Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2007, 15 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2007, 15 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 8 november 2006, Directie Wetgeving, nr. 5451568/06/6;
Gelet op de artikelen 8, eerste lid, aanhef en onderdeel d, en 23 van de Rijkswet op het Nederlanderschap;
De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 24 november 2006, nr. W03.06.0475/I/K);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering van 21 december 2006, Directie Wetgeving, nr. 5458170/06/6;
De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit naturalisatietoets wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel c, vervalt aan het slot het woord «en» .
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het derde lid, onderdeel d, door een puntkomma en de toevoeging van het woord «en», wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. in Nederland: gespreksvaardigheid.
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. hij in het bezit is van een certificaat als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Wet inburgering nieuwkomers, indien uit de vermelding daarop blijkt dat tenminste de volgende niveaus zijn behaald:
1°. voor de onderdelen «Luisteren», «Spreken» en «Lezen» en «Schrijven» van de eindtermen Referentiekader Nederlands als Tweede Taal: niveau 2:
2°. voor het onderdeel «Maatschappij Oriëntatie»: het niveau van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van die wet;
2. In het eerste lid, onderdeel h, vervalt aan het slot het woord «of».
3. In het eerste lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, de volgende onderdelen toegevoegd:
j. hij ten minste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft verbleven als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inburgering;
k. hij in het bezit is van een met een van de in onderdeel b genoemde diploma’s of getuigschriften vergelijkbaar diploma of een ander document, behaald in het Nederlandstalig onderwijs in België, mits een voldoende is behaald voor het vak Nederlandse taal;
l. hij in het bezit is van een met een van de in onderdeel b genoemde diploma’s of getuigschriften vergelijkbaar diploma of een ander document, behaald in het Nederlandstalig onderwijs in Suriname, mits een voldoende is behaald voor het vak Nederlands;
m. hij in het bezit is van het diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school (Trb. 1957, 246), voorzover dat baccalaureaat het vak Nederlands als eerste of tweede taal omvat en voor dat vak een voldoende is behaald; of
n. hij in het bezit is van het getuigschrift Internationaal Baccalaureate Middle Years Certificate, International General Certificate of Secondary Education of Internationaal Baccalaureaat, indien daartoe een cursus Engels-Nederlandstalig onderwijs of een cursus Internationaal Baccalaureaat met daarin het vak Nederlands is gevolgd en voor dat vak een voldoende is behaald.
4. Het derde lid komt te luiden:
3. Bij ministeriële regeling kan worden voorzien in gedeeltelijke vrijstelling van de naturalisatietoets op grond van andere diploma’s, certificaten of documenten dan genoemd in het eerste en het tweede lid.
5. Het vierde lid vervalt.
Artikel 4 komt te luiden:
1. Het verzoek wordt niet afgewezen om de reden dat de naturalisatietoets niet is behaald, indien ten genoegen van Onze Minister is aangetoond dat:
a. de verzoeker door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, niet binnen vijf jaar in staat is de naturalisatietoets te behalen; of
b. het op grond van door de verzoeker geleverde inspanningen voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is de naturalisatietoets te behalen.
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, eerste volzin, komt te luiden:
1. Indien de verzoeker de naturalisatietoets met goed gevolg heeft afgelegd, wordt hem in Nederland uitgereikt het inburgeringsdiploma, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet inburgering met daarop de vermelding dat de vaardigheden in de Nederlandse taal op het niveau A2 van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen zijn verworven, en op de Nederlandse Antillen en Aruba een certificaat.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het in het eerste lid bedoelde inburgeringsdiploma alsmede het certificaat met de aantekening dat de verzoeker beschikt over de vereiste kennis van de Nederlandse taal worden in het kader van een verzoek om naturalisatie in het gehele Koninkrijk erkend.
Het Besluit inburgering wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.4, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. die kan aantonen dat hij in Nederland is geslaagd voor het toetsonderdeel van de kennis van de staatsinrichting en maatschappij van de naturalisatietoets, zoals deze gold voor 1 april 2007.
Artikel 2.5, onderdeel c, komt te luiden:
c. die kan aantonen dat hij ingevolge artikel 4 van het Besluit naturalisatietoets de naturalisatietoets niet behoeft of behoefde af te leggen.
Het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 34, eerst lid, komt te luiden:
1. De verzoeker legt bij zijn verzoek het in artikel 5, eerste lid, van het Besluit naturalisatietoets, bedoelde inburgeringsdiploma of certificaat over, tenzij artikel 3 of 4 van het Besluit naturalisatietoets van toepassing is.
Artikel 40, eerste lid, komt te luiden:
1. De verzoeker legt bij zijn verzoek het in artikel 5, eerste lid, van het Besluit naturalisatietoets, bedoelde inburgeringsdiploma of certificaat over, tenzij artikel 3 of 4 van het Besluit naturalisatietoets van toepassing is.
Artikel 46, eerste lid, komt te luiden:
1. De verzoeker legt bij zijn verzoek het in artikel 5, eerste lid, van het Besluit naturalisatietoets, bedoelde inburgeringsdiploma of certificaat over, tenzij artikel 3 of 4 van het Besluit naturalisatietoets van toepassing is.
Artikel 52, eerste lid, komt te luiden:
1. De verzoeker legt bij zijn verzoek het in artikel 5, eerste lid, van het Besluit naturalisatietoets, bedoelde inburgeringsdiploma of certificaat over, tenzij artikel 3 of 4 van het Besluit naturalisatietoets van toepassing is.
Het certificaat, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit naturalisatietoets zoals dit luidde voor 1 april 2007, met daarop de aantekening dat de verzoeker beschikt over de vereiste kennis van de Nederlandse taal, toont aan dat de verzoeker beschikt over de vereiste kennis van de taal alsmede van de staatsinrichting en maatschappij als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.
histnootDe Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering,
M. C. F. Verdonk
Uitgegeven de zestiende januari 2007
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
Het onderhavige besluit strekt tot wijziging van het Besluit naturalisatietoets, het Besluit inburgering en het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap in verband met de invoering van de Wet inburgering op 1 januari 2007, alsmede het voornemen de naturalisatietoets in Nederland in zijn huidige vorm te vervangen door het in de Wet inburgering geregelde inburgeringsexamen. Dit voornemen is aangekondigd bij de parlementaire behandeling van de Wet inburgering (Kamerstukken II 2005/06, 30 308, nr. 16, blz. 50). Met de vervanging van de naturalisatietoets in Nederland door het inburgeringsexamen wordt een belangrijke vereenvoudiging bewerkstelligd, zowel inhoudelijk (een eenvormige wijze van toetsing van «ingeburgerd zijn») als procedureel (er hoeft maar één toetsingsmethode te worden onderhouden).
Wijziging in verband met aanwijzing inburgeringsexamen als naturalisatietoets in Nederland
Het Besluit naturalisatietoets geeft nadere invulling aan de inburgeringseis waaraan een vreemdeling die om naturalisatie verzoekt op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap dient te voldoen. De inburgeringseis kent twee onderdelen: kennis van de (lands)taal en kennis van de staatsinrichting en maatschappij. Het Besluit naturalisatietoets is op 1 april 2003 voor Nederland in zijn geheel in werking getreden en voor de Nederlandse Antillen en Aruba gedeeltelijk (artikelen 1 en 2, eerste lid). Op 1 mei 2006 is het Besluit eveneens in zijn geheel voor Aruba in werking getreden en is ook daar de naturalisatietoets ingevoerd.
De inhoud van de naturalisatietoets alsmede de tot het afnemen bevoegde instanties zijn op het niveau van de ministeriële regeling(en) geregeld (Regeling naturalisatietoets Nederland en Regeling naturalisatietoets Aruba). Het vervangen van de naturalisatietoets door het inburgeringsexamen heeft overigens alleen betrekking op de naturalisatietoets in Nederland, en niet op de naturalisatietoets die op 1 mei 2006 op Aruba is ingevoerd, noch op de op de Nederlandse Antillen in te voeren naturalisatietoets.
Het aanwijzen van het inburgeringsexamen als naturalisatietoets in Nederland heeft voor het Besluit naturalisatietoets tot gevolg dat op twee punten onderscheid wordt gemaakt tussen Nederland en de Nederlandse Antillen en Aruba (de toets van de kennis van de taal omvat in Nederland naast spreken, luisteren, schrijven en lezen óók gespreksvaardigheden; in Nederland wordt niet langer het Certificaat naturalisatietoets uitgereikt maar het inburgeringsdiploma).
Voor het overige krijgt de vervanging van de naturalisatietoets door het inburgeringsexamen gestalte door middel van het vaststellen van een nieuwe ministeriële regeling (Regeling naturalisatietoets Nederland). Het betreft onder meer de aanwijzing van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Wet inburgering, als naturalisatietoets in Nederland alsmede een overgangsregeling voor het vervangen van de huidige toets door het inburgeringsexamen. Zoals bij de eerder aangehaalde parlementaire behandeling van de Wet inburgering is vermeld, is voorts onderzocht in hoeverre het mogelijk is om als naturalisatietoets op de Nederlandse diplomatieke en beroepsconsulaire posten in het buitenland in ieder geval het centraal deel van het inburgeringsexamen aan te wijzen als naturalisatietoets (nota naar aanleiding van het nader verslag, Kamerstukken II 2005/06, 30 308, nr. 16, blz. 51). De uitkomst hiervan is postitief; verwezen zij naar de uitwerking hiervan in de Regeling naturalisatietoets Nederland.
Onderwerpen zoals de aanwijzing van de instanties die bevoegd zijn tot het afnemen van de toets in Nederland, de aan het afleggen van de naturalisatietoets verbonden kosten alsmede de rechtsbescherming tegen het praktijkdeel van het inburgeringsexamen zijn reeds op grond van de Wet inburgering geregeld zodat daarin niet meer behoeft te worden voorzien. Voor de afname van het centraal deel van het inburgeringsexamen op de posten in het buitenland zullen enkele specifieke voorzieningen in de Regeling naturalisatietoets Nederland worden getroffen.
Wijziging als gevolg van de invoering van de Wet inburgering
De Wet inburgering vervangt de Wet inburgering nieuwkomers en bevat onder andere een algemene inburgeringsplicht voor vreemdelingen die anders dan voor een tijdelijk doel rechtmatig in Nederland verblijven en vreemdelingen die geestelijk bedienaar zijn (nieuwkomers èn oudkomers) en van wie mag worden aangenomen dat zij onvoldoende in de Nederlandse samenleving zijn ingeburgerd, bijvoorbeeld omdat zij niet ten minste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland hebben verbleven en niet beschikken over een diploma of certificaat waaruit blijkt dat zij reeds beschikken over de nodige kennis en vaardigheden (artikelen 3 en 5, eerste lid, Wet inburgering). De vrijstellingen op grond van diploma’s en certificaten zijn nader geregeld in het Besluit inburgering. Voorts bevat de Wet inburgering de mogelijkheid van ontheffing van de inburgeringsplicht door het college van burgemeester en wethouders op medische gronden (artikel 6) dan wel indien het college van burgemeester en wethouders na aantoonbare inspanningen van de inburgeringsplichtige tot het oordeel komt dat het voor betrokkenen redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen (artikel 31, tweede lid, onderdeel b).
Per 1 januari 2007 zal, in verband met de inwerkingtreding van de Wet inburgering en de daarop gebaseerde regelgeving, in artikel 3, eerste lid, onderdelen h en i, van het Besluit naturalisatietoets reeds als vrijstelling voor het afleggen van de naturalisatietoets opgenomen het inburgeringdiploma (artikel 14, derde lid, Wet inburgering) en het document in verband met het behalen van de zogeheten korte vrijstellingstoets (artikel 2.7, Besluit inburgering). Verwezen zij hiervoor naar artikel 8.3 van het Besluit inburgering waarin deze wijziging van het Besluit naturalisatietoets is opgenomen.
In het onderhavige besluit zijn de vrijstellingsgronden voor de naturalisatietoets in overeenstemming gebracht met de overige vrijstellingen in het Besluit inburgering. Opmerking verdient dat door het college van burgemeester en wethouders verleende – individuele – ontheffingen van de inburgeringsplicht op grond van de Wet inburgering niet automatisch tot gevolg heeft dat de overeenkomstig artikel 8, eerste lid, onderdeel d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap gestelde voorwaarde dat de naturalisandus de naturalisatietoets dient te behalen, niet wordt gesteld. In het kader van de naturalisatie wordt apart beoordeeld of de verzoeker door een psychische of lichamelijke belemmering, dan wel een verstandelijke handicap, binnen een periode van vijf jaar niet in staat is om de naturalisatietoets te behalen, of dat het op grond van door hem geleverde inspanningen voor hem redelijkerwijs niet mogelijk is de naturalisatietoets te behalen. Daarbij zal een beschikking van het college van burgemeester en wethouders om de betrokkene van diens inburgeringsplicht te ontheffen wel zwaar wegen, maar de beoordeling in deze is aan de Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering.
De mogelijkheid van gedeeltelijke ontheffing – waaraan in de naturalisatiepraktijk tot op heden geen uitvoering is gegeven – is geschrapt. Gedeeltelijke ontheffing is ook in het kader van de Wet inburgering niet mogelijk gebleken (Kamerstukken II 2005/06, 30 308, nr. 17). Door de geïntegreerde wijze van toetsing komen in ieder deelexamen van het inburgeringsexamen meerdere taalvaardigheden aan de orde. Wel zijn in Nederland bijzondere examenomstandigheden mogelijk voor mensen met een (lichamelijke) handicap, zoals extra examentijd, aangepaste apparatuur of een examinator die de gehandicapte begeleidt.
2. Voorbereiding van dit besluit
Het concept-wijzigingsbesluit is om advies voorgelegd aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken, de Informatie Beheer Groep, het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal), alsmede de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba. Reacties zijn ontvangen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de IB-groep, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken, de regering van de Nederlandse Antillen en de regering van Aruba. De VNG acht de vervanging van de naturalisatietoets in Nederland door het inburgeringsexamen een goede zaak. De Nederlandse Vereniging voor burgerzaken gaf aan zich in het besluit te kunnen vinden.
De regering van Aruba merkte op de voorkeur te geven aan een andere opzet van de vrijstellingsbepaling van artikel 3, door de vrijstellingen per land in aparte artikelleden onder te brengen. In overleg met Aruba en de Nederlandse Antillen zal worden bekeken hoe het Besluit naturalisatietoets hiertoe in de toekomst kan worden aangepast. Hierbij zullen tevens de mogelijkheden voor verzoekers die hun hoofdverblijf hebben in de Nederlandse Antillen of Aruba om in aanmerking te komen voor vrijstelling van het afleggen van de naturalisatietoets worden bezien.
De regering van de Nederlandse Antillen heeft gevraagd naar de vrijstelling van het afleggen van de naturalisatietoets in verband met diploma’s behaald op de Nederlandse Antillen of Aruba. Op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit naturalisatietoets zijn naturalisandi die in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba in de Nederlandse taal of de taal die op het eiland van hoofdverblijf gangbaar is, onderwijs hebben gevolgd en beschikken over een afgeronde schoolopleiding reeds vrijgesteld van het afleggen van de naturalisatietoets. Uitgangspunt voor de vrijstelling is dat het moet gaan om een met goed gevolg volledig afgeronde opleiding van hoger niveau dan lager onderwijs (lagere school of basisschool). Bij een zodanig opleidingsresultaat mag van voldoende taalkennis en kennis van de Nederlandse dan wel Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse samenleving worden uitgegaan.
Actal heeft het besluit niet geselecteerd voor een advies over de gevolgen van de administratieve lasten.
3. Financiële gevolgen en administratieve lasten
Met het benutten van het voor de Wet inburgering ontwikkelde inburgeringsexamen als naturalisatietoets in Nederland worden de kosten voor een separate naturalisatietoets in Nederland bespaard; er behoeft voortaan slechts één examen voor zowel inburgering als naturalisatie te worden onderhouden. De (eenmalige) kosten van vervanging van de toets «oude stijl» door het inburgeringsexamen c.q. de korte vrijstellingstoets (voorlichting, aanpassing administratieve procedures) kunnen door het Rijk (o.a. IND) en de gemeenten binnen de bestaande financiële kaders worden opgevangen.
Met de wijziging van het besluit zal het aantal aanvragen voor het afleggen van de naturalisatietoets naar verwachting afnemen. Dit als gevolg van het verruimen van de vrijstellingsgronden in het besluit en het toenemen van het aantal vrijstellingen in verband met vreemdelingen die al eerder onder de Wet inburgering het inburgeringsdiploma hebben behaald. Dit betekent een beperkte lastenvermindering voor de burger van in totaal € 41.000. De wijziging van het besluit heeft geen effect op de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.
De inburgeringseis bij naturalisatie, voorzover hier van belang, kent twee onderdelen: kennis van de taal en kennis van de staatsinrichting en maatschappij (zie artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap). Het inburgeringsexamen omvat een onderzoek naar de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving (artikel 13 jo. 7 Wet inburgering).
Artikel 2, derde lid, bepaalt dat de toets van de kennis van de taal vier vaardigheden omvat: spreken, luisteren, schrijven en lezen. Daaraan wordt – voor Nederland – toegevoegd: gespreksvaardigheid. Anders dan de huidige naturalisatietoets wordt met het inburgeringsexamen ook de gespreksvaardigheid getoetst (artikel 2.9 Besluit inburgering). Voor Aruba en de Nederlandse Antillen blijven de vier vaardigheden gelden.
Eerste lid, onderdeel d (WIN-certificaat)
Met de wijziging van onderdeel d, wordt de vrijstellingsgrond van het certificaat Wet inburgering nieuwkomers in overeenstemming gebracht met het Besluit inburgering (artikel 2.3, eerste lid, onder j). Nieuw is dat voortaan (ook) bij naturalisatie geldt, dat het WIN-certificaat alleen vrijstelling van de (volledige) naturalisatietoets geeft indien niet alleen voor alle taalonderdelen het niveau A2 is behaald maar ook voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie niveau 2 van de Kwalificatiestructuur Educatie is behaald. Laatstgenoemd niveau is het in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inburgering nieuwkomers bedoelde niveau, dat is vastgelegd in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling vaststelling inhoud en niveaus inburgeringstoets nieuwkomers. Voorheen werd aan Maatschappij Oriëntatie geen niveauvereiste gesteld. In verband daarmee is in artikel V van dit besluit een overgangsbepaling opgenomen ten behoeve van reeds ingediende naturalisatieverzoeken.
Er zij op gewezen dat op grond van artikel 3, tweede lid, van het besluit voor de vrijstelling op grond van het WIN-certificaat ook noodzakelijk is dat de verzoeker daarbij de hem krachtens artikel 7.4.15, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs uitgereikte verklaring voegt van het Regionaal Opleidingencentrum op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders het behaalde niveau op het certificaat heeft ingevuld.
Eerste lid, onderdeel j (acht jaar verblijf in Nederland tijdens leerplichtige leeftijd)
Het nieuwe onderdeel j correspondeert met artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inburgering. Vrijgesteld van het afleggen van de naturalisatietoets is degene die tijdens de leerplichtige leeftijd ten minste acht jaar in Nederland heeft verbleven. Het gaat hier in het algemeen om de periode tussen het vijfde en het zestiende levensjaar. In het individuele geval wordt vastgesteld wanneer de leerplicht eindigt.
Eerste lid, onderdeel k (Belgische diploma’s)
Het nieuwe onderdeel k correspondeert met artikel 2.3, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit inburgering. Vrijgesteld van de naturalisatietoets zijn de bezitters van Belgische diploma’s of getuigschriften, behaald in Nederlandstalig onderwijs, met een voldoende voor het vak Nederlands.
Eerste lid, onderdeel l (Surinaamse diploma’s)
Het nieuwe onderdeel l correspondeert met artikel 2.3, eerste lid onderdeel e, van het Besluit inburgering. Vrijgesteld van de naturalisatietoets zijn eveneens de bezitters van Surinaamse diploma’s, behaald in Nederlandstalig onderwijs, met een voldoende voor het vak Nederlands.
Het Nederlands onderwijssysteem heeft model gestaan voor Suriname; ook na de onafhankelijkheid heeft dit land de trends in Nederland gevolgd. Na de onafhankelijkheid is door Nederland veel geïnvesteerd in het Surinaamse onderwijssysteem. Het onderwijs wordt ook na 1975 in de Nederlandse taal gegeven. Het NUFFIC merkt Surinaamse diploma’s aan als gelijkwaardig aan Nederlandse diploma’s. Volgens het NUFFIC levert het bezit van de Surinaamse diploma’s van een opleiding hoger dan lager onderwijs voldoende kennis van de Nederlandse taal en Nederlandse samenleving op, mits een voldoende is behaald voor het vak Nederlands.
Eerste lid, onderdeel m (diploma Europees baccalaureaat)
Het nieuwe onderdeel m correspondeert met artikel 2.3, onderdeel g, van het Besluit inburgering. Blijkens artikel 1, tweede lid, van de door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vastgestelde Regeling aanmelding en selectie hoger onderwijs is het diploma Europees baccalaureaat met het vak Nederlands als eerste of tweede taal gelijkwaardig aan een diploma van een Nederlandse VWO- of HAVO-opleiding of aan een diploma van een middenkaderopleiding- of specialistenopleiding uit het middelbaar beroepsonderwijs dat toegang verschaft tot wetenschappelijk onderwijs of hoger beroepsonderwijs. Ook dit diploma geeft vrijstelling voor het afleggen van de naturalisatietoets, mits voor het vak Nederlands een voldoende is behaald.
Eerste lid, onderdeel n (getuigschriften Internationale baccalaureaten)
Het nieuwe onderdeel n correspondeert met artikel 2.3, onderdeel h, van het Besluit inburgering. Voor de getuigschriften van de scholen waarop dit onderdeel betrekking heeft geldt dat deze vrijstellen van de naturalisatietoets indien een cursus Engels-Nederlands onderwijs of een cursus Internationaal Baccalaureaat is gevolgd met daarin het vak Nederlands en voor dat vak een voldoende is behaald.
Het derde lid is vervangen door een delegatiebasis om bij ministeriële regeling te kunnen voorzien in gedeeltelijke vrijstelling van de naturalisatietoets op grond van andere diploma’s, certificaten of documenten dan genoemd in het eerste en tweede lid. In het belang van de overzichtelijkheid van de regelgeving zullen de gedeeltelijke vrijstellingen op het niveau van de ministeriële regelingen worden geregeld, waarbij zo nodig – per land – onderscheid kan worden gemaakt.
De in het oude derde en vierde lid geregelde gedeeltelijke vrijstelling voor bezitters van het Certificaat als bedoeld in de Regeling certificaat inburgering oudkomers, met daarop de aantekening dat voor de onderdelen Lezen, Spreken, Schrijven en Luisteren tenminste het niveau 2 van het referentiekader NT2 is behaald zal op basis van deze bepaling in de ministeriële regelingen worden opgenomen. Deze gedeeltelijke vrijstelling blijft dus bestaan, maar verhuist naar het niveau van de ministeriële regeling. Uiteraard zal de verzoeker die zich op deze gedeeltelijke vrijstelling beroept ook de hem door het college van burgemeester en wethouders afgegeven, gewaarmerkte kopie moeten overleggen van de verklaring van de onderwijsinstelling waar de NT2-profieltoets is afgelegd. Voor Nederland zal in de Regeling naturalisatietoets Nederland worden bepaald dat de bezitter van het bedoelde certificaat die om naturalisatie verzoekt, het examen kennis van de Nederlandse samenleving nog moet afleggen.
Het vierde lid is vervallen; de inhoud ervan wordt in de ministeriële regelingen opgenomen.
Artikel 4 is inhoudelijk afgestemd op de ontheffingsgronden in de artikelen 6 en 31 van de Wet inburgering. De mogelijkheid van gedeeltelijke ontheffing is vervallen; zie hierboven onder algemeen. Ook de regering van Aruba kan zich daarin vinden. In de Regeling naturalisatietoets wordt dit artikel nader uitgewerkt.
Daarnaast is artikel 4 redactioneel gewijzigd. De oude tekst sprak over een «ontheffing», terwijl geen sprake is van een zelfstandige appellabele beschikking. Overeenkomstig de aanwijzingen voor de regelgeving (Ar 125) is de term «ontheffing» vermeden. Deze term wordt gebruikt voor een beschikking waarbij in een individueel geval een uitzondering op een wettelijk verbod of een gebod wordt gemaakt. Er is hier echter geen sprake van een uitzondering op een wettelijk verbod of gebod, maar van een uitzondering op een van de voorwaarden die moeten zijn vervuld om voor verlening van het Nederlanderschap in aanmerking te kunnen komen. De Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering geeft, in zijn hoedanigheid van minister, belast met een Koninkrijksaangelegenheid, ten aanzien van de verzoeker die naar zijn oordeel niet aan alle voorwaarden voldoet en op wie evenmin een uitzonderingsbepaling van toepassing is, een beschikking waarbij het verzoek om naturalisatie wordt afgewezen. Uitsluitend tegen deze «eindbeslissing» kan bezwaar worden gemaakt en vervolgens beroep worden ingesteld, waarbij de vraag aan de orde kan worden gesteld of een uitzonderingsbepaling terecht buiten toepassing is gelaten.
Met betrekking tot onderdeel a is voorts in de Regeling naturalisatietoets Nederland bepaald dat de verzoeker een medisch advies overlegt van een door het college van burgemeester en wethouders waar hij woonplaats heeft, aangewezen onafhankelijke arts, die is ingeschreven in het betreffende register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg. Hiermee is gewaarborgd dat dezelfde kring van artsen die adviseren over medische ontheffingen in het kader van de Wet inburgering, ook in de procedure met betrekking tot naturalisatie adviseren.
Onderdeel a gaat ervan uit dat de aard en de ernst van de belemmering zodanig zijn, dat het afleggen van een inburgeringsexamen of een gedeelte daarvan, binnen vijf jaar onmogelijk is. Hiermee is aangesloten bij het bepaalde in artikel 2.8, vierde lid, van het Besluit inburgering.
Met betrekking tot de toepassing van onderdeel b zijn in de Regeling naturalisatietoets Nederland nadere regels gesteld.
In Nederland krijgt de verzoeker die de naturalisatietoets (inburgeringexamen) met goed gevolg heeft afgelegd het inburgeringsdiploma met daarop de vermelding dat de vaardigheden in de Nederlandse taal op het niveau A2 van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde talen zijn verworven, uitgereikt. Op Aruba blijft het certificaat naturalisatietoets Aruba gehandhaafd. Het model van voornoemd certificaat is vastgesteld bij de Regeling naturalisatietoets Aruba van 7 april 2006. Op de Nederlandse Antillen zal het certificaat Nederlandse Antillen worden ingevoerd. Daarbij zal tevens een model voor het certificaat naturalisatietoets bij regeling worden vastgesteld.
In het kader van de rechtsgelijkheid is het noodzakelijk dat naast het certificaat het inburgeringsdiploma zoals dat in Nederland na het behalen van de naturalisatietoets wordt uitgereikt, in het gehele Koninkrijk wordt erkend. In de praktijk zal het echter zelden voorkomen dat een verzoeker die het inburgeringsdiploma heeft behaald, het verzoek tot verlening van het Nederlanderschap in de Nederlandse Antillen dan wel Aruba zal indienen.
Dit betreft twee technische aanpassingen van het Besluit inburgering. In artikel 2.4, tweede lid, onderdeel b, is tot uitdrukking gebracht dat het om het toetsonderdeel van de kennis van de staatsinrichting en de maatschappij van de «oude» naturalisatietoets gaat. De aanpassing van artikel 2.5, onderdeel c, houdt verband met de redactionele wijziging van artikel 4 van het besluit. Naturalisandi die op grond van artikel 4 van het besluit de naturalisatietoets niet hoeven af te leggen, omdat zij door een belemmering daartoe niet in staat waren of zijn, zijn vrijgesteld van de in de Wet inburgering geregelde inburgeringsplicht.
Dit betreft een technische wijziging van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap. Bij het verzoek tot verlening van het Nederlanderschap dient de verzoeker het inburgeringsdiploma (Nederland) dan wel een certificaat (Nederlandse Antillen of Aruba) te overleggen, tenzij artikel 3 of 4 van het besluit van toepassing is
In dit artikel wordt bepaald dat het certificaat, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit naturalisatietoets zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van dit besluit, met daarop de aantekening dat verzoeker beschikt over de vereiste kennis van de Nederlandse taal ingevolge deze bepaling ook na 1 april 2007 blijft aantonen dat verzoeker de naturalisatietoets met goed gevolg heeft afgelegd en daarmee voldoende kennis van de Nederlandse taal, alsmede van de staatsinrichting en maatschappij bezit. Deze bepaling is met name van belang voor Nederland, omdat in Nederland het certificaat wordt vervangen door het inburgeringsdiploma. De bepaling geldt echter ook voor de Nederlandse Antillen en Aruba, omdat artikel 5, tweede lid, van het Besluit naturalisatietoets bepaalt dat het certificaat (met de aantekening dat de verzoeker beschikt over de vereiste kennis van de Nederlandse taal) in het gehele Koninkrijk wordt erkend.
De wijziging van dit besluit heeft eerbiedigende werking. Op alle reeds ingediende naturalisatieverzoeken blijft het oude besluit, voorzover dat geldend is voor dat naturalisatieverzoek, van toepassing. In de Regeling naturalisatietoets Nederland is een overgangsrechtelijke voorziening getroffen voor personen die voor inwerkingtreding van dit besluit die niet alleen deel I maar ook een of meer onderdelen van deel II van de huidige in Nederland geldende naturalisatietoets hebben behaald.
Dit besluit treedt met ingang van 1 april 2007 in werking. De Wet inburgering zal op 1 januari 2007 in werking treden. Artikel 8, zesde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap is in acht genomen. Dat artikellid bepaalt dat een algemene maatregel van rijksbestuur betreffende de mate van kennis van de taal, de staatsinrichting en de maatschappij als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, van deze Rijkswet niet eerder in werking treedt dan 4 weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst, en dat van de plaatsing onverwijld mededeling wordt gedaan aan beide kamers der Staten-Generaal.
De Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering,
M. C. F. Verdonk
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Justitie.
Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 februari 2007, nr. 31.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2007-15.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.