Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatsblad 2024, 423 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatsblad 2024, 423 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 9 november 2023, nr. IENW/BSK-2023/305849, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 2.24, eerste lid, 4.3, eerste lid, 16.1, tweede en derde lid, 16.139, 20.6, eerste lid, en 20.10 van de Omgevingswet en artikel 3.2a, eerste lid, onder a, van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 februari 2024, nr. W17.23.00338/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 2 december 2024, nr. IenW/BSK-2024/311884, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit activiteiten leefomgeving wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 5.23, onder b, wordt «te beperken» vervangen door «te voorkomen of, als dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken».
B
Na artikel 5.24 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De informatie, bedoeld in artikel 5.23, onder a, wordt ingediend met gebruikmaking van een elektronische voorziening en een elektronisch formulier die door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat beschikbaar worden gesteld.
2. Gegevens en bescheiden die zijn verstrekt via het elektronisch formulier, gelden als ondertekend.
C
Artikel 4.1032 komt te luiden:
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid wordt verpakt vuurwerk van categorie F1 en verpakt vuurwerk van categorie F2 dat is aangewezen op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik, bij het opslaan anders dan door particulieren, zo verpakt dat het op grond van bijlage A bij de ADR, alleen kan worden aangemerkt als ADR-klasse 1.4G of 1.4S.
Het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt als volgt gewijzigd:
A
In afdeling 11.2 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Er is een Zeer Zorgwekkende Stoffen-emissieregister.
2. Het register wordt beheerd door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
3. Het register is voor een ieder langs elektronische weg toegankelijk.
4. Het register bevat in elk geval de gegevens die zijn verstrekt overeenkomstig artikel 5.24a, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, met uitzondering van:
a. de gegevens die zijn aangemerkt als staatsgeheim als bedoeld in het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013; en
b. de gegevens die betrekking hebben op het exploiteren van een militaire zeehaven, bedoeld in artikel 3.323 van het van het Besluit activiteiten leefomgeving, of het exploiteren van een militaire luchthaven, bedoeld in artikel 3.326 van dat besluit.
B
Aan paragraaf 12.1.3 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
De op grond van artikel 3.2, eerste lid, van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet herberekende geluidproductieplafonds voor een provinciale weg, die op grond van artikel 3.2a, eerste lid, aanhef en onder a, van die wet gelden als bij besluit als omgevingswaarden vastgestelde geluidproductieplafonds, vervallen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel als:
a. het geluid door die provinciale weg en rijkswegen samen op geen enkel geluidgevoelig gebouw meer bedraagt dan 50 Lden; of
b. de bijdrage van het geluid van die provinciale weg op de voor die bijdrage maatgevende gevel van een geluidgevoelig gebouw 10 dB of meer lager is dan het geluid van die provinciale weg en rijkswegen samen op het geluidgevoelige gebouw bij volledig benutte geluidproductieplafonds.
Het Omgevingsbesluit wordt als volgt gewijzigd:
In afdeling 10.8 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
Het formulier, bedoeld in artikel 5.24a, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, wordt door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat beschikbaar gesteld op www.e-mjv.nl.
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid, de uitvoerbaarheid en de effecten in de praktijk van de bepalingen van dit besluit betreffende de elektronische voorziening, bedoeld in artikel 5.24a van dit besluit.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 5 december 2024
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen
Uitgegeven de negentiende december 2024
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
Dit besluit wijzigt het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal), het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna: Bkl) en het Omgevingsbesluit en verplicht tot het indienen van informatie over emissies van zeer zorgwekkende stoffen (hierna: ZZS) via een elektronisch formulier. Bovendien bevat dit besluit bepalingen waarmee een openbaar toegankelijk register voor ZZS wordt ingesteld (hierna: ZZS-emissieregister), waarin die gegevens voor het publiek worden ontsloten.
De inwerkingtreding van de bepalingen van het besluit, die betrekking hebben op de ZZS-emissiedatabase loopt vooruit op de inwerkingtreding van de bepalingen van het besluit, die betrekking hebben op het ZZS-emissieregister. Tussen de inwerkingtreding van de ZZS-emissiedatabase en het ZZS-emissieregister is een evaluatiemoment ingebouwd. Deze evaluatie wordt in paragraaf 3.2 verder toegelicht. De inwerkingtreding van de bepalingen die betrekking hebben op het ZZS-register is afhankelijk van de uitkomsten van deze evaluatie.
De aanleiding voor dit besluit was dat de vormvrije verplichting voor bedrijven om elke vijf jaar de emissies van ZZS op te geven aan het bevoegd gezag, een aantal knelpunten opleverde. Het belangrijkste knelpunt was dat de wijze waarop de gegevens over ZZS-emissies ingediend moesten worden, van bevoegd gezag tot bevoegd gezag verschilde, waardoor de gegevens niet vergelijkbaar waren en ook geen landelijk beeld verkregen kon worden op basis waarvan de effectiviteit van het landelijk ZZS-emissiebeleid kon worden bepaald.
Bevoegde gezagen werkten met onderling verschillende Excel tabellen die door bedrijven handmatig moesten worden ingevuld en die afzonderlijk in eigen registratiesystemen werden opgeslagen. Het verkrijgen van een landelijk beeld zou een omvangrijke actie hebben gevergd, omdat al die afzonderlijke bestanden opgevraagd, met elkaar in lijn gebracht en gecombineerd zouden moeten worden. Dat de gegevens verschillend en in verschillende registratiesystemen waren opgeslagen, maakte ook het voornemen om deze gegevens openbaar te maken in een ZZS-emissieregister, lastig uitvoerbaar.
Op grond van artikel 5.23 Bal werd het bevoegd gezag al elke vijf jaar geïnformeerd over de mate waarin ZZS naar de lucht of het water werden geëmitteerd en de mogelijkheden om de emissies van ZZS in de lucht en het water te beperken. Die informatieplicht voor de uitstoot van ZZS gold al voor alle activiteiten waarvoor een vergunning nodig is (Bal, hoofdstuk 3) en waarop de ZZS-paragraaf van toepassing is (Bal, hoofdstuk 5, paragraaf 4.3).
Het doel van dit besluit is dus enerzijds om de informatieplicht te stroomlijnen door het verplicht gebruik van de digitale ZZS-emissiedatabase met als doel het verkrijgen van een landelijk beeld. Anderzijds is het doel via het in te voeren ZZS-emissieregister het brede publiek op eenvoudige en toegankelijke wijze te informeren over ZZS-emissies.
