Besluit van 16 maart 2020 tot wijziging van het Besluit geslachtsnaamswijziging en de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming, 4 februari 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2817553;

Gelet op artikel 7, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 19 februari 2020, nr. W16.20.0025/II);

Gezien het nader rapport van de Minister voor Rechtsbescherming van 5 maart 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2836770;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit geslachtsnaamswijziging wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, vierde lid, onderdeel d, onder 1°, wordt tussen «misdrijf» en «wordt begrepen» ingevoegd «mede».

B

In de titel «Overige bepalingen» wordt, onder vernummering van de artikelen 6 tot en met 10 tot de artikelen 7 tot en met 11, na artikel 5 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6

Een verzoek tot geslachtsnaamswijziging wordt ingewilligd, indien:

  • a. de ouder, aan wie de verzoeker zijn geslachtsnaam ontleent, onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf als bedoeld in de titels XIII tot en met XV en XVIII tot en met XX van het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht tegen de verzoeker, een familielid in de eerste of tweede graad of een levensgezel van hen, waarbij onder misdrijf mede wordt begrepen medeplichtigheid aan en poging tot misdrijf;

  • b. de verzoeker, bij gebreke van een dergelijke onherroepelijke veroordeling, verklaart slachtoffer te zijn van een in het vorige lid bedoeld misdrijf gepleegd door de ouder, aan wie verzoeker zijn geslachtsnaam ontleent, en door overlegging van een verklaring van een deskundige aannemelijk maakt dat het achterwege blijven van een geslachtsnaamswijziging zijn lichamelijke of geestelijke gezondheid in ernstige mate zou schaden.

C

In de titel «Overige bepalingen» wordt na artikel 7 (nieuw) een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

Voor de toepassing van de artikelen 6 en 7 wordt de geslachtsnaam gewijzigd op de in artikel 1, tweede lid, bepaalde wijze of in een andere naam, mits door overlegging van een verklaring van een deskundige aannemelijk wordt gemaakt dat het niet krijgen van de gewenste naam de lichamelijke of geestelijke gezondheid van de verzoeker ernstig zal schaden.

ARTIKEL II

In de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling wordt onder vernummering van artikel 4 tot artikel 5, na artikel 3 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4

Wijziging van de geslachtsnaam op grond van artikel 6 van het Besluit geslachtsnaamswijziging is kosteloos, met dien verstande dat daartoe in geval van een verzoek op grond van artikel 6, onderdeel b, van dat besluit overlegging van een bewijs van toekenning van een uitkering van het Schadefonds Geweldsmisdrijven is vereist.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2020 of, als plaatsing in het Staatsblad nadien plaatsvindt, met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Het is van toepassing op verzoeken ingediend op of na de datum van inwerkingtreding.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 maart 2020

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Uitgegeven de tweede april 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

a. Algemeen

Dit besluit strekt tot wijziging van het Besluit geslachtsnaamswijziging (hierna ook: Besluit) en de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling.

Tijdens de algemene overleggen personen- en familierecht op 16 mei 2018 en 24 januari 2019 is vanuit de Kamer door de leden Bergkamp (D66) en Van Nispen (SP), onder verwijzing naar het rapport «Geslachtsnaamswijziging voor slachtoffers van incest» (2002), aandacht gevraagd voor de praktische belemmeringen die slachtoffers van bijvoorbeeld incest ervaren als zij hun achternaam willen wijzigen. Naar aanleiding hiervan en de gesprekken die zijn gevoerd in het kader van het onderzoek naar geweld in de jeugdzorg van de Commissie De Winter (Kamerstukken II 2018/19, 31 015 en 31 839, nr. 174), zijn in de brief van 6 september 2019 aan de Tweede Kamer ter zake een aantal maatregelen aangekondigd (Kamerstukken II 2018/19, 33 836, nr. 46).

