de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap aan de verzoeker wordt uitgereikt. Ook kan de burgemeester ervoor kiezen om op de naturalisatieceremonie zelf de schriftelijke verklaring van verbondenheid te laten ondertekenen.

Ad 3. De verzoeker is wel aanwezig op de naturalisatieceremonie, maar kan de verklaring van verbondenheid niet afleggen

Bij het (door een gemachtigde) indienen van het verzoek om naturalisatie of na het indienen hiervan is gebleken dat de verzoeker vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen48. Derhalve is afgezien van het invullen en ondertekenen van de bereidverklaring en van het afleggen van de verklaring van verbondenheid door de optant. Het naturalisatiebesluit wordt bekendgemaakt zonder dat verklaring van verbondenheid is afgelegd.

Ad 4. De verzoeker is niet in persoon aanwezig op de naturalisatieceremonie, maar laat zich vertegenwoordigen door een gemachtigde en legt de verklaring van verbondenheid schriftelijk af

Vanwege aangetoonde zwaarwegende redenen49 is de verzoeker vertegenwoordigd door een gemachtigde. De verzoeker heeft bij het indienen van zijn verzoek om naturalisatie de bereidverklaring ondertekend. De verzoeker moet de ondertekende schriftelijke verklaring van verbondenheid meegeven aan de gemachtigde. Eerst na het overleggen van de door de verzoeker ondertekende schriftelijke verklaring van verbondenheid, wordt tot uitreiking aan de gemachtigde overgegaan. De burgemeester kan ervoor kiezen om de schriftelijke verklaring van verbondenheid bij de indiening van zijn verzoek om naturalisatie aan de verzoeker of gemachtigde mee te geven, zodat de gemachtigde de door de verzoeker ondertekende verklaring op de naturalisatieceremonie aan de burgemeester kan overhandigen. Ook kan de burgemeester ervoor kiezen om de schriftelijke verklaring van verbondenheid met de uitnodiging voor de naturalisatieceremonie mee te sturen, zodat de verzoeker de ondertekende schriftelijke verklaring ter overhandiging aan de burgemeester aan de gemachtigde kan meegeven.

Ad 5. De verzoeker is niet in persoon aanwezig op de naturalisatieceremonie, maar is vertegenwoordigd door een gemachtigde en legt de verklaring van verbondenheid niet af

Vanwege aangetoonde zwaarwegende redenen50 is de verzoeker vertegenwoordigd door een gemachtigde. Bij het (door een gemachtigde) indienen van het verzoek om naturalisatie is gebleken dat de verzoeker vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen51. Er is derhalve afgezien van het invullen en onderteken van de bereidverklaring en er wordt afgezien van het afleggen van de verklaring van verbondenheid. In voorkomende gevallen wordt het naturalisatiebesluit aan de gemachtigde bekendgemaakt zonder dat verklaring van verbondenheid is afgelegd.

Ad 6. De verzoeker is niet aanwezig op de naturalisatieceremonie en legt de verklaring van verbondenheid mondeling af

Bij het indienen van het verzoek om naturalisatie heeft de verzoeker de bereidverklaring ondertekend. Het verzoek van betrokkene om, vanwege zwaarwegende redenen, niet in persoon op een naturalisatieceremonie te verschijnen is door de burgemeester gehonoreerd52. De burgemeester heeft besloten om de uitreiking op een aan de omstandigheden aangepaste wijze te doen. Na het mondeling afleggen van de verklaring van verbondenheid, wordt het naturalisatiebesluit aan de verzoeker uitgereikt.

Bijvoorbeeld indien de verzoeker vanwege langdurige ziekenhuisopname niet in staat is de naturalisatieceremonie bij te wonen, maar fysiek wel in staat is de verklaring van verbondenheid uit te spreken, kan de burgemeester een 'privé naturalisatieceremonie' organiseren op de kamer van de verzoeker. Na het mondeling afleggen van de verklaring van verbondenheid, reikt de burgemeester de naturalisatiebesluit uit.

Ad 7. De verzoeker is niet aanwezig op de naturalisatieceremonie, maar legt de verklaring van verbondenheid schriftelijk af

De verzoeker heeft bij het indienen van zijn verzoek om naturalisatie de bereidverklaring ondertekend. De burgemeester heeft, al dan niet bij de indiening van het verzoek om naturalisatie, bepaald dat van de verzoeker redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij de verklaring van verbondenheid mondeling aflegt.

Het verzoek van de verzoeker om, vanwege zwaarwegende redenen, niet in persoon op een naturalisatieceremonie te verschijnen is door de burgemeester gehonoreerd53. De burgemeester heeft besloten om de uitreiking op een aan de omstandigheden aangepaste wijze te doen.

Indien het naturalisatiebesluit bijvoorbeeld door het toezenden per post wordt bekendgemaakt, moet de ondertekende schriftelijke verklaring van verbondenheid voorafgaand aan die toezending in het bezit van de burgemeester zijn.

Ad 8. De verzoeker is niet aanwezig op de naturalisatieceremonie en legt de verklaring van verbondenheid niet af

Bij het (door een gemachtigde) indienen van het verzoek om naturalisatie is gebleken dat de verzoeker vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is de verklaring van verbondenheid af te leggen54. Derhalve is afgezien van het invullen en onderteken van de bereidverklaring en van het afleggen van de verklaring van verbondenheid. In voorkomende gevallen wordt het naturalisatiebesluit bekendgemaakt zonder dat verklaring van verbondenheid is afgelegd. Het verzoek van de optant om, vanwege zwaarwegende redenen, niet in persoon op een naturalisatieceremonie te verschijnen is gehonoreerd55. De burgemeester heeft besloten om de uitreiking op een aan de omstandigheden aangepaste wijze te doen.

In vernummerde paragraaf 3.13.5 ‘Procedurele aspecten na uitreiking’ wordt in de alinea ‘Terugmelding’ in de eerste volzin ‘Na uitreiking...negende lid BVVN).’

‘(model *) vervangen door: ‘(model 2.29 of 2.29a)’.

