Besluit van 20 december 2023 tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met de uitvoering van Verordening (EU) 2020/1054 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 wat betreft de minimumeisen voor maximale dagelijkse en wekelijkse rijtijden, minimumonderbrekingen en dagelijkse en wekelijkse rusttijden, en Verordening (EU) nr. 165/2014 wat betreft positionering door middel van tachografen (PbEU 2020, L 249)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 juli 2023, nr. IENW/BSK-2023/165877, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op Verordening (EU) 2020/1054 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 wat betreft de minimumeisen voor maximale dagelijkse en wekelijkse rijtijden, minimumonderbrekingen en dagelijkse en wekelijkse rusttijden, en Verordening (EU) nr. 165/2014 wat betreft positionering door middel van tachografen (PbEU 2020, L 249) en artikel 5:12, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 26 juli 2023, nr. W17.23.00169/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 december 2023, nr. IENW/BSK-2023/354159, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Arbeidstijdenbesluit vervoer wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.3:1, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. Een vrachtauto, alsmede een losse trekker:

    • waarvan het kentekenbewijs een laadvermogen van meer dan 500 kilogram vermeldt; of

    • waarmee wegvervoer van goederen wordt verricht waarop Verordening (EG) nr. 561/2006 van toepassing is;

B

In artikel 2.4:13, tweede lid, wordt na «in strijd met de artikelen 1, eerste lid, tweede alinea, 3, eerste lid,» ingevoegd »22, eerste, vierde en vijfde lid, 23, eerste lid, 26, lid 7 bis,».

C

Artikel 2.5:1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde tot en met zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De werkgever handelt in overeenstemming met artikel 8, lid 8 bis, van verordening (EG) nr. 561/2006.

2. Het vijfde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. «Van het derde lid kan, met inachtneming van het vijfde lid» wordt vervangen door «Van het vierde lid kan, met inachtneming van het zesde lid»;

b. «wordt afgeweken van het derde lid,» wordt vervangen door «wordt afgeweken van het vierde lid».

D

In artikel 5.1:1 wordt in het onderdeel exploitatiewijze A1, exploitatiewijze A2 en exploitatiewijze B «artikel 3.10» vervangen door «artikel 18.01».

E

In artikel 8:1, eerste lid, wordt «2.5:1, tweede en vijfde lid» vervangen door «2.5:1, tweede, derde en zesde lid».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 december 2023

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Uitgegeven de negenentwintigste december 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

Op 20 augustus 2020 trad Verordening (EU) 2020/10541 (hierna: de Verordening) in werking, waardoor Verordening (EG) 561/20062 (rij- en rusttijden) en Verordening (EU) 165/20143 (tachograaf) werden gewijzigd. Deze Verordening heeft directe werking, waardoor omzetting in nationaal recht in beginsel niet noodzakelijk is. Ten behoeve van de handhaving van de Verordening dienden wel enkele technische wijzigingen te worden doorgevoerd in het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv). De Verordening biedt lidstaten daarnaast de ruimte om enkele beleidskeuzes te maken. Door middel van dit besluit, waarvan de voordracht is gedaan mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, is uitvoering gegeven aan deze beleidskeuzes. In de Nota van toelichting worden de beleidskeuzes nader toegelicht. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele technische wijzigingen door te voeren.

1. Hoofdlijnen van het besluit

Toepasselijkheid Atbv

Verordening (EU) 2020/1054 bepaalt dat met ingang van 1 juli 2026 Verordening (EG) 561/2006 ook van toepassing zal zijn op het vervoer van goederen in het internationale vervoer of bij cabotage, waarbij de toegestane maximummassa van het voertuig, dat van aanhangwagens of opleggers inbegrepen, meer dan 2,5 ton bedraagt. Tot die tijd is de Verordening bij het vervoer van goederen uitsluitend van toepassing indien de toegestane maximummassa van de voertuigen waarmee het vervoer wordt verricht, dat van de aanhangwagens of opleggers inbegrepen, meer dan 3,5 ton bedraagt.

