Besluit van 21 november 2022, houdende wijziging van enkele besluiten op het terrein van de politie in verband met enkele aanpassingen die volgen uit de evaluatie van de Politiewet 2012

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 30 september 2022, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 4229204, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Defensie en Financiën;

Gelet op de artikelen 9, eerste en vierde lid, 30, eerste en tweede lid, 59, vijfde lid, van de Politiewet 2012, de artikelen 10, vijfde lid, 12, tweede lid, en 14, vierde lid, van de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven, artikel 2, vijfde lid, van de Kaderwet militaire pensioenen en artikel 16, vierde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 19 oktober 2022, W16.22.00115/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 14 november 2022, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 4298853, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Defensie en Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I WIJZIGING BESLUIT BEHEER POLITIE

Het Besluit beheer politie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 komt het begrip «politiecellencomplex:» te luiden:

politiecellencomplex:

een in een gebouw te onderscheiden ruimte waarin één of meer gangen met daaraan grenzend één of meer ruimten liggen die door de politie worden gebruikt voor het insluiten van personen.

B

Artikel 3, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel e komt te luiden:

  • e. de Dienst specialistische operaties;.

2. Onderdeel d komt te luiden:

  • d. de Dienst landelijke intelligenceorganisatie;

3. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. de Dienst koninklijke en diplomatieke beveiliging;.

C

In artikel 7, aanhef, wordt «Dienst landelijke informatieorganisatie» vervangen door «Dienst landelijke intelligenceorganisatie».

D

In artikel 8, aanhef, wordt «De Dienst landelijke operationele samenwerking» vervangen door «De Dienst specialistische operaties».

E

In artikel 10, aanhef, wordt «De Dienst bewaken en beveiligen» vervangen door «De Dienst koninklijke en diplomatieke beveiliging».

F

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onder e, komt te luiden:

  • e. de Dienst regionale intelligenceorganisatie;

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

G

In artikel 16, tweede lid, wordt «Een district bestaat voorts uit:» vervangen door «Een district bestaat voorts uit de leiding van het district en in ieder geval de volgende onderdelen:»

H

Artikel 23 vervalt.

I

In artikel 45 wordt «op de voorbereidende werkzaamheden door de korpschef ten behoeve van het beheersplan en het jaarverslag en de daarvoor nodige informatie» vervangen door «op de ontwerpen van het beheersplan en het jaarverslag».

J

Artikel 46, derde en vierde lid, komen te luiden:

  • 3. De korpschef zendt het ontwerp van het beheersplan voor het komende begrotingsjaar voor 1 juli aan Onze Minister.

  • 4. Het door Onze Minister voorgenomen beheersplan wordt als bijlage bij de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan de Staten-Generaal gezonden.

K

Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde tot en met zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De korpschef zendt jaarlijks voor 1 april een ontwerp van het jaarverslag over het voorafgaande jaar aan Onze Minister.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het Ministerie van Veiligheid en Justitie» vervangen door «het Ministerie van Justitie en Veiligheid».

L

Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder b en onder c, wordt na «de korpschef» telkens toegevoegd «en de politiechef».

2. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Het jaarverslag, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Politiewet 2012, doet verslag over de arrestantenzorg bij de politie alsmede over de wijze waarop gevolg is gegeven aan de rapporten van de commissies van toezicht op de arrestantenzorg.

ARTIKEL II WIJZIGING BESLUIT FINANCIEEL BEHEER POLITIE

Het Besluit financieel beheer politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De jaaraanschrijving heeft tevens betrekking op de managementrapportages alsmede op de ontwerpen van de begroting, de meerjarenraming en de jaarrekening.

B

Artikel 4, eerste en tweede lid, komen te luiden:

  • 1. De korpschef zendt een ontwerp van de begroting van de politie en het daarbij behorende ontwerp van de meerjarenraming voor het komende begrotingsjaar voor 1 juli aan Onze Minister.

  • 2. De door Onze Minister voorgenomen begroting van de politie en de daarbij behorende voorgenomen meerjarenraming wordt als bijlage bij de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan de Staten-Generaal gezonden.

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de Voorjaarsnota, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2001» vervangen door «de Voorjaarsnota, bedoeld in artikel 2.26, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016».

2. In het tweede lid wordt «de Najaarsnota, bedoeld in artikel 15, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001» vervangen door «de Najaarsnota, bedoeld in artikel 2.26, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016».