In de eerste alinea onder ‘Terugmelding’ wordt na de tweede zin ‘Op het... van bekendmaking.’ de volgende volzin toegevoegd: ‘Ingevolge artikel 60b, twaalfde lid, BVVN deelt de uitreikende autoriteit de Minister mee ‘of en op welke wijze de verklaring van verbondenheid is afgelegd.’ Deze informatie wordt op het terugmeldformulier (model 2.29 of 2.29a) aangetekend en is alleen van toepassing op verzoeken om naturalisatie ingediend op of na 1 maart 2009.’

Na alinea ‘Terugmelding’ en vóór alinea‘Eventuele onjuistheden in het desbetreffende uittreksel’ wordt een nieuwe alinea ingevoegd:

‘Archiveren schriftelijke verklaring

Indien de verklaring van verbondenheid schriftelijk is afgelegd (model 4.1 of 4.2), wordt deze verklaring gearchiveerd in het naturalisatiedossier bij de gemeente.’

Artikel 8

Artikel 8, eerste lid, RWN luidt met ingang van 1 maart 2009:

  • 1. Voor verlening van het Nederlanderschap overeenkomstig artikel 7 komt slechts in aanmerking de verzoeker

    • a. die meerderjarig is;

    • b. tegen wiens verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, geen bedenkingen bestaan;

    • c. die tenminste sedert vijf jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, toelating en hoofdverblijf heeft;

    • d. die in de Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse samenleving als ingeburgerd kan worden beschouwd op grond van het feit dat hij beschikt over een bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen mate van kennis van de Nederlandse taal, dan wel – indien hij in de Nederlandse-Antillen of Aruba hoofdverblijf heeft – de taal die op het eiland van hoofdverblijf naast het Nederlands gangbaar is, alsmede van de Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse staatsinrichting en maatschappij, en hij zich ook overigens in de Nederlandse, Nederlandse-Antilliaanse of Arubaanse samenleving heeft doen opnemen; en

    • e. die verklaart bereid te zijn bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen. Het besluit tot verlening wordt niet bekend gemaakt dan nadat de verklaring daadwerkelijk is afgelegd.

Bovenstaande wijzigingen worden tevens in de hierop volgende toelichting bij de wetsartikelen gewijzigd.

Artikel 8, lid 1, sub e

Na paragraaf 8-d ‘Ad artikel 8, eerste lid en onder d’ wordt de volgende nieuwe paragraaf toegevoegd:

‘Ad artikel 8, eerste lid en onder e

Voor verlening van het Nederlanderschap overeenkomstig artikel 7 komt slechts in aanmerking de verzoeker die verklaart bereid te zijn bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen. Het besluit tot verlening wordt niet bekend gemaakt dan nadat de verklaring daadwerkelijk is afgelegd.

1. Algemeen

Met ingang van 1 maart 2009 is de verklaring van verbondenheid een nieuwe voorwaarde voor verkrijging van het Nederlanderschap door naturalisatie en een verplicht onderdeel van de naturalisatieceremonie. Niet alleen is het ondertekenen van de bereidverklaring bij de indiening van het verzoek om naturalisatie een vereiste voor het verkrijgen van het Nederlanderschap, maar ook het daadwerkelijk afleggen van deze verklaring. De eis om een bereidverklaring te ondertekenen en vervolgens de verklaring van verbondenheid af te leggen, geldt alleen als het verzoek om naturalisatie op of ná 1 maart 2009 wordt ingediend. Het Nederlanderschap wordt niet verkregen indien de verklaring van verbondenheid niet wordt afgelegd.56

2. Verzoekers die de bereidverklaring en de verklaring van verbondenheid moeten afleggen (zie tevens de toelichting bij artikel 7 RWN onder paragraaf 3.4.1 Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid)

De verplichting tot bereidverklaring en het afleggen van de verklaring van verbondenheid rust op de meerderjarige naturalisandus. Daarnaast geldt de verplichting tot bereidverklaring en het afleggen van de verklaring van verbondenheid ook voor de minderjarige naturalisandus die op het tijdstip waarop het verzoek om naturalisatie, op grond van artikel 11, vierde lid, RWN wordt ingediend zestien jaar of ouder is. Medenaturalisandi van 16 of 17 jaar (artikel 11, derde lid, RWN) zijn niet verplicht om de bereidverklaring en de verklaring van verbondenheid af te leggen, dit is nog niet geregeld door de wetgever. Hier wordt op termijn door de wetgever in voorzien.

3. Ondertekenen bereidverklaring (model 2.30) (zie tevens de toelichting bij artikel 7 RWN onder paragraaf 3.4.1 Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid)

Vanaf 1 maart 2009 moet zowel de meerderjarige naturalisandus als de minderjarige naturalisandus die op het tijdstip waarop het verzoek om naturalisatie, op grond van artikel 11, vierde lid, RWN wordt ingediend zestien jaar of ouder is, zich bij de indiening van het verzoek om naturalisatie bereid verklaren de verklaring van verbondenheid af te leggen bij de bekendmaking van het naturalisatiebesluit.

Betrokkene verklaart bereid te zijn de verklaring van verbondenheid af te leggen, door het ondertekenen van de ‘Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid’ (model 2.30). De verklaring van verbondenheid legt hij vervolgens in persoon, in beginsel op een naturalisatieceremonie, doorgaans mondeling af voordat het uittreksel van het naturalisatiebesluit aan hem wordt uitgereikt (zie tevens paragraaf 3.13.3 Afleggen verklaring van verbondenheid).

Van de verplichting van het ondertekenen van de bereidverklaring en het vervolgens afleggen van de verklaring van verbondenheid kan geen vrijstelling worden gegeven, tenzij het afleggen van de verklaring van verbondenheid redelijkerwijs niet gevraagd kan worden (zie daarvoor toelichting bij artikel 60b, vijfde lid en zesde lid, BVVN). Er zijn omstandigheden denkbaar waarin het voor de verzoeker niet mogelijk is om de bereidverklaring in te vullen en te ondertekenen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de verzoeker wel bereid is de verklaring van verbondenheid af te leggen, maar vanwege zijn fysieke of psychische toestand model 2.30 niet zelf kan invullen of dat bij het indienen van zijn verzoek om naturalisatie duidelijk is dat de verzoeker niet in staat zal zijn de verklaring van verbondenheid mondeling af te leggen. Zie de toelichting in paragraaf 3.4.1 Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid (model 2.30) in artikel 7 RWN hoe met deze uitzonderingssituaties moet worden omgegaan.