De uitbreiding van de toepasselijkheid van Verordening (EG) 561/2006 betekent dat de tachograafplicht van Verordening (EU) 165/2014 ook van toepassing wordt. Door deze uitbreiding van de Verordeningen dient ook toepasselijkheid van het Atbv te worden uitgebreid. Op het moment dat Verordening (EG) 561/2006 en Verordening (EU) 165/2014 gelden, dient het Atbv namelijk ook van toepassing te zijn.

Het Atbv was voorheen op basis van artikel 2.3:1, onderdeel a, van het Atbv van toepassing op verplaatsingen en direct daarmee samenhangende werkzaamheden van vrachtauto’s waarvan het kentekenbewijs een laadvermogen van meer dan 500 kilogram vermeldt. Vanwege de verlaging van de grens waarop Verordening (EG) 561/2006 (en daarmee ook Verordening (EU) 165/2014) van toepassing is, kan niet in iedere situatie worden gegarandeerd dat de grens in het Atbv van 500 kilogram laadvermogen toereikend is. Het is mogelijk dat een voertuig een laadvermogen heeft van 500 kilogram of minder, maar een totale toegestane massa van meer dan 2,5 ton. Daarom is in artikel 2.3:1 van het Atbv expliciet opgenomen dat het altijd van toepassing is op vervoer van goederen waarop Verordening (EG) 561/2006 van toepassing is.

Uitzonderingen op Verordening (EG) 561/2006 en Verordening (EU) 165/2014

Artikel 13, eerste lid, van Verordening (EG) 561/2006 biedt lidstaten de mogelijkheid om vervoer met de in dat artikel genoemde voertuigen uit te zonderen van de artikelen 5 tot en met 9 van Verordening (EG) 561/2006. In deze artikelen staan onder meer regels over de rij- en rusttijden van bestuurders en verplichte onderbrekingen van de rijtijd (pauzes). Artikel 3, tweede lid, van Verordening (EU) 165/2014 maakt het ook mogelijk om de in artikel 13 van Verordening (EG) 561/2006 genoemde voertuigen uit te sluiten van de toepassing van Verordening (EU) 165/2014. Het buiten toepassing stellen van Verordening (EU) 165/2014 betekent dat de tachograafplicht niet van toepassing is.

De Verordening heeft twee voertuigtypen toegevoegd aan artikel 13, eerste lid, van Verordening (EG) 561/2006, die lidstaten dus kunnen uitzonderen van onderdelen van Verordening (EG) 561/2006 en de tachograafplicht. Het betreft de volgende voertuigtypen:

  • voertuigen of samenstellen van voertuigen die bouwmachines vervoeren voor een bouwbedrijf binnen een straal van 100 km rond de vestigingsplaats van de onderneming, op voorwaarde dat het besturen van de voertuigen niet de hoofdactiviteit van de bestuurder is (artikel 13, eerste lid, onderdeel q);

  • voertuigen die worden gebruikt voor de levering van stortklaar beton (artikel 13, eerste lid, onderdeel r).

Nederland heeft besloten om géén gebruik te maken van de mogelijkheid om vervoer met bovenstaande voertuigen uit te zonderen van artikel 5 tot en met 9 van Verordening (EG) 561/2006 en van Verordening (EU) 165/2014. Hiertoe is besloten om de volgende redenen.

Bij het toekennen van een vrijstelling wordt de controlemogelijkheid beperkt en neemt de complexiteit van handhaving toe. Dit heeft gevolgen voor:

  • Verkeersveiligheid. Bij het toekennen van de vrijstellingen neemt het toezicht op de naleving van pauzes en de maximale rijtijd af. Hierover bestaan zorgen voor de verkeersveiligheid aangezien niet uitgeruste bestuurders minder gefocust aan het verkeer deelnemen.

  • Objectieve vaststelling rij- en rusttijden. Bij het toekennen van een vrijstelling is het niet meer mogelijk om de tachograaf uit te lezen. Daardoor kan de planning lastig objectief vergeleken worden met de daadwerkelijke rij- en rusttijden.

  • Complexiteit handhaving bouwmachines. Bij de vrijstelling voor het vervoer van bouwmachines mag het besturen van het voertuig niet de hoofdactiviteit van de bestuurder zijn. Daarnaast is een eis, volgend uit de Verordening, dat de afgelegde afstand van het voertuig in een straal van maximaal 100 km rond de vestigingsplaats van de onderneming is afgelegd. Zonder tachograaf zorgen deze aspecten voor een extra mate van complexiteit bij de handhaving.

  • Complexiteit voor chauffeur en ondernemer wanneer binnen een onderneming gebruik wordt gemaakt van voertuigen met en zonder vrijstellingen.

In de praktijk is dus niets veranderd voor vervoer met de bovenstaande voertuigen. Verordeningen (EG) 561/2006 en (EU) 165/2014 blijven onverkort van toepassing. Overtredingen van deze Verordeningen kunnen conform het Atbv worden beboet.

2. Advies en Consultatie

Internetconsultatie

Voor dit besluit heeft er géén internetconsultatie plaatsgevonden. In dit besluit wordt uitvoering gegeven aan EU-regelgeving en wordt geen gebruik gemaakt van de in de Verordening geboden beleidsruimte. Om die reden zou een consultatie niet in betekenende mate kunnen leiden tot aanpassing van het besluit. Zie hiertoe het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie in de verzamelbrief regeldruk.4 Wel hebben sociale partners (FNV, CNV en TLN) de mogelijkheid gekregen op een concept van dit besluit te reageren.

Sociale partners

Sociale partners (FNV, CNV en TLN) ondersteunen de keuze voor het niet toepassen van de vrijstellingen voor vervoer van bouwmachines en stortklaar beton, zoals eerder in het consultatieproces van sociale partners is gemotiveerd. De ILT acht de wijzigingen handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebestendig. Deze vergen geen extra capaciteit.

ATR

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk van burgers en bedrijven heeft.

3. Vaste Verandermomenten en Minimuminvoeringstermijn

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst. Daarmee wijkt dit besluit af van de systematiek van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn (Ar 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving). In dit besluit wordt echter gebruik gemaakt van de mogelijkheid om af te wijken van de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn in verband met de implementatie van bindende EU-rechtshandelingen.

4. Transponeringstabel

Bepaling EU-Regelgeving (Verordening (EU) 2020/1054)

Bepaling in Verordening (EG) 561/2006 of Verordening (EU) 165/2014

Bepaling in implementatieregeling

Omschrijving Beleidsruimte

Bijzonderheden

Artikel 1, onderdeel 1

Artikel 2, eerste lid, Verordening (EG) 561/2006

Artikel 2.3:1, onderdeel a, Atbv

 

Implementatie ten behoeve van de handhaving van de Verordening

Artikel 1, onderdeel 2

Artikel 3, Verordening (EG) 561/2006

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 1, onderdeel 3

Artikel 4, Verordening (EG) 561/2006

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 1, onderdeel 4

Artikel 6, vijfde lid, Verordening (EG) 561/2006

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 1, onderdeel 5

Artikel 7, Verordening (EG) 561/2006

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 1, onderdeel 6

Artikel 8, Verordening (EG) 561/2006

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 1, onderdeel 7

Artikel 8 bis, Verordening (EG) 561/2006

Artikel 2.5:1 Atbv

 

Implementatie ten behoeve van de handhaving van de Verordening

Artikel 1, onderdeel 8

Artikel 9, Verordening (EG) 561/2006

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 1, onderdeel 9

Artikel 9 bis, Verordening (EG) 561/2006

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

 

