Besluit van 6 januari 2009, houdende wijziging van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap en het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 27 oktober 2008, Directie Wetgeving, nr. 5569915/08/6;

Gelet op de artikelen 13, eerste lid en 23, derde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord advies van 3 december 2008, nr. W03.08.0460/II/K;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 12 december 2008, Directie Wetgeving, nr. 5578333/08/6;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 60a wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde tot en met het negende lid tot zevende tot en met twaalfde lid worden drie leden ingevoegd, luidende:

  • 4. Degene aan wie de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap in persoon wordt uitgereikt en de minderjarige vreemdeling die de bereidverklaring als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap heeft afgelegd, legt de verklaring van verbondenheid mondeling af op een door de in het eerste lid genoemde autoriteit te bepalen wijze.

  • 5. De in het eerste lid genoemde autoriteit kan bepalen dat de betrokkene de verklaring van verbondenheid schriftelijk aflegt, indien van hem redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij deze mondeling aflegt.

  • 6. Indien betrokkene vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is om de verklaring van verbondenheid op de in het vierde of vijfde lid bedoelde wijze af te leggen, wordt de bevestiging bekendgemaakt zonder dat de verklaring van verbondenheid is afgelegd.

2. In het negende lid (nieuw) vervalt de zinsnede «of de in het derde lid bedoelde verklaring in persoon aflegt».

3. Het elfde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 11. De bevestiging die niet binnen een jaar na de dag waarop zij is gedagtekend aan de optant is bekendgemaakt, vervalt ten aanzien van de erin genoemde personen. Indien tegen het besluit omtrent de wijze van afleggen van de verklaring van verbondenheid of de wijze van bekendmaking van de bevestiging bezwaar wordt gemaakt of beroep wordt ingesteld, wordt deze termijn opgeschort totdat op het bezwaar onderscheidenlijk het beroep onherroepelijk is beslist.

4. Het twaalfde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 12. De autoriteit die de bevestiging heeft bekendgemaakt, zendt daarvan onverwijld bericht aan Onze Minister en deelt daarin mede of en op welke wijze de verklaring van verbondenheid is afgelegd.

B

Artikel 60b wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde tot en met het tiende lid tot zevende tot en met dertiende lid worden drie leden ingevoegd, luidende:

  • 4. Degene aan wie het uittreksel van het besluit tot verlening van het Nederlanderschap in persoon wordt uitgereikt, legt de verklaring van verbondenheid mondeling af op een door de bevoegde autoriteit te bepalen wijze.

  • 5. De bevoegde autoriteit kan bepalen dat de betrokkene de verklaring van verbondenheid schriftelijk aflegt, indien van hem redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij deze mondeling aflegt.

  • 6. Indien betrokkene vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is om de verklaring van verbondenheid op de in het vierde of vijfde lid bedoelde wijze af te leggen, wordt het uittreksel van het besluit tot verlening van het Nederlanderschap bekendgemaakt zonder dat de verklaring is afgelegd.

2. In het negende lid (nieuw) vervalt de zinsnede «of de in het derde lid bedoelde verklaring in persoon aflegt».

3. In het tiende lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door: zevende lid.

4. Het elfde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 11. Het besluit tot verlening van het Nederlanderschap vervalt ten aanzien van een erin genoemd persoon indien het hem betreffend uittreksel van dit besluit niet binnen een jaar na de dag waarop het besluit is gedagtekend aan hem is bekendgemaakt. Indien tegen het besluit omtrent de wijze van afleggen van de verklaring van verbondenheid of de wijze van bekendmaking van het uittreksel van het besluit tot verlening van het Nederlanderschap bezwaar wordt gemaakt of beroep wordt ingesteld, wordt deze termijn opgeschort totdat op het bezwaar onderscheidenlijk het beroep onherroepelijk is beslist.

5. In het twaalfde lid (nieuw) wordt na «Hij bericht ook» ingevoegd: of en op welke wijze de verklaring van verbondenheid is afgelegd en.

6. Het dertiende lid (nieuw) vervalt.

ARTIKEL II

Artikel 1, onderdeel b, van het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002 komt te luiden:

  • b. optie: verkrijging van het Nederlanderschap als bedoeld in hoofdstuk 3 en artikel 28 van de Rijkswet op het Nederlanderschap, artikel V, eerste lid, van de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap (Stb. 618) en artikel II, eerste lid, van de Rijkswet van 27 juni 2008 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter invoering van een verklaring van verbondenheid, en tot aanpassing van de regeling van de verkrijging van het Nederlanderschap na erkenning (Stb. 270).

