Besluit van 19 december 2024, houdende regels met betrekking tot het verplicht elektronisch indienen van verzoeken en mededelingen in zaken betreffende curatele, beschermingsbewind en mentorschap voor professionele wettelijke vertegenwoordigers (Besluit verplicht elektronisch communiceren professionele wettelijke vertegenwoordigers)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken, van 7 oktober 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5822653;

Gelet op artikel 33, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de artikelen 383, achtste lid, 435, achtste lid, en 452, achtste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

De Afdeling Advisering van de Raad van State gehoord (advies van 13 november 2024, nr. W16.24.00282/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken van 16 december 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5942201;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1. Verzoeken en mededelingen en de indiening en verzending van andere stukken in zaken betreffende curatele, onderbewindstelling en mentorschap als bedoeld in titels 16, 19 en 20 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de uitwisseling van overige berichten met en door de kantonrechter worden elektronisch gedaan.

  • 2. Het eerste lid is van toepassing op personen die ten behoeve van drie of meer personen curator, bewindvoerder of mentor zijn als bedoeld in de artikelen 383, zevende lid, 435, zevende lid, en 452, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2026.

Artikel 3

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verplicht elektronisch communiceren professionele wettelijke vertegenwoordigers.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 december 2024

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken

Uitgegeven de dertigste december 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit regelt dat in zaken betreffende curatele, bewind en mentorschap professionele wettelijke vertegenwoordigers verplicht elektronisch communiceren met de kantonrechter. Zaken betreffende curatele, bewind en mentorschap zijn zaken waarin de kantonrechter een beschermingsmaatregel instelt voor meerderjarige personen die tijdelijk of duurzaam niet in staat zijn hun vermogensrechtelijke belangen en/of hun belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. Bij de instelling van een beschermingsmaatregel – curatele, onderbewindstelling of mentorschap – of zo spoedig daarna benoemt de kantonrechter een wettelijk vertegenwoordiger. Afhankelijk van de ingestelde maatregel is dat een curator, beschermingsbewindvoerder of mentor. Professionele wettelijk vertegenwoordigers zijn curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren die drie of meer personen onder hun hoede hebben. Voor hen gelden bepaalde kwaliteitseisen die zijn neergelegd in het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren (hierna: het Besluit kwaliteitseisen).1 Op het voldoen aan de kwaliteitseisen houdt de kantonrechter toezicht. Daarnaast moeten curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren periodiek ten overstaan van de kantonrechter verantwoording afleggen en verslag doen van het verloop en de voortgang van de beschermingsmaatregel waarbij zij als wettelijk vertegenwoordiger zijn benoemd. Verder kunnen zij gedurende het verloop van de beschermingsmaatregel verschillende verzoeken bij de kantonrechter indienen. De verplichting tot elektronisch communiceren met de kantonrechter geldt alleen voor wettelijke vertegenwoordigers die onder het Besluit kwaliteitseisen vallen en met drie of meer personen onder hun hoede als «professioneel» worden aangemerkt. Curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren op wie het Besluit kwaliteitseisen niet van toepassing is (de «particuliere» curator, beschermingsbewindvoerder of mentor) zijn niet verplicht om elektronisch te communiceren met de rechtspraak. Voor hen geldt de mogelijkheid om gebruik te maken van de opengestelde elektronische weg.

2. Achtergrond

Eind 2018 heeft de Raad voor de rechtspraak (hierna: de Rvdr) het Basisplan digitalisering civiel recht en bestuursrecht vastgesteld (hierna: het basisplan).2 Dit basisplan heeft tot doel de digitale toegankelijkheid van de Rechtspraak voor procespartijen en procesvertegenwoordigers te realiseren. Daartoe wordt stapsgewijs de externe digitale toegankelijkheid in alle zaakstromen voor civiel recht – inclusief verzoeken in het kader van toezicht (waaronder curatele, beschermingsbewind en mentorschap) – en bestuursrecht bereikt door de berichten- en stukkenwisseling tussen partijen, zaaksbetrokkenen en gerechten digitaal mogelijk te maken. Hierbij wordt de mogelijkheid om elektronisch te communiceren met de rechtspraak gefaseerd, per zaakstroom, opengesteld. Als de invoering van elektronisch communiceren in een zaakstroom op vrijwillige basis bij de rechterlijke instanties goed is verlopen, kan het vervolgens voor die zaakstroom voor professionele partijen verplicht worden gesteld.

Het Besluit elektronisch procederen (Bep) is van toepassing op het verplicht elektronisch communiceren met de kantonrechter. In overeenstemming met artikel 2, eerste lid, van het Bep wijst het Landelijk procesreglement CBM-verzoeken3 voor deze zaken het al bij het team Toezicht van de Rechtspraak in gebruik zijnde Aansluitpunt Toezicht aan inclusief «Mijn LKB» (artikel 1.1.3). Het digitale systeem is ontworpen met consultatie van de brancheverenigingen van curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren. Het doen van verzoeken en mededelingen en het indienen van andere (proces)stukken in het kader van het rechterlijk toezicht op de kwaliteit van professionele wettelijke vertegenwoordigers en op het verloop en de voortgang van de beschermingsmaatregel zullen door professionele wettelijke vertegenwoordigers voortaan uitsluitend via het Aansluitpunt Toezicht plaatsvinden. Ook het uitwisselen van berichten en stukken tussen de kantonrechter die de professionele wettelijke vertegenwoordiger heeft benoemd en ten overstaan van wie rekening en verantwoording wordt afgelegd, en de professionele wettelijke vertegenwoordiger zal voortaan verplicht via dit systeem plaatsvinden. Daarnaast blijft het mogelijk om via het portaal van de rechtspraak «Mijn CBM» verzoeken, mededelingen en andere (proces)stukken elektronisch bij de kantonrechter in te dienen.

De grondslag voor het verplicht stellen van het elektronisch indienen van stukken in het kader van toezicht op de kwaliteitseisen voor professionele wettelijke vertegenwoordigers en op het verloop en de voortgang van de curatele, het beschermingsbewind en het mentorschap, is gelegen in artikel 33 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Op grond van het tweede lid, tweede volzin, van dit artikel is een algemene maatregel van bestuur (AMvB) vereist waaraan op grond van het vijfde lid van het artikel een voorhangprocedure is gekoppeld. Artikel 33 Rv betreft een algemene regeling voor het elektronisch verzenden van berichten aan en door de civiele afdelingen van de gerechten.

Daarnaast is de grondslag voor dit besluit gelegen in de artikelen 383, achtste lid, 435, achtste lid, en 452, achtste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Deze artikelen bepalen dat bij AMvB nadere regels kunnen worden gesteld over de wijze van overlegging van de verklaringen en het verslag bedoeld in die artikelen. Deze verklaringen en het verslag alsook de rekening en verantwoording die de curator en beschermingsbewindvoerder jaarlijks moeten indienen en het periodieke verslag van de curator, beschermingsbewindvoerder en mentor over het verloop van de beschermingsmaatregel zijn berichten van de professionele wettelijke vertegenwoordigers aan de kantonrechter. Deze stukken kunnen worden beschouwd als mededelingen en verzoeken in de zin van artikel 33 Rv met het doel om als wettelijke vertegenwoordiger benoemd te kunnen worden en als zodanig te kunnen blijven optreden.

3. Inhoud

Dit besluit regelt dat in zaken betreffende curatele, bewind en mentorschap curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren die drie of meer personen onder hun hoede hebben en op grond van de artikelen 1:383, zevende lid, 1:435, zevende lid, en 1:452, zevende lid, BW onder het Besluit kwaliteitseisen vallen («professionele» curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren) verplicht elektronisch communiceren met de kantonrechter. De verplichting tot elektronisch communiceren geldt niet voor andere personen die als curator, bewindvoerder en/of mentor optreden en op wie het Besluit kwaliteitseisen niet van toepassing is («particuliere» wettelijke vertegenwoordigers). Ook voor de persoon die onder curatele, beschermingsbewind en/of mentorschap is of wordt gesteld (de betrokkene), geldt deze verplichting niet. Hetzelfde geldt voor de personen uit de eigen kring van de betrokkene, het openbaar ministerie, de instelling waar de betrokkene verblijft en ingeval van onderbewindstelling, de gemeente waar de betrokkene woont.4 Zij kunnen een verzoek tot het instellen van een beschermingsmaatregel bij de kantonrechter indienen of het ontslag van de wettelijke vertegenwoordiger verzoeken, maar zijn hierbij niet verplicht om dit langs elektronische weg te doen. Tot slot geldt de verplichting tot elektronisch communiceren ook niet voor de andere, in artikel 798, tweede lid, Rv genoemde verwanten van de betrokkene. Voor particuliere wettelijke vertegenwoordigers, de betrokkene, diens naasten, het openbaar ministerie, de instelling van de betrokkene en de gemeente bestaat enkel de mogelijkheid om in de communicatie met de kantonrechter van de elektronische weg gebruik te maken.

Met zaken betreffende curatele, bewind en mentorschap wordt gedoeld op alle zaken waarin een verzoek, mededeling of ander (proces)stuk door een professionele wettelijke vertegenwoordiger wordt ingediend op grond van een wettelijke bepaling in de titels 16, 19 en/of 20 van Boek 1 van het BW en/of daarop berustende regelgeving, zoals het Besluit kwaliteitseisen, ongeacht de aard en strekking van het desbetreffende verzoek, de mededeling of ander (proces)stuk aan de kantonrechter.

Alle stukken die in het kader van het rechterlijk toezicht op het voldoen aan de kwaliteitseisen en op het verloop en de voortgang van de curatele, het beschermingsbewind en/of het mentorschap (moeten) worden ingediend, worden op grond van dit besluit langs elektronische weg bij de kantonrechter ingediend. Ook de uitwisseling van overige berichten en (proces)stukken tussen de professionele wettelijke vertegenwoordigers en de kantonrechter vindt langs elektronische weg plaats.

De stukken in het kader van het rechterlijk toezicht op de kwaliteitseisen zijn ten eerste de eigen verklaring dat de professionele curator, beschermingsbewindvoerder en mentor aan de kwaliteitseisen voldoet en aan de verplichting tot het voeren van een deugdelijke administratie en, voor curatoren en beschermingsbewindvoerders, aan het zo snel mogelijk na de instelling van de curatele of het beschermingsbewind openen van een aparte bankrekening. Deze verklaring gaat vergezeld van stukken die dienen ter bewijs, waaronder een verklaring omtrent het gedrag (de «VOG»), een diploma van de behaalde opleiding en een overzicht van enige voor de bedrijfsvoering relevante gegevens. In de tweede plaats moet een verslag van een accountant worden overgelegd waaruit diens bevindingen blijken over de wijze waarop aan de eisen en verplichtingen wordt voldaan. Verder, in de derde plaats, moet een verklaring van een accountant omtrent de balans en staat van baten en lasten dan wel, voor zover van toepassing, omtrent de jaarrekening worden ingediend. Professionele curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren moeten deze stukken voorafgaand aan hun benoeming indienen en vervolgens jaarlijks aan de kantonrechter overleggen.

Daarnaast moeten curatoren en beschermingsbewindvoerders in het kader van het toezicht op het verloop van de ingestelde beschermingsmaatregel periodiek rekening en verantwoording afleggen ten overstaan van de kantonrechter. Ook moeten zij verslag doen van het verloop van de curatele of het beschermingsbewind om te bezien of de maatregel moet voortduren of kan worden vervangen door een minder verstrekkende voorziening. Het indienen van het periodieke verslag geldt ook voor mentoren die de niet-vermogensrechtelijke belangen van de personen onder hun hoede behartigen. Verder moeten professionele wettelijke vertegenwoordigers voor hun benoeming als curator, beschermingsbewindvoerder en/of mentor een op schrift gesteld document aan de kantonrechter overleggen waarin het doel staat beschreven en ook, voor zover mogelijk, de gemaakte afspraken tussen de wettelijke vertegenwoordiger en de persoon voor wie de beschermingsmaatregel wordt ingesteld (het zogenaamde «plan van aanpak»).

Andere stukken die betrekking hebben op het verloop van de beschermingsmaatregel, zijn bijvoorbeeld verzoeken tot het verkrijgen van machtiging voor het verrichten van bepaalde handelingen, verzoeken tot opheffing van de ingestelde maatregel of tot het verlenen van ontslag van de professionele wettelijke vertegenwoordiger. Bij overige berichten die worden uitgewisseld tussen de kantonrechter en de professionele wettelijke vertegenwoordiger valt te denken aan de oproeping van de kantonrechter aan een bewindvoerder voor een verhoor om het verstrekken van nadere inlichtingen en aan beschikkingen van de kantonrechter waarin de professionele wettelijke vertegenwoordiger machtiging wordt verleend of bijvoorbeeld zijn ontslag.

Het verplicht elektronisch indienen van deze stukken bevordert efficiëntie bij het berichtenverkeer tussen de kantonrechter en de professionele wettelijke vertegenwoordigers, verkort de doorlooptijden doordat verzoeken en andere mededelingen sneller kunnen worden behandeld en afgedaan, en draagt ten aanzien van het toezicht op de kwaliteitseisen van professionele wettelijke vertegenwoordigers bij aan een landelijk uniforme werkwijze in zaken betreffende curatele, bewind en mentorschap. Daarnaast versterkt het verplicht gebruik maken van de elektronische weg adequaat toezicht op de kwaliteit en het functioneren van de professionele curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren. Met het digitale systeem dat de rechtspraak in het kader van toezicht gebruikt, kunnen de controles op de verslaglegging worden geoptimaliseerd en kunnen tekortkomingen van professionele wettelijke vertegenwoordigers eerder worden gesignaleerd en aangepakt. Zo maakt het digitale systeem (het Aansluitpunt Toezicht, inclusief «Mijn LKB») het mogelijk onderdelen van het toezicht uit te voeren, zoals het signaleren van onvolkomenheden of omissies bij de jaarlijks in te dienen rekening en verantwoording. Op kantoorniveau van wettelijk vertegenwoordigers geeft het systeem inzicht in het aantal zaken waarin de professionele wettelijke vertegenwoordiger tijdig de rekening en verantwoording heeft ingediend en in het aantal zaken waarin aanvullende informatie moet worden opgevraagd.

Het voor professionele wettelijke vertegenwoordigers verplicht stellen van het elektronisch communiceren met de kantonrechter in zaken betreffende curatele, bewind en mentorschap sluit dan ook aan bij een wens waarover de Rvdr al sinds 2019 met de brancheverenigingen van professionele wettelijke vertegenwoordigers en softwareleveranciers in gesprek is geweest. Ook sluit de verplichting tot gebruikmaking van de elektronische weg aan op de praktijk waarin een groot deel van de professionele wettelijke vertegenwoordigers al gebruik maakt van bepaalde software die via een koppeling direct contact maakt met het Aansluitpunt Toezicht van de rechtspraak. Voor de meeste professionele wettelijke vertegenwoordigers is het elektronisch overleggen van stukken dus al bekend en gebruikelijke praktijk.5 Het wettelijk voorschrijven van het elektronisch berichtenverkeer met de kantonrechter voorkomt bovendien dat zaken uit het digitale systeem moeten worden gehaald en op papier verder worden afgehandeld als een professionele wettelijke vertegenwoordiger en gebruiker van het systeem de wettelijke vertegenwoordiging overdraagt aan een andere professional die nog niet is aangesloten op het systeem. De verplichting tot elektronisch communiceren voorkomt zo het bestaan van duale werkprocessen (papier en digitaal) bij het toezicht op professionele wettelijke vertegenwoordigers en op het verloop en voortgang van de beschermingsmaatregel in deze zaken.

4. Regeldruk, gevolgen voor de rechtspraktijk en financiële gevolgen

Het besluit roept voor curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren met drie of meer personen onder hun hoede geen nieuwe informatieverplichtingen in het leven. Voor deze professionele wettelijke vertegenwoordigers regelt dit besluit enkel dat de al bestaande informatieverplichtingen voortaan verplicht langs elektronische weg worden nagekomen. Het besluit brengt daarom op zichzelf geen financiële gevolgen mee voor de professionele wettelijke vertegenwoordigers, maar leidt tot een tijds- en kostenbesparing, omdat allerlei print- en kopieerwerk en andere posthandelingen niet meer nodig zijn. Daarbij komt dat, zoals hiervoor is vermeld, veel professionele wettelijke vertegenwoordigers al bepaalde software gebruiken die via een koppeling direct contact maakt met het Aansluitpunt Toezicht van de rechtspraak. Aan professionele wettelijke vertegenwoordigers die (nog) niet beschikken over deze software blijft de Rvdr de mogelijkheid bieden om te communiceren via het portaal van de rechtspraak («Mijn CBM») dat beschikbaar is voor niet-professionele wettelijke vertegenwoordigers (de particuliere curator, beschermingsbewindvoerder of mentor). Hiervoor moeten professionele wettelijke vertegenwoordigers wel gebruik maken van het voor ondernemers beschikbare inlogmiddel E-herkenning.6 Dit is het geëigende inlogmiddel voor toegang tot en communicatie met andere overheidsorganisaties. Professionele wettelijke vertegenwoordigers hebben dit inlogmiddel nu ook al nodig om zaken voor de betrokkene onder curatele, bewind of mentorschap te regelen, bijvoorbeeld om aangifte te doen en toeslagen aan te vragen bij de Belastingdienst.

Dit neemt niet weg dat aan het besluit regeldrukeffecten verbonden zijn die naar aanleiding van het advies van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) hier in kaart worden gebracht. Regeldrukkosten als gevolg van dit besluit bestaan in de eerste plaats uit kennisnamekosten. Dit betreffen eenmalige kosten waarbij de gemiddelde tijdsbesteding onder professionele wettelijke vertegenwoordigers naar verwachting niet substantieel zal zijn.

Het besluit leidt naast de kennisneming ervan tot een wijziging van werkprocessen voor professionele wettelijke vertegenwoordigers die in de communicatie met de kantonrechter nog niet gebruik maken van de elektronische weg. De hiermee gemoeide investeringskosten zijn structureel van aard. Deze professionele wettelijke vertegenwoordigers kunnen kiezen voor de aanschaf van een E-herkenningsmiddel als de professionele wettelijke vertegenwoordiger gebruik wil maken van het portaal «Mijn CBM» dat voor de niet-professionele wettelijke vertegenwoordigers beschikbaar is of voor een system-to-systemkoppeling met het Aansluitpunt Toezicht van de rechtspraak. Aan beide mogelijkheden zijn jaarlijks kosten verbonden. Deze kosten kunnen overigens worden beschouwd als «business as usual costs». Dat zijn bedrijfseigen kosten die burgers en bedrijven in hun eigen belang maken en ook (op termijn) zouden maken zonder verplichtingen uit wet- en regelgeving, omdat hiermee wordt geïnvesteerd in efficiency en duurzaamheid. Voor de aanschaf van het E-herkenningsmiddel geldt bovendien dat dit middel ook gebruikt wordt voor de communicatie met andere overheidsdiensten en dus niet volledig toegeschreven kan worden op de wijziging die dit besluit met zich brengt.

In aantallen en kosten gaat het om de volgende cijfers en bedragen. Bij het Landelijk Kwaliteitsbureau (LKB) van de rechtspraak zijn per 1 mei 2024 2.066 actieve ondernemingen geregistreerd in zaken betreffende curatele, bewind en mentorschap. Blijkens een overzicht van de digitalisering in zaken betreffende curatele en bewind zijn in 2023 1.778 professionele uitvoerderskantoren digitaal aangesloten.7 Dat brengt mee dat naar schatting een kleine 300 ondernemingen van professionele wettelijke vertegenwoordigers nog niet digitaal communiceren met de rechtspraak. Ervan uitgaande dat deze 300 ondernemingen voor de wettelijke verplichting tot elektronisch communiceren een E-herkenningsmiddel aanschaffen om via het portaal »Mijn CBM» te kunnen communiceren, dan levert dat de volgende investeringskosten op. Hierbij wordt voor de aanschafprijs van het inlogmiddel uitgegaan van het volgens verschillende leveranciers meest gekozen middel (E-Herkenning met betrouwbaarheidsniveau 3) dat voor één jaar rond de 41 euro ligt en dat per onderneming ongeveer een uur is gemoeid met de aanschaf en installatie van het E-herkenningsmiddel. Daaruit volgt dat de eenmalige kennismakingskosten ingevolge dit besluit voor de groep van professionele wettelijke vertegenwoordigers die het middel E-Herkenning nog moet aanschaffen € 28.500 bedragen ((€ 54 x 300) + (€ 41 x 300) = € 28.500).8 Voor de groep professionele wettelijke vertegenwoordigers die al gebruik maakt van de elektronische weg wordt voor de kennismakingskosten van dit besluit uitgegaan van een verwaarloosbare tijdsbesteding zonder aanpassingen van werkprocessen. De structurele kosten ingevolge dit besluit, bestaande uit het jaarlijks verlengen van de E-herkenningslicentie waarvoor per verlenging wordt uitgegaan van een gemiddelde tijdsbesteding van tien minuten (€ 54 x 10/60 = € 9), bedragen € 15.000 (€ 9 x 300) + (€ 41 x 300) = € 15.000).

Tegenover deze regeldrukkosten staat voor ondernemers een verwachte lastenverlichting die zich moeilijker laat uitdrukken in concrete cijfers. Hierbij valt te denken aan het wegvallen van allerlei handelingen die in de communicatie aan het gebruik van de papieren weg zijn verbonden, zoals print- en kopieerwerk en verzendkosten. Daarnaast geldt dat de reactiesnelheid in de communicatie met de kantonrechter langs de elektronische weg sneller en efficiënter gaat en de doorlooptijd in zaken korter is.

Voor de rechtspraak heeft het besluit geen (substantiële) gevolgen voor de werklast, noch (noemenswaardige) IT-consequenties. De rechtspraak (IVO Toezicht) heeft voor meer efficiëntie in de communicatie en adequaat toezicht een digitaal systeem voor zaken betreffende curatele, bewind en mentorschap geïmplementeerd en al in gebruik (het Aansluitpunt Toezicht, inclusief «Mijn LKB»). Een procesreglement voor deze zaakstroom, zoals artikel 2 Bep voor het verplicht gebruik van de elektronische weg vereist, is opgesteld en is per 1 juli 2024 in werking getreden.9

5. Verwerking van persoonsgegevens

De kantonrechter en de professionele wettelijke vertegenwoordigers verwerken persoonsgegevens overeenkomstig de Algemene verordening gegevensbescherming en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming. Het doel van deze gegevensverwerking is een goed en zorgvuldig rechterlijk toezicht in zaken betreffende curatele, bewind en mentorschap. Dit doel is niet anders bij het elektronisch verzenden en indienen van berichten aan de kantonrechter. Slechts de wijze waarop deze gegevens bij de kantonrechter terecht moeten komen, wijzigt door dit besluit. Dit betekent dat er geen nieuwe grondslag voor gegevensverwerking in dit besluit hoeft te worden opgenomen.

6. Advies en consultatie

Een voorontwerp van dit besluit is voorgelegd aan de voorzitter van de Expertgroep Curatele, Bewind en Mentorschap en aan de portefeuillehouder Toezicht van IVO Rechtspraak. Het voorontwerp is vervolgens met enige aanpassingen besproken met de Adviescommissie voor het burgerlijk procesrecht. Dit heeft geleid tot enkele verduidelijkingen in de nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit is van 4 maart tot 1 april 2024 in (internet)consultatie gegeven. Op de internetconsultatie zijn negen reacties binnengekomen, zes daarvan zijn van individuele professionele wettelijke vertegenwoordigers, twee van brancheverenigingen van professionele wettelijke vertegenwoordigers en een reactie is afkomstig van een softwareleverancier. Daarnaast hebben de Rvdr en het ATR advies over het ontwerpbesluit uitgebracht. Na afloop van de internetconsultatie zijn de reacties die hierop zijn ontvangen, voorgelegd aan de voorzitter van de Expertgroep Curatele, Bewind en Mentorschap en de portefeuillehouder Toezicht van IVO Rechtspraak.

