Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatsblad 2023, 211 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | Staatsblad 2023, 211 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 6 december 2022, nr. IenW/BSK-2022/277134, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 120, eerste lid, en 126, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 februari 2023, nr W17.22.00196/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 2 juni 2023, nr. IENW/BSK-2023/131954, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Reglement rijbewijzen wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 105a, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. aan de aanvrager aan wie eerder een rijbewijs is afgegeven en de aanvraag geschiedt ten behoeve van het verkrijgen van een rijbewijs met een publiek identificatiemiddel als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Wet digitale overheid.
B
Artikel 145 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt na «is afgegeven» ingevoegd », alsmede het burgerservicenummer in versleutelde vorm en een van het burgerservicenummer afgeleid nummer in versleutelde vorm.
b. Onderdeel j komt te luiden:
j. MRZ-code, nummer en datum van afgifte en uitreiking van het rijbewijs, alsmede afgevende instantie;.
c. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel zc door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
zd. gegevens die betrekking hebben op de plaatsing van het publieke identificatiemiddel, bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Wet digitale overheid, op het rijbewijs, de activering, blokkering of deblokkering, alsmede de status of wijzigingen van de status van dat publieke identificatiemiddel.
2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het tweede lid blijven de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel zd, bewaard tot twaalf maanden nadat het rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren, dan wel een nieuw of vervangend rijbewijs is verstrekt of nadat het publieke identificatiemiddel is ingetrokken.
C
Aan artikel 152, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
j. het publieke identificatiemiddel, bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Wet digitale overheid.
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 27 van de Wet digitale overheid in werking treedt. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na de dag waarop de Wet digitale overheid in werking treedt, treedt dit besluit in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 9 juni 2023
Willem-Alexander
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Uitgegeven de eenentwintigste juni 2023
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
In dit besluit zijn de wijzigingen opgenomen die verband houden met de definitieve invoering van de plaatsing van het publieke identificatiemiddel (een van rijkswege uitgegeven aan een natuurlijke persoon verstrekt identificatiemiddel) op het rijbewijs. Met het publieke identificatiemiddel kan de burger zich langs digitale weg identificeren bij een dienstverlener, zijnde een bestuursorgaan of op basis van de Wet digitale overheid aangewezen organisatie. Het biedt de identificatie op een hoger niveau van betrouwbaarheid dan met het huidige DigiD mogelijk is. Met de introductie van het publieke identificatiemiddel worden twee hogere niveaus van betrouwbaarheid onderscheiden, te weten het niveau substantieel en het niveau hoog. De publieke identificatiemiddelen met het hoogste betrouwbaarheidsniveau worden geplaatst in de elektronische chip die is aangebracht op wettelijke identiteitsdocumenten, zoals het rijbewijs. In dit besluit wordt het Reglement rijbewijzen daarop aangepast.
Het betreft de bepaling dat een vervangend rijbewijs kan worden afgegeven als dat nodig is om een rijbewijs met het publieke identificatiemiddel te krijgen en bepalingen betreffende de registratie van gegevens omtrent het publieke identificatiemiddel in het rijbewijzenregister. In de artikelsgewijze toelichting wordt hier nader op ingegaan.
