Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatsblad 2021, 317 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | Staatsblad 2021, 317 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van voor Medische Zorg van 3 juli 2020, kenmerk 1646541-201729-WJZ;
Gelet op:
– Verordening (EEG) Nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen (PbEG 1993, L 37);
– Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/127 van de Commissie van 25 september 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de bijzondere samenstellings- en informatievoorschriften betreffende volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding en wat betreft informatievoorschriften betreffende de voeding van zuigelingen en peuters (PbEU 2016, L 25);
– de artikelen 4, eerste tot en met derde lid, 5, eerste en tweede lid, 8, eerste lid, onderdeel b, 13 en 14, 32b, eerste lid, van de Warenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 15 juli 2020, No. W13.20.0222/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Medische Zorg van 21 juni 2021, kenmerk 2346387-1006153-WJZ;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Warenwetbesluit additieven, aroma’s en enzymen in levensmiddelen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4 wordt «Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels vastgesteld» vervangen door «Onze Minister kan nadere regels vaststellen».
B
Artikel 5 vervalt.
Aan artikel 2 van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen wordt een lid toegevoegd, luidende:
16. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste en tweede lid, van Verordening (EEG) Nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen (PbEG 1993, L 37).
De bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel C-3.1 komt te luiden:
C-3.1 |
artikel 2 juncto artikel 3, eerste lid |
€525,– |
€1.050,– |
X |
2. Na onderdeel C-3.1 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
C-3.1.1 |
artikel 2 juncto artikel 3, tweede lid |
€525,– |
€1.050,– |
X |
3. Na onderdeel C-20.38 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
C-20.38.1 |
artikel 2, zestiende lid |
€525,– |
€1.050,– |
X |
4. Na onderdeel C-27.5 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
C-27.5.1 |
artikel 2, vierde lid, juncto artikel 7, eerste lid |
€525,– |
€1.050,– |
X |
In het Warenwetbesluit bijzondere voeding 2016 wordt na artikel 2 een artikel ingevoegd, luidende:
De bijlage bij het Warenwetbesluit draagbaar klimmaterieel wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
2. De zin «Deze bijlage behoort bij het Besluit draagbaar klimmaterieel (Warenwet).» aan het slot van de bijlage vervalt.
Artikel 3 van het Warenwetbesluit Gereserveerde aanduidingen wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De aanduiding natuurazijn mag uitsluitend worden gebezigd voor een vloeibare waar als bedoeld in het eerste lid die wordt verkregen door een alcoholische en een azijnzure fermentatie van eet- of drinkwaren van agrarische oorsprong.
Artikel 2, vierde lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen komt te luiden:
4. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 7, eerste lid.
Het Warenwetbesluit tatoeagekleurstoffen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel b, wordt «kleurstof of pigment die bestemd is om» vervangen door «kleurstof, pigment en hulpstoffen, inclusief mogelijke onzuiverheden, die geschikt zijn om».
B
In artikel 5, eerste lid, wordt «kleurstoffen» telkens vervangen door «tatoeagekleurstoffen» en wordt «kleurstof» vervangen door «tatoeagekleurstof».
C
In artikel 6, eerste lid, wordt «kleurstoffen» vervangen door «tatoeagekleurstoffen».
In het eerste lid van artikel 3 van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen wordt «voor de ruimte waar het gebruik plaatsvindt of voor dat gebruik is ingericht» vervangen door «in de ruimte waar de materialen gebruikt worden of zullen worden of die voor het gebruik van de materialen is ingericht».
Artikel 6a van het Warenwetbesluit verpakkingen en gebruiksartikelen vervalt.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 23 juni 2021
Willem-Alexander
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark
Uitgegeven de dertigste juni 2021
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Dit besluit strekt er primair toe een aantal algemene maatregelen van bestuur op het beleidsterrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te actualiseren, bijvoorbeeld naar aanleiding van wijzigingen in regelgeving waarnaar wordt verwezen. Met betrekking tot de besluiten die worden geactualiseerd, wordt in de artikelsgewijze toelichting uiteengezet waarom en op welke manier dat gebeurt. Ook worden enkele besluiten gewijzigd om definities van begrippen te verruimen en te verduidelijken. Verder worden enkele wijzigingen doorgevoerd met betrekking tot het verbeteren van de uitvoering van diverse verordeningen. Al deze wijzigingen worden in de artikelsgewijze toelichting toegelicht.
Dit besluit heeft geen gevolgen voor de regeldruk voor de burger of het bedrijfsleven. De kennisnemingskosten zijn nihil. Het ATR kan zich vinden in de analyse en conclusie ten aanzien van de gevolgen voor de regeldruk.
Het ontwerp van dit besluit is voorgelegd aan de deelnemers aan het Regulier Overleg Warenwet (ROW)1. Naar aanleiding van enkele bezwaren en suggesties van de leden zijn wijzigingen in het concept van het besluit doorgevoerd. Zo is ervoor gekozen een voorgestelde wijziging van artikel 3 van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen niet door te voeren, omdat deze op dit moment tot uitvoeringsproblemen voor de GGD zou leiden.
Het ontwerp van dit besluit is door de NVWA beoordeeld op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid. De NVWA adviseert om in het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen te expliciteren dat de vergunningplicht van toepassing is op de organisator van een evenement waar gepiercet en getatoeëerd wordt. Hoewel de Warenwetregeling vrijstelling vergunningplicht tatoeëren en piercen en het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen met de voorgestelde wijziging mogelijk beter op elkaar aansluiten, zou de voorgestelde wijziging een onwerkbare situatie voor de GGD opleveren. Getracht wordt een oplossing te vinden die zowel voor de handhavingspraktijk van de GGD als de NVWA werkbaar is. Overwogen wordt de Warenwetregeling vrijstelling vergunningplicht tatoeëren en piercen daartoe aan te passen.
Het besluit kent geen fraudeaspecten.
In overeenstemming met artikel 32b, tweede lid, van de Warenwet, is een ontwerp van deze algemene maatregel van bestuur op 17 mei 2020 aan beide kamers der Staten-Generaal gezonden (Kamerstukken II, 2019/20, 33 775, nr. 23). De voorhangprocedure heeft niet geleid tot vragen of opmerkingen vanuit beide Kamers.
Het ontwerp van dit besluit is op 16 april 2020 gemeld aan de Europese Commissie ter voldoening aan artikel 5, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2015/15352. De notificatie bij de Europese Commissie is noodzakelijk, aangezien artikel VI van dit besluit mogelijk technische voorschriften bevat in de zin van richtlijn (EU) 2015/1535. Naar aanleiding van de notificatie heeft de Commissie een opmerking ingediend over hoe Verordening (EG) nr. 1907/20063 zich verhoudt tot de gewijzigde definitie van tatoeagekleurstoffen in artikel VIII van dit besluit. Verder heeft Italië naar aanleiding van artikel VI van dit besluit een Uitvoerig Gemotiveerde Mening (UGM) ingediend in verband met wederzijdse erkenning, waardoor de standstilltermijn is opgeschoven tot 17 oktober 2020. De opmerking en UGM hebben niet geleid tot wijzigingen.
Voor zover het ontwerpbesluit kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking bevat in de zin van artikel 34 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, worden deze maatregelen gerechtvaardigd ter bescherming van de volksgezondheid op grond van artikel 36 van dat verdrag.
In artikel 13d van de Warenwet is een clausule van wederzijdse erkenning opgenomen. Het beginsel van wederzijdse erkenning houdt in dat een EU-lidstaat de verkoop van waren die in een andere EU-lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht niet mag verbieden op zijn grondgebied, omdat deze waren niet voldoen aan de eigen nationale voorschriften. Daarbij is wel van belang dat de waren uit een andere EU-lidstaat ten minste een gelijkwaardig beschermingsniveau bieden.
Het Warenwetbesluit Gereserveerde aanduidingen bevat geen eisen ter bescherming van de volksgezondheid. De eisen die in dit besluit aan waren worden gesteld, zijn bedoeld om te waarborgen dat aan de verwachtingen van de consument wordt voldaan wanneer hij een als zodanig aangeduide waar aanschaft. Door de informatie op de verpakking te bestuderen, met name de informatie inzake de herkomst van een waar, is hij in staat een voldoende geïnformeerd besluit te nemen. Het verhandelen van waren afkomstig uit andere EU-lidstaten die vallen onder de werkingssfeer van artikel VI van dit besluit wordt dan ook niet verboden op grond van eisen gesteld in het besluit.
Tot op heden zijn geen nadere regels vastgesteld op grond van artikel 4 van het Warenwetbesluit additieven, aroma’s en enzymen in levensmiddelen. Artikel 4 wordt dan ook herschreven tot een facultatieve bepaling.
Verder zijn alle Warenwetregelingen die in artikel 5 staan genoemd vervallen. Om deze reden kan artikel 5 zelf ook vervallen.
Artikel 2, zestiende lid (nieuw), van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen (verder: BBL) zorgt ervoor dat daarvoor in aanmerking komende voorschriften uit Verordening (EEG) Nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen (PbEG 1993, L 37) worden aangewezen als verboden, zodat overtreding daarvan bestraft kan worden. Daartoe wordt ook het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten gewijzigd (zie artikel III van dit besluit). De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit kan altijd handhavend optreden tegen onveilige levensmiddelen op grond van artikel 2, tiende lid, van het BBL. In het tiende lid is onder andere bepaald dat het verboden is te handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van verordening (EG) 178/2002.4 Volledige uitvoering van verordening (EEG) Nr. 315/93 vraagt echter dat ook de daar genoemde overtredingen apart handhaafbaar zijn. Deze wijziging voorziet daarin.
De artikelen 2 juncto 3, tweede lid, van het Warenwetbesluit Gereserveerde aanduidingen, 2, zestiende lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen en 2, vierde lid, juncto 7, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen worden toegevoegd aan de bijlage van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, zodat overtreding daarvan bestraft kan worden met een bestuurlijke boete.
Artikel 2a (nieuw) is noodzakelijk in verband met gedelegeerde verordening (EU) 2016/1275. Artikel 11, derde lid, van gedelegeerde verordening (EU) 2016/127 bepaalt dat schenkingen van apparatuur of materialen voor voorlichting of opleiding door fabrikanten of distributeurs slechts worden gedaan op verzoek en met de schriftelijke toestemming van de daartoe aangewezen nationale autoriteit of overeenkomstig voor dit doel opgestelde richtsnoeren van die autoriteit. De Minister voor Medische Zorg wordt bij ministeriële regeling aangewezen als nationale autoriteit. Daarnaast zullen ook de richtsnoeren bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Er is voor gekozen dit bij ministeriële regeling te regelen, aangezien nog niet alle gedelegeerde verordeningen op grond van verordening (EU) 609/2013 zijn vastgesteld. De nog vast te stellen gedelegeerde verordeningen kunnen ook het stellen van nadere regels vereisen, waarvoor een korte uitvoeringstermijn is. Daarom is het noodzakelijk om dergelijke uitvoeringsregelgeving snel bij ministeriële regeling te kunnen vaststellen.
De citeertitel van het Besluit draagbaar klimmaterieel (Warenwet) is bij besluit van 18 december 2019 (Stb. 2020, 5) gewijzigd in Warenwetbesluit draagbaar klimmaterieel. Met deze wijziging wordt het opschrift van de bijlage bij dat besluit voorzien van de juiste citeertitel. De slotzin van de bijlage waarin staat dat de bijlage bij het Warenwetbesluit draagbaar klimmaterieel (Warenwet) hoort, vervalt.
Artikel 3 van het Warenwetbesluit Gereserveerde aanduidingen reserveert de aanduiding «azijn» voor een vloeibare waar die azijnzuur als kenmerkend bestanddeel bevat, met dien verstande dat het gehalte aan azijnzuur van de waar ten minste 4 gram per 100 ml bedraagt. Dit betreft zowel de waar die door natuurlijke fermentatie van agrarische grondstoffen is verkregen als de variant die bestaat uit een oplossing van synthetisch azijnzuur in water.
Het gebrek aan een wettelijk onderscheid tussen natuurlijke en synthetische azijn kan leiden tot verwarring of misleiding van de consument. Om dit te voorkomen wordt aan dit artikel een nieuw lid toegevoegd, op grond waarvan de aanduiding «natuurazijn» gereserveerd is voor waren die uitsluitend verkregen zijn door natuurlijke fermentatie. Waren die synthetisch azijnzuur bevatten kunnen deze aanduiding dus niet dragen. Deze bepaling geldt ook indien azijn als ingrediënt in een waar aanwezig is.
Artikel 2, vierde lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen bepaalde dat het verboden was te handelen in strijd met de krachtens de artikelen 3, vierde lid, en 10 vastgestelde regels. Artikel 3, vierde lid, bestaat niet meer. Het vierde lid is vernummerd tot derde lid (Stb. 2014, 81). Artikel 3, derde lid6, is de grondslag van de Warenwetregeling procedures registratie en erkenning van levensmiddelenbedrijven. Deze regeling bevat procedurele regels die niet beboetbaar hoeven te worden gesteld. Hetzelfde geldt voor de regelingen die op artikel 10 gebaseerd zijn.7
Handelen in strijd met artikel 7, eerste lid, van het besluit is per abuis tot op heden niet beboetbaar gesteld. Met het nieuwe vierde lid wordt dit alsnog geregeld.