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op de dag dat de rijkswet van 27 juni 2008 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter invoering van een verklaring van verbondenheid, en tot aanpassing van de regeling van de verkrijging van het Nederlanderschap na erkenning (Stb. 270) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 6 januari 2009

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de dertiende januari 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In het onderhavige ontwerp van een algemene maatregel van rijksbestuur wordt uitvoering gegeven aan de artikelen die in de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) zijn gewijzigd met het oog op de invoering van een verklaring van verbondenheid (artikel 6, tweede lid, artikel 8, eerste lid onder e en artikel 11, derde, vierde en vijfde lid RWN). Dit besluit heeft betrekking op de wijze waarop de verklaring wordt afgelegd, alsmede op de gevallen waarin deze niet hoeft te worden afgelegd en het Nederlanderschap toch wordt verleend of verkregen.

Het uitgangspunt voor het afleggen van de verklaring van verbondenheid is, dat de verklaring persoonlijk en in het openbaar wordt afgelegd. De naturalisatieceremonie is daarvoor de passende plaats. Het publieke karakter komt het beste tot uitdrukking als de verklaring mondeling wordt afgelegd. Het is aan de gemeente of de diplomatieke of consulaire post om daarvoor de vorm te bepalen, bijvoorbeeld of de verklaring geheel of gedeeltelijk collectief of individueel wordt uitgesproken. Het aantal deelnemers en de plaats en de vorm van de handeling spelen daarbij een rol. De verklaring van verbondenheid is opgenomen in artikel 23, tweede lid RWN en wordt in het Nederlands afgelegd.

Er zijn echter omstandigheden denkbaar waarin het mondeling afleggen van de verklaring redelijkerwijs niet kan worden verlangd. In elk geval geldt dit in de gevallen die in het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap reeds zijn onderkend als de gevallen waarin niet kan worden verlangd dat men de ceremonie bijwoont. Hierbij kan worden gedacht aan omstandigheden van naturalisaties in het buitenland waarin de naturalisandi onredelijk ver zouden moeten reizen om de ceremonie op de diplomatieke of consulaire post bij te wonen. Maar ook kan het gaan om gevallen waarin de persoon in kwestie wel in staat is om de ceremonie bij te wonen, maar niet in staat is om de verklaring uit te spreken. In die gevallen is het schriftelijk afleggen van de verklaring de aangewezen vorm. Dit zal moeten gebeuren door het persoonlijk ondertekenen van de tekst van de verklaring.

Ook zijn er omstandigheden denkbaar dat betrokkene in het geheel niet in staat is om de verklaring af te leggen. In dat geval wordt de verklaring niet afgelegd. Het gaat hier om zeer bijzondere uitzonderingen, gelegen in de fysieke of psychische omstandigheden van de persoon.

Het is wel van groot belang dat het afleggen van de verklaring in alle gevallen de serieuze aandacht krijgt die het verdient. In dit licht wordt voorgeschreven dat van de wijze waarop de verklaring is afgelegd, of van het niet afleggen van de verklaring door de bevoegde autoriteit aantekening wordt gehouden. Dit zal gebeuren door middel van een aantekening op het zogenoemde terugmeldformulier dat thans reeds bij de gemeenten en andere autoriteiten in gebruik is en dat aan de Minister van Justitie wordt gezonden nadat het naturalisatiebesluit of de optiebevestiging is uitgereikt of anderszins bekendgemaakt.

Bij dit wijzigingsbesluit wordt tevens het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002 aangepast. Bij de rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap tot invoering van een verklaring van verbondenheid en tot aanpassing van de regeling van de verkrijging van het Nederlanderschap na erkenning (Stb. 2008, 270) is in verband met de verkrijging van het Nederlanderschap na erkenning bij wijze van overgangsregeling een optieregeling toegevoegd. Voor deze verkrijging van het Nederlanderschap door optiebevestiging wordt evenals bij andere opties optiegeld geheven. Het onderhavige besluit regelt dit.

Administratieve lasten

De verplichting tot het afleggen van een verklaring van verbondenheid is opgenomen in de Rijkswet op het Nederlanderschap. Voor de bevoegde autoriteiten wordt een terugmeldplicht ingevoerd. Terugmelding geschiedt met behulp van reeds bestaande formulieren, waardoor hiermee slechts beperkte administratieve lasten zijn gemoeid. Het besluit is aan Actal voorgelegd. Actal heeft besloten het besluit niet te selecteren voor advies.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

Met het eerste lid van dit onderdeel worden in artikel 60a van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap drie nieuwe leden ingevoegd die regelen dat de verklaring van verbondenheid ter verkrijging van het Nederlanderschap door optiebevestiging in beginsel mondeling wordt afgelegd. In het geval dat dit redelijkerwijs van betrokkene niet kan worden verlangd, legt hij de verklaring schriftelijk af. Het kan dan zowel gaan om externe omstandigheden als om redenen die met de toestand van de persoon in kwestie te maken hebben. Een schriftelijke verklaring volstaat dan. De tekst van de verklaring dient dan persoonlijk te worden ondertekend. In uitzonderlijke omstandigheden kan ook van het schriftelijk afleggen van de verklaring worden afgezien. De bevoegde autoriteit kan zulks besluiten. De nieuwe regeling inzake het afleggen van de verklaring komt aldus op het volgende neer: de verklaring wordt mondeling, schriftelijk of, in het uiterste geval, niet afgelegd. De mogelijkheid van vertegenwoordiging komt hierdoor te vervallen in het tweede lid van dit onderdeel. De nieuwe regeling benadrukt dat de verklaring van verbondenheid indien mogelijk in persoon dient te worden afgelegd.

In het derde lid van dit onderdeel wordt een regeling getroffen voor het geval er tegen besluiten van de bevoegde autoriteit met betrekking tot het bijwonen van de ceremonie of het afleggen van de verklaring van verbondenheid bezwaar en beroep wordt ingesteld. Volgens de geldende tekst vervalt het besluit tot optiebevestiging als het niet binnen een jaar na dagtekening is bekendgemaakt. Het is denkbaar dat deze termijn door procedures van bezwaar en beroep wordt overschreden. Om te voorkomen dat het besluit daardoor zou vervallen is hier bepaald dat de termijn van een jaar door het instellen van bezwaar of beroep wordt opgeschort totdat daarop is beslist. De termijn wordt gestuit. Dat wil zeggen dat de termijn na de beslissing in bezwaar of beroep verder loopt en niet opnieuw aanvangt. Onder beroep wordt mede hoger beroep begrepen.

In het vierde lid van dit onderdeel wordt geregeld dat van het al dan niet afleggen van de verklaring en de wijze waarop deze is afgelegd aantekening wordt gehouden en dit aan de Minister van Justitie wordt gemeld. Bij naturalisatie zal dit gebeuren door middel van een aantekening op het zogenoemde terugmeldformulier dat thans reeds bij de gemeenten en andere autoriteiten in gebruik is en dat aan de Minister van Justitie wordt gezonden nadat het naturalisatiebesluit is uitgereikt of anderszins bekendgemaakt. Bij optie zal dit gebeuren door een aantekening op een kopie van het optiebesluit te plaatsen en daarbij aan te of de verklaring van verbondenheid is afgelegd en hoe.

Het nationaliteitsrecht valt, nu niet langer een minister zonder portefeuille de taken van het Ministerie van Justitie behartigt, als vanouds onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie. Onder Onze Minister in de zin van de Rijkswet op het Nederlanderschap dient deswege de Minister van Justitie te worden verstaan.

Onderdeel B

Met dit onderdeel worden de bepalingen omtrent de wijze van afleggen van de verklaring van verbondenheid, de gevallen waarin deze niet behoeft te worden afgelegd en de terugmelding aan de Minister ingevoegd in de regelen omtrent de bekendmaking van het naturalisatiebesluit. Voor verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij onderdeel A.

Artikel II

In dit artikel wordt het Besluit optie- en naturalisatiegelden gewijzigd. Geregeld wordt dat voor de verkrijging van het Nederlanderschap door optiebevestiging, die bij wijze van overgangsmaatregel is geïntroduceerd in artikel II van de rijkswet van 27 juni 2008 (Stb. 270) tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap, ook optiegeld geheven wordt. Hoewel in dit artikel wordt bepaald dat het hier om een optie als bedoeld in artikel 6 van de Rijkswet op het Nederlanderschap gaat, wordt het gewenst geacht volledigheidshalve te expliciteren dat het verplichte optiegeld ook voor deze optiebevestiging geldt.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven