Besluit van 20 april 2022, houdende verlenging van de werkingsduur van de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 april 2022, nr. 2022-0000117546;

Gelet op artikel 7.1 van de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel:

De Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba vervalt op 1 juli 2022.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 april 2022

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

Uitgegeven de zesentwintigste april 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

De Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: de Tijdelijke wet) voorziet in de mogelijkheid om in afwijking van de hoofdregel dat vergaderingen van de decentrale volksvertegenwoordigingen in het openbaar fysiek plaatsvinden, ook digitaal kunnen plaatsvinden. De aanleiding voor deze Tijdelijke wet is gelegen in de crisis als gevolg van de uitbraak van Covid-19.

In de wet zelf is bepaald dat deze wet per 1 september 2020 zou komen te vervallen. In artikel 7.1 van de wet is echter rekening gehouden met de mogelijkheid van verlenging van deze wet, mocht dit noodzakelijk blijken. De wet kan daarbij steeds met maximaal twee maanden verlengd worden. De wet is in verband met het voortduren van de pandemie reeds tien maal verlengd (Stb. 2020, 261, Stb 2020, 408, Stb 2020, 501, Stb 2021, 59, Stb 2021, 212, Stb 2021, 275, Stb 2021, 388, Stb 2021, 481, Stb 2021, 583 en Stb 2022, 78) en zou daarmee gelden tot 1 mei 2022.

Ik acht het nog steeds noodzakelijk de Tijdelijke wet te verlengen, gezien de huidige gezondheidssituatie. Gegeven het standpunt van de commissie Binnenlandse Zaken van de Eerste Kamer acht ik het van belang toe te lichten waarom ik meen dat gezondheidsredenen nog steeds aanleiding geven voor de elfde verlenging van de Tijdelijke wet. Hiervoor verwijs ik allereerst naar de brief van mijn ambtsgenoten van VWS en SZW waarin zij een lange termijn aanpak COVID-19 presenteren, waarbij rekening wordt gehouden met oplevingen van het virus.1 Zij geven aan dat juridisch instrumentarium, zoals de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19, nodig blijft om maatregelen te kunnen treffen.

Omdat rekening wordt gehouden met oplevingen, moet we ook rekening houden met de kans dat volksvertegenwoordigers in quarantaine of isolatie moeten blijven gaan. Zonder verlenging van de Tijdelijke wet zou het gevolg hiervan zijn dat volksvertegenwoordigers die in isolatie of quarantaine moeten vergaderingen van de volksvertegenwoordiging missen en daarmee hun democratische rechten niet kunnen uitoefenen. Dit kan ook gelden voor volksvertegenwoordigers met een kwetsbare gezondheid, bijvoorbeeld door een chronische aandoening, die zichzelf willen beschermen door het treffen van contactbeperkende maatregelen.

Daarom verleng ik de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming. De verlenging gaat in op 1 mei, heeft een duur van twee maanden en geldt daarmee tot 1 juli 2022.

Mijn ambtsvoorganger heeft in de brief van 27 september 2021 de Tweede Kamer der Staten-Generaal geïnformeerd over de evaluatie van de Tijdelijke wet en de verkenningen naar praktische en grondwettelijke mogelijkheden en beletselen voor de vormgeving van een permanente regeling voor digitale beraadslaging en besluitvorming.2 In deze brief is aangekondigd dat er een wetsvoorstel zal worden voorbereid om in deze permanente regeling te voorzien. Op dit moment wordt nog aan de permanente regeling gewerkt. Ik verwacht in het eerste kwartaal van 2023 een wetsvoorstel voor de permanente regeling aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te kunnen voorleggen. Voor de zomer van dit jaar wil ik het wetsvoorstel in consultatie brengen. Ten overvloede benadruk ik graag dat het niet de bedoeling is dat de Tijdelijke wet een permanent karakter krijgt. Het werken aan de permanente regeling heeft tot doel de wetgever opnieuw een afweging te laten maken over de wenselijkheid van de permanente regeling. De voorbereiding vindt in goed overleg met de medeoverheden plaats en is bijna op het punt dat de formele consultatie en internetconsulatie kunnen starten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot


X Noot
1

Brief regering 1 april 2022, Lange termijn aanpak COVID-19, 2022D13055

X Noot
2

Kamerstukken II, 2020/21, 35 424, nr. 17.

Naar boven