Besluit van 24 november 2021 tot wijziging van enkele besluiten op het terrein van Justitie en Veiligheid in verband met het doorvoeren van technische verbeteringen en noodzakelijke beperkte aanpassingen (Verzamelbesluit Justitie en Veiligheid 2021)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 30 september 2021, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3552511, gedaan mede namens Onze Minister voor Rechtsbescherming;

Gelet op de artikelen 8:75, eerste lid, vierde zin, van de Algemene wet bestuursrecht, 44, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, 38, tweede lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, 7, vijfde lid, 19j, eerste lid, 21, derde lid, en 244 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, 5.31, eerste lid, onder c, van de Omgevingswet, 39, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet, 7, negende lid, 9, eerste en vierde lid, 22 en 47, eerste lid, van de Politiewet 2012, 96, eerste lid, van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, 6, vijfde lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten en 28ab en 142, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 27 oktober 2021, Nummer W16.21.0293/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 19 november 2021, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3639580, uitgebracht mede namens Onze Minister voor Rechtsbescherming;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I BESLUIT BUITENGEWOON OPSPORINGSAMBTENAAR

In artikel 28 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar wordt «artikel 203 van de Wet inzake de douane» vervangen door «artikel 11:3, vierde lid, van de Algemene douanewet».

ARTIKEL II BESLUIT BURGERLIJKE STAND 1994

Het Besluit burgerlijke stand 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 28, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden:

  • 1. De verklaring omtrent het verblijfsrecht van de aanstaande echtgenoot of geregistreerde partner als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder i, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, vermeldt voor zover van toepassing, de volgende gegevens betreffende de persoon op wie de verklaring betrekking heeft:.

B

In artikel 63 wordt «artikel 426» vervangen door «artikel 429».

ARTIKEL III BESLUIT GESLACHTSNAAMSWIJZIGING

In artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit geslachtsnaamswijziging vervalt «dan wel van artikel 253sa, derde lid,».

ARTIKEL IV BESLUIT GEZAGSREGISTERS

Artikel 2 van het Besluit gezagsregisters wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van de onderdelen f tot en met k tot h tot en met m, worden twee onderdelen ingevoegd:

  • f. de verklaring dat het gezag alleen door de moeder wordt uitgeoefend, bedoeld in artikel 251b, onderdeel a, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

  • g. de erkenning met vervangende toestemming van de rechtbank, bedoeld in artikel 251b, onderdeel b, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

2. In onderdeel k (nieuw), wordt «f en g» vervangen door «h en i».

ARTIKEL V BESLUIT ONDERZOEKSRAAD VOOR VEILIGHEID

In artikel 5, vierde lid, van het Besluit Onderzoeksraad voor veiligheid wordt «ro-ro-veerboot» vervangen door «ro-ro-passagiersschip».

ARTIKEL VI BESLUIT PROCESKOSTEN BESTUURSRECHT

In onderdeel A1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt na onderdeel 2 een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • 2a. schriftelijke zienswijze na opmerkingen andere partijen (8:12b, vierde lid) 0,5.

ARTIKEL VI BESLUIT VAN 26 JANUARI 2021, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE AMBTSINSTRUCTIE VOOR DE POLITIE, DE KONINKLIJKE MARECHAUSSEE EN ANDERE OPSPORINGSAMBTENAREN, HET BESLUIT BEWAPENING EN UITRUSTING POLITIE EN HET BESLUIT REIS-, VERBLIJF- EN VERHUISKOSTEN POLITIE IN VERBAND MET DE WIJZIGING EN INVOERING VAN VOORSCHRIFTEN OMTRENT HET GEBRUIK VAN GEWELDMIDDELEN EN VRIJHEIDSBEPERKENDE MIDDELEN

Artikel II van het Besluit van 26 januari 2021, houdende wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren, het Besluit bewapening en uitrusting politie en het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie in verband met de wijziging en invoering van voorschriften omtrent het gebruik van geweldmiddelen en vrijheidsbeperkende middelen wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A, onder 2, sub b, wordt «onderdeel h» vervangen door «onderdeel j» en «i. Stroomstootwapen:» door «k. stroomstootwapen:».

2. In onderdeel C wordt «5, vierde lid, en 7, vijfde lid,» vervangen door «5, vierde lid,».

3. In onderdeel H wordt «de wapens en munitie, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 14» vervangen door «de wapens en de munitie, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 14».

4. Onderdeel M komt te luiden:

M

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het eerste lid tot en met vierde lid tot tweede tot en met vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 1. De surveillancehond en de AOT-hond maken onderdeel uit van de bewapening.

2. In het tweede lid (nieuw) wordt «De politiesurveillancehond, de AOE-hond» vervangen door «De surveillancehond, de AOT-hond».

3. In het derde lid (nieuw) wordt «het eerste lid» vervangen door «het tweede lid».

4. In het vierde lid (nieuw) wordt «het eerste lid» vervangen door «het tweede lid» en «het derde lid, onder a» vervangen door »het vijfde lid, onder a».

5. In het vijfde lid (nieuw), onder a, wordt «het eerste lid» vervangen door «het tweede lid».

ARTIKEL VIII PENITENTIAIRE MAATREGEL

In artikel 23a, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel wordt «acht maanden» vervangen door «vier maanden».

ARTIKEL IX REGELEN BETREFFENDE VERZOEKEN TOT NAAMSWIJZIGING EN NAAMSVASTSTELLING

In artikel 6 van de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling wordt «de artikelen 1, tweede lid, tot en met 4» vervangen door «de artikelen 1, tweede lid, tot en met 5».

ARTIKEL X REGLEMENT JUSTITIËLE JEUGDINRICHTINGEN

In artikel 50a, eerste lid, van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen wordt «acht maanden» vervangen door «vier maanden».

ARTIKEL XI REGLEMENT VERPLEGING TER BESCHIKKING GESTELDEN

In artikel 35a, eerste lid, van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden wordt «acht maanden» vervangen door «vier maanden».

ARTIKEL XII BESLUIT BEPERKING RECHTSBIJSTAND BIJ OVERTREDINGEN

Het Besluit beperking rechtsbijstand bij overtredingen wordt ingetrokken.

ARTIKEL XIII BESLUIT KWALITEIT LEEFOMGEVING

Het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1a vervalt «5.31, eerste lid,».

B

Artikel 8.8 vervalt.

ARTIKEL XIV OVERGANGSRECHT

De artikelen 23a, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel, 50a, eerste lid, van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen en 35a, eerste lid, van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden, zoals zij luidden voor inwerkingtreding van de artikelen VIII, X en XI van dit besluit, blijven van toepassing op telefoongesprekken die zijn opgenomen voor het moment van inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL XV INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XVI CITEERTITEL

Dit besluit wordt aangehaald als: Verzamelbesluit Justitie en Veiligheid 2021.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 24 november 2021

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de eerste december 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Dit besluit brengt hoofdzakelijk verbeteringen van technische aard aan in een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Het gaat hier om het herstel van onjuiste verwijzingen, technische onvolkomenheden en omissies. De kwaliteit van wet- en regelgeving vergt dat voornoemde onvolkomenheden worden hersteld. Daarnaast worden enkele beperkte wijzigingen aangebracht die ten gevolge van onder meer een verwachte wetswijziging dienen te worden doorgevoerd. Deze wijzigingen betreffen de vermelding van twee uitzonderingen op het van rechtswege ontstaan van gezamenlijk gezag door erkenning in het Besluit gezagsregisters naar aanleiding van het initiatiefwetsvoorstel gezamenlijk gezag door erkenning (Kamerstukken II 2019/20, 34 605, nr. 5) en de wijziging van de penitentiaire regelingen voor het verkorten van de bewaartermijn voor opgenomen telefoongesprekken in verband met het toezicht dat op die telefoongesprekken kan worden gehouden. Om redenen van efficiëntie wordt ervoor gekozen een en ander door middel van een verzamelbesluit door te voeren.

2. Inhoud

De samenhang tussen de onderwerpen in dit verzamelbesluit is gewaarborgd door het feit dat de wijzigingen uitsluitend zien op het terrein van Justitie en Veiligheid en van technische of ondergeschikte aard zijn. Dit besluit brengt wijzigingen aan in onder meer het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, het Besluit burgerlijke stand 1994 en het Besluit gezagsregisters. Deze toelichting wordt ondertekend mede namens de Minister voor Rechtsbescherming. Het verzamelbesluit bevat geen regeldrukgevolgen voor burgers en heeft geen gevolgen voor de rijksbegroting.

3. Consultatie

Omdat dit besluit hoofdzakelijk wijzigingen van technische aard bevat en, zoals hierboven toegelicht, geen regeldrukeffecten te verwachten zijn, is een internetconsultatie niet nodig bevonden. Het voorontwerp is ter consultatie voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk, de Raad voor de rechtspraak, het Openbaar Ministerie, de politie, de Autoriteit Persoonsgegevens, de Nederlandse Orde van Advocaten en de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Reactie is ontvangen van het Adviescollege toetsing regeldruk, de Raad voor de rechtspraak, het Openbaar Ministerie en de Autoriteit Persoonsgegevens. Het besluit heeft deze partijen geen aanleiding gegeven tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

Artikelsgewijs

Artikel I Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar

In artikel 28 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: BBO) wordt thans nog verwezen naar artikel 203 van de Wet inzake de douane. Gelet op het bepaalde in artikel 28 BBO ziet deze verwijzing meer specifiek op het vierde lid van artikel 203 van de Wet inzake de douane. De Wet inzake de douane is met ingang van 1 juni 1996 ingetrokken en een met artikel 203, vierde lid, van de Wet inzake de douane vergelijkbare regeling is opgenomen in artikel 11.3, vierde lid, van de Algemene douanewet. Een inhoudelijke wijziging is bij de inwerkingtreding van laatstgenoemd artikel niet beoogd. Deze wijziging van artikel 28 BBO strekt ertoe deze gedateerde verwijzing te herstellen en beoogt geen inhoudelijke wijzigingen aan te brengen.

De grondslag voor deze wijziging is artikel 142, vierde lid, Wetboek van Strafvordering.

Artikel II Besluit burgerlijke stand 1994

In het Besluit burgerlijke stand 1994 worden twee omissies hersteld. Dit betreft allereerst onjuiste verwijzingen in de aanhef van artikel 28, eerste lid. Om duidelijk te maken dat inhoudelijk geen wijziging is beoogd, wordt geëxpliciteerd dat verwezen wordt naar de verklaring omtrent het verblijfsrecht van zowel de echtgenoot als de geregistreerde partner.

Voorts wordt de onjuiste verwijzing in artikel 63 naar artikel 426 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek hersteld waar het gaat om het opmaken door de ambtenaar van de burgerlijke stand van een akte van inschrijving van een rechterlijke beslissing inzake het vaststellen van overlijden in bepaalde gevallen. Verwezen behoort te worden naar artikel 429 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

De artikelen 19j, eerste lid, en 21, derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek zijn de grondslag voor deze wijziging.

Artikel III Besluit geslachtsnaamswijziging

In artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit geslachtsnaamswijziging wordt abusievelijk nog verwezen naar artikel 253sa, derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Dit derde lid van artikel 253sa van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is echter op 28 februari 2009 komen te vervallen (Stb. 2008, 410). Door middel van de wijziging wordt deze onvolkomenheid hersteld.

De grondslag voor deze wijziging is artikel 7, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel IV Besluit gezagsregisters

In het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet basisregistratie personen in verband met het van rechtswege ontstaan van gezamenlijk gezag door erkenning is in een nieuw artikel 251b, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaald dat de erkenning van een kind van rechtswege de gezamenlijke uitoefening van het gezag door de moeder en de erkenner tot gevolg heeft. Op deze regel geldt een aantal uitzonderingen. Twee hiervan dienen te worden vermeld in het gezagsregister. Deze uitzonderingen op het gezamenlijk gezag van rechtswege betreffen het geval dat uit de akte van erkenning blijkt dat de moeder en de erkenner hebben verklaard dat de moeder het eenhoofdig gezag uitoefent en het geval dat de rechtbank vervangende toestemming heeft verleend voor de erkenning (omdat de moeder toestemming heeft geweigerd). Op grond van artikel 251b, derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek stelt de ambtenaar van de burgerlijke stand de griffier in kennis van de verklaring met betrekking tot het eenhoofdig gezag en van de erkenning met vervangende toestemming, ter aantekening in het gezagsregister.

In artikel 2 van het Besluit gezagsregisters is ter uitvoering van artikel 244 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek geregeld welke rechtsfeiten aangaande het gezag over minderjarigen in het gezagsregister worden ingeschreven. In artikel 2 dient met de twee bovengenoemde nieuwe aantekeningen rekening te worden gehouden. Het artikel is daartoe met twee nieuwe onderdelen (f en g) aangevuld. Als gevolg van deze invoeging dient de verwijzing in het nieuwe onderdeel k eveneens te worden gewijzigd.

De grondslag voor deze wijziging is artikel 244 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel V Besluit Onderzoeksraad voor veiligheid

De begripsbepaling in het Besluit Onderzoeksraad voor veiligheid is geactualiseerd aan Richtlijn nr. (EU) 2017/2110 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017 betreffende een inspectiesysteem voor de veilige exploitatie van ro-ro-passagiersschepen en hogesnelheidspassagiersvaartuigen op geregelde diensten en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG en tot intrekking van Richtlijn 1999/35/EG van de Raad (PbEU L 315). Dit betreft een louter technische wijziging. Het materiële toepassingsbereik van het voornoemde begrip blijft ten opzichte van de oude situatie ongewijzigd binnen het kader van het Besluit Onderzoeksraad voor veiligheid; hiermee zijn geen inhoudelijke wijzigingen aangebracht.

De grondslag voor deze wijziging is artikel 96, eerste lid, van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid.

Artikel VI Besluit proceskosten bestuursrecht

Met ingang van 1 juli 2021 is de Wet amicus curiae en kruisbenoemingen hoogste bestuursrechtspraak in werking getreden (Stb. 2020, 214). In de memorie van toelichting bij het daaraan ten grondslag liggende wetsvoorstel is vermeld dat de wet noodzaakt tot enkele technische aanpassingen van enkele algemene maatregelen van bestuur. Deze aanpassingen kregen hun beslag in het Besluit van 10 juni 2021 (Stb. 2021, 281). Eén in de memorie van toelichting aangekondigde aanpassing is daarbij echter over het hoofd gezien. Dat betreft de aanvulling van bijlage A1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) met de proceshandeling betreffende een schriftelijke zienswijze van partijen over opmerkingen die in het kader van de amicus curiaeprocedure zijn gemaakt door anderen dan partijen. In de memorie van toelichting is vermeld dat in het Bpb zal worden vastgelegd dat voor deze proceshandeling door de rechter in beginsel 0,5 procesvergoedingspunt kan worden toegekend (zie Kamerstukken II 2019/20, 35 550, nr. 3, p. 17). Via het onderhavige artikel wordt deze aangekondigde wijziging van het Bpb alsnog geëffectueerd.

De grondslag voor deze wijziging is artikel 8:75, eerste lid, vierde zin, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel VII Besluit van 26 januari 2021, houdende wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren, het Besluit bewapening en uitrusting politie en het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie in verband met de wijziging en invoering van voorschriften omtrent het gebruik van geweldmiddelen en vrijheidsbeperkende middelen

Dit artikel bevat technische aanpassingen in het Besluit van 26 januari 2021 houdende wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren, het Besluit bewapening en uitrusting politie en het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie in verband met de wijziging en invoering van voorschriften omtrent het gebruik van geweldmiddelen en vrijheidsbeperkende middelen (Ambtsinstructie tweede tranche) (Stb. 2021, 46). Dit besluit treedt naar verwachting op 1 juli 2022 in werking met uitzondering van de artikelonderdelen die zien op de hulpmiddelen jegens ingeslotenen. Laatstgenoemde artikelonderdelen zijn op 1 oktober 2021 in werking getreden (Stb. 2021, 435).

De wijzigingsonderdelen 1 en 2 komen voort uit de samenloop met het Besluit van 16 juli 2020 tot wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie en enkele andere algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoeging van rechtspositionele bepalingen omtrent politievrijwilligers en de intrekking van het Besluit rechtspositie vrijwillige ambtenaren van politie alsmede in verband met de regeling van een financiële vergoeding voor het niet-genoten, wettelijk verloftegoed bij ontslag. Dit besluit is op 1 september 2020 in werking getreden.

Met de wijzigingsonderdelen 3 en 4 worden omissies in de oorspronkelijke wijzigingsopdracht van artikel II, onderdeel H en M, Ambtsinstructie tweede tranche, hersteld.

De artikelen 7, negende lid, 9, eerste en vierde lid, 22 en 47, eerste lid, van de Politiewet 2012 en artikel 6, vijfde lid, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten zijn de grondslag voor deze wijziging.

Artikel VIII Penitentiaire maatregel, artikel X Reglement justitiële jeugdinrichtingen en artikel XI Reglement verpleging ter beschikking gestelden

Artikel 23a van de Penitentiaire maatregel (hierna: Pm) heeft betrekking op de bewaartermijn voor opgenomen telefoongesprekken in verband met het toezicht dat op die telefoongesprekken kan worden gehouden. Deze termijn wordt teruggebracht van acht maanden naar vier maanden. Het terugbrengen van de bewaartermijn is de uitkomst van de verkenning naar de te hanteren bewaartermijn die de Minister voor Rechtsbescherming naar aanleiding van de bevindingen van de Commissie voor telefonie voor Justitiabelen heeft toegezegd (Kamerstukken II 2019/20, 24 587, nr. 756). Uit de verkenning blijkt er geen noodzaak te zijn tot het langer dan vier maanden bewaren van opgenomen telefoongesprekken. Ook deze wijziging heeft een technisch karakter. De wijze van opnemen van telefoongesprekken en de gronden voor het houden van toezicht op die telefoongesprekken, blijven ongewijzigd. In lijn met deze aanpassing van de Penitentiaire maatregel, worden ook de bewaartermijnen in de gelijkluidende regelingen voor jeugdigen en tbs-gestelden aangepast. In dit verband ondergaan artikel 50a van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen en artikel 35a van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden gelijke wijziging. Artikelen VIII, X en XI zijn van toepassing op gesprekken die zijn opgenomen na inwerkingtreding van dit besluit.

De artikelen 39, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 44, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, en 38, tweede lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden zijn de grondslag voor deze wijziging.

Artikel IX Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en naamsvaststelling

Bij de invoeging van artikel 4 in de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling (Stb. 2020, 110) is de verwijzing in artikel 6 abusievelijk niet aangepast. Door middel van de wijziging wordt deze onvolkomenheid hersteld.

De grondslag voor deze wijziging is artikel 7, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel XII Besluit beperking rechtsbijstand bij overtredingen

Dit artikel strekt tot intrekking van het Besluit beperking rechtsbijstand bij overtredingen (Stb. 2017, 345) (hierna: het besluit). Het besluit geeft uitwerking aan artikel 28ab van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en wijst de overtredingen aan waarvoor het recht op rechtsbijstand niet geldt indien de staande gehouden verdachte ter plaatse wordt verhoord en de overtreding met een strafbeschikking zal worden afgedaan. Het gaat daarbij om de bepalingen over het recht op rechtsbijstand zoals deze zijn vervat in het Wetboek van Strafvordering sinds de Wet van 17 november 2016, houdende implementatie van richtlijn nr. 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PbEU L294) (Stb. 2016, 475). Het besluit is nimmer in werking getreden.

Bij de totstandkoming van artikel 28ab Sv en het besluit werd aangegeven dat een onbegrensde toepassing van het recht op toegang tot een raadsman tot uitvoeringsproblemen zou kunnen leiden bij het verhoor op straat in verband met overtredingen die met een strafbeschikking worden afgedaan. Het ter plaatse realiseren van contact tussen de verdachte en een raadsman zou in die gevallen te bewerkelijk en vaak niet mogelijk zijn, bijvoorbeeld omdat bepaalde opsporingsambtenaren niet beschikken over een geschikte verhoorruimte. Het Openbaar Ministerie (OM) en de politie hadden daar bij de totstandkoming van het wetsartikel met nadruk op gewezen. Zie nader Kamerstukken II 2015/16, 34 157, nr. 11.

Na de totstandkoming van het besluit is gebleken dat de daarbij aangewezen overtredingen in bepaalde gevallen (toch) niet via een strafbeschikking worden afgedaan. Dit is het gevolg van in OM beleid opgenomen contra-indicaties voor het uitvaardigen van een strafbeschikking. Dergelijke contra-indicaties kunnen in bepaalde gevallen pas na het verhoor blijken, bijvoorbeeld bij een controle op recidive. In die gevallen wordt alsnog gedagvaard en had het recht op rechtsbijstand (dus) niet mogen worden beperkt omdat artikel 28ab Sv en de richtlijn ervan uitgaan dat overtredingen alleen dan van het recht op rechtsbijstand mogen worden uitgezonderd als vaststaat dat zij met een strafbeschikking worden afgedaan. Het is voor opsporingsambtenaren op straat echter lastig om vooraf in te schatten of er sprake is van contra-indicaties. De invoering van het besluit onder de voorwaarde dat rekening moet worden gehouden met alle mogelijke contra-indicaties, maakt de situatie voor opsporingsambtenaren bijzonder ingewikkeld. Dit heeft ertoe geleid dat het College van procureurs-generaal en de Nationale Politie zich kort na de totstandkoming van het besluit alsnog uitdrukkelijk hebben uitgesproken tegen inwerkingtreding van het besluit.

Inmiddels werken de opsporingsambtenaren al geruime tijd met de geïmplementeerde regelgeving, zonder dat de beperkingen uit het besluit gelden. De gevreesde uitvoeringsproblemen hebben zich tot nu toe niet voorgedaan. Verdachten die staande worden gehouden maken in de praktijk slechts sporadisch gebruik van het recht op rechtsbijstand. Er zijn geen signalen dat dit leidt tot problemen op straat of verderop in de strafrechtketen. Om deze redenen wordt het besluit nu formeel ingetrokken.

De grondslag voor deze wijziging is artikel 28ab van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel XIII Besluit kwaliteit leefomgeving

Dit betreft twee technische aanpassingen die voortvloeien uit het wetsvoorstel wijziging Wet Bibob tweede tranche.1 Dat wetsvoorstel wijzigt artikel 5.31, eerste lid, onder c, van de Omgevingswet. Volgens de oorspronkelijke versie van die bepaling kan op een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit de Wet Bibob worden toegepast voor zover de milieubelastende activiteit daartoe is aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. In artikel 8.8 van het Besluit kwaliteit leefomgeving is geregeld dat omgevingsvergunningen voor alle milieubelastende activiteiten onder de Wet Bibob vallen. Ter vereenvoudiging is met het voornoemde wetsvoorstel voorgesteld om die regel over te brengen naar artikel 5.31, eerste lid, onder c, waarbij de amvb-grondslag in dat artikelonderdeel vervalt. Hiermee wordt artikel 8.8 van het Besluit kwaliteit leefomgeving overbodig. Dit geldt ook voor de vermelding van artikel 5.31, eerste lid, in artikel 1.1a van het Besluit kwaliteit leefomgeving, de zogenoemde grondslagbepaling.

De grondslag voor deze wijziging is artikel 5.31, eerste lid, onder c, van de Omgevingswet.

Artikel XIV Overgangsrecht

Dit artikel heeft betrekking op de wijzigingen in de artikelen VIII, X en XI die worden doorgevoerd in de bewaartermijn voor opgenomen telefoongesprekken in penitentiaire instellingen. Deze termijn wordt verkort van acht maanden naar vier maanden. Er is voorzien in eerbiedigende werking voor telefoongesprekken die zijn opgenomen voor het moment van inwerkingtreding van het onderhavige besluit. Voor gesprekken die worden opgenomen na de inwerkingtreding geldt daarmee de nieuwe bewaartermijn. Voor gesprekken die daarvoor zijn opgenomen, blijft de oude bewaartermijn van toepassing. Voor een goede uitvoering van de regeling door de Dienst Justitiële Inrichtingen is dit noodzakelijk omdat zo wordt voorkomen dat van reeds opgenomen telefoongesprekken met terugwerkende kracht de bewaartermijn wordt verkort.

Artikel XV Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met dien verstande dat bij de wijziging in artikel IV wordt aangesloten bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet basisregistratie personen in verband met het van rechtswege ontstaan van gezamenlijk gezag door erkenning, de wijziging in artikel VII wordt aangesloten bij de inwerkingtreding van het Besluit van 26 januari 2021, houdende wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren, het Besluit bewapening en uitrusting politie en het Besluit reis-, verblijf- en verhuiskosten politie in verband met de wijziging en invoering van voorschriften omtrent het gebruik van geweldmiddelen en vrijheidsbeperkende middelen (Stb. 2021, 46) en de inwerkingtreding van artikel XIII wordt meegenomen in het inwerkingtredingsbesluit voor de Omgevingswet en de samenhangede regelgeving. Aangezien het hier een verzamelbesluit betreft dat betrekking heeft op reparatieregelgeving kan met de inwerkingtreding van dit besluit worden afgeweken van de minimuminvoeringstermijn. De betrokken uitvoeringsorganisaties houden rekening met deze aanpassing, waardoor vertraging, mede in het licht van de wijzigingen in de artikelen VIII, X en XI en het uitgangspunt van dataminimalisatie zou leiden tot aanmerkelijke publieke nadelen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Het bij koninklijke boodschap van 12 maart 2021 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in verband met informatiedeling tussen bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak en enige overige wijzigingen (Kamerstukken 35 764).

Naar boven