Gegevens kunnen in de ZZS-emissiedatabase eenduidig en robuust worden opgeslagen, bijeengebracht en actueel gehouden, en worden ontsloten voor vergunningverleners, toezichthouders en handhavers. De ZZS-emissiedatabase is niet bedoeld om – en bevat dus geen informatie over – emissies van ZZS naar lucht of water te voorkomen of, als dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken (artikel 5.23, onder b, Bal). Daarom maken de vermijdings- en reductieprogramma’s (VRP’s) uit artikel 5.24 Bal (nog) geen onderdeel uit van de ZZS-emissiedatabase.
In een VRP geven bedrijven aan welke maatregelen ze in welke volgorde willen gaan nemen en beschrijven ze de doelen en tijdsplanning per maatregel. VRP’s zijn bedrijfsspecifiek en zeggen niets over de concrete ZZS-emissies, ook al omdat de resultaten van de voorgenomen maatregelen niet op voorhand duidelijk zijn. Daarmee dragen VRP’s niet bij aan het verkrijgen van een landelijk beeld. Anders dan bij de vrachten aan ZZS-emissies die je bijvoorbeeld bij elkaar kunt optellen om een regionaal of landelijk beeld te krijgen van de ZZS-emissies, kunnen de maatregelen uit de VRP’s niet bij elkaar worden «opgeteld». Het toevoegen van de VRP’s aan de ZZS-emissiedatabase heeft geen meerwaarde.
Dit besluit voorziet in het verplicht gebruik van de digitale ZZS-emissiedatabase. Het RIVM heeft de ZZS-emissiedatabase gebouwd als aparte digitale invoermodule in de digitale infrastructuur van het elektronisch milieujaarverslag (hierna: e-MJV) die niet behoort tot het Digitaal Stelsel Omgevingswet. Dit e-MJV bestond al en wordt beheerd door het RIVM. Het e-MJV is een geschikte infrastructuur om regelmatig gegevens aan te leveren en om op die manier een trend te kunnen bijhouden, wat een van de doelen is van het registreren van ZZS-emissies. De ZZS-emissiedatabase was voor het tijdstip van inwerkingtreding van de bepalingen van dit besluit al in gebruik en gevuld met gegevens die bedrijven bij de bevoegde gezagen hadden aangeleverd.
In de ZZS-emissiedatabase voeren bedrijven per ZZS en per emissiepunt zowel naar lucht als naar water de hoogste jaargemiddelde concentratie en de hoogste jaarvracht over de rapportageperiode in. Via de ZZS-emissiedatabase voldoen bedrijven aan hun informatieplicht aan hun bevoegd gezag. Ze kunnen in de ZZS-emissiedatabase ook een toelichting geven of bijlagen toevoegen aan hun emissiegegevens, bijvoorbeeld een emissieberekening of meetrapport of dat de ingevoerde data gemeten, berekend of geschat zijn. Bedrijven kunnen zelf bepalen op welke manier ze de emissiegegevens verzamelen.
Als een bedrijf alle gegevens heeft ingevoerd kan dat in de invoermodule worden aangeven («publiceren»), waarna de gegevens zichtbaar zijn voor het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag krijgt dan een melding dat de gegevens in de database zijn ingevoerd. Informatie over hoe de ZZS-emissiedatabase te gebruiken is, is te vinden op de pagina op de website van het e-MJV onder: ZZS-emissiedatabase | e-MJV.
De ZZS-emissiedatabase is een beveiligde en afgeschermde omgeving, waarbij gebruikers alleen toegang hebben tot hun eigen gegevens. Nadat de gegevens in de database zijn ingevoerd, kan het bevoegd gezag een beoordeling uitvoeren. Het bevoegd gezag beoordeelt de gegevens op de aspecten volledigheid, consistentie en geloofwaardigheid. Bij discrepanties, onzekerheid of twijfel over de verstrekte gegevens kan het bevoegd gezag vragen om verduidelijking en zo nodig aanpassing van de verstrekte informatie. Daarbij kan het bevoegd gezag aangeven dat de ingevoerde gegevens niet voldoen aan de daaraan gestelde eisen. Dit kan aan de orde zijn als er onjuiste gegevens zijn aangeleverd of deze gegevens onvolledig zijn of als de gegevens anderszins onjuist zijn. Het bedrijf blijft altijd zelf verantwoordelijk voor de juistheid en betrouwbaarheid van de data.
Het staat een bedrijf vrij om, in overleg met het bevoegd gezag, vaker actuele gegevens in te voeren dan eenmaal in de vijf jaar. Vaker gegevens indienen dan eenmaal per jaar is niet mogelijk. Ingediende gegevens kunnen wel worden gecorrigeerd, zoals in voorgaande alinea genoemd. Gegevens die zijn ingevoerd, blijven zichtbaar. De database is een eerste, noodzakelijke stap die kan helpen om meer inzicht te krijgen in de effectiviteit en de uitvoering van het beleid.De database alleen geeft geen inzicht in de effectiviteit of de uitvoering van het (landelijke) ZZS-emissiebeleid. Daarvoor is ook andere informatie nodig en moeten andere factoren worden betrokken, zoals informatie over het handelen of nalaten van overheidsinstanties en bedrijven en conjuncturele ontwikkelingen als factor. Deze factoren worden meegenomen in de evaluatie van het ZZS-emissiebeleid die iedere vijf jaar wordt uitgevoerd. Beleid op grond van één of meer beleidsartikelen uit de rijksbegroting wordt eens in de vier tot zeven jaar geëvalueerd. De laatste evaluatie van het ZZS-emissiebeleid over de jaren 2016-2021 heeft in 2022 plaatsgevonden.1
Overigens zijn emissiegegevens uit de ZZS-emissiedatabase passief openbaar, dat wil zeggen dat ze openbaar gemaakt moeten worden als een verzoek daartoe wordt gedaan op grond van de Wet open overheid. Voor meer informatie wordt verwezen naar de Handreiking openbaarheid van milieu-informatie en emissiegegevens2.
De emissiegegevens die in het kader van de elektronische voorziening worden verzameld, behoren niet tot het Digitale Stelsel Omgevingswet. Dit betekent dat bedrijven deze informatie niet aanleveren via het Omgevingsloket, maar binnen een aparte ICT-applicatie, waarbij de systematiek van het elektronisch milieujaarverslag wordt gevolgd.
De ZZS-emissiedatabase is – als gezegd – een aparte (invoer-)module binnen de digitale infrastructuur van het e-MJV, met een aparte dataset. De ZZS-emissiedatabase is niet geïntegreerd in het e-MJV. De ZZS-emissiedatabase is apart gehouden, omdat de e-MJV modules de uitvoering zijn van de PRTR-verordening3, terwijl de ZZS-emissiedatabase de uitvoering is van het nationale ZZS-emissiebeleid en van artikel 5.23, onder a, Bal.
De ZZS-emissiedatabase en de e-MJV modules verschillen ook op de volgende punten. (1) Onder de PRTR-verordening hoeven minder bedrijven gegevens aan te leveren dan op grond van de verplichtingen uit het artikel 5.23 onder a, Bal. (2) Onder de PRTR-verordening bestaat een rapportageverplichting van emissiegegevens voor circa 90 ZZS, terwijl onder artikel 5.23, onder a, Bal een rapportageverplichting bestaat voor ruim 2000 ZZS. (3) Voor het melden van emissies onder de PRTR-verordening geldt een ondergrens of drempelwaarde, terwijl geen drempelwaarde geldt voor de verplichte aanlevering van ZZS-emissiegegevens op grond van artikel 5.23, onder a, Bal. (4) Onder de PRTR-verordening moeten data jaarlijks worden aangeleverd, terwijl voor het aanleveren van de ZZS-emissiegegevens op grond van artikel 5.23, onder a, Bal een vijfjaarlijkse aanleverplicht geldt.
Dit betekent dat op grond van dit besluit voor naar schatting ten hoogste 7000 bedrijven en voor circa 90 ZZS eens in de vijf jaar, tweemaal emissiegegevens moeten worden ingevoerd: in het kader van de PRTR-verordening en in het kader van artikel 5.23, onder a, Bal. Zie ook paragraaf 4 Gevolgen voor bedrijven en bevoegde gezagen.
In dit besluit zijn twee wijzigingen opgenomen, die geen verband hebben met de ZZS-emissiedatabase of het ZZS-emissieregister.
De eerste wijziging is opgenomen in artikel I, onderdeel C, en betreft een wijziging in het kader van de opslag van consumentenvuurwerk. Het gaat om een urgente reparatie van een omissie bij het omzetten van het Vuurwerkbesluit naar het Bal, waarbij onbedoeld geen beleidsneutrale omzetting was uitgevoerd ten opzichte van de situatie voor 1 januari 2024. Dit wordt in de artikelsgewijze toelichting nader toegelicht (zie de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel C).
De tweede wijziging is opgenomen in artikel II, onderdeel B, en betreft het volgende. Bij de overgang naar de Omgevingswet zijn geluidproductieplafonds (gpp’s) die onder het oude recht zijn vastgesteld, overgegaan naar het nieuwe stelsel. Vanuit de systematiek van het oude recht van hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer gaat het hierbij niet alleen om gpp’s langs rijkswegen en hoofdspoorwegen, maar ook om gpp’s langs wegen en spoorwegen waarvan het Rijk het beheer inclusief de gpp’s eerder heeft overgedragen aan een andere, decentrale (spoor)wegbeheerder. Voor deze laatste categorie gpp’s ontbrak nog een op die situaties toegesneden bepaling die regelde dat deze gpp’s gelden als bij besluit als omgevingswaarden vastgestelde gpp’s, zoals wel is geregeld in artikel 3.2, tweede lid, van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet (Awg) voor gpp’s bij rijkswegen en hoofdspoorwegen. In zo’n bepaling is alsnog voorzien met artikel 3.2a Awg, dat is ingevoegd met de Verzamelwet Omgevingswet 2023 (Stb. 2023, 376).
Artikel 3.2a, eerste lid, onder a, Awg bevat een uitzonderingsmogelijkheid voor provinciale wegen. Veel wegdelen met gpp’s die zijn overgedragen aan provincies betreffen namelijk slechts korte trajecten en zijn eerder te beschouwen als (beheers)grenscorrecties, waarbij het niet zinvol en wenselijk is om de gpp’s in stand te houden. Op AMvB-niveau kunnen materiële criteria worden vastgelegd om invulling te geven aan deze uitzonderingsmogelijkheid. Daarin voorziet artikel 12.6a van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), dat met dit besluit aan het Bkl wordt toegevoegd.
Aanvankelijk was artikel 12.6a Bkl opgenomen in het ontwerp-Verzamelbesluit Omgevingswet 2023, waarover de Raad van State geen opmerkingen maakte en adviseerde dat besluit vast te stellen.4 Ten tijde van de vaststelling van het Verzamelbesluit Omgevingswet 2023 op 12 september 2023 (gepubliceerd op 15 september 2023; Stb. 2023, 298) was echter de Verzamelwet Omgevingswet 2023 nog niet door het parlement aanvaard. Daardoor ontbrak op dat moment de formele grondslag om artikel 12.6a Bkl met dat Verzamelbesluit vast te stellen.
Omdat nadien de Verzamelwet Omgevingswet 2023 door beide Kamers der Staten-Generaal is aanvaard, op 16 oktober 2023 is vastgesteld en op 27 oktober 2023 is gepubliceerd (Stb. 2023, 376), wordt artikel 12.6a Bkl nu alsnog vastgesteld.
Voor inhoudelijke beschrijving van artikel 12.6a Bkl wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.
Zoals in de inleiding (paragraaf 1) is aangegeven, is de inwerkingtreding van de bepalingen over het ZZS-emissieregister voorzien na evaluatie van de werking van de ZZS-emissiedatabase. Door deze getrapte inwerkingtreding kunnen bevoegde gezagen en bedrijven ervaring opdoen met het gebruik van de ZZS-emissiedatabase. Nadat ervaring is opgedaan met de database moet blijken of de database doeltreffend en uitvoerbaar is en de bepalingen over het ZZS-emissieregister in werking kunnen treden.
De evaluatie betreft in ieder geval de volgende punten:
a. doeltreffendheid van de database;
b. doelmatigheid gerelateerd aan de in dit besluit geformuleerde doelen;
c. praktische uitvoerbaarheid voor bedrijven en bevoegde gezagen;
d. knelpunten en naar voren gekomen vragen uit de praktijk, en
e. duiding bij en toegankelijkheid van de emissiegegevens.
De evaluatie wordt uitgevoerd conform de uitgangspunten van het Rijksbrede Beleidskompas.
Ad a en b: Op het punt van de doeltreffendheid zal worden onderzocht of de database als landelijk elektronisch systeem een verbetering is ten opzichte van de situatie waarin die database er niet was en waarbij ieder bevoegd gezag zijn eigen aanlevermethode had. Deze verbetering wordt getoetst aan de hand van de vraag of de database het proces van aanleveren van gegevens vergemakkelijkt heeft voor bedrijven en bevoegde gezagen en of de ZZS-emissiedatabase helpt bij het verkrijgen van een landelijk beeld van ZZS-emissies. Hiermee wordt aangesloten bij het belangrijkste knelpunt genoemd in paragraaf 2. Daarnaast zal in het onderzoek de doelmatigheid van de ZZS-emissiedatabase worden onderzocht of er een goede verhouding bestaat tussen de behaalde effecten en de ingezette (financiële) middelen.
Ad c en d: Onderzocht wordt of de bedrijven en bevoegde gezagen goed kunnen werken met de ZZS-emissiedatabase en welke vragen of knelpunten er daarbij zijn. Zowel procesmatig (in verband met de inrichting van het digitale systeem) als ten aanzien van het invoeren en beoordelen van data. Als uit de evaluatie blijkt dat het nodig is, kunnen aanpassingen worden aangebracht in het ontwerp van en de praktische ondersteuning bij de ZZS-emissiedatabase.
Ad e: Duiding en toegankelijkheid van emissiegegevens: op deze punten wordt onderzocht of de emissiegegevens begrijpelijk zijn voor het algemeen publiek. Daarbij is het van belang dat bekeken wordt welke informatie naast de «kale» gegevens nodig is om deze emissiegegevens te kunnen interpreteren en controleren en of deze informatie ook aanwezig is bij het bevoegd gezag. Indien dat niet het geval is, zal bekeken worden of het RIVM in deze aanvullende informatie kan voorzien.
Na deze evaluatie zal een tijdstip van inwerkingtreding worden bepaald van de bepaling betreffende het ZZS-emissieregister.
Inwerkingtreding van de bepaling betreffende het ZZS-emissieregister is mogelijk als is voldaan aan de volgende minimale voorwaarden: het publiek moet de ZZS-emissiegegevens kunnen duiden en het moet uitvoerbaar zijn voor het bevoegd gezag.
Voor een adequate duiding zijn gegevens nodig die het publiek in staat stellen om de berekeningen te controleren en om de invloeden te beoordelen van die emissies op het milieu en de gezondheid. In de evaluatie wordt bekeken welke informatie nodig is om de emissiegegevens te kunnen controleren en of deze informatie aanvullend uitgevraagd kan worden. Voor de inwerkingtreding van het ZZS-emissieregister is van belang dat deze informatie ook beschikbaar komt in het ZZS-emissieregister.
Het RIVM (dat namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat verantwoordelijk is voor het beheer van het ZZS-emissieregister) zorgt ervoor dat begrijpelijke informatie over gevaarseigenschappen en over blootstelling en risico’s van specifieke stoffen op de pagina van het ZZS-emissieregister staat. Zo kan de burger beoordelen wat de uitstoot van de ZZS’en in zijn omgeving voor hem betekent.
Een tweede voorwaarde voor inwerkingtreding van de bepaling betreffende het ZZS-emissieregister is dat dit register uitvoerbaar moet zijn voor de bevoegde gezagen. Zoals eerder aangegeven, wordt nadat de bepalingen betreffende de ZZS-emissiedatabase in werking zijn getreden, een evaluatie uitgevoerd waarin ook de uitvoerbaarheid wordt bekeken. Na de evaluatie wordt een besluit genomen over de inwerkingtreding van de bepaling betreffende het ZZS-register. Omdat bij de openbaar gemaakte gegevens ook andere informatie beschikbaar wordt gesteld om de gegevens beter te duiden (zie hierboven), zal het publiek naar verwachting minder aanvullende informatie opvragen bij het bevoegde gezag.
Tot slot zal worden gekeken of wijzigingen in beleid of wet- en regelgeving, zowel nationaal als internationaal, aanleiding zijn voor aanpassingen van de ZZS-emissiedatabase of het ZZS-emissieregister.
In het landelijke ZZS-emissieregister worden de emissiegegevens openbaar gemaakt vanuit de ZZS-emissiedatabase. In het ZZS-emissieregister is dan te zien welk bedrijf welke ZZS heeft geëmitteerd naar water en naar lucht en in welke hoeveelheid, geaggregeerd per bedrijf per jaar.
Het ZZS-emissieregister zal bovendien verwijzingen bevatten naar informatie op webpagina’s van het RIVM over de (schadelijke) eigenschappen van de ZZS.5 Daarbij zal worden aangegeven dat de risico’s voor mens en milieu ook afhangen van factoren als totale hoeveelheden (vracht per ZZS per bedrijf per jaar), de wijze waarop de stof zich verder verspreidt in het milieu en de mate waarin deze al dan niet afbreekt. Bezoekers van het ZZS-emissieregister kunnen selecteren op stof(fen), regio(«s) en periodes en er kunnen overzichten worden gegenereerd in de vorm van een tabel of kaart.
In het ZZS-emissieregister staat niet welke emissies zijn vergund. De openbaarmaking van de emissiegegevens in het kader van de informatieverplichting van artikel 5.23, onder a, Bal en de openbaarmaking van de vergunning zijn in het ZZS-emissieregister niet met elkaar verbonden. De vergunningen worden openbaar gemaakt volgens het regime van artikel 19.1b van de Wet milieubeheer. Ze worden niet via de e-MJV-site openbaar gemaakt. Vergunningen voor bedrijven die onder het toepassingsbereik vallen van de Richtlijn industriële emissies worden actief openbaar gemaakt op bijvoorbeeld de websites van omgevingsdiensten. Voor andere vergunningen kan een verzoek op grond van de Wet open overheid worden gedaan.
Het register wordt eenmaal per jaar gevuld vanuit de database. De data die op dat moment in de database zit, wordt in geaggregeerde vorm openbaar gemaakt in het ZZS-emissieregister op een aparte pagina van het e-MJV. Bij alle data zal bovendien te zien zijn over welke periode (wanneer de vijfjarentermijn bijvoorbeeld is gaan lopen) ze zijn ingevoerd. Het ZZS-emissieregister zal ook duiding bevatten van wijzigingen van ZZS-emissies van een bedrijf. In het ZZS-emissieregister worden ZZS-emissiegegevens zo eenvoudig mogelijk weergegeven. Bij deze weergave wordt voor vragen verwezen naar de helpdesk van het RIVM. Die wordt het eerste aanspreekpunt voor het publiek. Ten slotte zal zijn aangegeven of de beoordeling van de aangeleverde gegevens door het bevoegd gezag op de aspecten volledigheid, consistentie en geloofwaardigheid heeft plaatsgevonden. Zie hierover ook paragraaf 3.1.2 De ZZS-emissiedatabase.
Na verloop van tijd zal uit de ZZS-emissiedatabase en het ZZS-emissieregister kunnen blijken wat de effecten zijn van het ZZS-emissiebeleid en van de inspanningen van bedrijven om deze emissies te voorkomen en te beperken. Het ZZS-emissieregister zal ten behoeve hiervan de mogelijkheid bieden om per bedrijf, per stof en per regio trends te laten zien.
Dit besluit vereenvoudigt het aanleveren van ZZS-emissiegegevens door aan te sluiten bij de infrastructuur van het e-MJV en de Emissieregistratie. Veel bedrijven en bevoegde gezagen zijn hiermee al bekend. Voor de bedrijven en bevoegde gezagen die niet bekend zijn met het e-MJV, wordt begeleiding aangeboden in de vorm van webinars, kennisbijeenkomsten en voorlichting. Voor bedrijven gaat dit via brancheorganisaties. Ook wordt informatie verstrekt via nieuwsbrieven en op de websites van het RIVM en het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO). Verwacht wordt dat hierdoor de gevolgen voor bedrijven en bevoegde gezagen beperkt blijven.
Dit besluit levert voor bedrijven geen extra lasten op. De gegevens die al moesten worden aangeleverd, kunnen nu op een uniforme en eenvoudigere manier worden aangeleverd. Vragen naar aanleiding van het openbaar maken van de gegevens zullen in eerste instantie bij de helpdesk van het RIVM terecht komen. Op de site van het RIVM kan het publiek al veel informatie vinden over ZZS en informatie die kan helpen om die informatie duiding te geven.
Het aantal bedrijven waarvoor de verplichting uit artikel 5.23, onder a, Bal gelden, valt slechts bij benadering te bepalen. Er vallen ongeveer 2.000 bedrijven onder de PRTR-verordening (bedrijven met zogeheten IPPC-installaties), waarvan ongeveer de helft de emissies rapporteert in het e-MJV (dat hoeft alleen als de emissie boven de drempelwaarde uitkomt). Dit betreft niet allemaal ZZS-emissies. Het gaat dus om minder dan 1.000 bedrijven.
Hier komen nog wel bedrijven bij die niet onder de PRTR-verordening vallen, die wel ZZS emitteren naar lucht of water. In een evaluatie in 2017 is uitgegaan van 9.000 tot 18.000 type C-inrichtingen, onder de Omgevingswet «vergunningplichtige milieubelastende activiteiten». Deze zullen niet allemaal ZZS emitteren. Bovendien geldt de ZZS-informatieplicht uit het Bal slechts voor circa een derde van de milieubelastende activiteiten. Daarmee vallen vooral veel (kleinere) bedrijven niet onder deze ZZS-informatieplicht; bijvoorbeeld garages, landbouwbedrijven, schilderbedrijven, tankstations, recyclingbedrijven, laboratoria en crematoria. Zo blijven er naar schatting 3.000 tot 6.000 bedrijven over in deze niet-PRTR categorie, die met de ZZS-emissiedatabase te maken kunnen krijgen.
Dit betekent dat eens in de vijf jaar ten hoogste 7.000 bedrijven de emissiegegevens voor circa 90 ZZS, tweemaal zullen moeten invoeren. Overigens bestond deze situatie van het tweemaal opgeven van de emissies van circa 90 ZZS eens in de vijf jaar ook al voor inwerkingtreding van dit besluit. Het enige verschil is dat de ZZS-emissiegegevens in de ZZS-emissiedatabase (een aparte invoermodule binnen het e-MJV) moeten worden ingevoerd in plaats van in een Excel format van het bevoegd gezag.
Dat maximaal een derde van de bedrijven (ten hoogste 7.000 van de ten hoogste 18.000 bedrijven) eenmaal in de vijf jaar voor circa 90 ZZS gegevens tweemaal moeten invoeren, werd (de informatieverstrekking is immers geen nieuwe verplichting) en wordt nog steeds acceptabel geacht.
Een aantal bedrijven en branches is in de Klankbordgroep Stoffen in 2022 over dit besluit geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld te reageren. Dit is nogmaals voor een bredere groep branchevertegenwoordigers gebeurd in 2023 (de werkgroepen Stoffen en Water en Bodem van VNO-NCW). Het bedrijfsleven vond het besluit in grote lijnen helder en was positief over het feit dat er meer uniformering komt in het opgeven van ZZS-emissies bij bevoegde gezagen door het verplichte gebruik van een elektronisch systeem. Bedrijven die vertrouwd zijn met het e-MJV verwachtten geen problemen met de werkbaarheid van de database. De andere bedrijven hebben gevraagd om een heldere uitleg over het gebruik van de database met een handreiking en helpdesk. Uitleg over hoe de ZZS-emissiedatabase te gebruiken en hoe contact te leggen met de helpdesk, is te vinden op de volgende site: e-MJV | e-MJV. Daarnaast zijn er en worden ook in de toekomst webinars, kennisbijeenkomsten en voorlichting aan brancheorganisaties gegeven.
Bedrijven hebben de wens geuit dat bij de informatie in het openbare deel van het ZZS-emissieregister een heldere uitleg komt over het verschil tussen de bestaande verplichtingen ten aanzien van ZZS-emissies voor het e-MJV (PRTR-verplichting) en voor de ZZS-emissiedatabase. Zowel op de webpagina over de ZZS-emissiedatabase als die over het e-MJV staat een duidelijke uitleg over de verplichtingen die voortvloeien uit de beide wettelijke kaders en de verschillen.
Voor bedrijven die niet vertrouwd zijn met het invoeren van data in het e-MJV is de inschatting dat eenmalig circa een halve dag inwerktijd nodig is. Het invoeren van data in een digitaal systeem zal vervolgens eenvoudiger zijn dan het invullen van diverse Excel-formats.
Bevoegde gezagen staan ook nu al aan de lat om vragen van burgers te beantwoorden over de door bedrijven opgegeven ZZS-emissies. Bevoegde gezagen kunnen daarbij ook nu al een beroep op het RIVM. Op de site van het RIVM kan het publiek al veel informatie vinden over ZZS. Er is dus geen sprake van toename van bestuurlijke lasten voor bevoegde gezagen. Voor de overgang naar de landelijke database wordt bevoegde gezagen wel extra ondersteuning geboden. Bevoegde gezagen kunnen daarvoor terecht bij het RIVM (vragen over chemische stoffen) en IPLO (vragen over regelgeving). Beide organisaties hebben hiervoor laagdrempelige helpdesks.
In het systeem is niet zichtbaar of de ZZS-emissie van een bedrijf binnen of buiten de vergunde emissieruimte valt. Dat is ook niet nodig, omdat het doel van de ZZS-emissiedatabase is het verkrijgen van een landelijk beeld van de feitelijke ZZS-emissies. De bepalingen in dit besluit leiden niet tot wijzigingen ten aanzien van de informatieplicht over de vergunde emissieruimte. Voor vragen over vergunningen zal men zich dus, net als nu, rechtstreeks moeten wenden tot het bevoegde gezag.
Het ZZS-emissieregister staat onder e-MJV op de site van het RIVM. Daar wordt doorverwezen naar sites met meer informatie over chemische stoffen en naar de helpdesk van het RIVM. Hierdoor de verwachting dat vragen van burgers in eerste instantie bij het RIVM terecht komen. Daarnaast kunnen bevoegde gezagen en bedrijven voor vragen over chemische stoffen verwijzen naar het RIVM.
De data uit de ZZS-emissiedatabase worden in het ZZS-emissieregister toegankelijk voor het publiek. Er kan eenvoudig op locatie, bedrijf en specifieke stof worden gezocht. De informatie wordt, na het aanklikken van een selectie, op een overzichtelijke wijze gepresenteerd in lijsten of op kaarten. Door op de locatie van een bedrijf op deze kaart te klikken, opent een venster dat laat zien hoeveel jaarvracht per ZZS is uitgestoten in de voorafgaande rapportage periode(s).
Daarnaast wordt een algemene duiding gegeven aan de gegevens en wordt uitgelegd wat ze betekenen, bijvoorbeeld wat opgegeven jaarvrachten kunnen betekenen. Ook zal, als daar informatie over beschikbaar is, worden ingegaan op de mogelijke effecten van de emissies op de leefomgeving en de gezondheid (of wordt doorverwezen naar bronnen daarover).
Bij het RIVM is er op het moment dat de bepaling betreffende het ZZS-emissieregister in werking treedt, een digitale helpdesk voor burgers. Zo nodig wordt doorverwezen naar het betreffende bedrijf of bevoegde gezag. Na inwerkingtreding van de bepaling betreffende het ZZS-emissieregister, zal er jaarlijks een vast moment komen waarop de gegevens in het register worden geactualiseerd, zodat burgers weten op welk moment ze nieuwe gegevens kunnen verwachten.
Stakeholders en gebruikers zijn bij de voorbereiding van dit besluit betrokken geweest via een werkgroep, onder voorzitterschap van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. In de werkgroep zaten vertegenwoordigers van Interprovinciaal overleg, Vereniging Nederlandse Gemeenten, Unie van Waterschappen, omgevingsdiensten en van het RIVM. In deze werkgroep is uitgebreid gesproken over praktische aspecten zoals de uitvoerbaarheid van het invoeren van deze database.
Het ontwerpbesluit heeft van 7 februari 2023 tot en met 21 maart 2023 opengestaan voor openbare internetconsultatie. In totaal zijn 19 reacties ontvangen, waarvan 18 openbaar. De consultatie heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwerpbesluit, maar wel tot enkele verduidelijkingen in de nota van toelichting.
De reacties waren afkomstig van particulieren, overheidsorganisaties, bedrijfsleven en brancheorganisaties. Burgers en overheidsorganisaties benadrukken over het algemeen dat het goed is dat de emissiegegevens actief openbaar gemaakt gaan worden. Een aantal reacties had geen betrekking op dit ontwerpbesluit en is buiten beschouwing gelaten, bijvoorbeeld opmerkingen over de uitstoot van ZZS door vliegtuigen.
Het bedrijfsleven gaf in het kader van de consultatie aan dat het van belang is context te geven bij de openbaarmaking van de gegevens. In paragraaf 3.3.2 Inwerkingtreding ZZS register is aangegeven waaruit de context en duiding van de gegevens bestaan. Door het bedrijfsleven werd ook opgemerkt dat eerst de uitvoering van het bestaande ZZS-emissiebeleid verbeterd zou moeten worden, voor introductie van nieuwe instrumenten. Deze suggestie over verbetering van het ZZS-emissiebeleid heeft geen betrekking op de inhoud van dit besluit, maar betreft de minimalisatieplicht voor ZZS-emissies. Bedrijven vragen zich af hoe wordt omgegaan met de zelfclassificatie van ZZS. Reactie op dit punt is dat indien een bedrijf op basis van zelfclassificatie van een ZZS het bevoegd gezag informeert over een emissie van deze ZZS, dat deze emissie voor dat bedrijf apart herkenbaar wordt geregistreerd in de database.
Het besluit regelt de wijze waarop informatie over de emissies van ZZS door bedrijven moet worden aangeleverd en het openbaar maken van geaggregeerde gegevens in het ZZS-emissieregister. Dit betreft informatie die op grond van reeds bestaande regelgeving moet worden bijgehouden en aangeleverd aan het bevoegd gezag.
Nadat de gegevens in de database zijn ingevoerd, kan het bevoegd gezag deze beoordelen. Het is aan het bevoegd gezag om te bepalen of, en zo ja wanneer zij deze beoordeling uitvoert.
De ILT heeft een HUF-toets uitgevoerd en heeft geen opmerkingen over de tekst van het besluit zelf, maar wel een paar zorgpunten. Het eerste punt is dat niet is ingegaan op ZZS in afvalstoffen. Een ander zorgpunt is de uitvoerbaarheid door de complexiteit in combinatie met personeelstekorten in het werkveld van toezicht en handhaving. Een laatste punt is de actualiteit van de data als gevolg van de vijfjaarlijkse informatieplicht en een piekbelasting eens in de vijf jaar.
De zorgpunten van de ILT zijn punten die betrekking hebben op het algemene ZZS-emissiebeleid en de uitvoering daarvan en niet op dit besluit. Dit besluit gaat niet over afvalstoffen. Vergunningplichtige afvalverwerkers die ZZS emitteren (doordat er ZZS in afvalstoffen zitten óf dat er ZZS bij verbranding ontstaan) moeten net als andere bedrijven voldoen aan de ZZS informatie- en minimalisatieplicht. De ZZS-emissiedatabase zal ondersteunend zijn aan toezicht en handhaving, omdat administratie overzichtelijker, uniformer en toegankelijker wordt. De handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid voor bevoegde gezagen wordt hierdoor vergroot. Desgewenst kunnen bedrijven en bevoegde gezagen aparte afspraken maken om tussentijds gegevens te actualiseren. De vijfjaarlijkse termijn start per bedrijf op verschillende momenten en zal niet zorgen voor een piekbelasting bij bevoegde gezagen.
Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft aangegeven dat in de toelichting zou moeten worden ingegaan op hoe ZZS-emissiegegevens aan de bevoegde gezagen werden verstrekt voordat de verplichtingen uit dit besluit gingen gelden. Dit is in paragraaf 2 toegelicht.
Ook wordt gevraagd om verduidelijking of bedrijven naar eigen inzicht kunnen kiezen voor de manier waarop de emissiegegevens zijn bepaald, bijvoorbeeld zijn de gegevens berekend, geschat of gemeten. Verduidelijking op dit punt is te vinden in paragraaf 3.1.2. Daarnaast adviseerde het ATR de ZZS-emissiedatabase zo in te richten dat bedrijven niet twee keer dezelfde gegevens hoeven te verstrekken aan de overheid en om duidelijk te maken op welke wijze bedrijven betrokken zijn geweest bij de voorbereiding van de database en in hoeverre aandachtspunten zijn meegenomen. Ook zou moeten worden aangegeven hoeveel bedrijven gegevens zouden moeten aanleveren en hoeveel tijd die bedrijven daaraan bij benadering kwijt zullen zijn. De opmerkingen van het ATR zijn in paragraaf 4 verwerkt.
Van 6 juni 2023 tot 21 oktober 2023 is het ontwerpbesluit voorgehangen bij de Eerste en Tweede Kamer. Bij brief van 6 juni 2023 is het ontwerpbesluit voorgehangen.6 Op 27 juni 2023 is een aantal vragen en opmerkingen ontvangen. Bij brief van 28 augustus 2023 heeft de regering hierop geantwoord.7 Daarnaast is tijdens het tweeminutendebat van 3 oktober 2023 over het ontwerpbesluit een aantal moties ingediend.8 Op deze moties heeft de regering per brief van 21 oktober 2023 gereageerd.9
De voorgestelde wijzigingen treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Hierboven is aangegeven dat en waarom eerst de bepalingen betreffende de ZZS-emissiedatabase in werking zullen treden en vervolgens na een evaluatie de bepaling betreffende het ZZS-emissieregister. Er is rekening gehouden met de vaste verandermomenten.
In het opschrift van de artikelen is tussen vierkante haken [...] aangegeven wat de grondslag in de Omgevingswet is.
In artikel 5.23, aanhef en onder b, Bal is de term «te beperken» vervangen door «te voorkomen of, als dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken». Dit sluit beter aan bij doel en inhoud van VRP’s die op grond van artikel 5.24 Bal worden opgesteld. Het voorkómen van ZZS-emissies – hetgeen het doel is van de VRP’s van artikel 5.24 Bal – vormt zo het primaire en te onderscheiden doel van de al bestaande verplichtingen voor bedrijven.
In artikel 5.24a Bal is onder meer bepaald dat de informatie over emissies van ZZS via een elektronisch formulier wordt verstrekt. Deze informatie wordt in een elektronische voorziening verzameld, de ZZS-emissiedatabase. Deze database behoort niet tot het Digitale Stelsel Omgevingswet. Op deze manier wordt er zorg gedragen voor uniformiteit bij het voldoen aan de verplichting en een veilige elektronische omgeving om de gegevens en bescheiden in te dienen. Het elektronisch formulier en de informatie over hoe dit formulier te gebruiken, is te vinden op: ZZS-emissiedatabase | e-MJV. De voorziening wordt beheerd door het RIVM.
In het tweede lid wordt duidelijk gemaakt dat de gegevens en bescheiden die door de bedrijven in het portaal zijn ingediend en waarbij is aangegeven dat ze gepubliceerd kunnen worden als ondertekend door het bedrijf worden beschouwd wat betekent dat zij als definitief worden beschouwd.
Met deze wijziging wordt een onbedoelde omissie hersteld bij de omzetting van het Vuurwerkbesluit naar het Besluit activiteiten leefomgeving. Inhoudelijk wordt met deze wijziging geen verandering aangebracht ten opzichte van de situatie zoals deze gold voor 1 januari 2024.
Tot 1 januari 2024 was in het Vuurwerkbesluit geregeld dat verpakt consumentenvuurwerk bij het opslaan en het voorhanden hebben anders dan door particulieren, op zodanige wijze verpakt moet zijn dat het volgens bijlage A van het ADR, uitsluitend kan worden aangemerkt als vuurwerk behorende tot klasse 1.4G of 1.4S. Bij de overgang naar de Omgevingswet is deze bepaling aangepast en is de opslag eruit gehaald omdat de regels over de opslag overgingen naar het Bal. Er is echter geen gelijkluidende bepaling in het Bal terug te vinden. Dit lijkt zo te zijn omdat er bij de totstandkoming van het Bal vanuit is gegaan dat consumentenvuurwerk altijd klasse 1.4 is. Zie bijvoorbeeld de artikelsgewijze toelichting bij artikelen 3.30 en 4.1031 Bal (Stb. 2018, 293, blz. 792 en 1310). Het blijkt echter dat er ook consumentenvuurwerk is dat klasse 1.3 heeft en daarmee mag dit nu opgeslagen worden in een opslag voor consumentenvuurwerk. Bovendien blijkt de transportverpakking ook niet altijd goed te functioneren, waardoor ook bij gebruik van de transportverpakking het vuurwerk niet als 1.4 geclassificeerd kan worden. Dit heeft veiligheidsrisico’s en dient daarmee zo spoedig mogelijk gerepareerd te worden, zodat hier ook weer op gehandhaafd kan worden. Vuurwerk van categorie F3 en vuurwerk van categorie F2 dat niet is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik valt onder de regels voor professioneel vuurwerk op grond van het Vuurwerkbesluit. Voor dit vuurwerk gelden de opslagregels voor vuurwerk van categorie F4 waarbij bij de afstandsregels rekening is gehouden met het gevaar van het vuurwerk uit deze categorie. Voor deze categorie wijzigt er met deze wijziging niets.