4. Afleggen verklaring van verbondenheid

(zie tevens de toelichting bij artikel 7 RWN onder paragraaf 3.13.3 Afleggen verklaring van verbondenheid)

Uitgangspunt is dat de verklaring van verbondenheid in persoon wordt afgelegd tijdens de naturalisatieceremonie waarbij de bevestiging tot verkrijging van het Nederlanderschap wordt uitgereikt. De verklaring van verbondenheid wordt in het Nederlands en doorgaans mondeling afgelegd.

Uitzonderingen (zie tevens paragraaf 3.13.4.2 Uitzondering (mondeling) afleggen verklaring van verbondenheid)

Voor een enkele verzoeker kan echter een uitzondering gemaakt worden. Indien van de verzoeker door omstandigheden redelijkerwijs niet verlangd kan worden dat hij de verklaring van verbondenheid mondeling uitspreekt tegenover de bevoegde autoriteit, wordt een schriftelijke verklaring van verbondenheid ondertekend. De beoordeling of sprake is van de hier bedoelde omstandigheden, ligt bij de burgemeester57 en wordt gestaafd door ten minste één door of namens de verzoeker overgelegde bewijsstuk(ken).

Daarnaast zijn omstandigheden denkbaar waarbij de verzoeker vanwege zijn fysieke of psychische toestand in het geheel niet in staat is om de verklaring van verbondenheid af te leggen. Dan wordt de verklaring van verbondenheid niet afgelegd. Het zal hier zeer uitzonderlijke gevallen betreffen. De onmogelijkheid tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid, wordt beoordeelt door de Minister van Justitie.58

6. Niet uitreiken bij niet verschijnen of weigering afleggen verklaring van verbondenheid (zie tevens artikel 60b, derde lid, BVVN en de toelichting bij artikel 7 RWN onder paragraaf 3.13.3 Afleggen verklaring van verbondenheid)

Wordt de toezegging een verklaring van verbondenheid af te leggen niet nagekomen en er is geen ontheffing van het mondeling of schriftelijk afleggen verleend, dan wordt de optiebevestiging niet uitgereikt en het Nederlanderschap niet verkregen. Immers, pas door de bekendmaking kan iemand Nederlander worden door naturalisatie.

Artikel 10

In de toelichting bij artikel 10 wordt in pagraaf 1 ‘Algemeen’ onder 10-alg ‘Toelichting algemeen’ in de achtste en tevens laatste alinea ‘Met het... oorspronkelijke nationaliteit (artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, RWN).’ wordt de laatste volzin ‘Uit de tekst van artikel 10... aanhef en onder b RWN).’ vervangen door de volgende volzin:

‘Uit de tekst van artikel 10 RWN volgt verder dat niet kan worden afgeweken van het vereiste dat ‘geen bedenkingen mogen bestaan tegen het verblijf voor onbepaalde tijd in het Koninkrijk van verzoeker’ (artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, RWN), dat de verzoeker ‘verklaart bereid te zijn bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen’ en dat ‘het besluit tot verlening niet wordt bekendgemaakt dan nadat de verklaring daadwerkelijk is afgelegd’ (artikel 8, eerste lid, aanhef en onder e, RWN), dat er geen ernstige vermoedens mogen bestaan dat verzoeker ‘gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden, of de veiligheid van het Koninkrijk’ (artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, RWN) en van de verplichting van de verzoeker om afstand te doen van de oorspronkelijke nationaliteit (artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, RWN).’

In de toelichting bij artikel 10 RWN worden in paragraaf 2.2 ‘Humanitaire redenen’ bij het eerste opsommingstreepje in de achtste zin ‘Bovendien zal...derde lid RWN),’ de woorden ‘artikel 6, zevende lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, achtste lid, RWN’.

In de toelichting bij artikel 10 RWN worden in paragraaf 2.3 ‘Ambtelijk verzuim’ bij het vierde opsommingstreepje in de derde zin ‘na 1 april 2003...artikel 28, derde lid RWN),’ de woorden ‘artikel 6, zevende lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, achtste lid, RWN’.

In de alinea ‘Aangezien artikel 10 RWN...worden verzocht.’ na het vierde opsommingstreepje worden de woorden in de eerste regel ‘artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, RWN’ vervangen door: ‘artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b en e, RWN’.

Aan het einde van de eerste volzin worden na ‘(zie de toelichting bij artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, RWN).’ Het volgende zinsdeel toegevoegd: ‘en verklaard moet hebben bereid te zijn bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen (zie toelichting bij artikel 7 en artikel 8, eerste lid, aanhef en onder e, RWN).’

Artikel 11

Artikel 11, vierde lid en vijfde lid, RWN luiden met ingang van 1 maart 2009:

  • 4. Aan het minderjarige niet-Nederlandse kind van een vader of moeder die het Nederlanderschap door optie verkregen heeft of aan wie dat is verleend, dat in deze verkrijging of verlening niet deelde, wordt op zijn verzoek het Nederlanderschap verleend, indien het een onafgebroken periode van tenminste drie jaren onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek toelating en hoofdverblijf, en sedert het tijdstip van het verzoek, toelating voor onbepaalde tijd en hoofdverblijf in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba heeft. De termijn van toelating en hoofdverblijf is niet van toepassing op het kind dat geboren is nadat zijn ouder de verklaring bedoeld in artikel 6, eerste lid, of het verzoek, bedoeld in artikel 7, eerste lid, heeft ingediend. Aan een kind dat ten tijde van het verzoek de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, wordt het Nederlanderschap slechts verleend, indien het daarmee uitdrukkelijk instemt, hij bereid is bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen en op hem geen van de afwijzingsgronden van artikel 9, aanhef en onder a, met inbegrip van het tweede lid van dat artikel, van toepassing is. Het besluit tot verlening wordt niet bekend gemaakt dan nadat de verklaring van verbondenheid daadwerkelijk is afgelegd.

