Besluit van 1 december 2021, houdende vaststelling van de tijdstippen van inwerkingtreding van artikel II van de Wet van 29 mei 2019 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 ter verduidelijking van woonruimteverdeling van middenhuurwoningen en van de Woningwet ter vereenvoudiging van de goedkeuringsprocedure voor werkzaamheden die niet behoren tot diensten van algemeen economisch belang (Wet maatregelen middenhuur) (Stb. 2019, 207), de Wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Woningwet, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet en om de mogelijkheden voor tijdelijke huurovereenkomsten te verruimen (Stb. 2021, 425) en het Besluit van 17 november 2021 tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet (Stb. 2021, 570)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 26 november 2021, nr. 2021-0000625881;

Gelet op artikel III van de Wet van 29 mei 2019 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 ter verduidelijking van woonruimteverdeling van middenhuurwoningen en van de Woningwet ter vereenvoudiging van de goedkeuringsprocedure voor werkzaamheden die niet behoren tot diensten van algemeen economisch belang (Wet maatregelen middenhuur) (Stb. 2019, 207), artikel IV van de Wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Woningwet, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet en om de mogelijkheden voor tijdelijke huurovereenkomsten te verruimen (Stb. 2021, 425) en artikel II van het Besluit van 17 november 2021 tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet (Stb. 2021, 570);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Met ingang van 1 januari 2022 treden de volgende wetten in werking, in de hieronder aangegeven volgorde:

  • a. artikel II, met uitzondering van onderdeel B, van de Wet van 29 mei 2019 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 ter verduidelijking van woonruimteverdeling van middenhuurwoningen en van de Woningwet ter vereenvoudiging van de goedkeuringsprocedure voor werkzaamheden die niet behoren tot diensten van algemeen economisch belang (Wet maatregelen middenhuur) (Stb. 2019, 207);

  • b. de Wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Woningwet, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet en om de mogelijkheden voor tijdelijke huurovereenkomsten te verruimen (Stb. 2021, 425).

Artikel 2

Het Besluit van 17 november 2021 tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet (Stb. 2021, 570) treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 1 december 2021

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Uitgegeven de negende december 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Dit koninklijk besluit voorziet in de inwerkingtreding per 1 januari 2022 van drie regelgevingsproducten.

In de eerste plaats betreft het artikel II, met uitzondering van onderdeel B, van de Wet van 29 mei 2019 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 ter verduidelijking van woonruimteverdeling van middenhuurwoningen en van de Woningwet ter vereenvoudiging van de goedkeuringsprocedure voor werkzaamheden die niet behoren tot diensten van algemeen economisch belang (hierna: Wet maatregelen middenhuur).

De Wet maatregelen middenhuur is per 1 juli 2019 in werking getreden, met uitzondering van artikel II van die wet,1 dat enkele wijzigingen bevat van de Woningwet. De inwerkingtreding van dit artikel kon niet eerder plaatsvinden omdat het onderliggende besluit, dat enkele normen van dat artikel nader uitwerkt, nog niet gereed was voor inwerkingtreding. Inmiddels is dat wel het geval en treedt dat besluit per 1 januari 2022 in werking.

Met het onderhavige inwerkingtredingsbesluit treedt per 1 januari 2022 daarom ook artikel II in werking, met uitzondering van onderdeel B van dat artikel. Dat onderdeel voorziet in aanpassing van artikel 44c van de Woningwet, dat betrekking heeft op de zogenoemde markttoets voor bepaalde werkzaamheden van toegelaten instellingen. Zoals aangekondigd in de kamerbrief op Prinsjesdag 2020 over maatregelen om door te bouwen tijdens de coronacrisis,2 is besloten om de markttoets tot 1 januari 2024 op te schorten. Dit is geregeld in artikel I, onderdelen Va en XY, van de Wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Woningwet, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet en om de mogelijkheden voor tijdelijke huurovereenkomsten te verruimen (hierna: Evaluatiewet Woningwet). Hierdoor is aan artikel II, onderdeel B, van de Wet maatregelen middenhuur geen behoefte meer. Een inwerkingtreding van dit onderdeel zou bovendien de opschorting doorkruisen, hetgeen evident niet de bedoeling is. Omwille hiervan blijft een inwerkingtreding van artikel II, onderdeel B, van de Wet maatregelen middenhuur achterwege. Dit onderdeel zal met een aankomende wetswijziging worden geschrapt.

In de tweede plaats wordt de inwerkingtreding van de Evaluatiewet Woningwet geregeld. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat op grond van de inwerkingtredingsbepaling van die wet – artikel IV – de volgende (onderdelen van) artikelen reeds in werking zijn getreden:

  • artikelen I, onderdeel Va, en IIa, die in werking zijn getreden per 11 september 2021 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021;

  • artikelen IIb en IIc, die in werking zijn getreden per 11 september 2021.

In de derde plaats voorziet dit inwerkingtredingsbesluit in de inwerkingtreding van het Besluit van 17 november 2021 tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet (hierna: BTIV-wijziging evaluatie). Dit besluit werkt enkele normen van de Evaluatiewet Woningwet nader uit, waardoor gelijktijdige inwerkingtreding met die wet gewenst is.

Met de inwerkingtreding van bovenstaande regelgeving wordt aangesloten bij het systeem van vaste verandermomenten en, voor de Wet maatregelen middenhuur en Evaluatiewet Woningwet, bij het uitgangspunt voor de minimuminvoeringstermijn. Voor de BTIV-wijziging evaluatie is van het uitgangspunt van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding afgeweken omdat dit noodzakelijk is voor de door het parlement, de sector en het kabinet gewenste inwerkingtreding per 1 januari 2022 van de Evaluatiewet Woningwet. Het kabinet acht dit voorts gerechtvaardigd omdat dat besluit hoofdzakelijk afschaffing en versoepeling van regels bevat en in nauwe betrokkenheid met de sector is afgestemd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
2

Kamerstukken II 2020/21 32 847, 681.

Naar boven