In het Warenwetbesluit tatoeagekleurstoffen wordt de definitie van tatoeagekleurstof aangepast. Op grond van de formulering vielen tot nu toe slechts kleurstoffen en pigmenten onder de definitie van tatoeagekleurstof. Hulpstoffen, zoals oplosmiddelen en conserveringsmiddelen, vielen niet per se onder deze definitie, terwijl deze stoffen eveneens gevaar voor de veiligheid of gezondheid kunnen opleveren. Met de huidige formulering worden ook hulpstoffen in de definitie meegenomen.
Bij de gekozen formulering is waar mogelijk aansluiting gezocht bij de definitie van tatoeage-inkt en hulpstoffen bij tatoeage-inkten van de REACH-restrictie inzake tatoeageinkten.8 Bij een hulpstof kan gedacht worden aan ingrediënten die noodzakelijk zijn om kant-en-klare tatoeagekleurstoffen te verkrijgen, bijvoorbeeld oplosmiddelen, PH-regulatoren, verzachters of verdikkingsmiddelen.
Verder worden de artikelen 5 en 6 van het Warenwetbesluit tatoeagekleurstoffen in zoverre aangepast dat de begrippen «kleurstof» en «kleurstoffen» telkens worden vervangen door «tatoeagekleurstof» en «tatoeagekleurstoffen». Zoals uit de definitie van het begrip tatoeagekleurstof blijkt, is het begrip kleurstof beperkter dan het begrip tatoeagekleurstof en zijn deze begrippen niet uitwisselbaar. Bovendien sluit voornoemde wijziging beter aan bij de tekst van de verbodsbepaling van artikel 2 Warenwetbesluit tatoeagekleurstoffen, waarin is bepaald dat het verboden is tatoeagekleurstoffen te verhandelen die niet voldoen aan de in het besluit gestelde eisen.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van het Warenwetbesluit tatoeëren en piercen, dienen ondernemers te beschikken over een vergunning voor het gebruik van tatoeage- of piercingmateriaal. Ten aanzien van de ruimte waar de vergunningplicht geldt, bepaalt artikel 3, eerste lid, dat het gaat om de ruimte waar de desbetreffende handelingen worden verricht. Indien een ruimte voor het gebruik van materiaal is ingericht, geldt ook de vergunningplicht. Een vergunning is niet alleen verplicht als er handelingen daadwerkelijk worden verricht, maar ook als de ruimte daar geschikt voor is gemaakt, maar de handelingen bijvoorbeeld even niet plaats vinden. In de praktijk blijkt hierover misverstand te bestaan. Dit misverstand wordt verhelderd.
In artikel 25 van de Warenwetregeling doorberekening kosten is opgenomen dat de NVWA de werkelijke kosten doorberekent aan de importeur of zijn vertegenwoordiger voor de materiële controles, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EU) 284/2011.9 Artikel 6a van het Warenwetbesluit verpakkingen en gebruiksartikelen – waarin hetzelfde wordt geregeld als in artikel 25 van de Warenwetregeling doorberekening kosten – kan daarom vervallen.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van dit besluit, waarbij wordt aangesloten bij de vaste verandermomenten van regelgeving.
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark
Aan het ROW nemen vertegenwoordigers deel van ondernemers (industrie en handel), van consumenten, van ministeries (met name van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) en van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit.
Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (codificatie) (PbEU 2015, L 241).
Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PbEU 2007, L 136).
Artikel 14, eerste lid, van verordening (EG) 178/2002 luidt: Levensmiddelen worden niet in de handel gebracht indien zij onveilig zijn.
Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/127 van de Commissie van 25 september 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de bijzondere samenstellings- en informatievoorschriften betreffende volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding en wat betreft informatievoorschriften betreffende de voeding van zuigelingen en peuters (PbEU 2016, L 25).
Uitzondering is artikel 2 van de Warenwetregeling kiemgroenten. Deze regeling is echter ook gebaseerd op het Warenwetbesluit invoer levensmiddelen uit derde landen. In onderdeel C-5.5 van de bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten is een boete vastgesteld voor overtreding van artikel 2 van de Warenwetregeling kiemgroenten.
VERORDENING (EU) 2020/2081 van de Commissie van 14 december 2020 tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) wat betreft stoffen in inkt voor tatoeage of permanente make-up (PbEU 2020, L 198).
Verordening (EU) nr. 284/2011 van de Commissie van 22 maart 2011 tot vaststelling van specifieke voorwaarden en gedetailleerde procedures voor de invoer van keukengerei van polyamide- of melaminekunststof van oorsprong of verzonden uit de Volksrepubliek China en de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek China (PbEU 2011, L 77).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2021-317.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.