  • 5. Aan het niet-Nederlandse kind van een vader of moeder die het Nederlanderschap door optie verkregen heeft of aan wie zulks is verleend, dat minderjarig was op het tijdstip van de verklaring of het verzoek van die ouder, en dat in deze verkrijging of verlening niet deelde wegens het bereiken van de meerderjarigheid, wordt het Nederlanderschap op zijn verzoek verleend:

    • a. indien hij een onafgebroken periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek en aanvangende vóór het bereiken van de meerderjarigheid toelating en hoofdverblijf en, sedert het tijdstip van het verzoek, toelating voor onbepaalde tijd en hoofdverblijf in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba heeft,

    • b. indien hij bereid is bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen en

    • c. ten aanzien van hem geen van de afwijzingsgronden van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, met inbegrip van het tweede lid van dat artikel, van toepassing is.

      Het besluit tot verlening wordt niet bekend gemaakt dan nadat de verklaring van verbondenheid daadwerkelijk is afgelegd.’

Met de hierboven opgenomen wijzigingen in de wettekst, worden tevens de wetsartikelen bij de hierop volgende toelichting aangepast.

In de ‘Toelichting’ bij artikel 11 RWN, in de paragraaf 11-alg ‘Algemeen’ wordt tussen de achtste alinea ‘Voor minderjarige...worden afgelegd.’ en de negende alinea ‘Indien een...paragraaf 3.11).’ de volgende nieuwe alinea toegevoegd:

‘Voor de minderjarige naturalisandus die op het tijdstip waarop het verzoek om naturalisatie op grond van artikel 11, vierde lid, RWN wordt ingediend zestien jaar of ouder is, geldt de verplichting tot bereidverklaring en het afleggen van de verklaring van verbondenheid. Medenaturalisandi van 16 of 17 jaar (artikel 11, derde lid, RWN) zijn niet verplicht om de bereidverklaring en de verklaring van verbondenheid af te leggen, dit is nog niet geregeld door de wetgever. Hier wordt op termijn door de wetgever in voorzien. (zie ook de toelichting bij artikel 6, 7 en 8, eerste lid onder e, RWN).’

In paragraaf 11-4 ‘Ad artikel 11, vierde lid’ wordt tussen de tiende alinea ‘Ingevolge onderhavig...jaar wordt.’ en de elfde alinea ‘Als een...onder a, RWN).’ wordt de volgende alinea toegevoegd:

‘Ingevolge onderhavig artikellid moet het kind dat ten tijde van de indiening van het verzoek zestien jaar of ouder is, zich bij de indiening bereid verklaren de verklaring van verbondenheid af te leggen (model 2.30). Vervolgens zal het kind dat de bereidverklaring afgegeven heeft, tijdens de naturalisatieceremonie, de verklaring van verbondenheid moeten afleggen voordat hem het uittreksel van het besluit tot verlening van het Nederlanderschap kan worden uitgereikt. Het vereiste tot bereidverklaring en het afleggen van de verklaring van verbondenheid geldt niet voor een kind dat bij het indienen van het verzoek om naturalisatie jonger dan zestien jaar is, maar gedurende de behandeling van het verzoek zestien jaar wordt (zie de toelichting bij artikel 6, 7 en 8 RWN.)’.

In paragraaf 11-4 ‘Ad artikel 11, vierde lid’ wordt in de vijftiende alinea ‘Voor een...kind afgelegd.’ tussen het zesde opsommingstreepje ‘het kind...de naturalisatie;’ en het zevende opsommingstreepje ‘deze instemmingsverklaring...kind afgelegd.’ het volgende nieuwe opsommingstreepje ingevoegd:

‘– het kind heeft zich bereid verklaard bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen;’

De tekst achter het zevende en laatste opsommingstreepje ‘deze instemmingsverklaring...kind afgelegd.’ wordt vervangen door de volgende tekst:

‘– de hiervoor bedoelde verklaringen zijn in persoon door het kind afgelegd.’

In paragraaf 11-5 ‘Ad artikel 11, vijfde lid’ wordt tussen de zevende alinea ‘De verzoeker...onder h, RWN.’ en de achtste alinea ‘Samengevat gelden...tweede lid, RWN.’ de volgende alinea ingevoegd:

‘ Ingevolge onderhavig artikellid moet de verzoeker zich bij de indiening van zijn verzoek om naturalisatie bereidverklaren de verklaring van verbondenheid af te leggen (model 2.30). In de regel moet tijdens de naturalisatieceremonie de naturalisandus die de bereidverklaring afgegeven heeft, de verklaring van verbondenheid afleggen voordat hem het uittreksel van het besluit tot verlening van het Nederlanderschap wordt uitgereikt (zie de toelichting bij artikel 6, 7 en 8 RWN).’

In paragraaf 11-5 ‘Ad artikel 11, vijfde lid’ wordt in de huidige achtste alinea ‘Samengevat gelden...tweede lid, RWN.’ wordt tussen zevende opsommingstreepje ‘de verzoeker...onder h, RWN;’ en het achtste opsommingstreepje ‘er zijn...tweede lid, RWN.’ het volgende nieuwe opsommingstreepje ingevoegd:

‘– de verzoeker heeft zich bereid verklaard bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen;’.

Artikel 13

In 13-1, de toelichting bij artikel 13, eerste lid, RWN, worden in paragraaf 1.2 ‘Categoriale vrijstelling van optiegelden’ bij het eerste opsommingstreepje de woorden ‘zevende lid’ vervangen door: ‘achtste lid’

Artikel 23

Artikel 23 RWN luidt met ingang van 1 maart 2009:

  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regelen worden vastgesteld ter uitvoering van deze rijkswet.

