Besluit van 11 december 2019 tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met een langere registratietermijn in de registratie van arbeidsbeperkten

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 september 2019, nr. 2019-0000136054;

Gelet op artikel 38d, negende lid, onderdelen b en c, van de Wet financiering sociale verzekeringen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 november 2019, No W12.19.0294/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 december 2019, nr. 2019-0000174801;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit SUWI wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.2 komt te luiden:

Artikel 3.2. Gegevenskenmerken doelgroepregistratie en geldigheidstermijn registratie

  • 1. Ten aanzien van de arbeidsbeperkte die wordt opgenomen in de registratie van arbeidsbeperkten, bedoeld in artikel 38d van de Wfsv, worden de volgende gegevens vastgelegd:

  • 2. De registratie van een arbeidsbeperkte is geldig zolang wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 38b, eerste of tweede lid, van de Wfsv, zolang hij een gelijkgestelde arbeidsbeperkte is op grond van artikel 38f, vijfde lid, van de Wfsv, of zolang hij een arbeidsbeperkte of gelijkgestelde arbeidsbeperkte is op grond van artikel 38b, zesde lid, van de Wfsv, met dien verstande dat de registratie ten aanzien van de arbeidsbeperkte, bedoeld in artikel 38b, zesde lid, van de Wfsv, en de gelijkgestelde arbeidsbeperkte op grond van artikel 38f, vijfde lid, van de Wfsv die met overeenkomstige toepassing van artikel 38b, zesde lid, van de Wfsv is geregistreerd, eindigt:

  • 3. In afwijking van het tweede lid eindigt de registratie van een persoon ten aanzien van wie het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet heeft vastgesteld dat hij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, op de dag direct volgend op die vaststelling.

  • 4. Een persoon die in de registratie van arbeidsbeperkten, bedoeld in artikel 38d van de Wfsv, is opgenomen op grond van artikel 38b, zesde lid, van de Wfsv, omdat hij niet langer aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 38b, eerste of tweede lid, voldoet of geen gelijkgestelde arbeidsbeperkte meer is als bedoeld in artikel 38f, vijfde lid, van de Wfsv, of een persoon die daarin uitsluitend is opgenomen op grond van artikel 2.24 of artikel 2.25, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit Wfsv, kan verzoeken zijn opname in die registratie te beëindigen. De opname in de registratie van arbeidsbeperkten eindigt na een verzoek als bedoeld in de eerste zin op de dag waarop het UWV vaststelt dat de verzoeker in de registratie van arbeidsbeperkten is opgenomen op grond van artikel 38b, zesde lid, van de Wfsv, dan wel dat de verzoeker uitsluitend in de registratie van arbeidsbeperkten is opgenomen op grond van artikel 2.24 of artikel 2.25, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit Wfsv, met dien verstande dat de opname in de registratie niet eindigt voor 1 januari 2021.

  • 5. De mogelijkheid om een verzoek als bedoeld in het vierde lid te doen, is van overeenkomstige toepassing op een persoon die uitsluitend op grond van artikel 38b, eerste lid, onderdeel f, van de Wfsv is opgenomen in de registratie van arbeidsbeperkten, bedoeld in artikel 38d van de Wfsv, met dien verstande dat de restrictie dat de beëindiging van de opname in de registratie van arbeidsbeperkten niet plaatsvindt voor 1 januari 2021 niet van toepassing is.

B

Aan artikel 3.5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 10. Een beoordeling als bedoeld in het eerste lid is niet langer geldig indien:

    • a. door het college van burgemeester en wethouders in overeenstemming met de eisen gesteld aan een loonwaardevaststelling op grond van artikel 10d, eerste of tweede lid, van de Participatiewet een loonwaarde is vastgesteld die bij voltijdse arbeid ten minste het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet, bedraagt; of

    • b. het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking ten minste het minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet bedraagt en ten behoeve van die persoon in die periode geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verstrekt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 december 2019

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Uitgegeven de achttiende december 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De wijziging van artikel 3.2 van het Besluit SUWI regelt met name dat arbeidsbeperkten die niet langer voldoen aan de inhoudelijke criteria voor het zijn van arbeidsbeperkte, nog wel opgenomen blijven in de registratie van arbeidsbeperkten tot de dag waarop zij de AOW-leeftijd bereiken of – indien eerder – de dag van overlijden. Gedurende de termijn waarin zij opgenomen blijven in die registratie blijven zij meetellen als arbeidsbeperkte voor de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten.

Voorgeschiedenis

Op grond van artikel 38d, negende lid, onderdeel b, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) was eerder in artikel 3.2 van het Besluit SUWI geregeld dat de registratieduur van arbeidsbeperkten in de registratie arbeidsbeperkten in de meeste gevallen eindigt op 31 december van het tweede kalenderjaar, volgend op de datum waarop zij niet meer aan de doelgroepcriteria voldoen, de zogenaamde «t+2-regel». Het gevolg daarvan was dat na deze periode van ruim twee jaar de banen waarop de mensen uit de doelgroep werkten niet meer meetellen voor de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Ook verloren de werkgevers een tweetal voordelen waarop zij aanspraak konden maken, met als belangrijkste de no-riskpolis op grond van artikel 29b van de Ziektewet. Het andere voordeel betreft het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak op grond van artikel 2.10 van de Wet tegemoetkomingen loondomein. Beide voordelen worden beëindigd zodra de betrokken werknemer niet langer is opgenomen in de registratie van arbeidsbeperkten, bedoeld in artikel 38d van de Wfsv.