Op 23 juni 2017 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangekondigd dat in de eerste helft van 2018 het publieke identificatiemiddel op het betrouwbaarheidsniveau «hoog» op het rijbewijs beschikbaar zou komen.1 In afwachting van de totstandkoming van de definitieve regelgeving betreffende het elektronisch verkeer in het publieke domein en inzake de generieke digitale infrastructuur (Wet digitale overheid) is door middel van een wijziging van de Regeling vaststelling modellen rijbewijzen en daarmee verband houdende formulieren2 de mogelijkheid ingevoerd om, in afwachting van de totstandkoming van de definitieve regelgeving, alvast het rijbewijs met de hiertoe benodigde functie uit te rusten. De op het rijbewijs geplaatste functionaliteit kon echter pas worden geactiveerd voor gebruik als de daartoe benodigde functionaliteit volledig operationeel zou zijn. Daarvoor diende eerst de Wet digitale overheid in werking te zijn getreden. Tot de inwerkingtreding van dit besluit en de aanpassingen van de ministeriële regelingen konden aanvragers van een rijbewijs desgewenst een rijbewijs zonder publiek identificatiemiddel ontvangen. Met ingang van de datum van inwerkingtreding is die keuzemogelijkheid vervallen. Het publieke identificatiemiddel komt nu altijd op het rijbewijs. Het schrappen van deze keuzemogelijkheid is geregeld in een wijziging van de Regeling vaststelling modellen rijbewijzen en daarmee samenhangende formulieren. De houder van dat rijbewijs behoudt echter wel de keuze of hij dit middel wil activeren en of hij het vervolgens ook wil gaan gebruiken in zijn digitale contacten met bestuursorganen of op basis van de Wet digitale overheid aangewezen organisaties. Ook heeft de houder de mogelijkheid om het middel definitief onbruikbaar te maken.
Het publieke identificatiemiddel wordt op een contactloze chip op het rijbewijs geplaatst en werkt dan vergelijkbaar met een bankpas met pincode.
Een burger kan met een door hem geactiveerd publiek identificatiemiddel bij elke website waarop hij het DigiD-logo ziet vanaf de inwerkingtredingsdatum inloggen:
1. Benadert hij de website vanaf dezelfde smartphone als waarop een DigiD-app staat, opent vanzelf de DigiD-app en kan dan direct inloggen met het rijbewijs.
2. Benadert hij de website vanaf een computer of tablet, dan wisselt hij een DigiD-koppelcode uit en scant een op de website getoonde QR-code met de DigiD-app op zijn smartphone, vergelijkbaar met bijvoorbeeld internetbankieren.
3. Om hoge betrouwbaarheid en optimale privacy te garanderen, moet het rijbewijs vervolgens tegen de smartphone worden aangehouden en moet een pincode worden ingevoerd.
De smartphone moet over nfc («near field communication») beschikken. Wie daar niet over beschikt, kan voor een Windows 10 of macOS-computer een app downloaden en een losse nfc-lezer aansluiten op de USB-poort. Op deze lezer wordt dan het rijbewijs gelegd. Voor wie ook hier niet over beschikt, voorziet artikel 9 van de Wet digitale overheid in alternatieven. Verwezen wordt naar dat artikel, alsmede de artikelsgewijze toelichting daarop.3 Dit artikel 9 biedt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de bevoegdheid om een of meerdere privaat uitgegeven middelen op de betrouwbaarheidsniveaus substantieel en hoog toe te laten voor gebruik in het publieke domein. Op deze manier wordt burgers de mogelijkheid geboden over meerdere identificatiemiddelen te beschikken voor gebruik in de richting van bestuursorganen en aangewezen organisaties (keuzevrijheid) en is sprake van een minder kwetsbaar stelsel van identificatiemiddelen in het publieke domein.
Het is niet de bevoegdheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat om te bepalen in welke gevallen van het publieke identificatiemiddel gebruik kan worden gemaakt. De onderhavige wijziging is enkel de uitvoering van het bepaalde in de Wet digitale overheid en leidt ertoe dat het publieke identificatiemiddel op het rijbewijs komt te staan en dat het functioneert. Met ingang van de inwerkingtreding van de Wet digitale overheid (specifiek artikel 27, waardoor de Wegenverkeerswet 1994 wordt gewijzigd) kan het direct worden geactiveerd en gebruikt.
In dit besluit zijn de bepalingen opgenomen die verband houden met de invoering van het publieke identificatiemiddel met de kwalificatie «hoog» op het rijbewijs.
Allereerst betreft het bepalingen die verband houden met de registratie van de gegevens omtrent het publieke identificatiemiddel in het rijbewijzenregister. Het gaat hierbij om de volgende gegevens.
Gegeven |
Toelichting |
---|---|
Versleutelde vorm van het BSN en het pseudoniem, een van het BSN afgeleid nummer in versleutelde vorm |
Het versleutelde BSN wordt gebruikt voor aan het authenticatie-stelsel ondersteunende processen. Het «one-way» van het BSN afgeleide pseudoniem ondersteunt identificatie buiten het BSN-domein. Dit pseudoniem is niet meer herleidbaar tot het BSN. |
eID-status |
Status publiek identificatiemiddel. Geeft weer of het publieke identificatiemiddel is uitgereikt, geactiveerd, geblokkeerd of geschorst, inclusief de datum van wijziging van de status. |
eID-toeslag betaald J/N |
Dit is een code voor de groep rijbewijshouders die een rijbewijs met publieke identificatiemiddel heeft gekregen vóór de inwerkintreding van de Wet digitale overheid. Zij betalen bij activatie van het middel een tarief. De activatie kan gedurende geldigheidsduur van het rijbewijs plaatshebben. |
Intrekkingscode |
De rijbewijshouder krijgt een code om het publieke identificatiemiddel (vóór activatie) definitief ongeldig te maken, bijvoorbeeld als deze rijbewijshouder om principiële redenen geen gebruik wenst te maken van het middel. Het rijbewijs blijft geldig. |
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de gegevensverstrekking die in het kader van deze processen plaatsvindt, is gebaseerd op artikel 127, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Op grond van dat artikel verstrekt de Dienst Wegverkeer (RDW) gegevens, waaronder mede begrepen bijzondere categorieën persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, aan overheidsorganen, voor zover zij aangeven deze nodig te hebben voor hun publieke taak. De gegevensverstrekking uit het rijbewijzenregister ten behoeve van het publieke identificatiemiddel vindt plaats aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties door middel van een elektronische koppeling met registers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is een overheidsorgaan als bedoeld in artikel 127, eerste lid, WVW 1994. Welke gegevens mogen worden verstrekt, is op grond van artikel 127, zevende lid, WVW 1994 geregeld in de Regeling gegevensverstrekking uit het rijbewijzenregister. Het gaat hier bijvoorbeeld om gegevens betreffende de plaatsing, activering en gebruik van het publieke identificatiemiddel. Bij de vaststelling en vastlegging van welke gegevens zullen worden verstrekt, is uitgegaan van de uitgangspunten, zoals die zijn aangegeven in de memorie van toelichting bij de Wet digitale overheid4 en in de in dat kader aan de Tweede Kamer toegezonden Privacyvisie eID.5
Tevens is in dit besluit geregeld dat houders van een rijbewijs desgewenst al voor het verstrijken van de geldigheidsduur van het rijbewijs een nieuw of vervangend rijbewijs kunnen aanvragen teneinde tussentijds in het bezit te komen van een rijbewijs met een (nieuw) publiek identificatiemiddel.
Ter voorkoming van verwarring wordt hier nog opgemerkt dat een rijbewijs niet ongeldig wordt, als het publieke identificatiemiddel wordt geblokkeerd. Omgekeerd is het anders: het publieke identificatiemiddel kan, na activering, alleen worden gebruikt zolang het rijbewijs waar het op staat, geldig is. Zodra het rijbewijs om welke reden dan ook ongeldig is geworden, kan het daarop geplaatste publieke identificatiemiddel niet meer worden gebruikt. De RDW geeft direct de wijziging van de status van het rijbewijs door aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij elk gebruik van het publieke identificatiemiddel wordt de status ervan gecheckt op het geldig en actueel zijn ervan. Als de RDW de melding heeft doorgegeven dat het rijbewijs ongeldig is geworden, zal bij de controle blijken dat het middel ongeldig is, waardoor het publieke identificatiemiddel niet meer kan worden gebruikt.
Wat de uitvoering betreft, heeft de RDW aangegeven dat de uitvoeringsgevolgen van het plaatsen van het publieke identificatiemiddel op het rijbewijs zijn bezien in het kader van de Wet digitale overheid. De uitvoeringskosten van de RDW als gevolg van die regelgeving, inclusief de hieruit volgende veranderingen die worden verankerd in de onderhavige wijziging van het Reglement rijbewijzen, worden gedekt uit de vergoedingen en tarieven die in het kader van de aanvraag en afgifte van rijbewijzen door de RDW worden geheven op basis van de artikelen 111 en 121 van de WVW 1994. De meerkosten als gevolg van (het activeren van) het publieke identificatiemiddel op het rijbewijs bedragen € 3,50.
Wat de berekening van de administratieve lasten en de nalevingskosten voor de burger betreft, wordt het volgende opgemerkt. De voorziene administratieve lastenverlichting die gepaard zal gaan met de toegenomen mogelijkheden om digitaal met de overheid zaken te doen, en de mogelijke administratieve lasten die voor burgers verbonden zijn aan de invoering van (elektronische) publieke identificatiemiddelen op de niveaus substantieel en hoog zijn toegelicht in de memorie van toelichting bij de Wet digitale overheid.6 Bij de inwerkingtreding van deze wet zal via een breed en intensief communicatietraject de meerwaarde van het publieke identificatiemiddel op het rijbewijs worden verduidelijkt door onder andere aan te geven bij welke verplichtingen en diensten van de overheid de burger het rijbewijs met geactiveerd middel kan gebruiken ter identificatie. Op dit moment is nog niet aan te geven voor welke verplichtingen een digitale identificatie met het publieke identificatiemiddel in de plaats kan komen van een fysieke verschijning aan een loket.
In die gevallen is in potentie een substantiële vermindering van nalevingskosten van regelgeving te bereiken doordat reistijd en reiskosten kunnen worden uitgespaard. In welke mate dit bereikt zal worden, is op dit moment moeilijk te kwantificeren, ook omdat niet te voorspellen is hoeveel mensen er na de inwerkingtreding ervoor zullen kiezen het publieke identificatiemiddel te activeren en vervolgens daadwerkelijk te gebruiken.
Tegenover deze vermindering van nalevingskosten staan de extra nalevingskosten. Deze zijn echter gering in verhouding tot de gemiddelde reiskosten en reistijd, die al snel optellen tot € 10 tot € 30 per persoon per keer. De legeskosten voor het rijbewijs stijgen door het publieke identificatiemiddel met ongeveer €3,50. In het geval men ervoor kiest om het publieke identificatiemiddel te activeren, moet men nog enkele extra handelingen verrichten. Bij rijbewijzen aangevraagd na inwerkingtreding van de Wet digitale overheid wordt automatisch de dag na uitreiking van het rijbewijs aan de ontvanger een brief toegestuurd met een code en een beknopte toelichting en verwijzing naar de activatie-website. Na inlog op MijnDigiD kan de ontvanger met de code het publieke identificatiemiddel activeren en een zelfgekozen pin instellen. Dit proces kost gemiddeld 5 tot 10 minuten. Gerekend met een standaardtarief van € 15 per uur voor burgers, betreft het hier gemiddeld € 1,88 aan nalevingskosten per rijbewijs(houder). Het publieke identificatiemiddel is dan direct actief en bruikbaar als inlogmiddel op alle overheidswebsites.
Bij een op een publiek identificatiemiddel voorbereid rijbewijs (aangevraagd voor inwerkingtreding van de Wet digitale overheid, herkenbaar aan het publieke identificatiemiddel-logo op de achterkant van het rijbewijs aan de linkerkant), kan het publieke identificatiemiddel via MijnDigiD worden aangevraagd.
Het ontwerpbesluit is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).
De RDW heeft te kennen gegeven af te zien van een nieuwe uitvoeringstoets. De gevolgen voor de RDW van de invoering van het publieke identificatiemiddel op het rijbewijs zijn reeds in het najaar van 2016 in het kader van de Wet digitale overheid door middel van een uitvoeringstoets inzichtelijk gemaakt. Daarnaast is onderhavig besluit in nauwe samenspraak met de RDW tot stand gekomen.
ATR heeft op 9 september 2020 advies uitgebracht. Het college adviseerde in het ontwerpbesluit en de communicatie de meerwaarde van het publieke identificatiemiddel op het rijbewijs te verduidelijken door aan te geven bij welke verplichtingen de burger het rijbewijs met geactiveerd middel kan gebruiken ter identificatie. Daarnaast adviseerde het college de regeldrukeffecten uit te werken conform de Rijksbrede methodiek. Naar aanleiding van de twee opmerkingen van ATR is de nota van toelichting aangevuld in de paragrafen 2 en 5. Er is meer aandacht besteed aan het mogelijke gebruik van het publieke identificatiemiddel en de regeldruk is, voor zover mogelijk, gekwantificeerd.
De AP heeft op 17 december 2020 advies uitgebracht. De AP heeft met name gewezen op het feit dat de Algemene Verordening Gegevensbescherming het beginsel van opslagbeperking bevat. In het licht daarvan blijven volgens artikel 126, vijfde lid, WVW 1994 de gegevens bewaard gedurende een bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde periode die voor verschillende categorieën verschillend kan worden vastgesteld. Het overlaten van de bewaartermijn aan de RDW zoals in het concept is voorgesteld, geldt volgens de AP niet als een bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde periode. Gelet op het voorgaande is dan ook de bewaartermijn vastgesteld op twaalf maanden nadat het rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren, dan wel een nieuw of vervangend rijbewijs is verstrekt of nadat het publieke identificatiemiddel is ingetrokken.
Verder is het ontwerpbesluit in de periode van 18 augustus tot en met 29 september 2020 voorgelegd voor internetconsultatie. Deze internetconsultatie heeft geleid tot vier reacties, waarvan één van ATR zoals hiervoor beschreven. De andere drie reacties kwamen van particulieren. Een indiener gaf aan voorstander te zijn van een publiek identificatiemiddel en de mogelijkheden die het biedt om te communiceren met de overheid en digitale diensten af te nemen. Een ander vraagt zich af of het hier gaat om een chip in het rijbewijs, of er extra hardware nodig is om dit te gebruiken, en zo ja, of deze hardware gratis is, en of deze hardware werkt op alle systemen. In reactie hierop is een en ander verduidelijkt in paragraaf 2. Het betreft een chip waarvoor niet noodzakelijkerwijs nieuwe hardware nodig is. Een derde adviseerde het publieke identificatiemiddel af te stemmen op moderne ICT-ontwikkelingen, zoals digitale ondertekening en de mogelijkheid te bieden om ook in te mogen loggen bij private dienstverlening of interne bedrijfsvoering. Dit gaat echter buiten de reikwijdte van het onderhavige besluit. Naar aanleiding van deze reacties is de nota van toelichting op een enkel punt aangevuld.
Dit ontwerpbesluit is in het kader van de verplichte voorhangprocedure op grond van artikel 2b van de WVW 1994 voorgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal. De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat van de Tweede Kamer heeft het ontwerpbesluit op 10 november 2022 voor kennisgeving aangenomen en heeft geen inhoudelijke reactie gegeven. Van de Eerste Kamer is geen reactie ontvangen over het ontwerpbesluit.
Burgers worden schriftelijk geïnformeerd over de nieuwe functionaliteit bij uitgifte van hun nieuwe rijbewijs en via rijbewijzen.nl, rdw.nl en DigiD.nl. Bij online overheidsdiensten staat voor meer informatie over inlogopties altijd een link naar DigiD.nl. Burgers die al beschikken over een rijbewijs met een publieke identificatiemiddel worden op de mogelijkheid dit te activeren geïnformeerd op het moment dat ze gebruik willen maken van een online overheidsdienst die het gebruik van het middel vereist. Zodra gebruik van het middel verplicht wordt voor elektronische communicatie met overheidsorganen, worden burgers proactief geïnformeerd over de mogelijkheid het te activeren. Daarnaast blijft ook de mogelijkheid bestaan om op andere wijze dan digitaal met de overheid te communiceren. Gemeenten worden geïnformeerd via bestaande communicatiekanalen door de RDW en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De inwerkingtreding vindt plaats op het tijdstip waarop artikel 27 van de Wet digitale overheid in werking treedt. Naar verwachting is dat met ingang van 1 januari 2023. Indien dit besluit later is gepubliceerd dan die datum, is de inwerkingtreding met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit is geplaatst.
Dit onderdeel bevat een aanvulling op artikel 105a, waarin de gevallen zijn opgesomd waarin een vervangend rijbewijs kan worden afgegeven. Dat is nu ook het geval, indien het gaat om een verzoek tot afgifte van een vervangend rijbewijs met het publieke identificatiemiddel als aan betrokkene al eerder een rijbewijs was afgegeven zonder dat publieke identificatiemiddel zoals bedoeld in de Wet digitale overheid of in het geval het publieke identificatiemiddel onbruikbaar is geraakt.
Artikel 145, eerste lid, bepaalt welke gegevens in het rijbewijsregister mogen worden verwerkt. Een van die gegevens is het BSN, nodig voor de identificatie van de houder van het rijbewijs. Op grond van de in dit onderdeel opgenomen aanvulling van artikel 145, eerste lid, zal nu ook een van dat BSN voor een specifiek doel afgeleid nummer kunnen worden verwerkt. In het kader van het stelsel van publieke identificatiemiddelen zal namelijk worden gewerkt met pseudonimisering. Dit betekent dat in dat kader een versleutelde vorm van het BSN wordt gebruikt ten behoeve van de identificatie van de gebruiker. Deze van het BSN afgeleide nummers zijn weliswaar aan te merken als persoonsgegevens, maar het nummer alleen kan niet door onbevoegden tot een concrete persoon worden herleid. Bovendien zijn dit gegevens die alleen als het nodig is worden verstrekt in het kader van de identificatie met het rijbewijs met het publieke identificatiemiddel.
Artikel 145, eerste lid, wordt tevens aangevuld in onderdeel j met de zogenoemde MRZ-code7 en met een nieuw onderdeel zd. Dat laatste onderdeel bepaalt dat in het rijbewijzenregister ook gegevens betreffende het publieke identificatiemiddel worden verwerkt. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om gegevens die nodig zijn in verband met het plaatsen of het activeren van het publieke identificatiemiddel. In de praktijk gaat het hier om de initiële, door de Dienst Wegverkeer verstrekte PIN-code en de CAN-code ten behoeve van beveiligde toegang tot het publieke identificatiemiddel om gebruik van dit publieke identificatiemiddel mogelijk te maken, alsmede de PUK-code waarmee de PIN-code kan worden gedeblokkeerd. Het betreft derhalve dezelfde gegevens als de gegevens die worden gebruikt voor het publieke identificatiemiddel met het hoogste betrouwbaarheidsniveau op de Nederlandse identiteitskaart.
In het nieuwe derde lid van artikel 145 van het Reglement rijbewijzen is de bewaartermijnen vastgesteld op twaalf maanden voor de gegevens die worden geregistreerd omtrent het publieke identificatiemiddel. Verwezen wordt verder naar het algemeen deel van de toelichting.
De in onderdeel B bedoelde gegevens worden door de RDW verwerkt in het rijbewijzenregister. De toevoeging van onderdeel j aan artikel 152, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen biedt daarvoor de grondslag.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 12 juni 2018, nr. IENW/BSK-2018/96488 tot wijziging van de Regeling vaststelling modellen rijbewijzen en daarmee verband houdende formulieren (Stcrt. 2018, 28732).
Bijlage 3 bij de brief van 29 januari 2019 van de Staatsecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Kamerstukken II 2018/19, 26 643, nr. 590.
Een machine-leesbare strook («machine readable zone») op het rijbewijs die dient als gecodeerde sleutel om rijbewijsgegevens op de microchip van het rijbewijs te kunnen benaderen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2023-211.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.