  • 2. De verklaring van verbondenheid, bedoeld in artikel 6, tweede lid, artikel 8, eerste lid onder e en artikel 11, vierde en vijfde lid, wordt afgelegd met de volgende woorden: Ik zweer (verklaar) dat ik de grondwettelijke orde van het Koninkrijk der Nederlanden, haar vrijheden en rechten respecteer en zweer (beloof) de plichten die het staatsburgerschap met zich meebrengt getrouw te vervullen. Degene die de verklaring aflegt voegt daar ter bevestiging aan toe: Zo waarlijk helpe mij God almachtig, of: Dat verklaar en beloof ik.

  • 3. De gevallen waarin het afleggen van de verklaring, in afwijking van artikel 6, tweede lid, 6 achtste lid, 8, eerste lid onder e, 11, vierde lid, 11 vijfde lid onder b, 26, derde lid en 28, derde lid, niet gevraagd zal worden of redelijkerwijs niet gevraagd kan worden en de wijze waarop deze verklaring kan worden afgelegd, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld.

Onder de paragraaftitel ‘Toelichting’ wordt de paragraaftitel ‘Ad artikel 23, eerste lid’ toegevoegd.

Onder deze paragraaftitel ‘Ad artikel 23, eerste lid’ en voor de huidige tekst bij de toelichting wordt de volgende wettekst ingevoegd:

‘Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regelen worden vastgesteld ter uitvoering van deze rijkswet.’

Onderaan de tekst van de huidige ‘Toelichting’ wordt de volgende nieuwe tekst toegevoegd:

‘Ad artikel 23, tweede lid

De verklaring van verbondenheid, bedoeld in artikel 6, tweede lid, artikel 8, eerste lid onder e en artikel 11, vierde en vijfde lid, wordt afgelegd met de volgende woorden: Ik zweer (verklaar) dat ik de grondwettelijke orde van het Koninkrijk der Nederlanden, haar vrijheden en rechten respecteer en zweer (beloof) de plichten die het staatsburgerschap met zich meebrengt getrouw te vervullen. Degene die de verklaring aflegt voegt daar ter bevestiging aan toe: Zo waarlijk helpe mij God almachtig, of: Dat verklaar en beloof ik.

De verklaring van verbondenheid wordt in de regel in persoon op een naturalisatieceremonie, mondeling en zonder uitzondering in het Nederlands afgelegd.

De verklaring van verbondenheid wordt bevestigd met de woorden ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ òf ‘Dat verklaar en beloof ik’.

Wanneer betrokkene ervoor kiest de verklaring van verbondenheid te bevestigen met de eerste mogelijkheid, betreft de verklaring van verbondenheid de volgende woorden: ‘Ik zweer dat ik de grondwettelijke orde van het Koninkrijk der Nederlanden, haar vrijheden en rechten respecteer en zweer de plichten die het staatsburgerschap met zich meebrengt getrouw te vervullen.’ en eindigt met de volgende bevestiging : ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’.

Wanneer betrokkene ervoor kiest de andere (neutrale) verklaring van verbondenheid te bevestigen met de tweede mogelijkheid, betreft de verklaring van verbondenheid de volgende woorden:‘ Ik verklaar dat ik de grondwettelijke orde van het Koninkrijk der Nederlanden, haar vrijheden en rechten respecteer en beloof de plichten die het staatsburgerschap met zich meebrengt getrouw te vervullen.’ en eindigt met de volgende bevestiging : ‘Dat verklaar en beloof ik’.

De keuze voor de eerste of tweede variant van de bevestiging van de verklaring van verbondenheid, ligt bij betrokkene. De tekst van de verklaring van verbondenheid als die van de bevestiging staat wettelijk vast en van deze tekst kan niet worden afgeweken.

Indien de bevoegde autoriteit heeft bepaald dat de verklaring van verbondenheid schriftelijk kan worden afgelegd (zie artikel 23, derde lid, RWN), wordt de schriftelijke verklaring van verbondenheid ondertekend. Voor het schriftelijk afleggen van de verklaring van verbondenheid zijn twee modellen ontwikkeld. In model 4.1 is de verklaring van verbondenheid opgenomen die besluit met de bevestiging ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ en in model 4.2 de verklaring van verbondenheid opgenomen die besluit met ‘Dat verklaar en beloof ik’. De schriftelijk afgelegde verklaring van verbondenheid wordt door de burgemeester in het bij de gemeente aanwezige optiedossier of naturalisatiedossier gevoegd.

Ad artikel 23, derde lid

De gevallen waarin het afleggen van de verklaring, in afwijking van artikel 6, tweede lid, 6 achtste lid, 8, eerste lid onder e, 11, vierde lid, 11 vijfde lid onder b, 26, derde lid en 28, derde lid, niet gevraagd zal worden of redelijkerwijs niet gevraagd kan worden en de wijze waarop deze verklaring kan worden afgelegd, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld.

De in artikel 23, derde lid RWN bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BVVN, van 15 april 2002, Stb. 2002, 231, gewijzigd bij Stb. 2009, 2).

In artikel 60a en 60b van het BVVN is de wijze van afleggen van de verklaring van verbondenheid vastgesteld. Daarnaast is in voornoemde artikelen bepaald de gevallen waarin het afleggen van de verklaring niet wordt gevraagd of om redenen van redelijkheid niet gevraagd kan worden.

In het BVVN is opgenomen dat de degene aan wie de bevestiging van verkrijging van het Nederlanderschap of het uittreksel van het besluit tot verlening van het Nederlanderschap in persoon wordt uitgereikt, de verklaring van verbondenheid mondeling aflegt op een door de bevoegde autoriteiten te bepalen wijze (artikel 60a, vierde, lid BVVN en 60b, vierde lid, BVVN) .

Voorts is opgenomen dat de bevoegde autoriteit kan bepalen dat de betrokkene de verklaring van verbondenheid schriftelijk aflegt, indien van hem redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij deze mondeling aflegt (artikel 60a, vijfde lid en 60b, vijfde lid, BVVN). Dit geldt in elk geval voor de gevallen die in het BVVN reeds zijn onderkend als de gevallen waarin niet kan worden verlangd dat men de ceremonie bijwoont (artikel 60a, negende lid en 60b, negende lid, BVVN). Maar ook kan het gaan om gevallen waarin de persoon in kwestie wel in staat is om de ceremonie bij te wonen, maar niet in staat is om de verklaring uit te spreken. Dan kan de verklaring van verbondenheid schriftelijk worden afgelegd, door het ondertekenen van de tekst van de verklaring (model 4.1 of model 4.2).

Ten slotte is in het BVVN opgenomen dat indien betrokkene vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is om de verklaring van verbondenheid op de voorgeschreven wijze af te leggen, de bevestiging van verkrijging van het Nederlanderschap of het uittreksel van verlening van het Nederlanderschap bekend wordt gemaakt zonder dat de verklaring is afgelegd(artikel 60a, zesde lid en 60b, zesde lid, BVVN). Het gaat hier om zeer bijzondere omstandigheden, gelegen in de fysieke of psychische omstandigheden van deze persoon.59

Artikel 26

Artikel 26, derde lid, RWN luidt met ingang van 1 maart 2009:

  • 3. Het minderjarige niet-Nederlandse kind van de vader of moeder, die de vreemdeling is bedoeld in het eerste lid, deelt in diens verkrijging van het Nederlanderschap, indien hij in de verklaring tot dat doel is vermeld. Kinderen van een kind dat in de verkrijging deelt, delen onder dezelfde voorwaarden in die verkrijging. Een kind dat ten tijde van het afleggen van de verklaring de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, deelt in de verkrijging indien het daarmee uitdrukkelijk instemt, de in het tweede lid van artikel 6 bedoelde bereidverklaring daadwerkelijk aflegt en jegens hem geen vermoedens bestaan als bedoeld in het vierde lid dat artikel. Het besluit tot bevestiging wordt niet bekend gemaakt dat nadat de verklaring van verbondenheid daadwerkelijk is afgelegd. Artikel 11, achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Met de hierboven opgenomen wijzigingen in de wettekst, worden tevens de wetsartikelen bij de toelichting aangepast.

In de toelichting bij artikel 26, derde lid, RWN wordt onder paragraaf 26-3 ‘Ad artikel 26, derde lid’ in paragraaf ‘Algemeen’ aan het einde van de vierde volzin ‘Een kind...uitdrukkelijk instemt.’ de volgende zinsnede toegevoegd: ‘en zich bereid heeft verklaart bij de verkrijging van het Nederlanderschap de verklaring van verbondenheid af te leggen.’

De vijfde volzin ‘Dit moet...de optie.’ vervangen door de volgende volzin: ‘De instemming van het kind moet blijken uit model 1.9.’

Na de vijfde volzin wordt de volgende volzin ingevoegd: ‘De bereidheid van de medeoptanten van zestien of zeventien jaar tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid wordt met het formulier ‘Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid’ (model 1.36) vastgelegd op het moment dat de optieverklaring wordt afgelegd.

In paragraaf ‘Procedure’ worden in de eerste volzin ‘Voor de... artikel 2 RWN.’ de woorden ‘artikel 6, tweede lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, derde lid, RWN’

Artikel 28

Artikel 28, tweede en derde lid, RWN luiden met ingang van 1 maart 2009:

  • 2. Artikel 6, derde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het minderjarige niet-Nederlandse kind van de in het eerste lid genoemde persoon die moeder of adoptiefouder als bedoeld in artikel 11, achtste lid, van dit kind is deelt in die verkrijging, indien het in de verklaring tot dat doel is vermeld. Kinderen van een kind dat in de verkrijging deelt, delen onder dezelfde voorwaarden in die verkrijging. Een kind dat ten tijde van het afleggen van de verklaring de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, deelt in de verkrijging indien het daarmee uitdrukkelijk instemt, de in het tweede lid van artikel 6 bedoelde bereidverklaring aflegt en jegens hem geen vermoedens bestaan als bedoeld in het vierde lid van dat artikel. Het besluit tot bevestiging wordt met betrekking tot hem niet bekendgemaakt dan nadat de verklaring van verbondenheid daadwerkelijk is afgelegd

Met de hierboven opgenomen wijzigingen in de wettekst, worden tevens de wetsartikelen bij de toelichting aangepast.

In de toelichting bij artikel 28 RWN, worden in paragraaf 28-1 ‘Ad artikel 28, eerste lid’ in de vierde alinea ‘Slechts indien...tweede lid, RWN.’ in de laatste volzin ‘Zie ook...tweede lid, RWN.’ de woorden ‘artikel 6, tweede lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, derde lid, RWN’.

In de vijfde alinea ‘De Nederlandse... onderhavige artikel’ worden in zowel de derde als de vierde volzin de woorden artikel 6, derde lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, vierde lid, RWN’.

In de eerste alinea ‘Voor de...het Koninkrijk.’ onder paragraaf ‘Procedure’ in paragraaf ‘Ad artikel 28, eerste lid’ worden in de eerste zin ‘Voor de...artikel 2 RWN.’ de woorden ‘artikel 6, tweede lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, derde lid, RWN’.

In de toelichting bij paragraaf 28-2 ‘Ad artikel 28, tweede lid’ worden in de eerste volzin ‘Dit artikellid...optanten bestaat.’ de woorden ‘artikel 6, tweede tot en met vijfde lid, RWN’ gewijzigd in: ‘artikel 6, derde tot en met zesde lid, RWN’

In de tweede volzin ‘Zie ook...vijfde lid, RWN.’ worden de woorden ‘artikel 6, tweede tot en met vijfde lid, RWN’ gewijzigd in: ‘artikel 6, derde tot en met zesde lid, RWN’.

In de toelichting bij paragraaf 28-3 ‘Ad artikel 28, derde lid’ worden in de vierde alinea ‘De moeder...het Nederlanderschap.’ in de derde volzin ‘Zo zal...tweede lid, RWN).’ de woorden ‘artikel 6, tweede lid, RWN’ gewijzigd worden in: ‘artikel 6, derde lid, RWN’.

De tekst in de negende alinea ‘Een kind...artikel 6.’ wordt vervangen door de volgende tekst: ‘Een kind dat ten tijde van het afleggen van de verklaring de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, deelt in de verkrijging indien het daarmee uitdrukkelijk instemt, de in het tweede lid van artikel 6 bedoelde bereidverklaring daadwerkelijk aflegt en jegens hem geen vermoedens bestaan als bedoeld in het vierde lid van dat artikel. Het besluit tot bevestiging wordt niet bekend gemaakt dan nadat de verklaring van verbondenheid daadwerkelijk is afgelegd.’

Na de eerste twee volzinnen van de elfde alinea ‘Ook bij...vierde lid, RWN.’ wordt de volgende alinea toegevoegd: ‘ Ingevolge onderhavig artikellid moet het kind dat ten tijde van het afleggen van de optieverklaring zestien jaar of ouder is, zich bij de indiening bereid verklaren de verklaring van verbondenheid af te leggen (model 1.36). In de regel zal tijdens de naturalisatieceremonie de (mede-)optant die de bereidverklaring afgegeven heeft, de verklaring van verbondenheid moeten afleggen voordat aan hem de optiebevestiging wordt uitgereikt (zie de toelichting bij artikel 6, 7 en 8 RWN.)’.

De tekst van twaalfde alinea in paragraaf 28-3 ‘Ad artikel 28, derde lid’ ‘Uit de...worden geweigerd.’ wordt als volgt gewijzigd: ‘ Uit de tekst van dit artikellid volgt dat het vereiste van uitdrukkelijke instemming van het minderjarige kind en de bereidverklaring tot het afleggen van de verklaring van verbondenheid slechts geldt indien het een kind betreft dat op het moment van het afleggen van de optieverklaring zestien jaar of ouder is. Als het kind in de loop van de optieprocedure zestien jaar of ouder wordt, hoeft het zich niet alsnog bereid te verklaren om de verklaring van verbondenheid af te leggen en hoeft het niet alsnog uitdrukkelijk in te stemmen voordat het kan delen in de verkrijging van het Nederlanderschap. Als dit kind echter al vóór het bereiken van de zestienjarige leeftijd een zienswijze omtrent medeverkrijging van het Nederlanderschap naar voren heeft gebracht en het kind heeft daarbij te kennen gegeven geen prijs te stellen op medeverkrijging, dan wordt de bevestiging van het Nederlanderschap ten aanzien van dit kind geweigerd. De bevestiging wordt ten aanzien van het kind ook geweigerd indien het zich niet bereid verklaart om bij de verkrijging van het Nederlanderschap de verklaring van verbondenheid af te leggen.’

In de vijftiende alinea bij paragraaf 28-3 ‘Ad artikel 28, derde lid’ ‘Het minderjarige...worden aangewend.’ worden in de derde zin ‘De medeverkrijging... tweede lid, RWN).’ de woorden ‘artikel 6, tweede lid, RWN’ vervangen door: ‘artikel 6, derde lid, RWN’.

Nieuwe modellen

II. Vier nieuwe modellen zijn naar aanleiding van de nieuwe wetgeving met betrekking tot de verklaring van verbondenheid ontworpen: zie bijlagen

Aanpassing modellen

III. Aanpassing van modellen 1.33, 2.22, 2.29 en 2.29a : zie bijlagen

Toelichting

De verklaring van verbondenheidwordt ingevoerd als een van de wettelijke voorwaarden waaraan een persoon die het Nederlanderschap wil verwerven door optie of naturalisatie moet voldoen. Met het afleggen van de verklaring van verbondenheid wordt de relatie van een persoon met de Nederlandse samenleving versterkt. Reeds bij het afleggen van de optieverklaring of de indiening van het verzoek om naturalisatie zal een persoon zich bereid moeten verklaren de verklaring van verbondenheid af te leggen. De verklaring van verbondenheid wordt vervolgens tijdens een naturalisatieceremonie afgelegd voordat aan de optant of naturalisandus het besluit tot bevestiging van de optieverklaring of het uittreksel van het besluit tot verlening van het Nederlanderschap kan worden uitgereikt.

Bij Rijkswet van 27 juni 2008 (Staatsblad 2008, 270) wordt de Rijkswet op het Nederlanderschap gewijzigd ter invoering van een verklaring van verbondenheid, en tot aanpassing van de regeling van de verkrijging van het Nederlanderschap na erkenning. Deze Rijkswet treedt bij koninklijk besluit op 1 maart 2009 in werking. In deze Rijkswet is onder meer bepaald dat het afleggen van de verklaring van verbondenheid een onderdeel wordt van de verkrijging van het Nederlanderschap door optie of door naturalisatie. Daarnaast wordt bij Staatsblad 2008, nr. 2, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BVVN) gewijzigd. Hierin zijn onder meer de gevallen vastgesteld waarin het afleggen van de verklaring van verbondenheid niet gevraagd zal worden of om redenen van redelijkheid niet gevraagd kan worden.

Tot slot

Dit TBN treedt in werking met ingang van 1 maart 2009. Van de oude modellen 1.33 2.22, 2.29 en 2.29a kan nog tot 1 maart 2009 gebruik worden gemaakt.

De tekst van dit TBN wordt, voor zover relevant, op 1 maart 2009 verwerkt in de Handleiding RWN.

De Minister van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken,

R.K. Visser.

BIJLAGEN

verkleinde afbeelding van stcrt-2008-2258-001.pngverkleinde afbeelding van stcrt-2008-2258-002.pngverkleinde afbeelding van stcrt-2008-2258-003.pngverkleinde afbeelding van stcrt-2008-2258-004.pngverkleinde afbeelding van stcrt-2008-2258-005.pngverkleinde afbeelding van stcrt-2008-2258-006.pngverkleinde afbeelding van stcrt-2008-2258-007.pngverkleinde afbeelding van stcrt-2008-2258-008.pngverkleinde afbeelding van stcrt-2008-2258-009.pngverkleinde afbeelding van stcrt-2008-2258-010.pngverkleinde afbeelding van stcrt-2008-2258-011.png

XNoot
1

Zie ook toelichting bij artikel 60a, derde lid, BVVN en artikel 2, vijfde lid, artikel 7, artikel 8, eerste lid, onder e, artikel 11, vierde en vijfde lid, artikel 23, artikel 26 en artikel 28 RWN.