Bepaling is gericht tot de Europese Commissie

Artikel 1, onderdeel 10

Artikel 10, eerste lid, Verordening (EG) 561/2006

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 1, onderdeel 11

Artikel 12, Verordening (EG) 561/2006

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 1, onderdeel 12

Artikel 13, Verordening (EG) 561/2006

 

Lidstaten kunnen, mits de doelstellingen van de Verordening dit toestaan, op het eigen grondgebied of, met instemming van een betrokken staat, voor het grondgebied van een andere lidstaat, uitzonderingen toestaan op de artikelen 5 tot en met 9 van Verordening (EG) 561/2006 voor bepaalde typen vervoer. Daarnaast kunnen lidstaten dergelijk vervoer vrijstellen van de toepassing van Verordening (EU) 165/2014

Nederland maakt geen gebruik van deze mogelijkheid voor:

 voertuigen of samenstellen van voertuigen die bouwmachines vervoeren voor een bouwbedrijf binnen een straal van 100 km rond de vestigingsplaats van de onderneming, op voorwaarde dat het besturen van de voertuigen niet de hoofdactiviteit van de bestuurder is;

 voertuigen die worden gebruikt voor de levering van stortklaar beton

Artikel 1, onderdeel 13

Artikel 14, tweede lid, Verordening (EG) 561/2006

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 1, onderdeel 14

Artikel 15, Verordening (EG) 561/2006

Bepaling behoeft geen implementatie

 

Reeds geïmplementeerd door middel van artikel 2.4:3 Atbv en de Regeling dienstrooster

Artikel 1, onderdeel 15

Artikel 16, derde lid, Verordening (EG) 561/2006

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 1, onderdeel 16

Artikel 19, eerste lid, Verordening (EG) 561/2006

Bepaling behoeft geen implementatie

 

Betreft een bestaande verplichting. Deze is geïmplementeerd door middel van hoofdstuk 2 van het Atbv

Artikel 1, onderdeel 17

Artikel 22, Verordening (EG) 561/2006

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 1, onderdeel 18

Artikel 23 bis, Verordening (EG) 561/2006

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 1, onderdeel 19

Artikel 24, tweede lid, Verordening (EG) 561/2006

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 1, onderdeel 20

Artikel 25, tweede lid, Verordening (EG) 561/2006

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 2, onderdeel 1

Artikel 1, eerste lid, Verordening (EU) 165/2014

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 2, onderdeel 2

Artikel 3, vierde lid, Verordening (EU) 165/2014

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 2, onderdeel 3

Artikel 4, tweede lid, Verordening (EU) 165/2014

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 2, onderdeel 4

Artikel 7, Verordening (EU) 165/2014

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 2, onderdeel 5

Artikel 8, Verordening (EU) 165/2014

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 2, onderdeel 6

Artikel 9, Verordening (EU) 165/2014

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 2, onderdeel 7

Artikel 10, Verordening (EU) 165/2014

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 2, onderdeel 8

Artikel 11, Verordening (EU) 165/2014

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 2, onderdeel 9

Artikel 22, vijfde lid Verordening (EU) 165/2014

Artikel 2.4:13, tweede lid Atbv

 

Implementatie ten behoeve van de handhaving van de Verordening

Artikel 2, onderdeel 10

Artikel 26, Verordening (EU) 165/2014

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 2, onderdeel 11

Artikel 34, Verordening (EU) 165/2014

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 2, onderdeel 12

Artikel 36, Verordening (EU) 165/2014

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

   

Artikel 3

 

Bepaling behoeft uit haar aard geen implementatie

 

Inwerkingtredings-bepaling

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A (artikel 2.3:1, onderdeel a, Atbv)

Voor de toelichting van dit onderdeel wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.

Onderdeel B (artikel 2.4:13, tweede lid Atbv)

Artikel 2.4:13, tweede lid, van het Atbv verbiedt het handelen in strijd met een aantal artikelen uit Verordening (EU) 165/2014 indien Verordening (EG) 561/2006 van toepassing is. In de opsomming van de in artikel 2.4:13, tweede lid, van het Atbv genoemde bepalingen uit Verordening (EU) 165/2014 ontbrak echter een aantal bepalingen. Deze omissie is door dit besluit hersteld.