In een eerdere wijziging van artikel 3.2 van het Besluit SUWI1 die op 30 december 2017 in werking is getreden, is dit tijdelijk aangepast. Vanaf deze datum blijven de arbeidsbeperkten die op 31 december 2017 in het doelgroepregister waren opgenomen, en in de periode tot en met 31 december 2025 niet meer voldoen aan de voorwaarden voor het zijn van arbeidsbeperkte, tot en met 31 december 2028 in het doelgroepregister opgenomen, ongeacht of zij nog aan de doelgroepcriteria voldoen. Op grond van het Besluit van 20 december 2017 geldt daarna weer de «t+2-regel». In de nota van toelichting bij dat besluit heeft de regering ook aangekondigd om regelgeving in gang te zetten die een in principe onbeperkte registratieduur mogelijk maakt. Met dit wijzigingsbesluit geeft de regering aan deze aankondiging gevolg. Dit wijzigingsbesluit gaat uit van artikel 38b van de Wfsv zoals dat artikel luidt na inwerkingtreding van de wijziging van dat artikel in de Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Ziektewet en de Wet tegemoetkomingen loondomein, teneinde het deactiveren van de quotumheffing mogelijk te maken en erin te voorzien dat de quotumheffing eenmalig niet eerder dan over het jaar 2022 wordt geheven en enige andere wijzigingen (Stb. 2019, 440).

De aanleiding voor deze en voor de eerdergenoemde wijziging van artikel 3.2 van het Besluit SUWI waren de signalen van sociale partners en overheidswerkgevers waaruit bleek dat zij het als problematisch ervoeren dat mensen na ruim twee jaar niet meer meetellen voor de banenafspraak als zij niet langer voldoen aan de criteria voor de doelgroep van de banenafspraak/quotumregeling. Werkgevers ervoeren de garantie van ruim twee jaar als te weinig zekerheid. Dit bevorderde een duurzame plaatsing niet. En deze regel bleek ook een disincentive te zijn om te investeren in medewerkers, en kon zelfs aanleiding zijn voor het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Voor werkgevers zijn ook de twee hiervoor genoemde voordelen waarvan zij gebruik kunnen maken belangrijk om mensen uit de doelgroep in dienst te nemen en in dienst te houden.

Aanleiding en motivering van het besluit

In het Regeerakkoord 2017–2021 is het voornemen opgenomen om te regelen dat de banen van mensen uit de doelgroep banenafspraak die meer zijn gaan verdienen dan het wettelijk minimumloon, blijven meetellen. Het kabinet vindt het belangrijk dat werkgevers en werknemers uit de doelgroep voldoende zekerheid over hun plaatsing op een baan hebben. Om deze reden wordt in dit wijzigingsbesluit geregeld dat mensen in het doelgroepregister opgenomen blijven tot aan hun AOW-gerechtigde leeftijd of tot de dag van overlijden, indien deze dag valt voor de dag waarop iemand die leeftijd bereikt. De keus om de registratietermijn te beperken tot de datum waarop de AOW-leeftijd wordt bereikt, is ingegeven door het feit dat de stimulans om arbeidsbeperkten in dienst te nemen zoals die voortvloeit uit de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten niet moet worden uitgebreid met personen boven de AOW-leeftijd. Doorwerken naast het recht op AOW vloeit immers voort uit een eigen keus van betrokkene om het AOW-inkomen aan te vullen en niet langer uit een re-integratieplicht op grond van een uitkeringswet.

Argument voor de onderhavige verlenging van de registratietermijn is dat het feit dat een arbeidsbeperkte inmiddels bij een bepaalde werkgever is doorgegroeid naar een volwaardige baan, niet per se betekent dat deze medewerker geen achterstand meer heeft op de arbeidsmarkt. De mensen die aan de slag gaan, werken vaak niet in reguliere banen, maar in banen die zijn toegesneden op hun capaciteiten. Als zij in deze banen doorgroeien, en dankzij hun groei na verloop van tijd zelfstandig het WML kunnen verdienen, betekent het enkele feit dat zij dit kunnen niet dat zij niet langer ondersteuning nodig hebben. En het betekent ook niet dat zij in een andere functie wel het WML kunnen verdienen, want de functie is in veel gevallen op maat gemaakt. Kortom: ook als de mensen uit deze groep niet langer voldoen aan de inhoudelijke criteria voor de doelgroep, betekent dit niet dat er niet langer sprake is van een afstand tot de arbeidsmarkt.

Om deze reden kiest de regering ervoor om de werkgever die de groei van de werknemer mede mogelijk heeft gemaakt, niet te benadelen door de baan waarop zijn werknemer werkt, niet langer mee te tellen voor de banenafspraak/quotumheffing en niet langer in aanmerking te laten komen voor de voordelen, met name de no-riskpolis, die samenhangen met het in dienst nemen en houden van mensen met een arbeidsbeperking. De regering is van mening dat met deze maatregel nog steeds aan een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt extra kansen op werk en, niet onbelangrijk, op het behoud van werk, worden geboden. De regering vindt de duurzaamheid van de banen voor deze kwetsbare groep van belang en verwacht dat deze maatregel bijdraagt aan het vergroten van de duurzaamheid van de banen.

In het doelgroepregister worden om deze reden twee groepen mensen opgenomen: mensen die nog voldoen aan de doelgroepcriteria en mensen die na verloop van tijd niet meer voldoen aan de doelgroepcriteria. Maar het doel van deze registratie is voor beide groepen nog hetzelfde: deze mensen betere kansen op de arbeidsmarkt geven, ook voor de langere termijn.

Evaluatie van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

Tegelijkertijd met het opstellen van dit Besluit is de evaluatie van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten uitgevoerd door Panteia. De evaluatie is in november 2019 afgerond2. De hoofdvraag van het onderzoek was in hoeverre de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten eraan heeft bijgedragen om de kansen voor mensen met een arbeidsbeperking op een baan bij een reguliere werkgever te vergroten. De onderzoekers constateren dat een kenmerk van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten is geweest dat zij verschillende keren is aangepast en nog steeds in ontwikkeling is. De aanpassingen die vanaf 2015 zijn doorgevoerd betroffen met name de doelgroepafbakening en, daarmee samenhangend, de route naar het doelgroepregister. Een van de wijzigingen was de verlenging van de registratieduur uit het doelgroepregister tot en met 2028. De meeste respondenten vinden de wijzigingen van de doelgroep en de wijzigingen in de toegangsroute naar het doelgroepregister positief voor de uitvoering van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Uit het evaluatieonderzoek blijkt verder dat de huidige afbakening van de doelgroep geen problemen oplevert. Uitvoerders ervaren weinig risico op verdringing door de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Deze bevindingen zijn voor de regering een bevestiging om de voorlopige verlenging van de registratieduur tot en met 2028 met dit ontwerpbesluit definitief te maken.

Dat neemt niet weg dat het vanwege beleidsmatige overwegingen belangrijk blijft om inzicht te hebben in de effecten van onder andere deze wijziging op de samenstelling van de doelgroep banenafspraak. De regering zal de ontwikkeling van de doelgroep banenafspraak via monitoring en onderzoek blijven volgen.

Mogelijkheid tot uitschrijving op eigen verzoek

Het is een ingrijpende aanpassing om mensen hun hele werkzame leven in deze registratie op te blijven nemen. Ook als deze registratie voordelen biedt om meer kansen op een baan op de reguliere arbeidsmarkt te verwerven en deze baan ook te behouden. Er zijn signalen bekend van mensen die opname in het doelgroepregister onwenselijk vinden, omdat zij niet langer arbeidsbeperkte zijn in de zin van de Wet. Zij ervaren opname als stigmatiserend en zijn van mening dat opname in het doelgroepregister niet langer bijdraagt aan hun positie op de arbeidsmarkt. Daarom wordt het met dit besluit ook mogelijk dat mensen zich uit het register kunnen uitschrijven, indien zij dit wensen. Zij kunnen zich uitschrijven indien zij niet langer aan de doelgroepcriteria voldoen, en dus niet langer als arbeidsbeperkte als bedoeld in artikel 38b, eerste of tweede lid, of als gelijkgestelde arbeidsbeperkte op grond van artikel 38f, vijfde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen zijn aan te merken.

Mensen die nog voldoen aan de hiervoor genoemde doelgroepcriteria zijn ook tijdens het werken bij een werkgever nog gedeeltelijk aangewezen op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van gemeenten of UWV. Indien zij in deze situatie de mogelijkheid zouden hebben om zich uit te schrijven, kunnen zij hun re-integratie en baankansen in gevaar brengen, en langer afhankelijk blijven van ondersteuning door gemeenten of UWV. Dit is onwenselijk. Om deze reden is het alleen mogelijk om zich uit het doelgroepregister uit te schrijven, indien iemand niet langer als arbeidsbeperkte als bedoeld in artikel 38b, eerste of tweede lid, van de Wfsv of als gelijkgestelde arbeidsbeperkte op grond van artikel 38f, vijfde lid, van de Wfsv is aan te merken. Zij kunnen UWV verzoeken om zich uit het doelgroepregister uit te schrijven. UWV zal het verzoek om uitschrijving beoordelen. Nadat UWV heeft vastgesteld dat iemand niet langer aan de doelgroepcriteria voldoet, en dus geen arbeidsbeperkte meer is in de zin van de Wet, legt UWV dit in een beschikking vast. Daarna vindt uitschrijving uit het doelgroepregister plaats.

Op grond van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten zijn groepen mensen op grond van verschillende criteria in het doelgroepregister opgenomen, de grondslag. Dat betekent dat UWV bij de beoordeling of iemand zich uit het doelgroepregister kan laten uitschrijven, vaststelt of iemand niet langer voldoet aan de desbetreffende grondslag(en) op grond waarvan iemand destijds in het doelgroepregister is opgenomen. Voor enkele andere groepen is het wenselijk om van dit uitgangspunt af te wijken. In de hierna benoemde situaties is het nodig of wenselijk om van dit uitgangspunt af te wijken.

Voor de mensen voor wie UWV destijds op grond van artikel 38b, eerste lid, onderdeel a of e, van de Wet financiering sociale verzekeringen een positieve indicatie banenafspraak heeft afgegeven, omdat zij niet in staat zijn het wettelijk minimumloon te verdienen, zou dit betekenen dat UWV die beoordeling opnieuw moet uitvoeren na een verzoek tot uitschrijving. Het enige doel van deze beoordeling is om vast te stellen dat iemand niet langer tot de doelgroep van de banenafspraak behoort. Deze beoordeling is niet nodig in de situatie dat burgemeester en wethouders na een officiële loonwaardemeting hebben vastgesteld dat de betrokken persoon een loonwaarde heeft die ten minste gelijk is aan het wettelijk minimumloon. In die gevallen kan UWV deze persoon na zijn verzoek op grond van die constatering van burgemeester en wethouders uit het doelgroepregister uitschrijven. Het is dan op grond van het nieuwe artikel 3.5, tiende lid, van het Besluit SUWI niet nodig dat UWV opnieuw een beoordeling uitvoert voor een indicatie banenafspraak. Deze extra beoordeling zou leiden tot onnodige administratieve lasten en een onnodige belasting voor de degene die het verzoek tot uitschrijving heeft gedaan.

Ook voor de mensen die een verzoek om een Wajong-uitkering hebben ingediend, daarop een negatieve beoordeling voor de Wajong hebben gekregen, maar wel een positieve indicatie banenafspraak, hanteert UWV de procedure op basis van informatie van de gemeente, op basis van artikel 3.5, tiende lid, van dit Besluit.

Als iemand op grond van verschillende grondslagen in het doelgroepregister is opgenomen, bijvoorbeeld iemand met een Wajong-grondslag en een Wsw-indicatie, beoordeelt UWV of iemand niet langer aan beide grondslagen voldoet. Als iemand nog wel voldoet aan een van deze grondslagen, is uitschrijving uit het register niet mogelijk.

In aanvulling hierop is tevens voorzien in de mogelijkheid van uitschrijving voor de groep arbeidsbeperkten die uitsluitend is opgenomen in het doelgroepregister op grond van artikel 2.24 of artikel 2.25, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit Wfsv. Het gaat daarbij om personen die deel hebben uitgemaakt van de doelgroep van het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de expertisecentra, personen die deel hebben uitgemaakt van de doelgroep van een school voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijs en personen die op 31 december 2014 een geldige Wsw-indicatie hadden, waarvan de geldigheid op of na.1 januari 2015 is verstreken en die niet is of worden geherindiceerd. Omdat deze groepen personen altijd blijven voldoen aan de inhoudelijke criteria voor het zijn van arbeidsbeperkte, omdat bij hen geen beoordeling nodig wordt geacht, kan de groep die uitsluitend op grond van artikel 2.24 of 2.25, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit Wfsv als arbeidsbeperkte is geregistreerd, zich altijd laten uitschrijven. Als iemand uit deze groep ook op basis van een andere grondslag in het doelgroepregister is opgenomen, dan moet UWV wel vaststellen of degene die een verzoek tot uitschrijving uit het doelgroepregister heeft ingediend, niet langer aan de doelgroepcriteria voldoet, en dus geen arbeidsbeperkte meer is in de zin van de wet, voordat uitschrijving uit het doelgroepregister kan plaatsvinden.

In de Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Ziektewet en de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het deactiveren van de quotumheffing mogelijk te maken en erin te voorzien dat de quotumheffing niet eerder dan over het jaar 2022 wordt geheven en enige andere wijzigingen (Stb. 2019, 440) wordt onder andere geregeld dat arbeidsbeperkten die in eerdere jaren op grond van de «t+2-regel» uit het register van arbeidsbeperkten zijn verwijderd omdat zij niet langer aan de voorwaarden voldeden voor het zijn van arbeidsbeperkte, weer worden toegevoegd aan dat register. De reden voor deze aanpassing is dat de werkgevers «van het eerste uur», die al in een vroeg stadium mensen met een arbeidsbeperking in dienst hadden genomen, niet zouden kunnen profiteren van de verlenging van de geldigheidsduur van de registratie, maar die op grond «t+2-regel» niet langer waren opgenomen in het doelgroepregister. Voor deze mensen wordt het ook mogelijk UWV te verzoeken deze «heropname» in het doelgroepregister ongedaan te maken. Omdat deze groep al niet meer aan de voorwaarden voor het zijn van arbeidsbeperkte voldeden, zal UWV voor deze groep de heropname zonder nadere beoordeling ongedaan maken.

In artikel 17 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) is het recht op gegevenswissing geregeld. Dit betekent dat betrokkene het recht heeft om zonder onredelijke vertraging wissing van hem betreffende persoonsgegevens te verkrijgen in een aantal gevallen, onder meer indien de gegevens niet langer nodig zijn voor het doel waarvoor ze zijn verzameld. Hoewel strikt genomen de arbeidsbeperkten die niet langer aan de inhoudelijke voorwaarden voldoen, nog steeds tot de doelgroep banenafspraak behoren en daarmee ook in de periode daarna worden aangemerkt als «arbeidsbeperkte», en de gegevens van deze personen om die reden nog in het doelgroepregister moeten staan, lijkt een recht op uitschrijving in de uitlooptermijn tevens passend in het kader van artikel 17 van de AVG. Met de inwerkingtreding van het onderhavige besluit wordt geregeld dat vrijwillige uitschrijving uit het doelgroepregister – onder de hiervoor genoemde voorwaarden – mogelijk is. Hiertoe kunnen betrokkenen een verzoek indienen bij het UWV. Met dit besluit wordt rekening gehouden met de belangen en rechten van (ex-)arbeidsbeperkte werknemers die de wens hebben om uitgeschreven te worden uit het doelgroepregister. Verzoeken tot uitschrijving worden vanaf 1 januari 2020 door het UWV in behandeling genomen. Op 1 januari 2021 zullen de technische aanpassingen gerealiseerd zijn, waardoor beslissingen – aangaande vrijwillige uitschrijving – per 1 januari 2021 voor alle groepen geeffectueerd kunnen worden.

De uitschrijving uit het doelgroepregister heeft niet alleen gevolgen voor de werknemer, maar ook voor de werkgever. De baan waarop iemand werkt telt voor de werkgever niet langer mee voor de banenafspraak/quotumregeling en de werkgever verliest een aantal voordelen, waaronder de no-riskpolis. In de ideale situatie gebeurt de uitschrijving in goed overleg tussen werknemer en werkgever, omdat de uitschrijving immers ook consequenties heeft voor de werkgever. Dat neemt niet weg dat de werknemer beslist over het al dan niet verzoeken om uitschrijving. Daarom is een goede informatievoorziening naar werknemers én werkgevers erg belangrijk. Het moet voor de werknemer duidelijk zijn welke consequenties dit voor hem kan hebben. Werknemers maken zelf de afweging of zij zich uit willen laten schrijven uit het doelgroepregister of juist niet. De mogelijke consequenties voor hun arbeidsmarktpositie kunnen zij in die afweging betrekken. De uitschrijving kan inderdaad nadelige consequenties hebben voor hun concurrentiepositie op de arbeidsmarkt. Aan de andere kant kan het niet-uitschrijven ook nadelige consequenties hebben voor hun arbeidsmarktpositie. Zo kan de werknemer inschrijving in het doelgroepregister als stigmatiserend ervaren die doorgroei in een baan of kans op een nieuwe baan juist in de weg staat. Signalen van mensen in het doelgroepregister voor wie het stigmatiserende effect van opname in het doelgroepregister nadelig werkte, zijn mede aanleiding geweest om de vrijwillige uitschrijfmogelijkheid via dit besluit mogelijk te maken.

Ook is het belangrijk dat de werkgever op de hoogte is. SZW en UWV zullen in de voorlichting aan alle betrokkenen ervoor zorgen dat er duidelijke informatie voor werknemer en werkgever beschikbaar komt. UWV heeft een informatieplicht ten opzichte van de werkgever. Om deze reden zal UWV niet alleen de werknemer, maar ook de werkgever informeren over zijn besluit om een werknemer uit het doelgroepregister uit te schrijven. Een werkgever kan bezwaar indienen tegen dit besluit, indien hij van mening is dat de werknemer van wie UWV het verzoek om uitschrijving heeft gehonoreerd, nog wel aan de eisen voor het zijn van arbeidsbeperkte voldoet op grond van artikel 38b, eerst of tweede lid, van de Wfsv.

Overigens blijft het mogelijk voor mensen om indien de situatie daartoe aanleiding geeft, opnieuw in het doelgroepregister te worden opgenomen, mits deze mensen voldoen aan de doelgroepcriteria van artikel 38b, eerste of tweede lid, of artikel 38f, vijfde lid, van de Wfsv. De huidige regels die dit mogelijk maken, blijven daarvoor gelden.

Financiële aspecten

De incidentele uitvoeringskosten van deze wijziging bedragen circa 800.000 euro in 2019 en circa 1 miljoen euro in 2020. De kosten hangen samen met aanpassing van systemen en werkprocessen bij het UWV. De structurele uitvoeringskosten van de wijziging bedragen circa 900.000 euro in 2019 en daarna jaarlijks circa 500.000 euro. De uitvoeringskosten worden gedekt binnen de SZW-begroting.

Regeldruk

De inhoudelijke nalevingskosten (de kosten voor het kunnen voldoen aan de inhoudelijke verplichtingen zoals vastgelegd in wet- en regelgeving) en de administratieve lasten (het voldoen aan informatieverplichtingen voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid) vormen gezamenlijk de kosten die samenhangen met regeldruk. Het kabinet streeft ernaar de regeldruk voor burgers, bedrijven en professionals terug te dringen. Het afschaffen van de «t+2-regel» heeft geen gevolgen voor de structurele administratieve lasten van werkgevers en mensen in het doelgroepregister van de banenafspraak. Wel moeten werkgevers van deze mogelijkheid eenmalig kennisnemen. De kosten hiervan worden geschat op ongeveer 110 duizend euro. De mogelijkheid tot vrijwillige uitschrijving heeft ook gevolgen voor de administratieve lasten van mensen in het doelgroepregister. In het doelgroepregister bevinden zich nu ruim 200.000 mensen. Slechts een relatief klein deel van de mensen uit het doelgroepregister zal UWV verzoeken om zich uit te laten schrijven. Voor maar een deel van deze mensen zal uitschrijving uit het register mogelijk zijn, omdat uitschrijving pas mogelijk is als mensen niet meer voldoen aan de doelgroepcriteria op grond van de Wet. Dat neemt niet weg dat alle mensen in het doelgroepregister eenmalig moeten kennisnemen van deze mogelijkheid. De kosten hiervan worden geschat op circa 250 duizend euro. De structurele gevolgen behelzen de handeling van het uitschrijven. UWV beoordeelt of iemand zich kan uitschrijven. Bij het verzoek tot uitschrijving hoeft de persoon geen bewijsstukken aan te leveren. De administratieve lasten worden daardoor geminimaliseerd. Het UWV schat dat jaarlijks circa 1.000 personen een verzoek tot uitschrijving zullen doen. UWV baseert dit aantal op het aantal van 2.000 personen van wie jaarlijks de (laatste) grondslag wordt beëindigd. UWV verwacht dat de helft van hen een verzoek zal doen om uitgeschreven te worden. Direct na inwerkingtreding van de mogelijkheid verwacht het UWV een piek van mensen die zijn teruggeplaatst in het register door het opschorten van de «t+2»-regel. De kosten hiervan worden geschat op eenmalig 40 duizend euro en jaarlijks 15 duizend euro in de structurele situatie.

Reacties van de Landelijke Cliëntenraad en werkgeversorganisaties

Vanwege het belang van dit concept-besluit voor zowel werknemers als werkgevers in verband met de verlenging van de registratieduur en de uitschrijfmogelijkheid, is dit concept-besluit besproken met de Landelijke Cliëntenraad (LCR) en vertegenwoordigers van de werkgevers.

De LCR vindt het positief dat werkgevers die investeren in hun werknemers niet langer gestraft worden door de «t+2-regel», die ervoor zorgde dat hun werknemers niet langer in het doelgroepregister opgenomen bleven. Ook vindt de LCR het terecht dat mensen die zich uit willen schrijven uit het doelgroepregister deze kans nu krijgen. Een voorwaarde is dat dit zorgvuldig gebeurt. De LCR vindt dat dit Besluit de zorgvuldigheid biedt. De LCR tekent daarbij wel aan het problematisch te vinden dat de verlengde registratieduur ook geldt voor de mensen die via de Praktijkroute in het doelgroepregister zijn ingestroomd. De reden hiervoor is dat de LCR de Praktijkroute geen juiste toegang voor het doelgroepregister vindt.

De werkgeversvertegenwoordigers VNO-NCW en AWVN vinden het afschaffen van de «t+2-regel» positief voor werkgevers en werknemers; het geeft werkgevers meer zekerheid en biedt meer mogelijkheden om duurzame plaatsingen voor mensen uit de doelgroep banenafspraak te realiseren. VNO-NCW en AWVN geven verder aan dat ze begrip hebben voor de noodzaak om werknemers de mogelijkheid te geven om zich uit te kunnen schrijven. Zij zijn van mening dat in het Besluit de belangen van werkgevers en werknemers in balans zijn door enerzijds te regelen dat de «t+2-regel» wordt afgeschaft en anderzijds de uitschrijving uit het register mogelijk te maken als werknemers niet langer aan de doelgroepcriteria voldoen. Ook vinden VNO-NCW dat de uitschrijving uit het doelgroepregister in de AMvB zorgvuldig is geregeld. Zij wijzen er verder op dat goede voorlichting aan met name werknemers, maar ook aan werkgevers over de consequenties van de uitschrijving uit het doelgroepregister belangrijk is.

Ontvangen commentaren en adviezen

UWV

UWV heeft in zijn uitvoeringstoets aangegeven dat het de wijzigingen in dit Besluit vanaf 1 januari 2020 kan uitvoeren. UWV heeft voor het onderdeel vrijwillige uitschrijving uit het doelgroepregister verder aangegeven dat het de verzoeken vanaf die datum in behandeling zal nemen en dat de daadwerkelijke uitschrijving uit het register pas plaats kan vinden vanaf 1 januari 2021. Dat laatste hangt samen met het gegeven dat de wijzigingen die nodig zijn in de geautomatiseerde systemen van UWV veel tijd en capaciteit vragen, omdat de technische wijzigingen hiervoor ingrijpend zijn. UWV moet hiervoor de hele keten vanaf het bronsysteem tot en met de ontsluiting van het register via verschillende kanalen aanpassen, zoals onder andere Suwinet en het werkgeversportaal. Deze wijziging moet daarom in samenhang met andere noodzakelijke wijzigingen in de geautomatiseerde systemen bezien worden. Tot 1 januari 2021 zal UWV de uitschrijving op een getrapte manier uitvoeren. UWV neemt de verzoeken tot uitschrijving vanaf de inwerkingtreding van dit Besluit in behandeling en informeert de aanvragers over zijn beslissing en het vervolg op deze beslissing. UWV zal ervoor zorgen dat mensen die een aanvraag tot uitschrijving doen, informatie krijgen over het proces van de afhandeling van hun aanvraag.

UWV merkt verder op dat de beoordeling of mensen uit het doelgroepregister uitgeschreven kunnen worden complex is, vanwege het gegeven dat mensen op basis van verschillende criteria in het doelgroepregister zijn opgenomen. Voor sommige uitschrijvingen is UWV afhankelijk van informatie van de gemeenten. UWV geeft aan dat als een gemeente niet reageert op het informatieverzoek, UWV de verzoeker zonder informatie uit het doelgroepregister uitschrijft. Ook wil UWV voorkomen dat voor beoordelingen de inzet van verzekeringsartsen nodig is. UWV geeft aan te monitoren hoeveel uitschrijfverzoeken het ontvangt en wat de aard van de verzoeken is.

Verder wijst UWV erop dat aan het doelgroepregister steeds hogere eisen worden gesteld, onder andere aan de actualiteit van de gegevens, omdat op basis van deze registratie ook aanspraak ontstaat op een aantal instrumenten. UWV merkt op dat het register zijn grens aan het bereiken is.

De regering stemt in met de voorgestelde getrapte werkwijze voor de uitschrijving uit het register van UWV met de daadwerkelijke uitschrijving per 1 januari 2021. De regering had een eerdere uitschrijvingsdatum voor betrokkenen wenselijker gevonden, maar heeft begrip voor de uitvoeringstechnische aspecten die UWV heeft aangegeven. Het besluit is hierop aangepast. In nauw overleg tussen het ministerie van SZW en UWV is de werkwijze en de beoordeling voor een zorgvuldige uitschrijving tot stand gekomen. In veel gevallen beschikt UWV zelf over de gegevens om tot uitschrijving over te gaan. In een aantal gevallen moet UWV daarvoor informatie van gemeenten ontvangen. De regering heeft t niet ingestemd met de werkwijze die UWV heeft voorgesteld om bij het uitblijven van informatie van gemeenten iemand desondanks uit het register te schrijven. De regering is van mening dat het uitgangspunt voor de uitschrijving blijft dat het uitschrijfproces zorgvuldig moet verlopen, ook als de informatie van gemeenten komt. Het ministerie van SZW heeft daarom inmiddels met UWV nadere afspraken gemaakt die een zorgvuldig uitschrijfproces borgen. De regering begrijpt dat het daarvoor belangrijk is om medewerking van de gemeente te krijgen. Het ministerie van SZW zal met UWV en gemeenten in gesprek gaan op welke manier gemeenten de informatie tijdig aan UWV kunnen verstrekken.

Naar aanleiding van de wens van UWV om te voorkomen dat voor beoordelingen de inzet van verzekeringsartsen nodig is, is aan artikel 3.5 een tiende lid toegevoegd, waarin wordt geregeld in welke gevallen een beoordeling door UWV zijn geldigheid verliest. Een herbeoordeling is in die gevallen niet nodig. Ook zal SZW met UWV regelmatig de ervaringen met de uitschrijving uit het doelgroepregister en de ontwikkeling van het doelgroepregister bespreken.

Adviescollege toetsing regeldruk

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft in zijn besluit geconcludeerd dat nut en noodzaak van het concept-besluit duidelijk en adequaat in de toelichting zijn gemotiveerd. Verder geeft het ATR aan er binnen de context van de voorgestelde wijzigingen geen minder belastende alternatieven aanwezig zijn. Ook is de beschrijving van de gevolgen voor de regeldruk volledig in de toelichting opgenomen.

Autoriteit Persoonsgegevens

De Autoriteit Persoonsgegevens heeft in haar advies opgemerkt dat in het doelgroepregister van de Wet banenafspraak zowel mensen zijn opgenomen die als arbeidsbeperkte aangemerkt kunnen worden op grond van de Wet als mensen voor wie dit niet meer geldt. De Autoriteit Persoonsgegevens adviseert om deze reden om de aanduiding van het doelgroepregister bij gelegenheid aan te passen zodat duidelijk wordt dat er twee groepen in het register zijn opgenomen, namelijk arbeidsbeperkten en ex-arbeidsbeperkten.

In de toelichting bij het Besluit is expliciet aangegeven dat in het doelgroepregister twee groepen zijn opgenomen: mensen die aan de doelgroepcriteria voldoen, en mensen die niet meer aan deze criteria voldoen. Het kabinet heeft aangekondigd dat het als onderdeel van het Breed Offensief de Wet banenafspraak zal vereenvoudigen3. Hiervoor is een wetswijziging nodig. Bij het opstellen van het wetsontwerp zal de regering met het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens rekening houden. Naar aanleiding van vragen van de Autoriteit Persoonsgegevens over de uitschrijving uit het doelgroepregister banenafspraak die na het advies zijn ontvangen, is onder het kopje «Mogelijkheid tot uitschrijving op eigen verzoek» van deze algemene toelichting nog een extra passage voor de uitschrijving uit het doelgroepregister opgenomen over de rechten van betrokkenen die voortvloeien uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming.

Artikelgewijs

Artikel I, onderdeel A

Artikel 3.2 van het Besluit SUWI, dat de gegevens en de geldigheidstermijn regelt van de registraties in de registratie van arbeidsbeperkten, bedoeld in artikel 38d van de Wet financiering sociale verzekeringen, wordt opnieuw geformuleerd.

Het nieuwe eerste lid, dat de gegevenskenmerken regelt, blijft daarbij ongewijzigd ten opzichte van het oude eerste lid. Arbeidsbeperkten in de uitlooptermijn krijgen overigens geen aparte indicatie met verwijzing naar artikel 38b, zesde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, maar behouden gedurende de uitlooptermijn op grond van dat lid de indicatie op grond waarvan ze zijn opgenomen in de registratie van arbeidsbeperkten. De regels over de duur van de registratie in het oude tweede tot en met achtste lid vervallen en worden vervangen door het nieuwe tweede tot en met vierde lid.

Hoofdregel van het nieuwe tweede lid is dat de registratie van een arbeidsbeperkte geldig blijft zo lang hij blijft voldoen aan de criteria voor het zijn van arbeidsbeperkte.

Voor arbeidsbeperkten of gelijkgestelde arbeidsbeperkten die geregistreerd zijn op grond van artikel 38b, zesde lid, omdat zij niet langer voldoen aan de voorwaarden van artikel 38b, eerste of tweede lid, of artikel 38f, vijfde lid, van de Wfsv eindigt de registratie op het moment dat de AOW-leeftijd wordt bereikt, of – indien eerder – het moment waarop betrokkene overlijdt. Op deze hoofdregel worden in het derde en vierde lid twee uitzonderingen geformuleerd: de registratie van een persoon ten aanzien van wie het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet heeft vastgesteld dat hij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, eindigt op grond van het derde lid direct, omdat betrokkene vanaf dat moment niet meer mee telt als arbeidsbeperkte in de zin van artikel 38b, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen. Het vierde lid regelt de mogelijkheid voor arbeidsbeperkten die niet meer voldoen aan de criteria van artikel 38b, eerste of tweede lid, of van gelijkgestelde arbeidsbeperkten op grond van artikel 38f, vijfde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, maar op grond van artikel 38b, zesde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen nog wel zijn opgenomen in de registratie van arbeidsbeperkten, te verzoeken om de registratie als arbeidsbeperkte te beëindigen. De mogelijkheid van uitschrijving bestaat verder voor personen die uitsluitend op grond van artikel 2.24 of artikel 2.25, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit Wfsv als arbeidsbeperkte geregistreerd staan. Voor een verdere toelichting op dit recht wordt verwezen naar het algemene deel van deze toelichting. De opname in de registratie eindigt na een verzoek om uitschrijving op de dag waarop het UWV vaststelt dat betrokkene voor uitschrijving in aanmerking komt. Om uitvoeringstechnische redenen is uitschrijving echter niet eerder mogelijk dan per 1 januari 2021. In het vijfde lid wordt de mogelijkheid van uitschrijving van overeenkomstige toepassing verklaard op personen als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel f, van de Wfsv. Dit betreft personen die in de periode van 1 januari 2013 tot 1 mei 2015 niet langer voldeden aan de doelgroepcriteria en om die reden uit het doelgroepregister zijn verwijderd nadat de uitlooptermijn was verstreken. Deze groep is na inwerkingtreding van de Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen, de Ziektewet en de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het deactiveren van de quotumheffing mogelijk te maken en erin te voorzien dat de quotumheffing niet eerder dan over het jaar 2022 wordt geheven en enige andere wijzigingen (Stb. 2019, 440) weer toegevoegd als arbeidsbeperkte aan het doelgroepenregister. Omdat deze groep niet langer aan de inhoudelijke voorwaarden voldoet voor het zijn van arbeidsbeperkte, krijgt ook deze groep het recht zich uit te schrijven. Omdat de technische beperking dat verwijdering uit het doelgroepenregister pas mogelijk is per 1 januari 2021 zich volgens het UWV bij deze groep niet voordoet, is deze restrictie ten aanzien van hen niet van toepassing.

Artikel I, onderdeel B

In het nieuwe artikel 3.5, tiende lid, onderdeel a, wordt geregeld dat een beoordeling van het UWV of een persoon als bedoeld in artikel 38b, eerste lid, onderdeel a of e, van de Wet financiering sociale verzekeringen in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen, niet langer geldig is nadat burgemeester en wethouders na een officiële loonwaardemeting hebben vastgesteld dat deze persoon een loonwaarde op of boven het niveau van het wettelijk minimumloon heeft. Met deze bepaling wordt voorkomen dat na een dergelijke loonwaardemeting door burgemeester en wethouders ook nog een nieuwe beoordeling door UWV nodig is om vast te stellen dat de betrokken persoon niet langer arbeidsbeperkt is op grond van artikel 38b, eerste lid, onderdeel a of e, van de Wet financiering sociale verzekeringen, en waarmee een eerdere beoordeling van UWV over het niet kunnen verdienen van het minimumloon ongedaan wordt gemaakt. In onderdeel b van dat lid wordt hetzelfde geregeld voor de situatie dat een arbeidsbeperkte ten minste het minimumloon verdient in een reguliere functie, waarbij ten aanzien van de betrokken persoon geen loonkostensubsidie verstrekt. Ook in die situatie vervalt de geldigheid van de beoordeling van UWV dat betrokkene niet in staat is het minimumloon per uur te verdienen, en is niet meer nodig dat UWV een herbeoordeling verricht.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

Besluit van 20 december 2017 tot wijziging van het Besluit SUWI in verband met verlenging van de geldigheidsduur van de registratie van arbeidsbeperkten in de doelgroepregistratie ten behoeve van de banenafspraak en de quotumheffing (Stb. 2017, 507).

X Noot
2

Kamerstukken I 2019/20 33 981, O.

X Noot
3

Kamerstukken II 2018–19 34 352, nr. 168.

Naar boven