D

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De korpschef verstrekt aan Onze Minister een 4-maands-, een 8-maands- en een 12-maandsmanagementrapportage en afzonderlijke managementrapportages over de maanden tot en met februari, juni en oktober.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De managementrapportages over de maanden tot en met februari, juni en oktober worden binnen 4 weken na het einde van de betreffende periode verstrekt aan Onze Minister.

E

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 1. De korpschef zendt voor 1 april een ontwerp van de jaarrekening over het afgelopen verslagjaar aan Onze Minister.

2. In het derde lid (nieuw) wordt «het Ministerie van Veiligheid en Justitie» vervangen door «het Ministerie van Justitie en Veiligheid».

F

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder g, wordt «de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid» vervangen door «de inspectie, bedoeld in artikel 57 van de Wet Veiligheidsregio’s».

2. In het vijfde lid vervalt «en rechtmatigheid».

3. In het zesde lid wordt «derde lid» vervangen door «vijfde lid».

G

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot eerste tot en met vierde lid.

2. In het derde lid (nieuw) wordt «bedoeld in het derde lid» vervangen door «bedoeld in het tweede lid».

H

In artikel 15, vijfde lid, wordt «het Ministerie van Veiligheid en Justitie» vervangen door «het Ministerie van Justitie en Veiligheid».

I

Artikel 18 vervalt.

ARTIKEL III WIJZIGING AMBTSINSTRUCTIE VOOR DE POLITIE, DE KONINKLIJKE MARECHAUSSEE EN ANDERE OPSPORINGSAMBTENAREN

De Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onder e, komt te luiden:

  • e. de militair van de krijgsmacht, bedoeld in de artikelen 58, 59 en 62 van de Politiewet 2012.

2. In het vierde lid, onderdeel d, onder 2, wordt «de artikelen 4, 57, 58 en 59 van de Politiewet 2012» vervangen door «de artikelen 4, 57, 58, 59 en 62 van de Politiewet 2012».

B

In artikel 6, tweede lid, wordt «de eenheden, bedoeld in de artikelen 57 en 58 van de Politiewet 2012» vervangen door «de Koninklijke marechaussee of andere onderdelen van de krijgsmacht, bedoeld in de artikelen 57, 58 en 62 van de Politiewet 2012».

C

In artikel 36b wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: «Onze Minister».

ARTIKEL IV WIJZIGING BESLUIT GEBRUIK VAN PASSAGIERSGEGEVENS VOOR DE BESTRIJDING VAN TERRORISTISCHE EN ERNSTIGE MISDRIJVEN

A

In artikel 1 wordt «Dienst landelijke informatieorganisatie:» vervangen door «Dienst landelijke intelligenceorganisatie:»

B

In artikel 2, eerste lid, aanhef, wordt «Dienst landelijke informatieorganisatie» vervangen door «Dienst landelijke intelligenceorganisatie».

ARTIKEL V WIJZIGING ARBEIDSOMSTANDIGHEDENBESLUIT

In artikel 1.29, onder b, van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt «de artikelen 57, 58 of 59 van de Politiewet 2012» vervangen door «de artikelen 57, 58, 59 of 62 van de Politiewet 2012».

ARTIKEL VI WIJZIGING BESLUIT AANVULLENDE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDS- EN INVALIDITEITSVOORZIENINGEN MILITAIREN

In artikel 2, vijfde lid, onder c, van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen wordt «de artikelen 57, 58 of 59 van de Politiewet 2012» vervangen door «de artikelen 57, 58, 59 of 62 van de Politiewet 2012».

ARTIKEL VII WIJZIGING BESLUIT BEWAPENING EN UITRUSTING POLITIE

In artikel 29a van het Besluit bewapening en uitrusting politie wordt «artikel 59, vijfde lid, van de Politiewet 2012» vervangen door «artikel 59, zesde lid, van de Politiewet 2012».