In het vierde lid van artikel 11.63a is bepaald dat het ZZS-emissieregister wordt gevuld met gegevens uit het elektronisch formulier (artikel 5.24a van het Bal). In het derde lid van artikel 11.63a is bepaald dat het register toegankelijk is langs elektronische weg, namelijk via de website www.e-mjv.nl.
De bepalingen voor gegevens die zijn aangemerkt als staatsgeheim en betrekking hebben op de militaire zee- en luchthavens worden niet in de geaggregeerde vorm in het ZZS-emissie register opgenomen. De gegevens van deze activiteiten van Defensie kunnen mogelijk gerubriceerd zijn als Staatsgeheim. Gegevens die volgen uit de informatieplicht voor deze activiteiten hoeven niet te worden aangeleverd in de ZZS-emissiedatabase en worden niet gepubliceerd in het ZZS-register. De uitzondering betreft uitsluitend het aanleveren van gegevens in de ZZS-emissiedatabase en het publiceren van die gegevens in het ZZS-register. De informatieplicht blijft wel van kracht voor de activiteiten van Defensie, overeenkomstig de daarvoor geldende wet- en regelgeving.
In artikel 3.2a, eerste lid, onder a, van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet is de mogelijkheid opgenomen om bepaalde geluidproductieplafonds (hierna: gpp’s), die wel zijn vastgesteld onder de Wet milieubeheer, niet te laten gelden als omgevingswaarden onder de Omgevingswet. Deze gpp’s vervallen op het moment van inwerkingtreding van dit artikel. In deze gevallen zullen wel gpp’s worden vastgesteld wanneer provincies voor hun hele netwerk gpp’s vaststellen. Dit gebeurt dan met de uitgangspunten van artikel 12.6 Bkl.
Deze uitzonderingsmogelijkheid is gegeven omdat gebleken is dat er wegdelen met gpp’s door het Rijk zijn overgedragen aan provincies, die soms maar een kort traject betreffen en eerder (beheers)grenscorrecties genoemd kunnen worden. Voor deze trajecten worden nog geen nalevingsverslagen opgesteld. Het is niet wenselijk om gpp’s bij deze korte wegdelen in stand te houden wanneer ze geen relevante bijdragen leveren aan de bescherming van geluidgevoelige gebouwen in de nabijheid van de weg. Dat zou namelijk extra bestuurslasten opleveren zonder dat dit iets oplevert voor de leefomgeving. Nadat de provincies voor hun hele netwerk inclusief deze korte trajecten gpp’s hebben vastgesteld, worden hiervoor wel nalevingsverslagen opgesteld.
In artikel 12.6a zijn hiervoor materiële criteria opgenomen. Het eerste criterium is dat het geluid op een geluidgevoelig gebouw van het provinciale wegdeel met gpp’s, samen met dat van het netwerk van rijkswegen, niet meer bedraagt dan de standaardwaarde voor deze geluidbronsoort (50 Lden). Bij het provinciale wegdeel gaat het dan om het wegdeel dat onder de Wet milieubeheer in het geluidregister voor rijkswegen was opgenomen. Als in zo’n situatie het geluid in de periode tot de vaststelling van gpp’s door een provincie toeneemt tot boven de 50 Lden, dan zal de geluidbelasting nog steeds laag zijn en zullen geluidbeperkende maatregelen op basis van het doelmatigheidscriterium in de regel niet nodig zijn, evenmin als geluidwerende maatregelen.
Het tweede criterium stelt dat de bijdrage van het geluid op een geluidgevoelig gebouw van het provinciale wegdeel tenminste 10 dB lager is dan het geluid op het geluidgevoelige gebouw van het netwerk van rijkswegen en het provinciale wegdeel tezamen bij volledig benutte gpp’s. Bij het provinciale wegdeel gaat het dan weer om het wegdeel dat onder de Wet milieubeheer in het geluidregister voor rijkswegen was opgenomen. Het gaat verder om de voor de bijdrage van het provinciale wegdeel maatgevende gevel, dus de voor de geluidbelasting bepalende gevel. Dit criterium is vergelijkbaar met artikel 8.26b van de Omgevingsregeling over de afbakening van het gebied waarbinnen het geluid door een gemeenteweg, waterschapsweg of lokale spoorweg wordt bepaald. Ook daar wordt een marge genomen van 10 dB voor de bijdrage van een wegvak aan het totale geluid van de geluidbronsoort op een gebouw. Wanneer het geluid van het provinciale wegdeel minstens 10 dB lager is dan het geluid van dat wegdeel samen met dat van het netwerk van rijkswegen waar het wegdeel oorspronkelijk deel uit maakte, dan draagt het niet significant bij aan de totale geluidbelasting. Dit heeft te maken met de logaritmische schaal van geluidniveaus. Rekentechnisch is 40 dB plus 50 dB gelijk aan 50,4 dB, en dat is afgerond 50 dB. Het is niet de bedoeling om voor dit criterium altijd een berekening te maken. De verwachting is dat het toepassen van vuistregels in veel gevallen voldoende zal zijn om aan te tonen dat het wegdeel geen relevante bijdrage levert aan het geluid op een geluidgevoelig gebouw.
In dit artikel is de gegevensverstrekking van de emissiegegevens van het bevoegd gezag aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat geregeld in verband met opname in het register. Met het verstrekken van de gegevens overeenkomstig artikel 5.24a, tweede lid, aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gegevens onverwijld aan onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat verstrekt. Dit gebeurt zodra de gegevens in de elektronische voorziening met het elektronisch formulier worden ingediend en op de knop «publiceren» is gedrukt
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Openbaarheid van milieu-informatie en emissiegegevens. Praktische handvatten bij het aanleveren en beoordelen van door bedrijven verstrekte bedrijfsinformatie aan overheidsinstanties, zie Openbaarheid van milieu-informatie en emissiegegevens: handreiking | Rapport | Rijksoverheid.nl.
Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PbEG 2006, L 33).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2024-423.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.