Wet van 16 december 2020 tot wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met het Nationaal Preventieakkoord en evaluatie van de wet

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Drank- en Horecawet te wijzigen ten einde problematisch alcoholgebruik tegen te gaan, de positie van de Landelijke Commissie sociale hygiëne te regelen, de naleving van de leeftijdsgrens bij verkoop op afstand te verbeteren en enkele andere aanpassingen mogelijk te maken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Drank- en Horecawet wordt als volgt gewijzigd:

A

01. In de definitie van leidinggevende in artikel 1, eerste lid, vervalt het derde onderdeel.

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van het onderdeel betreffende bijlage, door een puntkomma, worden aan artikel 1, eerste lid, vijf onderdelen toegevoegd, luidende:

partijen-cateringbedrijf:

de activiteit bestaande uit het met dienstverlening gepaard gaande bedrijfsmatig verstrekken van gerechten en dranken voor gebruik bij besloten partijen op een door een opdrachtgever te bepalen plaats, die slechts incidenteel beschikbaar is voor dergelijke partijen;

verkoop op afstand:

een verkoopovereenkomst:

  • a. tussen degene die bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank verkoopt en een particulier;

  • b. die zich beiden in Nederland bevinden;

  • c. die wordt gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop op afstand zonder gelijktijdige persoonlijke aanwezigheid van degene die bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank verkoopt en de particulier tot en met het moment van het sluiten van de verkoopovereenkomst;

  • d. waarbij tot en met het moment van sluiten van de verkoopovereenkomst uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer middelen voor communicatie op afstand; en

  • e. waarbij geen sprake is van de uitoefening van het partijen-cateringbedrijf;

neringruimte:

ruimte binnen een gebouw welke ruimte in gebruik is voor een van de hierna te noemen activiteiten:

  • 1°. het uitoefenen van de kleinhandel of de zelfbedieningsgroothandel;

  • 2°. het bedrijfsmatig aan particulieren verkopen van goederen in het kader van een openbare verkoping, als bedoeld in artikel 1 van de Wet ambtelijk toezicht bij openbare verkopingen;

  • 3°. het bedrijfsmatig aanbieden van diensten;

  • 4°. het bedrijfsmatig verhuren van goederen;

  • 5°. het in het openbaar bedrijfsmatig opkopen van goederen;

besloten ruimte:

een ruimte die omsloten is door scheidingsconstructies;

ketenpartijen:

de partijen, met uitzondering van de verkoper, die in het kader van verkoop op afstand bedrijfsmatig alcoholhoudende drank onder zich hebben en een bijdrage leveren aan de aflevering van die alcoholhoudende drank.

2. In artikel 1, derde lid, aanhef, wordt «de artikelen 20, 21 en 24, derde lid,» vervangen door «de artikelen 20, 21, 24, derde lid, 45 en 45a».

B

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

  • 1. Het is verboden om bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank aan te bieden of te verstrekken voor gebruik elders dan ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van een maand of korter lager is dan 75% van de prijs die in het betreffende verkooppunt gewoonlijk wordt gevraagd.

  • 2. Het is verboden om bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank aan te bieden of te verstrekken voor gebruik elders dan ter plaatse waarbij de indruk wordt gewekt dat de prijs lager is dan 75% van de prijs die gewoonlijk wordt gevraagd.

C

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «Bij algemene maatregel van bestuur» gewijzigd in «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur».

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Leidinggevenden beschikken tevens over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne en zijn ingeschreven in het Register sociale hygiëne, genoemd in artikel 11c.

3. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde lid tot het vijfde lid.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Het eerste lid, onderdeel a, en het derde lid zijn tevens van toepassing op personen die onmiddellijk leidinggeven aan een horecabedrijf of slijtersbedrijf.

D

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

  • 1. Een slijtlokaliteit staat niet rechtstreeks in verbinding met een neringruimte.

  • 2. Een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, heeft ten minste één horecalokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste 35 m2. De burgemeester kan besluiten af te wijken van de eerste zin, indien er sprake is van een lokaliteit die is gevestigd in een rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet.

  • 3. Een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend heeft ten minste één slijtlokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste 15 m2.

  • 4. Bij ministeriële regeling worden eisen gesteld aan de minimale verbindingsruimte tussen een slijtlokaliteit en een neringruimte.

  • 5. De bij of krachtens dit artikel gestelde eisen gelden in aanvulling op hetgeen is geregeld bij of krachtens artikel 4.3, eerste lid, van de Omgevingswet.

E

Na artikel 11 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2a De Landelijke commissie sociale hygiëne

Artikel 11a
  • 1. Er is een Landelijke commissie sociale hygiëne.

  • 2. De Landelijke commissie sociale hygiëne is gevestigd in een door Onze Minister aangewezen plaats.

Artikel 11b
  • 1. De Landelijke commissie sociale hygiëne bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf leden.

  • 2. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Herbenoeming kan eenmaal plaatsvinden voor een periode van vier jaar.

  • 3. De Landelijke commissie sociale hygiëne stelt een bestuursreglement vast en maakt deze openbaar.

Artikel 11c
  • 1. De Landelijke commissie sociale hygiëne heeft tot taak:

    • a. het erkennen van diploma’s op grond van de bijbehorende eindtermen als bewijsstuk;

    • b. het inschrijven van personen in het Register sociale hygiëne en het afgeven van de Verklaring kennis en inzicht sociale hygiëne aan die personen;

    • c. het voor eenieder raadpleegbaar maken van het Register sociale hygiëne op basis van achternaam, voorletters en geboortedatum.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen extra taken aan de Landelijke commissie sociale hygiëne worden opgedragen voor zover die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne bij leidinggevenden.

  • 3. De Landelijke commissie sociale hygiëne is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens waaronder het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, voor zover dit voor de uitvoering van haar taken noodzakelijk is.

Artikel 11d
  • 1. Een diploma wordt slechts erkend als bewijsstuk indien de onderwijsinstelling die het diploma afgeeft, waarborgt dat degene die het diploma ontvangt, beschikt over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat in elk geval onder sociale hygiëne wordt verstaan en kunnen andere voorwaarden worden gesteld aan de erkenning van diploma’s als bewijsstuk.

  • 3. Een erkenning van een diploma als bewijsstuk geldt voor een periode van vijf jaar.

  • 4. Indien de onderwijsinstelling die het diploma afgeeft niet langer voldoet aan het bepaalde bij of krachtens het eerste en tweede lid, kan de erkenning van het diploma als bewijsstuk worden ingetrokken.

Artikel 11e
  • 1. Inschrijving in het Register sociale hygiëne vindt slechts plaats indien de in te schrijven persoon:

    • a. beschikt over een diploma welke door de Landelijke commissie sociale hygiëne als bewijsstuk is erkend;

    • b. beschikt over een bewijsstuk dat is verkregen in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, welk bewijsstuk een beroepsniveau waarborgt dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de erkende diploma’s bedoeld in artikel 11c, onder a, wordt nagestreefd; of

    • c. voldoet aan artikel 19 van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255).

  • 2. Op zijn verzoek wordt een ingeschreven persoon uit het Register sociale hygiëne uitgeschreven.

Artikel 11f
  • 1. De Landelijke commissie sociale hygiëne brengt de kosten die samenhangen met het erkennen van een diploma als bewijsstuk, het inschrijven in het Register sociale hygiëne en het afgeven van een Verklaring kennis en inzicht sociale hygiëne ten laste van de aanvrager.

  • 2. De bedragen ter vergoeding van de kosten worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

F

In artikel 14, vierde lid, wordt «met uitzondering van het aanwezig hebben van speelautomaten» vervangen door «met uitzondering van dit aanbod in inrichtingen als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de Wet op de kansspelen en het aanwezig hebben van speelautomaten».