ARTIKEL VIII INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 november 2022

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Uitgegeven de vierentwintigste november 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

Dit besluit bevat wijzigingen van enkele besluiten die voortvloeien uit de kabinetsreactie op het eindrapport van de Commissie Evaluatie Politiewet 2012 (hierna de kabinetsreactie).1 In deze kabinetsreactie wordt de door de commissie aangegeven noodzaak van de doorontwikkeling en verbetering van de politie en het politiebestel onderschreven. Een deel van de benodigde aanpassingen vereist wijziging van de Politiewet 2012. Deze wijzigingen zijn voorzien in de Wet van 18 mei 2022 tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met enkele aanpassingen die volgen uit de evaluatie van deze wet (Stb. 2022, 216) (hierna: de wet). Een belangrijke wijziging waarin deze wet voorziet betreft de aanpassing in de voorbereiding van de zogeheten jaarstukken van de politie.2 Het onderhavige besluit voorziet in de benodigde aanpassingen van het Besluit beheer politie en het Besluit financieel beheer politie op dit terrein. Een andere belangrijke wijziging waarin de wet voorziet is de vereenvoudiging en vergroting van de transparantie van de bijstand door wijziging van hoofdstuk 5 van de Politiewet 2012. Het onderhavige besluit voorziet in de benodigde aanpassingen als gevolg van deze wijzigingen. Daarnaast worden enkele met deze onderwerpen verband houdende wijzigingen en enkele overige wijzigingen van voornamelijk technische aard doorgevoerd.

2. Hoofdlijnen van het besluit

Zoals in de inleiding reeds vermeld, komen de in dit besluit opgenomen wijzigingen van het Besluit beheer politie en het Besluit financieel beheer politie grotendeels voort uit de kabinetsreactie.

Een belangrijke wijziging die in de kabinetsreactie is aangekondigd betreft de aanpassing in de voorbereiding van de jaarstukken van de politie. In de kabinetsreactie is aangekondigd dat de korpschef formeel de taak krijgt de ontwerpen voor de jaarstukken van de politie op te stellen, waar die taak nu bij de minister ligt en de korpschef daarvoor de voorbereidende werkzaakheden verricht. De minister behoudt de taak de jaarstukken van de politie vast te stellen. Deze wijziging wordt doorgevoerd middels voornoemde wet die doorwerkt in het Besluit beheer politie en het Besluit financieel beheer politie. De jaaraanschrijving had voor de inwerkingtreding van dit besluit onder meer betrekking op de voorbereidende werkzaamheden door de korpschef ten behoeve van de jaarstukken. Onderhavig besluit bepaalt, naar analogie daarvan, dat de jaaraanschrijving onder meer betrekking heeft op de ontwerpen van de jaarstukken.

De Commissie Evaluatie Politiewet 2012 heeft de aanbeveling gedaan de verantwoordingslast voor de politie te beperken en te bevorderen dat de politie via reguliere gremia publieke verantwoording aflegt. Gelet op deze aanbeveling voorziet dit besluit erin dat de verantwoording over de arrestantenzorg door de politie niet langer in een separate verantwoordingslijn plaatsvindt, maar geschiedt als een verplicht onderdeel van het jaarverslag van de politie in de reguliere verantwoordingslijn. Dat draagt bij aan de transparantie en de politiek-bestuurlijke verantwoording over de arrestantenzorg door de politie. Het door de minister voorgenomen jaarverslag zal immers, gelet op artikel 19, derde lid, van de Politiewet 2012, worden besproken in het overleg, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van die wet (het zogeheten Landelijk overleg veiligheid en politie (LOVP)) en het vastgestelde jaarverslag van de politie zal, evenals in de huidige situatie, jaarlijks als bijlage bij het jaarverslag van het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan de beide Kamers der Staten-Generaal worden gezonden.

Gelijktijdig wordt artikel 50, eerste lid, onder b, van het Besluit beheer politie zodanig aangepast dat de commissies van toezicht op de arrestantenzorg voor de regionale eenheden het rapport over hun werkzaamheden en bevindingen over het voorgaande jaar niet alleen aan de korpschef uitbrengen, maar ook aan de politiechef van de betrokken eenheid. De korpschef zal deze rapporten gebruiken als input voor het landelijk beleid op het terrein van de arrestantenzorg en het opstellen van het jaarverslag waarin vanaf nu een passage zal zijn opgenomen over de arrestantenzorg door de politie. De politiechef van de eenheid zal de rapporten gebruiken om de kwaliteit van de arrestantenzorg door zijn eenheid te verbeteren. Aansluitend daarbij is artikel 50, eerste lid, onder c, zodanig aangepast dat de commissies van toezicht op de arrestantenzorg niet alleen gevraagd en ongevraagd advies en inlichtingen kunnen geven aan de korpschef, maar ook aan de politiechef van de betrokken eenheid.

Deze wijzigingen bevorderen een reflectieve en lerende houding in de eenheden en maken dat de adviezen en bevindingen van de commissies van toezicht op de arrestantenzorg direct kunnen worden opgepakt in de betreffende eenheden.

Deze wijzigingen sluiten aan bij de huidige praktijk waarin de commissies hun rapporten veelal ook al rechtstreeks aan de betrokken politiechef sturen en met hem bespreken.

3. Financiële gevolgen

De wijzigingen in dit besluit hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting en brengen ook geen kosten voor de politie met zich. De verplichtingen van dit besluit vloeien immers grotendeels voort uit de wet. Dit besluit voorziet in de noodzakelijke aanpassing van het Besluit beheer politie en het Besluit financieel beheer politie aan de nieuwe taak die de wet toekent aan de korpschef, namelijk het opstellen van ontwerpen van de jaarstukken. Uit de wet vloeien overigens ook geen financiële gevolgen of administratieve lasten voort.3

De wijzigingen in de verantwoording op het terrein van de arrestantenzorg door de politie hebben eveneens geen financiële gevolgen. De administratieve lasten voor de politie zullen wellicht lager uitvallen omdat geen separate verantwoording over dit onderwerp behoeft te worden afgelegd. Ook voor de commissies van toezicht op de arrestantenzorg hebben de wijzigingen geen financiële gevolgen.

De overige wijzigingen zijn voornamelijk wetstechnische correcties of anderszins wijzigingen van ondergeschikte aard die voornamelijk ertoe strekken de bepalingen aan te laten sluiten bij de feitelijke situatie. Deze wijzigingen brengen naar hun aard geen financiële gevolgen met zich.

Aangezien de wijzigingen van dit besluit geen verplichtingen creëren voor politieprofessionals, vloeien uit dit besluit geen administratieve lasten voort.

4. Advies en consultatie

Een ontwerp van dit besluit is op 13 december 2021 voor advies voorgelegd aan de politie, de Koninklijke marechaussee, het College van procureurs-generaal, de regioburgemeesters, het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR), de Algemene Rekenkamer (ARK) en de Landelijke Commissie Toezicht Arrestantenzorg (LCTA).

Het ontwerpbesluit is voorts van 16 december 2021 tot 8 februari 2021 via internet (www.internetconsultatie.nl) geconsulteerd.

Het College van procureurs-generaal heeft met belangstelling van het ontwerp kennis genomen, maar ziet geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen. Het ATR heeft het ontwerp niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen gevolgen voor de regeldruk zal hebben.

De politie en de LCTA hebben inhoudelijk gereageerd. De politie heeft haar advies later nog aangevuld.

De politie heeft geadviseerd de in de consultatieversie voorgestelde naam Dienst operationele ondersteuning te vervangen door de Dienst specialistische operaties. Gelet op het feit dat de naam Dienst specialistische operaties goed aansluit op de aard van een belangrijk deel van de werkzaamheden van deze dienst, is dit advies overgenomen.

Verder heeft de politie geadviseerd om managementrapportages aan de minister te verstrekken over de maanden tot en met februari, juni en oktober en daarnaast de meer uitgebreide 4 maands-, 8-maands en 12-maandsmanagementrapportages in stand te houden. De 4-maands, de 8-maands en de 12-maandsrapportages hebben betrekking op respectievelijk de eerste vier maanden, de eerste acht maanden en de eerste twaalf maanden. Dit impliceert dat de minister voortaan iedere twee maanden een managementrapportage van de korpschef ontvangt, waarbij de meer beknopte managementrapportages over de maanden tot en met februari, juni en oktober en de meer uitgebreide 4-maands, 8-maands en 12-maandsrapportages elkaar afwisselen. Door deze managementrapportages heeft de minister gedurende het jaar een goed en sluitend beeld van de realisatie van de begroting en het beheersplan en eventuele knelpunten in de uitvoering hiervan. Gelet op het feit dat dit advies goed aansluit op de periodieke informatiebehoefte van de minister en dat hierdoor zowel bij de politie als bij het departement de bestuurlijke lasten afnemen, is aan dit advies gehoor gegeven.

