Besluit van 18 december 2020 tot wijziging van het Besluit basisregistratie personen in verband met het aanwijzen van de werkzaamheden van een werkgever zijnde een privaatrechtelijke rechtspersoon van buitengewoon opsporingsambtenaren en van de werkzaamheden van de gezaghebber van een openbaar lichaam als door derden verrichte werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 2 november 2020, nr. 2020-0000597300;

Gelet op artikel 3.3, eerste lid, van de Wet basisregistratie personen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 9 december 2020, nr. W04.20.0396/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 december 2020, nr. 2020-0000606305;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Aan bijlage 4 bij het Besluit basisregistratie personen worden twee rijen toegevoegd, luidende:

Het ondersteunen van de werkzaamheden van buitengewoon opsporingsambtenaren die gericht zijn op de opsporing van strafbare feiten als bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering

Een werkgever zijnde een rechtspersoon als bedoeld in artikel 3 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van personen die als buitengewoon opsporingsambtenaren zijn belast met de opsporing van strafbare feiten als bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

 

Nee

       

Het aanvragen, verstrekken en uitreiken van een Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 16a van de Paspoortwet

De bevoegde autoriteiten, genoemd in artikel 26, eerste lid, onderdeel c, van de Paspoortwet.

 

Nee

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 december 2020

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Uitgegeven de dertiende januari 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

Dit besluit strekt tot wijziging van het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP). De wijziging dient ten eerste voor het aanwijzen van de werkzaamheden van privaatrechtelijke werkgevers van buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) als werkzaamheden van gewichtig maatschappelijk belang voor zover deze noodzakelijk zijn voor de opsporingstaken van hun boa’s. Deze aanwijzing betreft het systematisch kunnen verstrekken van gegevens uit de basisregistratie personen (BRP) op grond van artikel 3.3 van de Wet BRP.

Daarnaast worden de werkzaamheden van de gezaghebbers op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart met publiek identificatiemiddel aangewezen als werkzaamheden van gewichtig maatschappelijk belang. Dit betreft eveneens het systematisch kunnen verstrekken van gegevens uit de BRP op grond van artikel 3.3 van de Wet BRP. Wat deze laatste aanwijzing betreft gaat het om een tijdelijke maatregel, gezien het voornemen om hiervoor een aparte grondslag in de Wet BRP op te nemen.1

2. Het aanwijzen van werkzaamheden van werkgevers zijnde privaatrechtelijke rechtspersonen van buitengewoon opsporingsambtenaren als werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang

2.1 Aanleiding

Aanleiding voor dit besluit vormt het verzoek om aan boa’s in dienst van een privaatrechtelijke rechtspersoon in met name het domein milieu, welzijn en infrastructuur gegevens uit de BRP te verstrekken.2 Omdat de gegevens in de BRP van belang zijn voor het werk dat boa’s verrichten – het betreft dan met name het verifiëren van de persoonsgegevens, waaronder de huidige adresgegevens, bij het staande houden en het opmaken van een proces-verbaal –, is onderzocht op welke wijze de noodzakelijke informatie die in de BRP voorhanden is, aan boa’s in particuliere dienst kan worden verstrekt. Op grond van artikel 3.3, eerste lid, van de Wet BRP kunnen bij algemene maatregel van bestuur door derden verrichte werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang worden aangewezen (bijlage 4 bij het Besluit BRP). De wet geeft aan wanneer hiervan sprake is. In dat kader is ervoor gekozen om de werkzaamheden van de particuliere werkgever van boa’s aan te wijzen, voor zover deze bestaan uit het raadplegen van de basisregistratie door de werkgever met het oog op het verstrekken van de geraadpleegde gegevens aan de boa’s die bij hem in dienst zijn.

2.2 De werkzaamheden van particuliere werkgevers van buitengewoon opsporingsambtenaren

Zoals hiervoor is aangegeven, kan op grond van artikel 3.3, eerste lid, van de Wet BRP bij algemene maatregel van bestuur aanwijzing plaatsvinden van werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang, waarvoor op systematische wijze gegevens uit de basisregistratie personen mogen worden verstrekt aan derden die deze werkzaamheden verrichten. In artikel 3.3, tweede lid, van de Wet BRP is vastgelegd dat slechts werkzaamheden kunnen worden aangewezen die samenhangen met een overheidstaak, strekken tot het in stand houden van een voorziening voor burgers die onderwerp is van overheidszorg, of waarbij anderszins gelet op de overheidsbemoeienis met die werkzaamheden, ondersteuning daarvan door gegevensverstrekking uit de basisregistratie gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan dient de raadpleging van de basisregistratie door de particuliere werkgever van boa’s en de daaropvolgende verstrekking van die gegevens aan zijn boa’s noodzakelijk te zijn ten behoeve van de opsporingstaken van die boa’s zoals bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hiermee wordt aangesloten bij (1) de praktijk van boa’s in dienst van publieke werkgevers waar gegevensverstrekking op grond van de Wet BRP aan de werkgever als overheidsorgaan plaatsvindt, en bij (2) de strafrechtelijke opsporingsketen waarin de verwerkingsverantwoordelijkheid voor de gegevensverwerking door een boa, vanwege de beheersmatige en hiërarchische zeggenschap, bij diens werkgever is belegd. Dit betekent dat de noodzakelijke gegevens uit de BRP worden verstrekt aan de geautoriseerde werkgever.

De rol van de particuliere werkgever als verwerkingsverantwoordelijke heeft betrekking op de beschikbaarstelling van de middelen voor een adequate gegevensverwerking voor de opsporingstaken van zijn boa’s. De verwerkingsverantwoordelijkheid is hiermee duidelijk belegd en sluit aan bij de hiërarchische gezagsverhouding tussen de werkgever en zijn boa’s. Het autoriseren van de werkgever voor de specifieke en beperkte taken van zijn boa’s maakt gegevensverstrekking aan al zijn boa’s mogelijk, ook als het bestand van boa’s wijzigt. De overheid heeft bij het autoriseren van de particuliere werkgever van boa’s een eenduidig aanspreekpunt voor de gegevensverstrekking op grond van de Wet BRP.

2.3 Het recht van de burger om verstrekking aan derden te beperken

Ingeschrevenen in de BRP hebben op grond van artikel 2.59 en 2.81, tweede lid, van de Wet BRP het recht om te verzoeken een aantekening te plaatsen omtrent beperking van de verstrekking van gegevens aan derden. Op grond van deze aantekening worden geen gegevens verstrekt aan de desbetreffende derde op grond van artikel 3.3 van de Wet BRP, voor zover bij algemene maatregel van bestuur is bepaald dat de beperking van de verstrekking van toepassing is (artikel 3.21, eerste lid, onderdeel a, van de Wet BRP). In de onderhavige wijziging van het Besluit BRP is de mogelijkheid voor de ingeschrevenen om de verstrekking van hen betreffende gegevens uit de BRP aan deze aangewezen derden te beperken, buiten toepassing gelaten. Het is niet wenselijk dat particuliere werkgevers met boa’s in dienst de basisregistratie niet kunnen raadplegen en vervolgens geen gegevens kunnen verstrekken aan hun boa’s ten behoeve van hun opsporingstaken, terwijl voor overheidswerkgevers met boa’s deze restricties niet gelden.

3. Het aanwijzen van de werkzaamheden van de openbare lichamen ten behoeve van de aanvraag van de Nederlandse identiteitskaart met een publiek identificatiemiddel als werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang

3.1 Aanleiding

De Wet digitale overheid bevat regels voor de invoering van elektronische identificatiemiddelen, waarmee burgers op het hoogste niveau van betrouwbaarheid langs elektronische weg met de Nederlandse overheid kunnen communiceren. Om elektronisch toegang tot de overheid te hebben, dient de betrokken burger ingeschreven te zijn in de BRP, hetzij als ingezetene met een adres in Nederland, hetzij als niet-ingezetene. Als gevolg van deze inschrijving krijgt de burger een burgerservicenummer (BSN), dat een centrale rol vervult in de elektronische gegevensuitwisseling. Een van de identificatiemiddelen op het hoogste betrouwbaarheidsniveau is de elektronische Nederlandse identiteitskaart (e-NIK). De e-NIK zal niet alleen door Nederlanders in het Europese deel van Nederland kunnen worden aangevraagd, maar ook door Nederlanders die in het buitenland verblijven of die in het Caribische deel van het Koninkrijk woonachtig zijn. In het algemeen zal het dan gaan om personen die eerder in het Europese deel van Nederland hebben gewoond en later zijn geëmigreerd naar het buitenland dan wel na studie of werk zijn teruggekeerd naar het Caribische deel van het Koninkrijk waaruit zij afkomstig zijn. Tijdens hun verblijf in het Europese deel van Nederland zijn zij als ingezetene opgenomen in de BRP, waarin zij na hun vertrek ingeschreven blijven als niet-ingezetene. Deze personen hebben vaak nog relaties met de Nederlandse overheid. Het ligt dan voor de hand deze burgers de mogelijkheid te bieden om zich vanuit hun nieuwe verblijfplaats op elektronische wijze met de overheid in verbinding te kunnen stellen. Indien het noodzakelijk is dat elektronische identificatie op het hoogste niveau van betrouwbaarheid dient plaats te vinden, kunnen zij een e-NIK aanvragen.

De aanvraag voor een e-NIK kan in Caribisch Nederland worden gedaan bij de gezaghebber van een openbaar lichaam. Op het moment van de aanvraag dient te worden vastgesteld of betrokkene als ingezetene of als niet-ingezetene in de BRP is ingeschreven. Daarvoor is raadpleging van de BRP nodig. In tegenstelling tot de Paspoortwet, waarvan de werking zich ook uitstrekt tot de openbare lichamen, geldt de Wet BRP uitsluitend in het Europese deel van Nederland. Dit betekent dat de autoriteiten in de openbare lichamen als derde in de zin van de Wet BRP moeten worden aangemerkt om gegevensverstrekking uit de BRP aan hen mogelijk te maken.

Deze autoriteiten kunnen in principe uitsluitend gegevens uit de BRP verkrijgen voor zover daartoe een specifieke grondslag in de Wet BRP is opgenomen. Van die mogelijkheid is tot nog toe slechts gebruikgemaakt in artikel 3.12 van de Wet BRP voor de verstrekking van gegevens uit de BRP aan de verantwoordelijke voor de bijhouding van gegevens in de basisadministratie persoonsgegevens van de openbare lichamen en de Caribische landen. Hiermee is beoogd om dubbele inschrijving van een persoon in de BRP en de onderscheiden basisadministraties persoonsgegevens van het Koninkrijk te voorkomen. Het raadplegen van de BRP door de gezaghebber in het kader van een aanvraag voor een e-NIK valt niet onder de reikwijdte van deze regeling. Het voornemen bestaat om artikel 3.12 van de Wet BRP uit te breiden,3 waardoor er ook grondslagen in de wet worden opgenomen voor raadplegingen van de BRP met het oog op andere doeleinden, zoals de uitgifte van de e-NIK door de gezaghebbers van de openbare lichamen.

3.2 De werkzaamheden van de gezaghebbers van de openbare lichamen

Zoals hiervoor aangegeven, bestaat het voornemen om in artikel 3.12 van de Wet BRP een specifieke grondslag te creëren voor het raadplegen van de BRP met het oog op – voor zover hier van belang – de uitgifte van de e-NIK door de gezaghebbers van de openbare lichamen. Aangezien de wetswijziging waarin de bedoelde uitbreiding van artikel 3.12 van de Wet BRP is opgenomen naar verwachting op een later tijdstip in werking zal treden dan de invoering van de e-NIK, wordt als tijdelijke maatregel via dit besluit raadpleging van de BRP in het kader van de uitgifte van de e-NIK door de gezaghebbers in de openbare lichamen mogelijk gemaakt op grond van artikel 3.3 van de Wet BRP, en wel door middel van het opnemen van de betreffende werkzaamheden van de gezaghebbers in bijlage 4 bij het Besluit BRP. Het betreft dan de aanwijzing van de werkzaamheden die door de gezaghebbers van de openbare lichamen worden verricht in verband met de aanvraag, verstrekking en uitreiking van de e-NIK als bedoeld in artikel 16a van de Paspoortwet als werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de Wet BRP. Wanneer de aparte grondslag in artikel 3.12 van de Wet BRP eenmaal is gecreëerd, zal op basis van die grondslag een nieuwe bijlage (bijlage 7) aan het Besluit BRP worden toegevoegd met specifieke waarborgen ten aanzien van gegevensverstrekking aan autoriteiten in de openbare lichamen. De aanwijzing van de betreffende werkzaamheden van de gezaghebbers in de algemene bijlage 4 bij het Besluit BRP zal dan komen te vervallen.

3.3 Het recht van de burger om verstrekking aan derden te beperken

In paragraaf 2.3 zijn de gronden vermeld omtrent het recht van de burger om verstrekking van gegevens aan derden te beperken. Aangezien het raadplegen van de BRP noodzakelijk is voor de aanvraag van een e-NIK en het hier een overheidstaak betreft, is de mogelijkheid voor ingeschrevenen om de verstrekking van hen betreffende gegevens uit de BRP aan deze aangewezen derden te beperken, buiten toepassing gelaten.

4. Privacyaspecten

4.1 Het raadplegen van de BRP door de particuliere werkgever van boa’s ten behoeve van gegevensverstrekking aan boa’s voor hun opsporingstaken

Op de gegevensverstrekking uit de BRP aan de particuliere werkgever van boa’s is de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG),4 met inachtneming van de Wet BRP, van toepassing. De werkgever is in dat kader verwerkingsverantwoordelijke als bedoeld in de AVG. De beginselen voor gegevensverwerking volgens de AVG (artikel 5, eerste lid, van de AVG) geven de privacyaspecten aan die in acht genomen moeten worden. Ze komen hier in algemene termen aan bod. De noodzaak voor de verstrekking van gegevens aan de particuliere werkgever met het oog op de verstrekking van de geraadpleegde gegevens aan de boa’s die bij hem in dienst zijn, is in paragraaf 2.1 toegelicht. Voor de rechtmatigheid van de verstrekking is het noodzakelijk dat een toereikende grondslag in de Wet BRP staat. De systematische verstrekking van gegevens in verband met de werkzaamheden die de werkgever hiervoor verricht, voldoet aan de voorwaarde in artikel 3.3, tweede lid, van de Wet BRP dat slechts werkzaamheden kunnen worden aangewezen die samenhangen met een overheidstaak, strekken tot het in stand houden van een voorziening voor burgers die onderwerp is van overheidszorg, of waarbij anderszins gelet op de overheidsbemoeienis met die werkzaamheden, ondersteuning daarvan door gegevensverstrekking uit de basisregistratie gerechtvaardigd is.

Naar aanleiding van een verzoek van een particuliere werkgever van boa’s, wordt op grond van artikel 3.3, derde lid, in samenhang bezien met artikel 3.2, derde lid en vierde lid, van de Wet BRP, bij het nemen van het besluit van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), nauwgezet nagegaan welke gegevens in verband met de werkzaamheden noodzakelijk zijn. Het besluit vermeldt de gegevens die verstrekt mogen worden aan de werkgever ten behoeve van de opsporingstaken van zijn boa’s. Het besluit wordt, overeenkomstig artikel 3.3, derde lid, in samenhang bezien met artikel 3.2, zesde lid, van de Wet BRP, gepubliceerd.5 Dit biedt transparante informatie voor de betrokken burgers. De verstrekking uit de BRP zorgt tevens voor verwerking van juiste en actuele gegevens. Verder is in paragraaf 2.3 toegelicht waarom de mogelijkheid voor ingeschrevenen om de verstrekking van hen betreffende gegevens uit de BRP aan aangewezen derden te beperken, in dit geval buiten toepassing is gelaten. De grondslag voor een adequaat beschermingsniveau voor gegevensverwerking zoals hier bedoeld, is te vinden in artikel 1.10 van de Wet BRP.

4.2 Het raadplegen van de BRP door de gezaghebbers van de openbare lichamen

Aangezien er bij verstrekkingen als hier bedoeld in juridische zin sprake is van doorgifte van gegevens uit de BRP aan een land of gebied buiten de Europese Unie, is het noodzakelijk dat in dat land of gebied een passend niveau van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken ingeschrevenen is gewaarborgd. Of dit het geval is, dient te worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen in hoofdstuk V van de AVG met betrekking tot doorgiften van persoonsgegevens aan derde landen of internationale organisaties. Dat is in het Caribische deel van het Koninkrijk het geval. In de openbare lichamen van het Caribische deel van Nederland wordt het passend beschermingsniveau gewaarborgd door de Wet bescherming persoonsgegevens BES.6 Deze regelgeving, die is ontleend aan de inmiddels ingetrokken (Europees-Nederlandse) Wet bescherming persoonsgegevens, biedt dwingende (privacy)voorschriften voor de beoogde ontvangers – zoals de gezaghebbers als de bevoegde autoriteiten voor de uitgifte van Nederlandse identiteitskaarten – van gegevens uit de basisregistratie.

Ten aanzien van de verstrekking van gegevens uit de basisregistratie aan de gezaghebbers van de openbare lichamen, biedt de Wet BRP zelf ook concrete waarborgen. De bepalingen omtrent gegevensverstrekking aan de particuliere werkgevers met boa’s, zoals uiteengezet in paragraaf 4.1, gelden ook voor de gegevensverstrekking aan de gezaghebber van een openbaar lichaam. Voor de verstrekkingen op grond van artikel 3.3 van de Wet BRP gelden voorts de rechten van de betrokkene met betrekking tot de verstrekking van hem betreffende gegevens (hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Wet BRP). Het gaat hier bijvoorbeeld om het recht van inzage in de verstrekkingen die hebben plaatsgevonden uit de basisregistratie (artikel 3.22 van de Wet BRP).

Ten slotte geldt dat de Wet BRP ook in meer technische zin waarborgen biedt voor een veilige verstrekking van persoonsgegevens (artikel 1.11, in samenhang bezien met artikel 1.10, van de Wet BRP). Zo zal de systematische verstrekking aan hier bedoelde autoriteiten plaatsvinden in overeenstemming met de systeembeschrijving van de BRP. De systeembeschrijving bevat voorschriften over de technische en administratieve inrichting, werking en beveiliging van de BRP en over de berichtuitwisseling in verband met de systematische gegevensverstrekking uit de BRP. Op grond van artikel 5 van het Besluit BRP dient een derde, wanneer zij informatie uitwisselt in verband met de verstrekking van gegevens uit de centrale voorzieningen, er zorg voor te dragen dat haar eigen voorzieningen functioneren in overeenstemming met deze voorschriften. Dit geldt onverkort voor de gezaghebbers van de openbare lichamen (immers derden) waaraan op grond van artikel 3.3 (systematisch) gegevens worden verstrekt.

5. Regeldruk

5.1 Het raadplegen van de BRP door de particuliere werkgever van boa’s ten behoeve van gegevensverstrekking aan boa’s voor hun opsporingstaken

Elke boa is ingedeeld in een van de volgende zes domeinen:7 I. Openbare ruimte; II. Milieu, welzijn en infrastructuur; III. Onderwijs; IV. Openbaar vervoer; V. Werk, inkomen en zorg; VI. Generieke opsporing. Deze wijziging is in principe van toepassing op boa’s in particuliere dienst ongeacht het domein waartoe een boa behoort. In het plan van aanpak voor versterking van toezicht en handhaving in het buitengebied8 is als een van de maatregelen genoemd het toegang kunnen krijgen tot gegevens uit de BRP door de particuliere groene boa’s. Het betreft dan vooral boa’s in domein II: Milieu, welzijn en infrastructuur. Op grond hiervan is te verwachten dat met name voor boa’s in dit domein deze behoefte bestaat. Hetzelfde plan van aanpak geeft cijfers uit 2018 over totaalaantal private groene werkgevers (114) en totaalaantal geregistreerde boa-akten (naar schatting meer dan 400. Het aantal boa’s in dienst van een private werkgever verschilt sterk per werkgever. Het kan om enkele gaan of om tientallen. Voor deze werkgevers worden de regeldrukeffecten hier in kaart gebracht. De omvang hiervan zal naar verwachting vergelijkbaar zijn voor private werkgevers met boa’s in andere domeinen. De berekening is indicatief.

Aan gegevensverstrekking uit de BRP aan een derde, zoals een private werkgever met boa’s, zijn kosten verbonden. Hiervoor geldt een abonnementsstructuur die de minister van BZK jaarlijks vaststelt. De abonnementsstructuur bestaat uit verschillende abonnementsklassen met daarbij behorende bandbreedten van aantallen berichten (gegevensverstrekkingen) en het daarbij behorende tarief in euro’s. Per werkgever zal het aantal gegevensverstrekkingen naar verwachting proportioneel zijn aan het aantal boa’s. De abonnementsklasse voor de private groene werkgever zal veelal de laagste klasse zijn, klasse A. Voor 2020 gaat het dan om € 1.215 voor 0–10.000 berichten.9 Voor de autorisatie moet de werkgever een aanvraag doorlopen. Afhankelijk van de complexiteit kost dit de werkgever gemiddeld 20 uur. Bij een gemiddeld uurtarief van € 50,– voor het personeel van de werkgever dat bij de aanvraag betrokken is, bedragen de kosten hiervan ca. € 1.000. Daarnaast maakt de werkgever kosten voor de technische voorziening voor de autorisatie voor de BRP. Om de BRP-gegevens te kunnen ontvangen, kan de werkgever zelf een technische voorziening bouwen of hiervoor een leverancier inhuren. De kosten hiervan kunnen sterk variëren, maar zullen naar verwachting enkele duizenden euro’s zijn. Het gaat bij de autorisatieaanvraag en de technische voorziening in principe om eenmalige kosten.

Hier staat een regeldrukreductie voor de boa en daarmee de werkgever tegenover. Er wordt uitgegaan van gemiddeld 25 bevragingen van de BRP per boa per jaar en een gemiddeld bruto uurtarief van een boa van ca. € 30–. Per bevraging varieert de tijdswinst door het rechtstreeks kunnen raadplegen van de BRP van tenminste vijf minuten tot mogelijk een half uur. In de huidige praktijk proberen de boa’s die geen directe toegang hebben tot de BRP, de persoonsgegevens van een verdachte te verifiëren door contact op te nemen met de meldkamer van de politie of contact te leggen via de portofoon. Dit vergt tenminste vijf en mogelijk 30 minuten. Gemiddeld per boa betekent de rechtstreekse gegevensverstrekking uit de BRP een regeldrukreductie van € 62,50 – € 375. Voor een werkgever met twee boa’s in dienst resulteert dit in een regeldrukreductie van € 125 – € 750 en voor een werkgever met 80 boa’s in een reductie van € 5.000 – € 30.000.

Gesaldeerd betekent dit voor werkgevers met een beperkt aantal boa’s in dienst een verhoging van de regeldruklasten, voor een werkgever met twee boa’s bedragen deze lasten ca. € 1.135 – € 1.152,50 op jaarbasis. Voor werkgevers met tientallen boa’s in dienst kan het daarentegen tot een (forse) regeldrukreductie leiden, voor een werkgever met 80 boa’s bedragen de baten ca. € 3.785 – € 28.785 op jaarbasis. Hierin zijn de genoemde eenmalige regeldruklasten niet meegenomen en is gerekend met het abonnementstarief voor 2020.

De regeldruk lasten voor de betrokken burger nemen af, omdat het minder tijd vraagt van betrokkene. Bij bijvoorbeeld het staande houden en het opstellen van een proces-verbaal door de boa scheelt dit ook voor de betrokken burger tenminste vijf minuten tot mogelijk een half uur.

Gezien de aantallen boa» s in particuliere dienst heeft deze wijziging ook regeldrukeffecten voor de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG), die namens de minister van BZK autorisatiebesluiten neemt. RvIG voert een uitvoeringsanalyse uit om te inventariseren welke particuliere werkgevers met boa’s behoefte hebben aan toegang tot de BRP.

5.2 Het raadplegen van de BRP door de gezaghebbers van de openbare lichamen

De gegevensverstrekking uit de BRP aan de gezaghebber van de openbare lichamen vindt plaats ten behoeve van de aanvraag van een e-NIK in Caribisch Nederland. Voor de aanvraag, uitreiking en verstrekking van een e-NIK is de Paspoortwet gewijzigd.10 De regeldrukeffecten hiervan voor de burger en de overheid zijn aan de orde gekomen in hoofdstuk 6 van de memorie van toelichting11 bij het voorstel van rijkswet en in de nota naar aanleiding van het verslag betreffende het voorstel.12 Voor een bespreking wordt daarnaar verwezen. De hier voorgestelde wijziging van het Besluit BRP brengt geen wijzigingen aan in de regeldrukeffecten zoals die eerder zijn aangegeven.

6. Consultatie en advies

Een ontwerp van dit besluit is van 11 juli tot en met 18 augustus 2020 aangeboden voor internetconsultatie. Daarop is één niet-openbare reactie binnengekomen. De betrokkene wijst erop dat de onderhavige wijziging de mogelijkheid biedt dat een particuliere beveiligingsorganisatie, als werkgever van de boa, een autorisatie kan verkrijgen om de BRP te kunnen raadplegen. De betrokkene geeft aan dat het niet wenselijk is dat persoonsgegevens in handen komen van particuliere beveiligingsorganisaties en dat dit pad expliciet moet worden afgesloten.

Voor boa’s in dienst van een particuliere beveiligingsorganisatie geldt artikel 5, tweede, derde en vierde lid, van de Wet particuliere beveiligingsorganisatie en recherchebureaus. Een particuliere beveiligingsorganisatie die voldoet aan artikel 5, derde lid, van deze wet, kan in principe in aanmerking komen voor een autorisatie voor het raadplegen van de BRP ten behoeve van gegevensverstrekking aan zijn boa’s voor hun opsporingstaken. Bij een verzoek tot autorisatie wordt onder meer getoetst of sprake is van systematische gegevensverstrekking. De verwerking van persoonsgegevens voor de opsporing van strafbare feiten valt onder de Wet politiegegevens (Wpg). De werkgever van de boa, waaronder een particuliere beveiligingsorganisatie met boa’s, is verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens. Dit betekent dat de werkgever aan de eisen van de Wpg moet voldoen wat de gegevensverwerking in het kader van de opsporingstaken van zijn boa’s betreft. De reactie gaf in dat licht geen aanleiding tot wijziging van het ontwerpbesluit.

In het kader van de consultatie is ook de vraag gesteld of de regeling kan worden uitgebreid tot (particuliere) eenmanszaken met boa’s. Tot op heden hebben echter alleen organisaties met rechtspersoonlijkheid verzocht om autorisatie. Het ontwerpbesluit omvat ook geen personenvennootschappen met boa’s. In de regeldrukparagraaf is aangegeven dat RvIG een inventarisatie zal uitvoeren naar de behoefte op dit punt onder particuliere werkgevers met boa’s.13 Deze inventarisatie zal duidelijk maken of behoefte bestaat de regeling uit te breiden tot organisaties met andere rechtsvormen (personenvennootschappen, eenmanszaken) dan rechtspersonen.

Het ontwerpbesluit is tevens voor consultatie voorgelegd aan het Gebruikersoverleg BRP. Voor de leden van het Gebruikersoverleg, waaronder de Vereniging Nederlandse Gemeenten, de Sector Belastingen & Heffingen GO BRP en de Belastingdienst, was het ontwerpbesluit geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Na consultatie van de uitgevende instanties van de openbare lichamen heeft Bonaire met instemming gereageerd op dit ontwerpbesluit.

Over het ontwerpbesluit is advies gevraagd aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De AP heeft daarop aangegeven geen opmerkingen te hebben.

Over het ontwerpbesluit is tevens advies gevraagd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Het ATR heeft te kennen gegeven dit besluit niet te hebben geselecteerd voor een formeel advies maar het ambtelijk te hebben afgedaan, omdat het besluit naar verwachting geen (omvangrijke) regeldrukeffecten tot gevolg zal hebben.

7. Voorhang

Op grond van artikel 3.3, vierde lid, van de Wet BRP is het ontwerp van deze algemene maatregel van bestuur voor een termijn van vier weken overgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal. Dit bood de Kamers de mogelijkheid om zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voor de voordracht en vaststelling van het besluit. Beide Kamers hebben het ontwerpbesluit voor kennisgeving aangenomen.

8. Inwerkingtreding

Voor wat de inwerkingtreding van dit besluit aangaat, is afgeweken van het stelsel van vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijnen. Het aanwijzen van de werkzaamheden van werkgevers zijnde een privaatrechtelijke rechtspersoon van buitengewoon opsporingsambtenaren en van de werkzaamheden van de gezaghebber van een openbaar lichaam als door derden verrichte werkzaamheden met een gewichtig maatschappelijk belang, dient zo spoedig mogelijk te geschieden, omdat dit aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor- of nadelen voorkomt.

Het kunnen raadplegen van de BRP door de particuliere werkgever met het oog op het verstrekken van de geraadpleegde gegevens aan de boa’s die bij hem in dienst zijn zodat deze hun taken effectief en efficiënt kunnen uitvoeren, is immers van groot belang en dient daarom zo spoedig mogelijk te worden gerealiseerd, evenals het bieden van de mogelijkheid aan Nederlanders in Caribisch Nederland om een Nederlandse identiteitskaart met publiek identificatiemiddel aan te vragen ten behoeve van elektronische identificatie op het hoogste niveau van betrouwbaarheid bij digitale communicatie met de Nederlandse overheid.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

Het bij koninklijke boodschap van 24 november 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het bevorderen van de goede uitvoering van die wet op enkele onderdelen en het herstellen van enige omissies, alsmede van de Wet basisadministratie persoonsgegevens BES in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een akte in een openbaar lichaam is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is, dan wel die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene te zijn (Kamerstukken II 2020/21, 35 648, nr. 2), wijzigt in die zin artikel 3.12 van de Wet BRP (artikel I, onderdeel P). De beoogde datum van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is 1 juli 2021.

X Noot
2

Elke boa is ingedeeld in een van de zes domeinen; zie paragraaf 5.1.

X Noot
3

Het bij koninklijke boodschap van 24 november 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet basisregistratie personen in verband met het bevorderen van de goede uitvoering van die wet op enkele onderdelen en het herstellen van enige omissies, alsmede van de Wet basisadministratie persoonsgegevens BES in verband met het opnemen van gegevens over kinderen die op het moment van geboorte niet meer in leven zijn of omtrent wie een akte in een openbaar lichaam is opgemaakt die vermeldt dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is, dan wel die zijn overleden zonder zelf ingeschrevene te zijn (Kamerstukken II 2020/21, 35 648, nr. 2), wijzigt in die zin artikel 3.12 van de Wet BRP (artikel I, onderdeel P). De beoogde datum van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is 1 juli 2021.

X Noot
4

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119).

X Noot
5

publicaties.rvig.nl/Besluiten_en_modelautorisaties/Besluiten.

X Noot
6

Stb. 2010, 349.

X Noot
7

Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar.

X Noot
8

Bijlage bij Kamerstukken II 2018/19, 33576, 28 684, nr. 138.

X Noot
10

Kamerstukken II 2018/19, 35 047 (R2108), nr. 2.

X Noot
11

Kamerstukken II 2018/19, 35 047 (R2018), nr. 3.

X Noot
12

Kamerstukken II 2018/19, 35 047 (R2018), nr. 8.

X Noot
13

Zie paragraaf 5.1.

Naar boven