Allereerst wordt het huidige beleid van de Dienst Justis inzake naamswijziging naar aanleiding van misdrijven tegen iemands identiteit of persoonlijke integriteit verankerd in het Besluit geslachtsnaamswijziging. Verder wordt de bewijslast voor de verzoeker in dit soort gevallen verlicht (vgl. hierna). Ten slotte wordt er in voorzien dat geslachtsnaamwijziging naar aanleiding van misdrijven tegen iemands identiteit of persoonlijke integriteit straks onder voorwaarden kosteloos wordt. Nu geldt daarvoor nog het reguliere tarief van € 835. Met dit samenstel van maatregelen wordt beoogd slachtoffers meer transparantie en rechtszekerheid te bieden, alsmede een structurele borging en erkenning van hun belangen.

De geschatte jaarlijkse financiële consequenties als gevolg van het kosteloos maken van de geslachtsnaamswijziging bedragen € 125.250,– (€ 835 x geschatte 150 verzoeken). Hiervoor is dekking gevonden binnen de reguliere begrotingskaders van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

b. Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel 1, onderdeel A

Onderdeel A behelst een technische wijziging. Met de invoeging van «mede» wordt artikel 3 redactioneel aangepast aan het nieuw geformuleerde artikel 6, onderdeel a.

Artikel 1, onderdeel B

Een slachtoffer van een misdrijf tegen diens persoonlijke integriteit, bijvoorbeeld incest, kan nu alleen geslachtsnaamswijziging krijgen met een beroep op de algemene hardheidsclausule (huidig art. 6 Besluit). Dit betekent dat een verzoek tot naamswijziging wordt ingewilligd als de verzoeker aantoont dat het achterwege blijven daarvan zijn lichamelijke of geestelijke gezondheid ernstig zou schaden. Codificatie van het daarop gebaseerde beleid van de Dienst Justis ziet op twee gevallen waarin een verzoek tot achternaamswijziging wordt ingewilligd.

Het betreft allereerst gevallen waarin de ouder, aan wie de verzoeker zijn geslachtsnaam ontleent, onherroepelijk is veroordeeld wegens het begaan van een misdrijf tegen, samengevat, verzoeker, een familielid in de eerste of tweede graad of een levensgezel van een van hen. In geval van een onherroepelijke veroordeling wordt lichamelijke of geestelijke schade verondersteld (artikel 6, onderdeel a, nieuw). Het moet dan gaan om misdrijven omschreven in de titels XIII tot en met XV en XVIII tot en met XX van het tweede boek Wetboek van Strafrecht. Dit zijn misdrijven gericht tegen iemands identiteit of persoonlijke integriteit. Hiermee wordt aangesloten bij de categorieën misdrijven die nu zijn opgenomen in artikel 3, vierde lid, onderdeel d, onder 1°, van het Besluit geslachtsnaamswijziging. In dit verband kan worden gedacht aan mishandeling, incest, het veroorzaken van dood of lichamelijk letsel door schuld, verlating van hulpbehoevenden of illegale afbreking van een zwangerschap. Een veroordeling wegens medeplichtigheid aan of een poging tot een dergelijk misdrijf vormt eveneens een grond voor naamswijziging.

Als in deze gevallen een onherroepelijke veroordeling ontbreekt, dan moet de verzoeker via overlegging van een verklaring van een deskundige aannemelijk maken dat het uitblijven van de gevraagde naamswijziging zijn lichamelijke of geestelijke gezondheid in ernstige mate zou schaden (artikel 6, onderdeel b, nieuw). Nu moet dat een verklaring van een onafhankelijke (BIG-geregistreerde) psycholoog of psychiater zijn. Dit leidt ertoe dat iemand de vaak traumatische ervaringen opnieuw moet delen met een onbekende deskundige. Dit kan een extra psychische belasting met zich meebrengen en onnodig vertragend werken in het proces. Straks kan een verzoeker volstaan met de overlegging van een verklaring van een BIG-, NIP- of NVO- geregistreerde behandelaar met een registratie die ziet op de bevoegdheid om een diagnose te stellen inzake psychische stoornissen. Anders dan nu kan dat ook een verklaring zijn van de eigen behandelaar. Hiermee wordt de uitvoering vereenvoudigd en krijgen slachtoffers een makkelijkere bewijspositie.