G

Na artikel 14 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14a

Het is verboden om bij het aanbieden en verstrekken van sterke drank in het kader van verkoop op afstand in de rechtmatige uitoefening van het slijtersbedrijf, gelijktijdig andere bedrijfsactiviteiten dan die welke tot het slijtersbedrijf behoren uit te oefenen.

Ga

Het tweede lid van artikel 15 alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

H

Artikel 19 komt te luiden:

Artikel 19

  • 1. Het is verboden, anders dan in de rechtmatige uitoefening van verkoop op afstand door een slijtersbedrijf of in de uitoefening van het partijen-cateringbedrijf gelegenheid te bieden tot het doen van bestellingen voor sterke drank en sterke drank op bestelling af te leveren of te doen afleveren aan huizen van particulieren.

  • 2. Het is verboden gelegenheid te bieden tot het doen van bestellingen voor zwak-alcoholhoudende drank en zwak-alcoholhoudende drank op bestelling af te leveren of te doen afleveren aan huizen van particulieren:

    • a. anders dan in het kader van de rechtmatige uitoefening van verkoop op afstand vanuit:

      • 1. een niet voor publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin overeenkomstige bestellingen plegen te worden aanvaard, niet zijnde een horecalokaliteit;

      • 2. een ruimte als bedoeld in artikel 18, tweede lid;

      • 3. een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend;

    • b. anders dan in de uitoefening van het partijen-cateringbedrijf vanuit een niet voor publiek toegankelijke besloten ruimte waar vanuit het partijen-cateringbedrijf wordt uitgeoefend.

I

Artikel 19a vervalt.

J

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot tweede tot en met vijfde lid.

2. In het tweede lid (nieuw) wordt «bedoeld in het eerste en tweede lid» vervangen door «bedoeld in het eerste lid».

K

Na artikel 20 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20a

  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden eisen gesteld aan verkoop op afstand van alcoholhoudende drank. Deze eisen hebben in elk geval betrekking op:

    • a. het hanteren van een leeftijdsverificatiesysteem op het moment van aankoop;

    • b. het beschikken over en hanteren van een werkwijze waarmee wordt gewaarborgd dat de alcoholhoudende drank slechts wordt afgeleverd op het adres van de geadresseerde of bij een distributiepunt en dat de leeftijd van de persoon aan wie de alcoholhoudende drank wordt verstrekt, wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 20, tweede lid.

  • 2. Bij algemene maatregel van bestuur kan het ketenpartijen worden verboden om te handelen in strijd met de geborgde werkwijze van de verkoper van alcoholhoudende drank waarvoor zij in het kader van verkoop op afstand alcoholhoudende drank vervoeren en afleveren.

  • 3. Het is verboden alcoholhoudende drank te koop aan te bieden of te verstrekken in het kader van verkoop op afstand indien niet is voldaan aan het bepaalde krachtens het eerste lid.

  • 4. Het is verboden om in het kader van verkoop op afstand van alcoholhoudende drank een verkoopovereenkomst te sluiten met een persoon van wie door middel van het leeftijdsverificatiesysteem als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.

  • 5. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 6. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

L

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

01. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «een leidinggevende» vervangen door «een leidinggevende of een persoon aangewezen krachtens artikel 30b».

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «of» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. een onmiddellijk leidinggevende als bedoeld in artikel 8, zesde lid.

1. In het vierde lid wordt «artikel 20, eerste tot en met derde lid» vervangen door «artikel 20, eerste en tweede lid».

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het derde lid en, indien van toepassing de algemene maatregel van bestuur krachtens het vierde lid, zijn niet van toepassing op personen die de in die leden genoemde leeftijd nog niet hebben bereikt en die alcoholhoudende drank verstrekken in het kader van onderwijs als bedoeld in:

    • a. artikel 10b, derde lid, onder f, h, i, en j, en het zevende lid, onder a, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • b. artikel 10b1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • c. artikel 10b8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • d. artikel 10d, derde lid, onder f, h, i en j en het zevende lid, onder b, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • e. artikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • f. artikel 14a van de Wet op de expertisecentra gelezen in samenhang met de artikelen 10b, derde lid, onder, f, h, i, en j, en zevende lid onder a, en 10d, derde lid, onder f, h, i, en j, en zevende lid, onder b, van de Wet op het voortgezet onderwijs; en

    • g. artikel 14c van de Wet op de expertisecentra.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Het eerste lid, onder c, is niet van toepassing op een horecalokaliteit of slijtlokaliteit behorend bij een horecabedrijf of slijtersbedrijf aangewezen krachtens artikel 30b.

M

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van subonderdeel 2 van artikel 25, eerste lid, onder b, door een puntkomma, wordt er een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 3°. het in voorraad hebben van alcoholhoudende drank ten dienste van het uitoefenen van een distributiepunt bedoeld voor verkoop op afstand.

2. In artikel 25, tweede lid, wordt «de uitzondering bedoeld in artikel 13, tweede lid» vervangen door «een uitzondering als bedoeld in de artikelen 13, tweede lid, of 25e».

N

Aan artikel 25a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Onverminderd artikel 10, tweede en derde lid, kunnen bij gemeentelijke verordening als bedoeld in het eerste lid, aanvullend aan hetgeen is geregeld bij of krachtens artikel 4.3, eerste lid, van de Omgevingswet eisen worden gesteld aan de minimumvloeroppervlakte van een slijtlokaliteit of horecalokaliteit.

O

In artikel 25b, tweede lid, onder b, wordt «artikel 20, derde lid» vervangen door «artikel 20, tweede lid».

P

Artikel 25d, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Bij gemeentelijke verordening kan ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde worden verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de betreffende horecalokaliteit of op het betreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.

Q

Na artikel 25d worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 25e

Bij gemeentelijke verordening kan met inachtneming van artikel 3, eerste lid, van de Winkeltijdenwet vrijstelling worden verleend van het in artikel 3, eerste lid, ten aanzien van het horecabedrijf vervatte verbod en het in artikel 14, eerste lid, vervatte verbod ten behoeve van proeverijen in slijtlokaliteiten buiten de dagen en tijden dat de slijtlokaliteiten regulier zijn opengesteld. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld waaraan een proeverij moet voldoen.

Artikel 25f

  • 1. Bij gemeentelijke verordening kan, in geval van ernstige aantasting van de openbare orde, de leefomgeving of de volksgezondheid, een gebied worden aangewezen als alcoholoverlastgebied.

  • 2. Bij zodanige verordening kan worden bepaald dat in dit aangewezen alcoholoverlastgebied:

    • a. het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank in of vanuit locaties als bedoeld in artikel 18, tweede lid, of artikel 19, tweede lid, onder a, wordt verboden of aan beperkingen worden onderworpen;

    • b. in aanvulling op artikel 27, gronden gelden waarop de burgemeester een vergunning, als bedoeld in artikel 3, kan weigeren; of

    • c. verboden of beperkingen kunnen worden opgelegd als bedoeld in de artikelen 25a, 25b, en 25d.

Artikel 25g

  • 1. Bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat op vervoermiddelen die bestemd zijn voor het vervoer van personen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt, een medewerker aanwezig is die voldoet aan de eis gesteld in artikel 8, derde lid.

  • 2. Bij zodanige verordening kan worden bepaald dat deze verplichting slechts geldt voor vervoermiddelen van bij die verordening aangewezen aard, in bij die verordening aangewezen delen van de gemeente of voor een bij die verordening aangewezen tijdsruimte.

  • 3. De burgemeester doet een melding aan Onze Minister als een zodanige verordening is vastgesteld.

R

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder e, wordt «de voorschiften of beperkingen» vervangen door «de voorschriften of beperkingen».

2. In het tweede lid wordt «leidinggevenden» vervangen door «leidinggevenden en indien van toepassing de personen aangewezen krachtens artikel 30b».

R0a

In artikel 30a, vijfde lid, onder a, wordt «artikel 8» vervangen door «artikel 8, eerste tot en met vijfde lid».

R1a

Na artikel 30a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 30b

  • 1. Artikel 30a is van overeenkomstige toepassing op een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van personen die werkzaam zijn in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën van horecabedrijven of slijtersbedrijven.

  • 2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Ra

Aan artikel 35 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Een aanvraag voor een ontheffing wordt gesteld op een formulier of een elektronische informatiedrager, die bij regeling van Onze Minister worden vastgesteld.

S

Het opschrift «§ 7. Toezicht» wordt vervangen door «§ 7. Toezicht en handhaving».

Sa

In artikel 41, tweede lid, aanhef, wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».

T

Na artikel 42 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 42a

  • 1. De in artikel 41, eerste lid, onder a, bedoelde ambtenaren zijn bevoegd tot het sluiten van een verkoopovereenkomst als bedoeld in artikel 20a, vierde lid, onder verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens met betrekking tot hun naam, adres en leeftijd, voor zover dat voor de vervulling van hun taken dringend noodzakelijk is. Zij brengen degene die alcoholhoudende drank te koop aanbiedt of verkoopt in het kader van verkoop op afstand niet tot andere overtredingen dan waarop diens opzet reeds was gericht. Artikel 5:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

  • 2. De ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maakt daarvan op zijn ambtseed of -belofte een schriftelijk verslag op waarin hij vermeldt:

    • a. zijn naam of nummer en zijn hoedanigheid;

    • b. de motivering van de dringende noodzaak, bedoeld in het eerste lid;

    • c. het adres, waaronder indien van toepassing het elektronische adres, en, voor zover bekend, de omschrijving van de desbetreffende aanbieder of verkoper van alcoholhoudende drank op afstand;

    • d. de onjuiste of onvolledige gegevens die bij het verrichten van de handelingen zijn verstrekt;

    • e. de wijze waarop en het tijdvak waarin de handelingen hebben plaatsgevonden;

    • f. hetgeen tijdens het onderzoek is verricht, gebleken en overigens is voorgevallen.

U

Na artikel 43a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 43b

Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van artikel 2a, eerste en tweede lid.

V

Artikel 44 komt te luiden:

Artikel 44

  • 1. De burgemeester kan de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een bedrijf exploiteert als bedoeld in artikel 18, tweede lid, en die in een periode van 12 maanden ter plaatse driemaal artikel 20, eerste lid, heeft overtreden, de bevoegdheid ontzeggen zwak-alcoholhoudende drank te verkopen vanaf de locatie waar deze overtreding heeft plaatsgevonden.

  • 2. Onze Minister kan de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een slijtersbedrijf exploiteert of bedrijf exploiteert als bedoeld in artikel 19, tweede lid, onder a, en die in een periode van 12 maanden driemaal artikel 20a, derde of vierde lid, heeft overtreden, de bevoegdheid ontzeggen ten aanzien van zwak-alcoholhoudende drank of sterke drank een verkoopovereenkomst te sluiten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop op afstand.

  • 3. De ontzegging bedoeld in de voorgaande leden wordt opgelegd voor ten minste een week en ten hoogste 12 weken.

  • 4. De burgemeester en Onze Minister zijn bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van een krachtens dit artikel opgelegde ontzegging.

W

Het opschrift «§ 8. Bestuurlijke boete» vervalt.

X

Artikel 44a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 20, eerste tot en met vierde lid» vervangen door «artikel 20, eerste tot en met derde lid».

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van artikel 44aa, eerste lid, onder b, kan de burgemeester een bestuurlijke boete opleggen ter zake van een overtreding van de artikelen 20, eerste tot en met derde lid, en 24, derde lid, gepleegd op een vervoermiddel binnen zijn gemeente indien vervoermiddelen van die aard zijn aangewezen bij gemeentelijke verordening vastgesteld krachtens artikel 25g.

Y

Artikel 44aa wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «de artikelen 2 en 25, derde lid» vervangen door «de artikelen 2, 2a, 14a, 20a, tweede tot en met vierde lid, en 25, derde lid».

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «20, eerste tot en met vierde lid» vervangen door «20, eerste tot en met derde lid».

3. In het derde lid wordt «tweede en derde lid» vervangen door «derde en vierde lid».

Ya

Artikel 44b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bij ministeriële regeling elke twee jaar het bedrag van de op te leggen boete wordt gewijzigd aan de hand van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen prijsindex. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels ten aanzien van de indexering worden vastgesteld. Aan de eerste volzin wordt geen gevolg gegeven indien het in artikel 44a, tweede lid, genoemde bedrag daarbij zou worden overschreden.

Z

Het opschrift «§ 8a. Bepaling van strafrechtelijke aard» wordt vervangen door «§ 8. Bepalingen van strafrechtelijke aard».

AA

Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het is personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, verboden op voor publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig te hebben of voor consumptie gereed te hebben, met uitzondering van plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse wordt verstrekt.

2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. personen van 16 of 17 jaar die dienst doen in een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, waaronder begrepen het zijn van barvrijwilliger in een inrichting in beheer bij een paracommerciële rechtspersoon;

    • b. personen van 16 of 17 jaar die handelen in opdracht van een toezichthouder als bedoeld in artikel 41;

    • c. personen als bedoeld in artikel 24, vijfde lid.

3. In het derde lid (nieuw) wordt «een geldboete van de eerste categorie» vervangen door «een geldboete van de eerste categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht».

BB

Na artikel 45 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 45a

  • 1. Onverminderd artikel 20, eerste lid, is het personen die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, verboden op voor publiek toegankelijke plaatsen anders dan bedrijfsmatig alcoholhoudende drank te verstrekken aan een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.

  • 2. Overtreding van het eerste lid wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3. De in dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

CC

Artikel 46 komt te luiden:

Artikel 46

Een wijziging van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255) gaat voor de toepassing van deze wet gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven.

DD

Na artikel 48a worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 48b

  • 1. Vergunningen en ontheffingen die zijn verleend op grond van de Drank- en Horecawet zoals deze luidde voor inwerkingtreding van dit artikel, berusten na inwerkingtreding van dit artikel op het van toepassing zijnde artikel van de Alcoholwet.

  • 2. Diploma’s die op het moment direct voorafgaand aan inwerkingtreding van dit artikel recht gaven op een SVH Diploma Sociale Hygiëne, worden erkend als bewijsstuk als bedoeld in artikel 11d gedurende de voor dat diploma afgesproken termijn.

  • 3. Personen die waren ingeschreven in het register op grond van artikel 8, vijfde lid, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit artikel, worden na inwerkingtreding van dit artikel ingeschreven in het Register sociale hygiëne.

Artikel 48c

  • 1. Ten aanzien van degene die rechtmatig het horecabedrijf of slijtersbedrijf uitoefent in een inrichting waarvoor een op grond van de artikelen 40, 43 of 44 van de Drank- en Horecawet zoals deze luidde voor 26 mei 2000 verleende ontheffing geldt, blijft de ontheffing gelden. Voornoemde ontheffing geldt ook voor degene die de uitoefening van het bedrijf in die inrichting rechtsgeldig voortzet. Het in de eerste volzin bepaalde geldt niet als er een onderbreking van de bedrijfsuitoefening is geweest gedurende een periode van langer dan een jaar. Ten aanzien van ontheffingen verleend voor een bepaalde tijd vervallen de aan die ontheffing verbonden tijdsbeperkingen. Dit lid vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende volzinnen verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. Artikel 9 geldt niet ten aanzien van inrichtingen zolang daarvoor een vergunning geldt die is verstrekt vóór 26 mei 2000.

  • 3. Artikel 29 is niet van toepassing op de op 26 mei 2000 geldende vergunningen.

Artikel 48d

  • 1. De eisen gesteld bij of krachtens artikel 8, derde lid, en 11d, tweede lid, ten aanzien van sociale hygiëne gelden niet ten aanzien van personen die op 1 januari 1996 als bedrijfsleider of beheerder stonden vermeld op een krachtens de Drank- en Horecawet geldende vergunning.

  • 2. De eisen gesteld bij of krachtens artikel 8, derde lid, en 11d, tweede lid, ten aanzien van sociale hygiëne gelden voorts niet ten aanzien van personen die op 1 januari 1996 voldeden aan de krachtens artikel 7 van de Drank- en Horecawet zoals die luidde voor 1 januari 1996, gestelde eisen van handelskennis of beschikten over een ontheffing van die eisen of van de eisen van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 42 van de Drank- en Horecawet zoals die luidde voor 1 januari 1996, en die binnen een jaar na dat tijdstip een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet zoals die luidde voor 1 januari 1996 hebben ingediend.

EE

Artikel 49 komt te luiden:

Artikel 49

Deze wet wordt aangehaald als: Alcoholwet.

ARTIKEL II

Artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

1. Op alfabetische volgorde wordt ingevoegd:

de Alcoholwet, de artikelen 2, 2a, 3, 4, 12 tot en met 19, 20, eerste tot en met vijfde lid, 20a, tweede tot en met vierde lid, 21, 22, eerste en tweede lid, 24, 25, 25a tot en met 25d, 29, derde lid, 35, tweede en vierde lid, en 38.

2. De regel met betrekking tot de Drank- en Horecawet vervalt.

ARTIKEL III

In artikel 252, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht wordt «de leeftijd van zestien jaren» vervangen door «de leeftijd van achttien jaren».

ARTIKEL IV

Onderdeel D, onder 1, van Bijlage I, bedoeld in artikel 124b, eerste lid, van de Gemeentewet, komt te luiden:

  • 1. Alcoholwet

ARTIKEL V

In artikel 1.1, eerste lid, van de Mediawet 2008 wordt in de definitie van alcoholhoudende drank «artikel 1 van de Drank- en Horecawet» vervangen door «artikel 1 van de Alcoholwet».

ARTIKEL VI

In artikel 1, eerste lid, van de Tabaks- en rookwarenwet wordt in de definitie van horeca-inrichting «artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet» vervangen door «artikel 1, eerste lid, van de Alcoholwet».

ARTIKEL VII

Artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 2°, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur komt te luiden:

  • 2°. de artikelen 3 en 30a van de Alcoholwet;

ARTIKEL VIII

De Wet op de kansspelen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 30, onderdelen d en e wordt «artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet» telkens vervangen door «artikel 1, eerste lid, van de Alcoholwet».

B

In artikel 30b, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, wordt «artikel 3 van de Drank- en Horecawet» vervangen door «artikel 3 van de Alcoholwet».

C

In artikel 30c, vierde lid, wordt «artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet» vervangen door «artikel 1, eerste lid, van de Alcoholwet».

ARTIKEL IX

In artikel 48a, tweede lid, van de Wet zeevarenden wordt «artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet» vervangen door «artikel 1, eerste lid, van de Alcoholwet».

ARTIKEL IXA

De volgende wetten worden ingetrokken:

  • 1. de Wet van 2 november 1995, tot intrekking van de Vestigingswet detailhandel en wijziging van de Drank- en Horecawet en van de Vestigingswet 1954 (Stb. 1995, 607);

  • 2. de Wet van 13 april 2000 tot wijziging van de Drank- en Horecawet (Stb. 2000, 184);

  • 3. de Wet van 9 juli 2004, houdende wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met de introductie van de bestuurlijke boete (Stb. 2004, 429); en

  • 4. de Wet van 24 mei 2012 tot wijziging van de Drank- en Horecawet met het oog op de terugdringing van het alcoholgebruik onder met name jongeren, de voorkoming van alcoholgerelateerde verstoring van de openbare orde, alsmede ter reductie van de administratieve lasten (Stb. 2012, 237).

ARTIKEL X

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 10 juli 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatie (Kamerstukken 35 256) tot wet is of wordt verheven en artikel 4.82 van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel V, van deze wet komt artikel I, onderdeel V, van deze wet als volgt te luiden:

V

Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «5.» geplaatst.

2. Voor het vijfde lid (nieuw) worden vier leden ingevoegd, luidende:

  • 1. De burgemeester kan de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een bedrijf exploiteert als bedoeld in artikel 18, tweede lid, en die in een periode van 12 maanden ter plaatse driemaal artikel 20, eerste lid, heeft overtreden, de bevoegdheid ontzeggen zwak-alcoholhoudende drank te verkopen vanaf de locatie waar deze overtreding heeft plaatsgevonden.

  • 2. Onze Minister kan de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een slijtersbedrijf exploiteert of bedrijf exploiteert als bedoeld in artikel 19, tweede lid, onder a, en die in een periode van 12 maanden driemaal artikel 20a, derde of vierde lid, heeft overtreden, de bevoegdheid ontzeggen ten aanzien van zwak-alcoholhoudende drank of sterke drank een verkoopovereenkomst te sluiten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop op afstand.

  • 3. De ontzegging bedoeld in de voorgaande leden wordt opgelegd voor ten minste een week en ten hoogste 12 weken.

  • 4. De burgemeester en Onze Minister zijn bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van een krachtens dit artikel opgelegde ontzegging.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 10 juli 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatie (Kamerstukken 25 356) tot wet is of wordt verheven en artikel 4.82 van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel V, van deze wet, komt artikel 4.82 van die wet als volgt te luiden:

Artikel 4.82

Het vijfde lid van artikel 44 van de Drank- en Horecawet vervalt.

ARTIKEL XA

1. Indien artikel 4.3 van de Omgevingswet later in werking treedt dan artikel I, onderdelen D en N, van deze wet, komen de onderdelen D en N van artikel I van deze wet als volgt te luiden:

A

Onderdeel D komt te luiden:

D

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

  • 1. Een slijtlokaliteit staat niet rechtstreeks in verbinding met een neringruimte.

  • 2. Een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, heeft ten minste één horecalokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste 35 m2. De burgemeester kan besluiten af te wijken van de eerste zin, indien er sprake is van een lokaliteit die is gevestigd in een rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet.

  • 3. Een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend heeft ten minste één slijtlokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste 15 m2.

  • 4. Bij ministeriële regeling worden eisen gesteld aan de minimale verbindingsruimte tussen een slijtlokaliteit en een neringruimte.

  • 5. De bij of krachtens dit artikel gestelde eisen gelden in aanvulling op hetgeen is geregeld bij of krachtens de artikelen 2, 3, 5, 6 en 120 van de Woningwet.

B

Onderdeel N komt te luiden:

N

Aan artikel 25a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Onverminderd artikel 10, tweede en derde lid, kunnen bij gemeentelijke verordening als bedoeld in het eerste lid, aanvullend aan hetgeen is geregeld bij of krachtens de artikelen 2, 3, 5, 6 en 120 van de Woningwet eisen worden gesteld aan de minimumvloeroppervlakte van een slijtlokaliteit of horecalokaliteit.

2. Indien artikel 4.3 van de Omgevingswet later in werking treedt dan artikel I, onderdelen D en N, van deze wet, wordt voor artikel 2.1 van het bij koninklijke boodschap van 29 juni 2018 ingediende voorstel van wet tot aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet) (Kamerstukken 34 9896) een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.a1

De Alcoholwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10, vijfde lid, wordt «bij of krachtens de artikelen 2, 3, 5, 6 en 120 van de Woningwet» vervangen door «bij of krachtens artikel 4.3, eerste lid, van de Omgevingswet».

B

In artikel 25a, derde lid, wordt «bij of krachtens de artikelen 2, 3, 5, 6 en 120 van de Woningwet» vervangen door «bij of krachtens artikel 4.3, eerste lid, van de Omgevingswet».

ARTIKEL XI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 16 december 2020

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Uitgegeven de achtentwintigste januari 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 337

Naar boven