Voorts heeft de politie aanvullend geadviseerd om de namen van de tot de landelijke eenheid behorende «Dienst landelijke informatieorganisatie» en de tot elke regionale eenheid behorende «Dienst regionale informatieorganisatie» te wijzigen in «Dienst landelijke intelligenceorganisatie» en «Dienst regionale intelligenceorganisatie». Hiermee wordt verduidelijkt dat deze diensten zich bezighouden met het leveren van intelligence, zoals dit vakgebied in de praktijk al vele jaren wordt aangeduid. Ook begeven deze diensten zich in de internationale context, zoals internationale rechtshulp, waar de term intelligence beter bij aansluit. De regering onderschrijft voorgaande. Het besluit is om die reden aangevuld met beschreven naamswijzigingen.

De LCTA heeft positief gereageerd op de wijziging van artikel 50, eerste lid, onder b, van het Besluit beheer politie (Artikel I, onderdeel K) die regelt dat de commissies van toezicht op de arrestantenzorg (CTA’s) voor de regionale eenheden het rapport over hun werkzaamheden en bevindingen over het voorgaande jaar niet alleen aan de korpschef uitbrengen, maar ook aan de politiechef van de betrokken eenheid. De LCTA betreurt echter de in de consultatieversie opgenomen aanpassing van het zesde lid van artikel 50, waarmee de expliciete verplichting van de korpschef vervalt om verslag te doen over de wijze waarop hij gevolg heeft gegeven aan de rapporten van de CTA’s. De LCTA wijst erop dat deze verantwoording past binnen een systeem van extern onafhankelijk toezicht op de overheid, waarbij die overheid zich ook openbaar verantwoordt over de wijze waarop wordt omgegaan met aanbevelingen die uit het toezicht voortvloeien. Met de wijziging zoals was voorzien in de consultatieversie had de regering niet beoogd de verplichting om verslag te doen over de wijze waarop gevolg is gegeven aan de rapporten van de CTA’s te schrappen. Deze verplichting ligt impliciet besloten in de verplichting om verslag te doen over de arrestantenzorg bij de politie. De regering is echter met de LCTA van oordeel dat het wenselijk is dat deze verplichting duidelijk expliciet blijft voorgeschreven in artikel 50, zesde lid, van het Besluit beheer politie, hetgeen de reden is dat betrokken wijziging in die zin is aangepast.

Artikelsgewijs

Artikel I Wijziging Besluit beheer politie

Onderdeel A

Deze wijziging verduidelijkt de definitie van politiecellencomplex in die zin dat expliciet wordt gemaakt dat alle cellencomplexen die als zodanig door de politie of in opdracht van de politie worden gebruikt, onder deze definitie vallen. Hierdoor staat buiten twijfel dat de begripsomschrijving ook cellencomplexen omvat die niet in eigendom van de politie zijn maar wel als zodanig door de politie of in opdracht van de politie worden gebruikt. Dit is bijvoorbeeld het geval als de politie gebruik maakt van cellencomplexen die eigendom zijn van het Rijksvastgoedbedrijf. Hierdoor staat buiten twijfel dat ook deze cellencomplexen moeten voldoen aan de eisen die aan de politiecellencomplexen worden gesteld. Hieronder zijn overigens nadrukkelijk niet begrepen locaties waarin alleen (tijdelijke) ophoudkamers zijn gelegen. Bedoeld wordt cellencomplexen met onder meer cellen voor het dag- en nachtverblijf van ingeslotenen.

Onderdelen B tot en met E, aanhef en eerste lid,

Met deze wijziging wordt de naam van de Dienst landelijke operationele samenwerking gewijzigd in Dienst specialistische operaties. Bij de oprichting van nationale politie, is ervoor gekozen deze dienst de naam Dienst landelijke operationele samenwerking te geven. De afgelopen jaren is gebleken dat de naam Dienst landelijke operationele samenwerking tot verwarring kan leiden in relatie tot de Diensten regionale operationele samenwerking uit de regionale eenheden. De taakstelling van Dienst landelijke operationele samenwerking wijkt namelijk fundamenteel af van de taakstelling van de Diensten regionale operationele samenwerking in de regionale eenheden. Waar de Diensten regionale operationele samenwerking vooral intern, op de eigen eenheid, zijn gericht, is Dienst landelijke operationele samenwerking vooral gericht op de hele politie. De afdelingen van Dienst Landelijke Operationele Samenwerking kenmerken zich door hoogwaardige specialistische middelen, kennis en kunde. De naam Dienst specialistische operaties benadrukt het specialistische, operationele karakter van de dienst en past daarom beter bij deze dienst dan de huidige naam. De nieuwe naam voorkomt tevens dat verwarring ontstaat bij een vergelijking met de Diensten regionale operationele samenwerking uit de regionale eenheden.

Daarnaast wordt de naam van de Dienst bewaken en beveiligen gewijzigd in de Dienst koninklijke en diplomatieke beveiliging. Bij de oprichting van de nationale politie is ervoor gekozen deze dienst, waarin het grootste deel van de taken van de voormalige Dienst koninklijke en diplomatieke beveiliging is ondergebracht, de naam de Dienst bewaken en beveiligen te geven. In de praktijk bleek vrijwel direct na de oprichting van de nationale politie dat deze nieuwe naam vragen opriep bij de externe partners van de politie over de taken van deze dienst en de relatie tot de (voormalige) Dienst koninklijke en diplomatieke beveiliging. Het bleek bovendien dat de voormalige naam Dienst koninklijke en diplomatieke beveiliging sneller «deuren openende» in de samenwerking met andere partijen, zowel in het binnenland als ook in het buitenland. Het hoeft geen betoog dat dat van groot belang is, omdat de samenwerking met externe partners op het terrein van bewaken en beveiligen cruciaal is. De naam Dienst koninklijke en diplomatieke beveiliging brengt bovendien beter tot uiting wat de hoofdtaak van deze dienst is.

De wijziging van de namen van de tot de landelijke eenheid behorende «Dienst landelijke informatieorganisatie» en de tot elke regionale eenheid behorende «Dienst regionale informatieorganisatie» in «Dienst landelijke intelligenceorganisatie» respectievelijk «Dienst regionale intelligenceorganisatie» is reeds toegelicht in paragraaf 4.

Onderdelen F, aanhef en tweede lid en H

De eenheid Amsterdam was de enige regionale eenheid waarvoor in haar hoofdstructuur een Dienst infrastructuur was opgenomen. Deze dienst was belast met de uitvoering van de politietaak op de hoofdwegen, het water en het havengebied van Amsterdam. Op basis van een analyse van de onderlinge taakverdeling en de werkdruk van de diensten en districten in de regionale eenheid Amsterdam is de conclusie getrokken dat de inzet van de capaciteit die beschikbaar is binnen de Dienst infrastructuur doelmatiger en zonder afbreuk te doen aan de effectiviteit kan plaatsvinden binnen de districten en de overige regionale diensten. Met deze wijziging is de hoofdstructuur van de organisatie van de eenheid Amsterdam gelijk aan die van de andere regionale eenheden.

Onderdeel G

Met deze wijziging wordt geëxpliciteerd dat een district uit de leiding van het district bestaat en in ieder geval de (reeds in het bestaande artikel genoemde) onderdelen, te weten een districtsrecherche en een flexteam. De opname van de leiding als verplicht onderdeel betreft geen inhoudelijke wijziging, aangezien het ook voorheen evident was dat een district een leiding behoort te hebben. De formulering «in ieder geval» maakt meer expliciet dat een flexibele invulling van de organisatie op districtelijk niveau mogelijk is. Voor de redactie is aangesloten bij de redactie van artikel 14.

Onderdeel I

De wijziging van artikel 45 vloeit voort uit de in de wet voorziene wijziging van artikel 37 van de Politiewet 2012 waarin wordt bepaald dat de korpschef een ontwerp van een beheersplan en een ontwerp van een jaarverslag opstelt. Met deze wijziging is artikel 45 zodanig aangepast dat de jaaraanschrijving van de minister mede betrekking heeft op deze ontwerpen en niet langer op de voorbereidende werkzaamheden door de korpschef ten aanzien van deze stukken en de daarvoor bedoelde informatie.

Onderdeel J

De wijziging van artikel 46, derde en vierde lid, komt voort uit de in de wet voorziene wijziging van artikel 37 van de Politiewet 2012 waarin wordt bepaald dat de korpschef een ontwerp van een beheersplan opstelt. Het derde lid van artikel 46 bepaalt dat de korpschef voor 1 juli een ontwerp van het beheersplan aan de minister zendt. De minister dient immers voldoende tijd te hebben dit ontwerp te beoordelen, mogelijk aan te passen en vervolgens het door hem voorgenomen beheersplan te bespreken in het overleg bedoeld in artikel 19 van de Politiewet 2012 (LOVP) alvorens, zoals het vierde lid van artikel 46 bepaalt, hij het door hem voorgenomen beheersplan als bijlage bij de begroting van zijn departement aan de Staten-Generaal zendt.

Onderdeel K

De wijziging van artikel 47 komt voort uit de in de wet voorziene wijziging van artikel 37 van de Politiewet 2012 waarin wordt bepaald dat de korpschef een ontwerp van een jaarverslag opstelt. In het derde lid is bepaald dat de korpschef dit jaarlijks voor 1 april aan de minister dient te zenden.

Onderdeel L

Deze wijziging is toegelicht in paragraaf 2.

Artikel II Wijziging Besluit financieel beheer politie

Onderdeel A

De wijziging van artikel 3, eerste lid, komt voort uit de in de wet voorziene wijziging van artikel 34 van de Politiewet 2012 waarin wordt bepaald dat de korpschef een ontwerp van een begroting en een ontwerp van een meerjarenraming opstelt en de eveneens in de wet voorziene wijziging van artikel 35 van de Politiewet 2012 waarin wordt bepaald dat de korpschef een ontwerp van een jaarrekening opstelt. Met deze wijziging is artikel 3, eerste lid, zodanig aangepast dat de jaaraanschrijving van de minister mede betrekking heeft op deze ontwerpen en niet langer op de voorbereidende werkzaamheden door de korpschef ten aanzien van deze stukken en de daarvoor bedoelde informatie.

Onderdeel B

De wijziging van artikel 4, eerste lid, komt voort uit de in de wet voorziene wijziging van artikel 34 van de Politiewet 2012 waarin wordt bepaald dat de korpschef een ontwerp van een begroting en een ontwerp van een meerjarenraming opstelt. Deze wijziging bepaalt dat de korpschef voor 1 juli een ontwerp van een begroting en een ontwerp van een meerjarenraming aan de minister zendt. De minister dient immers voldoende tijd te hebben dit ontwerp te beoordelen, mogelijk aan te passen en vervolgens het door hem voorgenomen beheersplan te bespreken in het overleg bedoeld in artikel 19 van de Politiewet 2012 (LOVP) alvorens, zoals het tweede lid van artikel 4 bepaalt, hij de door hem voorgenomen begroting en de door hem voorgenomen meerjarenraming als bijlage bij de begroting van zijn departement aan de Staten-Generaal zendt.

Onderdeel C

Deze wijziging strekt tot wetgevingstechnische correctie van twee verouderde verwijzingen.

Onderdeel D

De wijziging van artikel 6, eerste lid, betreft een wijziging van het aantal en de frequentie van de managementrapportages die de korpschef aan de minister dient te verstrekken. Deze wijziging is reeds toegelicht in paragraaf 4.

Onderdeel E

De wijziging van artikel 7, eerste lid, komt voort uit de in de wet voorziene wijziging van artikel 35 van de Politiewet 2012 waarin wordt bepaald dat de korpschef een ontwerp van een jaarrekening opstelt. Deze wijziging bepaalt dat de korpschef jaarlijks voor 1 april een ontwerp van de jaarrekening aan de minister zendt. De minister dient immers voldoende tijd te hebben dit ontwerp te beoordelen, mogelijk aan te passen en vervolgens de door hem voorgenomen jaarrekening te bespreken in het overleg bedoeld in artikel 19 van de Politiewet 2012 (LOVP) alvorens hij net als in de huidige situatie de jaarrekening vaststelt en als bijlage bij het jaarverslag van zijn departement ter informatie aan de Staten-Generaal zendt.

Onderdeel F

Met het eerste onderdeel is de naam van de daar genoemde inspectie geactualiseerd door te verwijzen naar de Wet veiligheidsregio’s, waarin de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid is ingesteld.

Het in artikel 11, vijfde en zesde lid, van het Besluit financieel beheer politie bedoelde verslag van de accountant bevat bevindingen naar aanleiding van de uitgevoerde accountantscontrole die ten grondslag ligt aan het afgeven van de in artikel 35 van de Politiewet 2012 bedoelde verklaring. Omdat de wet artikel 35 van de Politiewet 2012 dusdanig wijzigt dat deze verklaring alleen betrekking heeft op de getrouwheid en niet langer op de rechtmatigheid, wordt dit met de wijziging van artikel 11, vijfde lid, overeenkomstig geregeld voor het verslag (tweede onderdeel).

Het derde onderdeel strekt tot wetstechnische correctie van een onjuiste verwijzing.

Onderdeel G

In het eerste lid (oud) stond vermeld dat een aantal artikelen en artikelleden van de Comptabiliteitswet 2001 onverminderd het bepaalde in dit artikel golden. In plaats van deze verouderde verwijzingen te actualiseren is ervoor gekozen dit artikellid te schrappen. Het geschrapte lid had tot doel te benadrukken dat de politie verplicht gebruik maakt van schatkistbankierfaciliteiten bij het Ministerie van Financiën. Deze verplichting volgt evenwel evident uit het gegeven dat de politie is aangewezen in Lijst A van de Comptabiliteitswet 2016 (Rechtspersonen met een wettelijke taak die verplicht zijn aangewezen op grond van artikel 5.2, eerste lid, Comptabiliteitswet 2016). Gelet op Aanwijzing 3.35 van de Aanwijzingen voor de regelgeving is daarom het eerste lid wegens overbodigheid geschrapt.

Onderdeel I

Dit onderdeel schrapt uitgewerkt overgangsrecht.

Artikel III Wijziging Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren

De wijzigingen van de Ambtsinstructie vloeien, met uitzondering van de vervanging van de zinsnede «Minister van Justitie» door «Minister van Justitie en Veiligheid« in artikel 36b, voort uit het nieuwe artikel 62 dat door de wet aan de Politiewet 2012 is toegevoegd. Dat artikel bepaalt dat de overige onderdelen van de krijgsmacht bijstand kunnen leveren aan de Koninklijke marechaussee. De wijziging van artikel 1, eerste lid, onder e, maakt dat ook die militairen van de krijgsmacht in dit besluit worden verstaan onder ambtenaar.

Artikel IV Wijziging Besluit gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven

Met deze wijziging wordt de wijziging van de namen van de tot de landelijke eenheid behorende «Dienst landelijke informatieorganisatie» en de tot elke regionale eenheid behorende «Dienst regionale informatieorganisatie» in «Dienst landelijke intelligenceorganisatie» respectievelijk «Dienst regionale intelligenceorganisatie», zoals reeds toegelicht in paragraaf 4, in dit besluit doorgevoerd.

Artikel V Wijziging Arbeidsomstandighedenbesluit

Deze wijziging vloeit voort uit het nieuwe artikel 62 van de Politiewet 2012 dat bepaalt dat de overige onderdelen van de krijgsmacht bijstand kunnen leveren aan de Koninklijke marechaussee. Aan de opsomming van de artikelen van de Politiewet 2012 die bepalen dat de krijgsmacht bijstand kan leveren wordt het nieuwe artikel toegevoegd.

Artikel VI Wijziging van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen

Deze wijziging vloeit voort uit het nieuwe artikel 62 van de Politiewet 2012 dat bepaalt dat de overige onderdelen van de krijgsmacht bijstand kunnen leveren aan de Koninklijke marechaussee. Aan de opsomming van de artikelen van de Politiewet 2012 die bepalen dat de krijgsmacht bijstand kan leveren wordt het nieuwe artikel toegevoegd.

Artikel VII Wijziging Besluit bewapening en uitrusting politie

Door de wijziging van artikel 59 van de Politiewet 2012, waarin de wet voorziet, wordt het vijfde lid van dit artikel vernummerd tot het zesde lid. De verwijzing naar dit artikel is dienovereenkomstig aangepast.

Artikel VIII Inwerkingtreding

In dit artikel is de mogelijkheid neergelegd voor verschillende tijdstippen van inwerkingtreding voor artikelen of onderdelen daarvan. De inwerkingtreding van de wet is op dezelfde wijze geregeld. Om die reden is ook voor dit besluit de mogelijkheid van gefaseerde inwerkingtreding opgenomen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Kamerstukken II 2017/18, 29 628, nr. 783 en Kamerstukken I, vergaderjaar 2017–2018, 30 880, AD.

X Noot
2

De begroting, bedoeld in artikel 34 van de Politiewet 2012, de meerjarenraming, bedoeld in artikel 34 van de Politiewet 2012, het beheersplan, bedoeld in artikel 37 van de Politiewet 2012, de jaarrekening, bedoeld in artikel 35 van de Politiewet 2012 en het jaarverslag, bedoeld in artikel 37 van de Politiewet 2012.

X Noot
3

Kamerstukken II 2020/21, 35 759, nr. 3, paragraaf 6.

Naar boven