Het gaat om de artikelen 22, eerste, vierde en vijfde lid, 23, eerste lid, en 26, lid 7 bis, van Verordening (EU) 165/2014. Artikel 22 van Verordening (EU) 165/2014 bepaalt dat uitsluitend erkende installateurs, werkplaatsen en voertuigfabrikanten een tachograaf mogen installeren of herstellen en stelt regels over het verzegelen van tachografen. Artikel 23 stelt de verplichting dat tachografen regelmatig worden geïnspecteerd door een erkende werkplaats. Artikel 26, lid 7 bis, geeft de mogelijkheid aan de bevoegde autoriteiten van lidstaten om een bestuurder te verplichten de bestuurderskaart te laten vervangen indien dit noodzakelijk is om aan technische specificaties te kunnen voldoen.

Onderdeel C (artikel 2.5:1 Atbv)

Het nieuwe artikel 8, lid 8 bis, van Verordening (EG) 561/2006 verplicht de vervoersonderneming om het werk zodanig in de plannen dat een bestuurder eenmaal in de vier weken kan terugkeren naar zijn woonplaats of naar de exploitatievestiging van de onderneming waar hij normaal gesproken is gestationeerd. In artikel 2.5:1 van het Atbv wordt een lid ingevoegd om te expliciteren dat de verplichting van artikel 8, lid 8 bis, geldt voor de vervoersonderneming. De vervoersonderneming moet in de planning rekening houden met de terugkeer van de bestuurder en de documentatie daaromtrent beschikbaar hebben op het vestigingsadres en op verzoek ter beschikking kunnen stellen aan de controleautoriteiten. De bestuurder dient in de mogelijkheid worden gesteld terug te keren, maar is niet verplicht om van die mogelijkheid gebruik te maken.

De verplichting is enkel van toepassing op bestuurders die een arbeidsovereenkomst hebben met hun werkgever. Zelfstandige bestuurders zijn dus in beginsel niet gehouden aan artikel 8, lid 8 bis. Echter, een persoon die als zelfstandige wordt aangemerkt maar wiens situatie voldoet aan de voorwaarden van een arbeidsverhouding met een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, moet in plaats daarvan als werknemer in de zin van artikel 8, lid 8 bis, worden beschouwd en valt dus onder die bepaling.

Onderdeel D (artikel 5.1:1 Atbv)

Op 1 april 2023 is een wijziging van het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn in werking getreden. Door de wijziging is het Reglement in overeenstemming gebracht met Richtlijn (EU) 2017/23975 betreffende beroepskwalificaties in de binnenvaart. In het nieuwe Reglement is de definitie van exploitatiewijzen verplaatst van artikel 3.10 naar artikel 18.01 van het Reglement. Door middel van dit wijzigingsonderdeel is in artikel 5.1:1 van het Atbv een verwijzing naar het nieuwe artikel 18.01 uit het Reglement opgenomen.

Onderdeel E (artikel 8:1 Atbv)

Dit onderdeel regelt de beboetbaarstelling van het nieuwe derde lid van artikel 2.5:1 van het Atbv.

Artikel II

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Verordening (EU) 2020/1054 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 wat betreft de minimumeisen voor maximale dagelijkse en wekelijkse rijtijden, minimumonderbrekingen en dagelijkse en wekelijkse rusttijden, en Verordening (EU) nr. 165/2014 wat betreft positionering door middel van tachografen (PbEU 2020, L 249).

X Noot
2

Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PbEU 2006, L 102).

X Noot
3

Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PbEU 2014, L 60).

X Noot
4

Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 114, pp. 2 en 3 en Kamerstukken II 2016/17, 29 515, nr. 397.

X Noot
5

Richtlijn (EU) 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad (PbEU 2017, L 345).

Naar boven