XNoot
2

Zie hiervoor artikel 60a, vijfde lid en zesde lid, BVVN.

XNoot
3

Zie hiervoor artikel 2, tweede lid, RWN.

XNoot
4

Zie hiervoor artikel 60a, zesde lid, BVVN en de toelichting bij artikel 2, tweede lid, RWN.

XNoot
5

Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, tweede lid RWN; bijvoorbeeld een gemotiveerde medische verklaring van een onafhankelijk (behandelend) medisch specialist.

XNoot
6

Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, tweede lid, RWN en paragraaf 2.12.4 ‘Zwaarwegende redenen’(artikel 60a, zesde lid, BVVN).

XNoot
7

Zie artikel 60a, vierde lid, BVVN.

XNoot
8

Zie artikel 60a, vijfde lid, BVVN.

XNoot
9

Zie artikel 60a, derde lid, BVVN.

XNoot
10

Zie artikel 60a, vierde lid, BVVN.

XNoot
11

Zie artikel 60a, derde lid, BVVN.

XNoot
12

Zie tevens paragrafen 2.12.1 en 2.12.2 van paragraaf ‘Toelichting ad artikel 6, derde lid, RWN.

XNoot
13

Zie artikel 60a, elfde lid, BVVN.

XNoot
14

Zie artikel 60a, derde lid, BVVN.

XNoot
15

Zie artikel 60a, elfde lid, BVVN.

XNoot
16

Zie artikel 60a, derde lid, BVVN en artikel 60a, tiende lid, BVVN.

XNoot
17

Zie paragraaf 2.12.4.2.

XNoot
18

Zie tevens artikel 23, tweede lid, RWN.

XNoot
19

Artikel 60a, vijfde lid, BVVN..

XNoot
20

Zie artikel 60a, zesde lid, BVVN.

XNoot
21

Idem.

XNoot
22

Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, tweede lid RWN.

XNoot
23

Zie artikel 60a, zesde lid BVVN en de toelichting bij artikel 2, tweede lid RWN.

XNoot
24

Zie artikel 60a, negende lid BVVN en de toelichting bij artikel 6, tweede lid RWN, paragraaf 2.12.4.

XNoot
25

Idem.

XNoot
26

Zie artikel 60a, zesde lid BVVN en de toelichting bij artikel 2, tweede lid RWN.

XNoot
27

Zie artikel 60a, negende lid BVVN en de toelichting bij artikel 6, tweede lid RWN, paragraaf 2.12.4.

XNoot
28

Zie artikel 60a, negende lid BVVN en de toelichting bij artikel 6, tweede lid RWN, paragraaf 2.12.4.

XNoot
29

Zie artikel 60a, zesde lid BVVN en de toelichting bij artikel 2, tweede lid RWN.

XNoot
30

Idem.

XNoot
31

Zie ook toelichting bij artikel 60b, derde lid, BVVN en artikel 2, vijfde lid, artikel 6, artikel 8, eerste lid, onder e, artikel 11 vierde en vijfde lid, artikel 23, artikel 26 en artikel 28 RWN.

XNoot
32

Zie hiervoor artikel 60b, vijfde lid en zesde lid BVVN.

XNoot
33

Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, tweede lid, RWN.

XNoot
34

Zie hiervoor artikel 60b, zesde lid, BVVN en de toelichting bij artikel 2, tweede lid, RWN.

XNoot
35

Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, tweede lid RWN; bijvoorbeeld een gemotiveerde medische verklaring van een onafhankelijk (behandelend) medisch specialist.

XNoot
36

Zie artikel 60b, vierde lid, BVVN.

XNoot
37

Zie artikel 60b, vijfde lid, BVVN

XNoot
38

Zie artikel 60b, vierde lid, BVVN.

XNoot
39

Artikel 60b, derde lid, BVVN.

XNoot
40

Zie artikel 60b, derde lid en tiende lid, BVVN.

XNoot
41

Zie toelichting bij artikel 60b, derde lid, BVVN.

XNoot
42

Zie paragraaf 3.13.4.2‘Uitzondering (mondeling) afleggen verklaring van verbondenheid’.

XNoot
43

Zie artikel 60b, vierde lid, BVVN en artikel 23, tweede lid, RWN.

XNoot
44

Artikel 60a, vijfde lid, BVVN

XNoot
45

Zie hiervoor paragraaf 3.4.1 onder alinea ‘Uitzondering ondertekenen bereidverklaring’.

XNoot
46

Zie artikel 60b, zesde lid, BVVN.

XNoot
47

Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, tweede lid RWN; bijvoorbeeld een gemotiveerde medische verklaring van een onafhankelijk (behandelend) medisch specialist.

XNoot
48

Zie artikel 60b, zesde lid BVVN en de toelichting bij artikel 2, tweede lid RWN.

XNoot
49

Zie artikel 60b, negende lid BVVN en de toelichting bij artikel 7, RWN, paragraaf 3.13.4.

XNoot
50

Idem.

XNoot
51

Zie artikel 60b, zesde lid BVVN en de toelichting bij artikel 2, tweede lid RWN.

XNoot
52

Zie artikel 60a, negende lid BVVN en de toelichting bij artikel 6, tweede lid RWN, paragraaf 2.12.4.

XNoot
53

Zie artikel 60b, negende lid BVVN en de toelichting bij artikel 7, RWN, paragraaf 3.13.4.

XNoot
54

Zie artikel 60b, zesde lid BVVN en de toelichting bij artikel 2, tweede lid RWN.

XNoot
55

Idem.

XNoot
56

Zie ook toelichting bij artikel 60b, derde lid, BVVN en artikel 2, vijfde lid, artikel 6, tweede lid , artikel 11, vierde en vijfde lid, artikel 23, artikel 26 en artikel 28 RWN.

XNoot
57

Zie artikel 60b, vijfde lid, BVVN en paragraaf 3.13.4 Zwaarwegende redenen en uitzonderingen.

XNoot
58

Zie artikel 60b, zesde lid, BVVN.

XNoot
59

Zie ook toelichting bij artikel 6, artikel 7, artikel 8, eerste lid, onder e, RWN.

Naar boven