De Rvdr heeft in zijn advies opgemerkt dat de digitalisering binnen de rechtspraak en de digitale informatie-uitwisseling tussen professionele wettelijke vertegenwoordigers en de kantonrechter essentieel zijn om de kwaliteit van het door de rechtspraak gehouden toezicht op de professionele uitvoerders in curatele, bewind- en mentorzaken op een hoger niveau te tillen. Rekening houdend met de in de internetconsultatie geuite bezwaren over de elektronische communicatiesystemen adviseert de Rvdr een langere invoeringstermijn te hanteren voor de verdere ontwikkeling van de softwaresystemen en voor een betere samenwerking in de digitale dossiers. Daarbij stelt de Rvdr voor om de verplichtstelling van digitaal communiceren met de kantonrechter in zaken betreffende curatele, bewind en mentorschap per 1 januari 2026 in te voeren. Voor inhoudelijke opmerkingen ziet de Rvdr geen aanleiding. Het voorstel om een langere invoeringstermijn te hanteren en een latere datum van inwerkingtreding is overgenomen. Verwezen wordt naar de toelichting op artikel 2.

Het ATR onderschrijft in zijn advies dat de samenleving meer digitaliseert en dat de ontwikkeling naar een meer digitale rechtspraak, waaronder elektronische communicatie door professionele wettelijke vertegenwoordigers, daarin past. Wel geeft het ATR in overweging om inzichtelijk te maken in welke mate de verplichting zal leiden tot een toename in elektronisch communiceren en in welke mate dit tot de beoogde efficiencywinst leidt, rekening houdend met het handhaven van de niet-elektronische communicatiemogelijkheid door niet-professionele wettelijke vertegenwoordigers. Verder constateert het ATR dat in het ontwerpbesluit dat in consultatie is gegeven, de gevolgen voor de regeldruk niet in kaart zijn gebracht alsook de (kosten)besparingen bij de rechtspraak. Naar aanleiding van deze laatste opmerking is de regeldrukparagraaf aangevuld (zie hiervoor paragraaf 4).

Wat betreft de verwachte toename in elektronisch communiceren wordt opgemerkt dat volgens cijfers van de Rvdr in 75% van het totaal aantal zaken over curatele en bewind door professionele uitvoerders digitaal wordt gecommuniceerd.10 Dat betekent dat de verplichting tot elektronisch communiceren in deze zaken zal leiden tot een toename van 25%. Voor zaken over mentorschap is de toename groter, omdat de mogelijkheid tot elektronisch communiceren in deze zaakstroom later is opengesteld. Dit betreft 25.650 zaken (volgens cijfers van de rechtspraak uit oktober 2023 zijn er 90.000 zaken over mentorschap waarbij in 28,5% een professionele mentor is benoemd). Voor zaken betreffende curatele gaat het in absolute getallen om een toename van ongeveer 3.500 zaken (volgens dezelfde cijfers uit 2023 zijn er 4.132 zaken van professionele curatoren waarbij in 568 zaken digitaal wordt gecommuniceerd met de kantonrechter). Voor zaken over bewind gaat het om een toename van ruim 40.000 zaken (van de 191.673 bewinden met een professionele bewindvoerder wordt in 150.385 zaken digitaal gecommuniceerd). De hiermee beoogde efficiencywinst en kwaliteitsverbetering voor het toezicht op de professionele curator, bewindvoerder en mentor voor zowel de rechtspraak als professionals zijn hiervoor uiteengezet. Wat betreft de niet-professionele wettelijke vertegenwoordigers is het Basisplan van de Rvdr niet gericht op een verplichtstelling van elektronisch communiceren voor niet-professionele partijen. Dit besluit voorziet niet in een afwijking van dat uitgangspunt. Dat neemt niet weg dat niet-professionele wettelijke vertegenwoordigers wel gebruik kunnen maken van de digitale mogelijkheden en van de voordelen daarvan kunnen profiteren, zoals de snellere verwerkingstijd van verzoeken en mededelingen aan de zijde van de rechtspraak.

De reacties van bewindvoerders en brancheorganisaties in de internetconsulatie zijn in beginsel positief over het verplicht elektronisch communiceren met de kantonrechter. Zij bevatten wel enkele bedenkingen bij de verplichtstelling. De bedenkingen hebben met name betrekking op het goed functioneren van de elektronische communicatiesystemen. Volgens enkele professionele wettelijke vertegenwoordigers werken deze nog niet goed doordat de systemen niet op elkaar zijn afgesteld en afgestemd en vertonen de systemen nog de nodige kinderziektes.

Zoals hiervoor is beschreven, vindt de digitale communicatie plaats via een koppeling tussen het softwaresysteem van de professionele wettelijke vertegenwoordiger en het Aansluitpunt Toezicht van de rechtspraak. Naar aanleiding van de reacties op de internetconsultatie heeft de rechtspraak erkend dat de koppeling een opstartfase kent en dat een periode van gewenning aan het systeem de rechtspraak ook bekend is. Ook kan de rechtspraak bevestigen dat het zicht op de digitale pagina’s aan de beide kanten van de systeemkoppeling verschilt. Dit is evenwel niet eenvoudig aan te passen en mede afhankelijk van het systeem van de softwareleverancier ten aanzien waarvan de professionele wettelijke vertegenwoordiger volledig vrij is in zijn keuze.

Zoals de Rvdr in zijn advies schrijft en de softwareleverancier in zijn consultatiereactie opmerkt, vinden al sinds 2019 tussen de rechtspraak en softwareleveranciers gesprekken plaats over de koppeling met het digitale toezichtsysteem van de rechtspraak. De rechtspraak heeft laten weten dat gehoor wordt gegeven aan de behoefte aan nauwe en transparante samenwerking met de softwareleveranciers en de brancheverenigingen van professionele wettelijke vertegenwoordigers. Zo vindt regelmatig contact plaats en dit contact wordt geïntensiveerd bij signalen van problemen in het systeem, als zich nieuwe ontwikkelingen voordoen of nieuwe afspraken moeten worden afgestemd, zoals een nieuw formulier voor de rekening en verantwoording. Voor professionele wettelijke vertegenwoordigers die (nog) niet (willen of kunnen) beschikken over de benodigde software voor het maken van een koppeling met het Aansluitpunt Toezicht van de rechtspraak, blijft ook bij verplichte elektronische communicatie de mogelijkheid bestaan om via het portaal van de rechtspraak de stukken bij de kantonrechter in te dienen. Verder wordt nog opgemerkt dat als zich een verstoring in het systeem voordoet die niet toerekenbaar is aan de professionele wettelijke vertegenwoordiger, artikel 8 van het Bep erin voorziet dat een daardoor veroorzaakte termijnoverschrijding verschoonbaar is als het verzoek of bericht aan de kantonrechter uiterlijk wordt ingediend op de eerstvolgende dag na de dag waarop de professional ermee bekend had kunnen zijn dat de verstoring is verholpen. Tot slot wordt naar aanleiding van de consultatiereacties opgemerkt dat de Rvdr blijkens zijn advies tegemoet wil komen aan de geuite zorgen over de systemen door een langere invoeringstermijn te hanteren voor de gewenste verplichte elektronische communicatie met de kantonrechter. Daarmee wordt ook gehoor gegeven aan de gezamenlijke reactie van de brancheverenigingen Horus, NBPM en de NBBI en aan de reactie van de NVVK, waarin wordt gepleit voor een redelijke termijn voor de volledige digitale overgang bij de rechtspraak (zie hierover verder de toelichting op artikel 2 van het besluit).

Ten aanzien van de opmerking van Horus, NBPM en de NBBI over de reikwijdte van de digitale transitie wordt verduidelijkt dat de verplichte elektronische communicatie met de kantonrechter betrekking heeft op alle stukken die in het kader van een beschermingsmaatregel door een professionele wettelijke vertegenwoordiger worden ingediend. Het verplicht elektronisch communiceren ziet dus niet alleen op de jaarlijkse indiening van documenten in het kader van het toezicht op de kwaliteitseisen van de professional, maar ook op, onder andere, het plan van aanpak, machtigingsverzoeken en andere verzoeken van de professionele wettelijke vertegenwoordiger aan de kantonrechter. Hiermee wordt voorkomen dat in lopende dossiers in zaken betreffende curatele, bewind en mentorschap alsnog duale processen ontstaan, doordat stukken zowel langs elektronische weg als op papier bij de kantonrechter binnenkomen. Dit zou afbreuk doen aan de efficiëntievoordelen en de kwaliteitsverbetering van het toezicht die elektronische communicatie met zich brengen. De ruimere termijn waarop de verplichte elektronische communicatie zal worden ingevoerd, helpt bij de overgang naar een volledig digitaal werkproces voor de professionele wettelijke vertegenwoordiger.

In één consultatiereactie wordt nog de vraag gesteld wat geldt als een curator (of bewindvoerder of mentor) niet over kan gaan op verplicht elektronisch communiceren en in een andere reactie wordt gevraagd naar de mogelijkheid van een vrijstelling voor wettelijke vertegenwoordigers met een x aantal dossiers of juist de eenpitters. Hierover wordt opgemerkt dat met de voortschrijdende digitalisering van de samenleving van professionele wettelijke vertegenwoordigers mag worden verwacht dat zij voor de uitoefening van hun taken voldoende digitaal vaardig zijn. Met andere overheidsinstanties, zoals gemeenten en de Belastingdienst, en commerciële partijen, zoals banken, verloopt de communicatie voornamelijk ook via de elektronische weg. Een vrijstelling wordt daarom niet nodig geacht. Bovendien blijft de rechtspraak haar portaal «Mijn CBM» openstellen voor de «kleine» professionals die geen gebruik willen of kunnen maken van een softwarepakket voor de koppeling met het Aansluitpunt Toezicht van de rechtspraak. Voor de «grotere» professionals is niet duidelijk waarom zij aan de papieren weg zouden willen vasthouden en een vrijstelling nodig zouden hebben, gelet op de evidente voordelen die de digitalisering heeft voor professionele wettelijke vertegenwoordigers met een groot aantal dossiers.

7. Voorhangprocedure

Op grond van artikel 33, vijfde lid, Rv geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging van advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is voorgelegd.

Het ontwerpbesluit heeft van 16 juli 2024 tot 29 september 2024 voorgehangen bij de Tweede en Eerste Kamer.11 Daaruit zijn geen opmerkingen of vragen voortgekomen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel schrijft in het eerste lid voor dat verzoeken en mededelingen en het indienen en verzenden van andere stukken in zaken betreffende curatele, onderbewindstelling en mentorschap als bedoeld in de titels 16, 19 en 20 van Boek 1 van het BW uitsluitend elektronisch plaatsvinden. Ook de uitwisseling van overige berichten en stukken met en door de kantonrechter vindt in deze zaken langs elektronische weg plaats. Het tweede lid bepaalt dat de verplichting tot het elektronisch communiceren met de kantonrechter uitsluitend geldt voor de personen bedoeld in de artikelen 1:383, zevende lid, 1:435, zevende lid, en 1:452, zevende lid, BW, op wie het Besluit kwaliteitseisen van toepassing is (de «professionele» wettelijke vertegenwoordigers).

Artikel 1 geldt daarmee uitdrukkelijk niet voor wettelijke vertegenwoordigers die niet als professioneel worden aangemerkt en die niet onder het Besluit kwaliteitseisen vallen. Ook geldt de verplichting tot het elektronisch communiceren met de kantonrechter niet voor de persoon voor wie een beschermingsmaatregel is of wordt ingesteld en verder ook niet voor alle andere personen, instanties of instellingen die bevoegd zijn om een verzoek tot het instellen van een beschermingsmaatregel in te dienen en voor de daaraan verbonden bevoegdheden.

Artikel 2

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het besluit waarmee verplicht elektronisch communiceren met de kantonrechter voor professionele wettelijke vertegenwoordigers wordt ingevoerd. Gelet op de zorgen die in de consultatie zijn geuit over de in gebruik zijnde systemen voor de communicatie tussen de professionele wettelijke vertegenwoordigers en de kantonrechter en het verzoek van de brancheverenigingen van professionele wettelijke vertegenwoordigers en de softwareleverancier om een redelijke termijn in acht te nemen voor het verplicht gebruiken van de elektronische weg, wordt een langere invoeringstermijn aangehouden dan aanvankelijk was beoogd. Overeenkomstig het advies van de Rvdr is de inwerkingtredingsdatum van dit besluit op 1 januari 2026 gesteld. Met de publicatie van dit besluit vóór of kort na 1 januari 2025 in het Staatsblad, geldt hierbij een minimuminvoeringstermijn van een jaar. Hiermee wordt voor professionele wettelijke vertegenwoordigers die nog niet zijn aangesloten op het Aansluitpunt Toezicht van de rechtspraak of nog niet beschikken over het inlogmiddel E-herkenning een redelijke termijn geboden. Ook kunnen binnen deze termijn systeemaanpassingen en -verbeteringen worden doorgevoerd, waarbij nog wordt opgemerkt dat dit overigens een continue proces is in onze gedigitaliseerde samenleving.

Een overgangsregeling voor het verplicht gebruik maken van de elektronische weg in zaken betreffende curatele, bewind en mentorschap voor lopende zaken wordt niet nodig geacht. Vanaf 1 januari 2026 – de datum waarop het besluit in werking treedt – wordt voor het doen van verzoeken en mededelingen en het indienen en verzenden van andere stukken het door de rechtspraak aangewezen digitale systeem gebruikt. De lopende zaken van professionele wettelijke vertegenwoordigers worden dan, voor zover deze nog niet door de rechtspraak zijn gedigitaliseerd, beschikbaar gesteld in het digitale systeem van het team Toezicht van de rechtspraak.

Artikel 3

Dit artikel bevat de citeertitel van het besluit.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken


X Noot
1

Zie artikel 1 van het Besluit kwaliteitseisen in verbinding met de artikelen 1:383, zevende lid, 1:435, zevende lid, en 1:452, zevende lid, BW.

X Noot
2

Zie Kamerstukken II, 2018/19, 29 279, nr. 490.

X Noot
3

Landelijk procesreglement voor verzoekschriften bij de rechtbanken, kanton, inzake curatele, bewind en mentorschap, Stcrt. 2024, 19702.

X Noot
4

Zie de artikelen 1:379, 1:432, eerste en tweede lid, en 1:451, eerste en tweede lid, BW.

X Noot
5

Volgens cijfers van de rechtspraak uit 2023 wordt in zaken over curatele en bewind in 75% van het totaal aantal zaken digitaal gecommuniceerd met de rechtspraak, zie https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/RVR-infographic-bewind-en-curatele.pdf.

X Noot
6

Zie artikel 1.1.4 van het Landelijk procesreglement CBM-verzoeken.

X Noot
8

Bij de berekening van deze eenmalige kennismakingskosten is uitgegaan van een deel arbeid van de professionele wettelijke vertegenwoordigers en een deel investering voor de E-herkenning. Voor het deel arbeid is overeenkomstig het Handboek Meting Regeldrukkosten uitgegaan van het (hogere) uurtarief voor hoogopgeleide medewerkers (€ 54).

X Noot
9

Artikel 1.1.3 gaat in het Landelijk procesreglement CBM-verzoeken, zoals dat per 1 juli 2024 in werking is getreden, uit van vrijwillig digitaal procederen.

X Noot
11

Kamerstukken II 2023/24, 26 643, 1210.

Naar boven