De explicitering van deze mogelijkheden tot achternaamswijziging bij misdrijven tegen iemands identiteit of persoonlijke integriteit (artikel 6 nieuw) betekent niet dat de huidige algemene hardheidsclausule (vernummerd tot artikel 7 nieuw) komt te vervallen. Die blijft ook in de toekomst -ongewijzigd- bestaan, en bijvoorbeeld van belang bij wijziging van de achternaam in geval van adoptie.

Artikel 1, onderdeel C

De artikelen 6 en 7 betreffen de gronden voor naamswijziging. Het nieuwe artikel 7a regelt de vraag hoe iemands achternaam in die gevallen – t.w. bij misdrijven tegen iemands identiteit of persoonlijke integriteit en bij toepassing van de algehele hardheidsclausule – gewijzigd kan worden. Leidend daarvoor zijn de in artikel 1, tweede lid, genoemde mogelijkheden, namelijk a) de omzetting van enkele letters of de toevoeging van een voor- of achtervoegsel, b) de wijziging in de geslachtsnaam van de andere ouder en c) de wijziging in een geslachtsnaam die nog niet in Nederland voorkomt en die Nederlands klinkt.

In de specifieke context van misdrijven tegen iemands identiteit of persoonlijke integriteit is het denkbaar dat iemand een zwaarwegend belang heeft bij de toekenning van een specifieke achternaam, bij gebreke waarvan zijn lichamelijke of geestelijke gezondheid ernstige schade zou leiden. Ter illustratie zij het geval genoemd waarin iemand het slachtoffer is geworden van een zedenmisdrijf waarbij beide ouders zijn betrokken en hij of zij de achternaam graag gewijzigd wil zien in die van degene bij wie duurzaam toevlucht is gevonden. Het nieuwe artikel 7a maakt dat straks mogelijk, op voorwaarde dat, conform het huidige beleid van de Dienst Justis, een deskundigenrapport wordt overlegd waarin is onderbouwd dat het niet krijgen van de gewenste geslachtsnaam ernstige lichamelijke of psychische hinder voor de betrokkene oplevert.

Artikel II

Slachtoffers van misdrijven door een ouder die daarvoor onherroepelijk is veroordeeld hoeven op grond van het beleid van de Dienst Justis nu geen leges te betalen voor wijziging van hun geslachtsnaam. Deze vrijstelling is mede ingegeven door het overheidsbeleid om slachtoffers van ernstige criminaliteit zo veel mogelijk te ondersteunen. In de Regelen betreffende verzoeken tot naamswijziging en tot naamsvaststelling wordt dit beleid nu verankerd.

Daarnaast wordt dit beleid inzake de kosteloosheid van de achternaamswijziging verruimd. Verzoeken tot geslachtsnaamswijziging in gevallen waarin er geen onherroepelijke veroordeling is, maar wel sprake van slachtofferschap als bedoeld in artikel 6, onderdeel b, zullen voortaan ook kosteloos zijn. Om te kunnen vaststellen dat er inderdaad sprake is van slachtofferschap, wordt wel de voorwaarde gesteld dat de verzoeker aan de Dienst Justis een beslissing overlegt van het Schadefonds Geweldsmisdrijven inhoudende dat hem door dat fonds een uitkering is toegekend. Hiermee wordt voorkomen dat de procedure tot geslachtsnaamswijziging noopt tot een indirecte uitspraak over eventueel slachtofferschap.

Artikel III

De wijzigingen gelden voor verzoeken tot naamswijziging die zijn ingediend op of na de datum van inwerkingtreding. De Dienst Justis zal ruim van tevoren op zijn website (https://www.justis.nl/) en in de overige informatieverstrekking aan verzoekers actief aandacht vragen voor de met dit besluit doorgevoerde wijzigingen. Aan de hand hiervan kunnen verzoekers dan, door te kiezen voor indiening van hun verzoek voor of na 1 juli 2020, een afweging maken of zij hun verzoek willen indienen onder het oude dan wel het nieuwe regime.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven